Regeling vervallen per 28-12-2023

Subsidieregeling van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen houdende bepalingen voor het verlenen van steun aan energietransitie projecten 2019 (Subsidieregeling voor steun aan energietransitie projecten gemeente Zutphen 2019)

Geldend van 01-03-2019 t/m 27-12-2023

Intitulé

Subsidieregeling van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen houdende bepalingen voor het verlenen van steun aan energietransitie projecten 2019 (Subsidieregeling voor steun aan energietransitie projecten gemeente Zutphen 2019)

Ons kenmerk: 131745

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen,

gelet op artikel(en) 3, derde lid en 5, vierde lid van de Algemene subsidieverordening gemeente Zutphen 2012;

b e s l u i t :

vast te stellen de

Subsidieregeling van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen houdende bepalingen voor het verlenen van steun aan energietransitie projecten 2019 (Subsidieregeling voor steun aan energietransitie projecten gemeente Zutphen 2019).

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze regeling verstaat onder:

  • a.

    AGVV: de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (Verordening (EU) nr. 651/2014);

  • b.

    Algemene subsidieverordening: de Algemene subsidieverordening gemeente Zutphen 2012;

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • d.

    energie-efficiëntie: een hoeveelheid bespaarde energie die wordt vastgesteld door het verbruik vóór en ná de invoering van een maatregel ter verbetering van de energie-efficiëntie te meten en/of te ramen, gecorrigeerd voor externe factoren die het energieverbruik beïnvloeden;

  • e.

    energie uit hernieuwbare energiebronnen: energie geproduceerd met installaties waarbij uitsluitend van hernieuwbare energiebronnen wordt gebruikgemaakt, alsmede het aandeel in calorische waarde van de energie die met hernieuwbare energiebronnen wordt opgewekt in hybride installaties die ook met conventionele energiebronnen werken;

  • f.

    gemeente: de gemeente Zutphen;

  • g.

    hernieuwbare energiebronnen: niet-fossiele energiebronnen zoals windenergie, zonne-energie, aerothermische, geothermische, hydrothermische energie en energie uit de oceanen, waterkracht, biomassa, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas en biogas;

  • h.

    innovatieadviesdiensten: consulting, bijstand en opleiding op het gebied van kennisoverdracht, verwerving, bescherming en exploitatie van immateriële activa, het gebruik van standaarden en regels waarin deze zijn vastgelegd;

  • i.

    innovatieondersteuningsdiensten: het verschaffen van kantoorruimte, databanken, bibliotheken, marktonderzoek, laboratoria, diensten in verband met kwaliteitslabels, testen en certificatie met het oog op de ontwikkeling van doeltreffendere producten, procedés of diensten;

  • j.

    innovatieve onderneming: een onderneming die aan de hand van een door een externe deskundige uitgevoerde evaluatie kan aantonen dat zij in de voorzienbare toekomst producten, diensten of procedés zal ontwikkelen die in technologisch opzicht nieuw zijn of een wezenlijke verbetering inhouden ten opzichte van de huidige stand van de techniek in deze sector, en die een risico op technologische of industriële mislukking inhouden. De onderneming kan ook aantonen of de kosten voor onderzoek en ontwikkeling ten minste 10% bedragen van haar totale exploitatiekosten in ten minste één van de drie jaren voorafgaande aan de toekenning van de steun of, in het geval van een startende onderneming zonder enige financiële voorgeschiedenis, bij de audit van haar lopende belastingjaar, gecertificeerd door een onafhankelijke accountant;

  • k.

    kleine onderneming: een kleine onderneming zoals gedefinieerd in bijlage 1 van de AGVV;

  • l.

    MKB bedrijf: ondernemingen die aan de voorwaarden van bijlage 1 uit de AGVV voldoen;

  • m.

    organisatie-innovatie: de toepassing van een nieuwe organisatiemethode in de bedrijfsvoering, in de organisatie op de werkvloer of in de externe betrekkingen van een onderneming, maar met uitsluiting van veranderingen die zijn gebaseerd op organisatiemethoden die reeds in gebruik zijn in de onderneming, veranderingen in de managementstrategie, fusies en acquisities, het niet meer gebruiken van een procedé, eenvoudige vervangings- en uitbreidingsinvesteringen, veranderingen die louter het gevolg zijn van prijswijzigingen voor productiefactoren, aanpassingen op maat, lokalisatie, gebruikelijke, seizoens- en andere cyclische veranderingen, het verhandelen van nieuwe of sterk verbeterde producten;

  • n.

    procesinnovatie: de toepassing van een nieuwe of sterk verbeterde productie- of leveringsmethode (daaronder begrepen aanzienlijke veranderingen in technieken, uitrusting of software), maar met uitsluiting van geringe veranderingen of verbeteringen, verhogingen van de productie- of dienstverleningscapaciteit door de toevoeging van productie- of logistieke systemen die sterk gelijken op die welke reeds in gebruik zijn, het niet meer gebruiken van een procedé, eenvoudige vervangings- en uitbreidingsinvesteringen, veranderingen die louter het gevolg van prijswijzigingen voor productiefactoren zijn, aanpassingen op maat, lokalisatie, gebruikelijke seizoens- en andere cyclische veranderingen, het verhandelen van nieuwe of sterk verbeterde producten;

  • o.

    steunintensiteit: het bruto steunbedrag, uitgedrukt als een percentage van de in aanmerking komende kosten vóór aftrek van belastingen of andere heffingen;

  • p.

    steunplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies op grond van deze regeling.

Artikel 2 Reikwijdte subsidieregeling

Op grond van deze regeling kan het college subsidie in de vorm van steun verstrekken voor de kosten van innovatie en realisatie van projecten die gericht zijn op de energietransitie doelen, in het bijzonder voor de reductie van CO2 uitstoot en energiebesparing.

Artikel 3 Steun voor advies aan MKB bedrijven

Deze steunvorm is bedoeld voor adviesdiensten aan MKB bedrijven inzake de energietransitie. De steunintensiteit bedraagt ten hoogste 50% van de door externe consultants verrichte adviesdiensten, zodat de betrokken MKB ondernemer minstens de helft van de advieskosten zelf betaald. De betrokken adviesdiensten zijn niet van permanente of periodieke aard, noch behoren zij tot de gewone bedrijfsuitgaven van de onderneming, zoals routinematig belastingadvies, gangbare juridische dienstverrichting of reclame.

Artikel 4 Starterssteun

  • 1.

    Het college kan aan ieder startend bedrijf, niet noodzakelijk een innovatief bedrijf, maximaal € 400.000 als opstartsubsidie verstrekken.

  • 2.

    Om in aanmerking te komen voor subsidie, moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het startende bedrijf is een kleine onderneming en niet ouder dan 5 jaar na datum van registratie;

    • b.

      er mag nog geen winst zijn uitgekeerd, en

    • c.

      de onderneming mag niet zijn ontstaan uit een fusie.

  • 3.

    Het college kan voor kleine innovatieve ondernemingen het subsidiebedrag verdubbelen. Aan een innovatieve startende onderneming kan het college maximaal € 800.000 als opstartsubsidie verstrekken.

Artikel 5 Innovatiesteun voor MKB bedrijven

Steun mag worden verleend om de kosten te dekken die verbonden zijn aan de verkrijging, validering en verdediging van octrooien en immateriële activa. Ook de kosten verbonden aan het detacheren van hooggekwalificeerd personeel van een universiteit of een andere kennisorganisatie of intermediair of een grote onderneming naar een MKB zijn subsidiabel. Het nieuwe personeel gaat dan onderzoeks-, ontwikkelings- en innovatieactiviteiten verrichten in een nieuw gecreëerde functie, en mag hierbij geen andere personeelsleden vervangen. Voor al deze activiteiten kan het college voor maximaal 50% aan subsidie verstrekken. Ook kan aan MKB bedrijven steun voor innovatieadviesdiensten en innovatieondersteuningsdiensten worden verleend. De steunintensiteit mag stijgen naar maximaal 100%, mits het totale bedrag van de steun niet meer dan € 200.000 bedraagt per onderneming over een periode van 3 jaar.

Artikel 6 Steun voor proces- en organisatie-innovatie

  • 1.

    Steun voor proces- en organisatie-innovatie is mogelijk voor de volgende subsidiabele kosten:

    • a.

      personeelskosten;

    • b.

      kosten van apparatuur en uitrusting, gebouwen en gronden voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project;

    • c.

      kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm's length worden verworven bij of waarvoor een licentie wordt verkregen van externe bronnen;

    • d.

      bijkomende algemene kosten en andere exploitatiekosten, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien.

  • 2.

    Steun voor proces- en organisatie-innovatie aan grote ondernemingen is alleen mogelijk als zij bij de gesteunde activiteit daadwerkelijk samenwerken met MKB bedrijven en de samenwerkende MKB bedrijven ten minste 30% van de totale in aanmerking komende kosten dragen. De steunintensiteit bedraagt ten hoogste 15% van de in aanmerking komende kosten voor grote ondernemingen en 50% van de in aanmerking komende kosten voor MKB bedrijven.

Artikel 7 Investeringssteun voor energie-efficiëntiemaatregelen

  • 1.

    De subsidiabele kosten zijn de bijkomende investeringskosten die nodig zijn om een hoger niveau aan energie-efficiëntie te behalen. Deze kosten worden als volgt vastgesteld:

    • a.

      wanneer de kosten voor de investering in energie-efficiëntie binnen de totale investeringskosten als een afzonderlijke investering kunnen worden vastgesteld, vormen deze specifiek op energie-efficiëntie betrekking hebbende kosten de subsidiabele kosten;

    • b.

      in alle overige gevallen worden de kosten van investeringen in energie-efficiëntie vastgesteld ten opzichte van een vergelijkbare, minder energie-efficiënte investering die zonder de steun op geloofwaardige wijze zou zijn uitgevoerd (een referentie investering). Het verschil tussen de kosten van beide investeringen levert de subsidiabele kosten op.

  • 2.

    Geen steun kan worden verleend wanneer de verbeteringen worden uitgevoerd om ervoor te zorgen dat ondernemingen voldoen aan reeds vastgestelde Unienormen, zelfs al zijn die nog niet van kracht.

  • 3.

    De steunintensiteit bedraagt ten hoogste 30% van de subsidiabele kosten.

  • 4.

    Deze maximale steun-intensiteit kan met 20 procentpunten (tot 50%) worden verhoogd voor steun aan kleine ondernemingen en met 10 procentpunten (tot 40%) voor steun aan middelgrote ondernemingen.

Artikel 8 Investeringssteun voor energie uit hernieuwbare energiebronnen

  • 1.

    Investeringssteun voor energieproductie uit hernieuwbare energiebronnen is alleen bedoeld voor nieuwe installaties. Er wordt geen steun toegekend of uitgekeerd als de installatie al in bedrijf is genomen. De subsidiabele kosten zijn de bijkomende investeringskosten die nodig zijn om de productie van energie uit hernieuwbare energiebronnen te bevorderen. Deze kosten worden als volgt vastgesteld:

    • a.

      wanneer de kosten van investeringen in de productie van energie uit hernieuwbare energiebronnen binnen de totale investeringskosten als een afzonderlijke investering kunnen worden vastgesteld (bijvoorbeeld omdat het een gemakkelijk te onderscheiden „uitbreiding” van een reeds bestaande faciliteit is), vormen deze kosten bij hernieuwbare energie de subsidiabele kosten;

    • b.

      wanneer de kosten van investeringen in de productie van energie uit hernieuwbare energiebronnen kunnen worden vastgesteld ten opzichte van een vergelijkbare, minder milieuvriendelijke investering die zonder de steun op geloofwaardige wijze zou zijn verricht, levert dit verschil tussen de kosten van beide investeringen de met hernieuwbare energie verband houdende kosten op en geldt dit als de subsidiabele kosten;

    • c.

      voor kleine installaties waar een minder milieuvriendelijke investering niet kan worden bepaald omdat geen installaties van beperkte omvang bestaan, vormen de totale investeringskosten die nodig zijn om een hoger niveau aan milieubescherming te bereiken, de subsidiabele kosten.

  • 2.

    De steunintensiteit bedraagt ten hoogste:

    • a.

      45% van de subsidiabele kosten als deze kosten worden berekend op grond van het eerste lid onder a. of b.;

    • b.

      30% van de subsidiabele kosten als deze worden berekend op grond van het eerste lid onder c.

  • 3.

    De maximale steunintensiteit kan met 20 procentpunten worden verhoogd (tot 65% respectievelijk 50%) voor steun aan kleine ondernemingen en met 10 procentpunten (tot 55% respectievelijk 40%) voor steun aan middelgrote ondernemingen.

  • 4.

    Wanneer de steun wordt toegekend via een concurrerende biedprocedure op grond van duidelijke, transparante en niet-discriminerende criteria, kan de steunintensiteit tot 100% van de subsidiabele kosten oplopen.

  • 5.

    Waterkrachtinstallaties die niet aan Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement voldoen zijn uitgesloten.

  • 6.

    Ook voor biobrandstoffen waarvoor een leverings- of bijmengverplichting geldt, kan geen steun worden toegekend. Biobrandstoffen op basis van voedingsgewassen zijn uitgesloten.

  • 7.

    Investeringssteun is wel mogelijk om bestaande installaties voor biobrandstoffen op basis van voedingsgewassen om te bouwen tot installaties voor geavanceerde biobrandstoffen.

Artikel 9 Steun voor milieustudies

  • 1.

    De subsidiabele kosten zijn alle kosten voor studies, met inbegrip van energieaudits, die rechtstreeks verband houden met milieu-investeringen.

  • 2.

    De steunintensiteit bedraagt ten hoogste 50% van de in aanmerking komende kosten.

  • 3.

    Deze steunintensiteit kan met 20 procentpunten (tot 70%) worden verhoogd bij studies voor rekening van kleine ondernemingen en met 10 procentpunten (tot 60%) bij studies voor rekening van middelgrote ondernemingen.

  • 4.

    Aan grote ondernemingen wordt geen steun toegekend voor energieaudits die worden uitgevoerd op grond van artikel 8, vierde lid van Richtlijn 2012/27/EU, tenzij de energieaudit bovenop de op grond van die richtlijn verplichte energieaudit komt.

Artikel 10 Aanvraag voor subsidie

  • 1.

    Een aanvrager moet aanvullend op artikel 4 van de Algemene subsidieverordening bij een aanvraag om subsidie een overzicht met de beoogde financiering uit andere voorzieningen en bijvoorbeeld beleidsprogramma’s overleggen.

  • 2.

    Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst.

  • 3.

    Als datum van ontvangst van de aanvraag geldt de datum waarop de aanvraag compleet is ingediend.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in de artikelen 7 en 8 van de Algemene subsidieverordening weigert het college de subsidie als er geen budgettaire dekking is uit bestaande middelen of op basis van bestuurlijke afspraken.

Artikel 11 Budget

  • 1.

    Het jaarlijkse indicatieve budget voor deze subsidieregeling is € 2 miljoen.

  • 2.

    Dit budget omvat in potentie financieringsbronnen van zowel nationale, provinciale als gemeentelijke overheden.

Artikel 12 Cumulatie

  • 1.

    De op basis van deze subsidieregeling verleende steunbedragen mogen cumuleren met andere vormen van staatssteun, zo lang de maximale steunplafonds uit deze subsidieregeling gerespecteerd worden.

  • 2.

    Bij subsidieverstrekking worden de cumulatiebepalingen uit artikel 8 AGVV in acht genomen. Dit houdt in dat alle voor een bepaald project verleende staatssteun bij elkaar opgeteld moet worden om zo het totale steunbedrag te bepalen (cumulatie). Hierdoor kan nagegaan worden of voldaan is aan de maximale steunintensiteiten en –bedragen uit artikel 4 AGVV (aanmeldingsdrempels).

Artikel 13 Uitgesloten ondernemingen

  • 1.

    Conform artikel 1, vierde lid, onder a) en onder b) van de AGVV wordt uitgesloten betaling van steun aan een onderneming waarbij er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Europese Commissie waarbij steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard (de zogeheten Deggendorf clausule).

  • 2.

    Conform artikel 1, vierde lid, onder c) van de AGVV wordt ook geen steun toegekend aan ondernemingen in financiële moeilijkheden.

Artikel 14 Stimulerend effect

  • 1.

    Om te waarborgen dat de steun noodzakelijk is en als prikkel fungeert om verdere activiteiten of projecten te ontwikkelen, is een staatssteun regeling nooit van toepassing op activiteiten waartoe de begunstigde al onder marktvoorwaarden zou overgaan.

  • 2.

    Een project wordt enkel subsidiabel geacht als er een stimulerend effect te verwachten is.

  • 3.

    Steun heeft voor de begunstigde geen stimulerend effect als de subsidiabele activiteiten zijn gestart voordat de begunstigde bij de betrokken autoriteiten een steunaanvraag heeft ingediend.

  • 4.

    Voor steun aan MKB bedrijven wordt het stimulerend effect geacht aanwezig te zijn wanneer, vooraleer de activiteiten voor de tenuitvoerlegging van het gesteunde project of de gesteunde activiteiten van start zijn gegaan, het MKB bedrijf een steunaanvraag bij de overheid heeft ingediend.

  • 5.

    Voor grote bedrijven vergewist de betrokken decentrale overheid, naast de voorwaarden die voor MKB bedrijven gelden, zich er ook van dat de begunstigde — in een intern document — de levensvatbaarheid van het gesteunde project of de gesteunde activiteit heeft onderzocht in een scenario mét en een scenario zonder steun.

Artikel 15 Hardheidsclausule

Het college kan één of meer artikelen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing daarvan, gelet op het belang van het stimuleren van de energietransitie, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 16 Monitoring en archivering

De gemeente brengt jaarlijks verslag uit aan de Europese Commissie over de op grond van deze regeling verleende staatssteunbedragen en houdt over een periode van tien jaar een dossier bij over steunmaatregelen die onder de AGVV worden gebracht.

Artikel 17 Tijdelijke regeling

Deze regeling geldt voor een periode van 10 jaar.

Artikel 18 Inwerkingtreding en duur van deze subsidieregeling

Deze regeling treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking.

Artikel 19 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling voor steun aan energietransitie projecten gemeente Zutphen 2019.

Ondertekening

Aldus besloten op 19 februari 2019.

Het college van burgemeester en wethouders,

De burgemeester, de secretaris,

Toelichting

Algemene toelichting

Deze subsidieregeling beschrijft de voorwaarden waaronder de gemeente Zutphen steun kan verlenen voor het realiseren van energietransitie projecten in de gemeente. Deze subsidieregeling is alleen van toepassing op staatssteun als bedoeld in artikel 107, eerste lid van het VWEU. Deze subsidieregeling is ter kennisgeving aangemeld bij de Europese Commissie, overeenkomstig Verordening 651/2014 (Algemene GroepsVrijstellingsVerordening, verder te noemen: AGVV). In de AGVV zijn uiteenlopende vormen van rechtmatige staatssteun opgenomen, met specifieke spelregels per steunvorm en algemene staatssteun criteria die voor alle soorten staatssteun van toepassing zijn. Deze subsidieregeling borgt uit staatssteunoptiek de rechtmatigheid. Van deze subsidieregeling kan gebruikt gemaakt worden (als rechtsbasis) als er uit publieke bronnen financiering is gevonden.

Voor deze subsidieregeling is een selectie gemaakt van 7 steunvormen die mogelijk zijn op basis van de spelregels uit de AGVV in het licht van de voorgenomen steunmaatregelen inzake energietransitie. Daarbij is vooral gekeken naar vormen van investeringssteun (om nieuwe initiatieven aan te jagen), de vormen van exploitatiesteun zijn dus niet meegenomen. De steunvormen zijn:

  • 1.

    Steun voor advies voor MKB bedrijven (artikel 18 AGVV)

  • 2.

    Starterssteun (artikel 22 AGVV)

  • 3.

    Innovatiesteun voor MKB bedrijven (artikel 28 AGVV)

  • 4.

    Steun voor proces- en organisatie-innovatie (artikel 29 AGVV)

  • 5.

    Investeringssteun voor energie-efficiëntiemaatregelen (artikel 38 AGVV)

  • 6.

    Investeringssteun voor energie uit hernieuwbare energiebronnen (artikel 41 AGVV)

  • 7.

    Steun voor milieustudies (artikel 49 AGVV)

Gemeenten en provincies kunnen diverse publieke geldstromen aanwenden om energietransitie projecten te stimuleren. Decentrale overheden voeren diverse programma’s en regelingen om financiering mogelijk te maken. Gemeenten en provincies kunnen eigen middelen inzetten, maar maken soms ook gebruik van andere geldstromen, zoals de regiodeals van het rijk of het VNG programma Innovatieve Aanpakken. Geldstromen binnen het publieke domein (de overheid) bevatten doorgaans geen staatssteun, er treedt pas staatssteun op als publieke middelen aan de orde zijn bij spelers die er economische activiteiten mee gaan verrichten. Vaak is dan een gemeente of provincie het “eindloket” voor de (doorgaans private) begunstigde van een subsidie of bijvoorbeeld een zachte lening.

Voor het staatssteunrecht is een vermelding van de juridische grondslag noodzakelijk. Provinciale en gemeentelijke overheden zijn onafhankelijk in het vaststellen en uitvoeren van eigen steunmaatregelen, al dan niet via eigen subsidieverordeningen en onder meer binnen de EU regels en procedure rondom staatssteun. En voor specifieke gevallen worden dan een individuele subsidiebeschikking of ander vorm van schriftelijke bevestiging opgesteld. In de basis vormen de Provinciewet en de Gemeentewet de juridische grondslag voor deze maatregelen.

De diverse steunmogelijkheden onder deze subsidieregeling zijn op een rij gezet in de volgende tabel:

Maximale steun

Steunvorm

AGVVArtikel

Klein

Midden

Groot

1

Steun voor advies voor MKB bedrijven

18

50%

50%

n.v.t.

2

Starterssteun normaalStarterssteun innovatief

22

€ 400.000

€ 800.000

n.v.t.

n.v.t.

3

Innovatiesteun voor MKB bedrijven

28

50% of

€ 200.000

50% of

€ 200.000

n.v.t.

4

Steun voor proces- en organisatie-innovatie

29

50%

50%

15%

5

Investeringssteun voor energie-efficiëntiemaatregelen

38

50%

40%

30%

6

Investeringssteun energie uit hernieuwbare energiebronnen

41

50% - 65%

40% - 55%

30% - 45%

7

Steun voor milieustudies

49

70%

60%

50%

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel worden de in deze regeling gehanteerde begrippen omschreven. Waar mogelijk zijn de begrippen letterlijk uit de AGVV overgenomen.

Artikel 2 Reikwijdte subsidieregeling

Deze subsidieregeling is van toepassing op staatssteun die wordt verleend voor de kosten van innovatie en realisatie van projecten die gericht zijn op de energietransitie doelen, in het bijzonder CO2 reductie. Het kan gaan om activiteiten gericht op energiebesparing en ook om het opwekken, verspreiden en bijvoorbeeld opslaan van duurzame energie.

Artikel 3 Steun voor advies voor MKB bedrijven

Deze steunvorm is gebaseerd op artikel 18 van de AGVV en is met name bedoeld voor adviesdiensten aan MKB bedrijven inzake energietransitie. Niet altijd gaat het daarbij om innovatie. Als er echt innovatie aan de orde is, dan is artikel 5 van deze subsidieregeling beter geschikt, dit artikel is op artikel 28 van de AGVV gebaseerd. Bij advies ondersteuning die maximaal 16 uur bedraagt is doorgaans geen staatssteun aan de orde, aangezien dergelijke korte adviestrajecten primair het karakter hebben van algemene voorlichting en kennisdeling en daarmee niet-economische activiteiten betreffen.

Artikel 4 Starterssteun

Deze steunvorm is gebaseerd op artikel 22 van de AGVV. Ieder startend bedrijf, niet noodzakelijk een innovatief bedrijf, mag maximaal € 400.000 krijgen. Voor kleine innovatieve ondernemingen mag het bedrag verdubbeld worden conform artikel 22, vijfde lid AGVV. Een innovatieve starter mag dus € 800.000 ontvangen. De steun onder artikel 22 AGVV mag waar gewenst op verschillende momenten door verschillende overheden verstrekt worden, zo lang de begunstigde onderneming voldoet aan de criteria van een klein startend bedrijf.

Artikel 5 Innovatiesteun voor MKB bedrijven

Deze steunvorm is gebaseerd op artikel 28 van de AGVV. Steun mag worden verleend voor innovatie gerelateerde kosten tot maximaal 50%. Daarnaast mogen onder artikel 28 AGVV MKB bedrijven ook steun voor innovatieadviesdiensten en diensten inzake innovatieondersteuning ontvangen. Maximaal 100% van dat soort kosten mag worden vergoed, mits het totale bedrag van de steun niet meer dan € 200.000 bedraagt per onderneming over een periode van 3 jaar. Dit plafond lijkt op het zogeheten de- minimis plafond, maar is een andere steunvorm. De- minimis steun is ten principale geen staatssteun (want geen potentieel effect op de handel), deze vorm betreft wel staatssteun.

Artikel 6 Steun voor proces- en organisatie-innovatie

Deze steunvorm is gebaseerd op artikel 29 AGVV. Onder dit artikel is ook steun aan grote ondernemingen mogelijk.

Artikel 7 Investeringssteun voor energie-efficiëntiemaatregelen

Deze steunvorm is gebaseerd op artikel 38 AGVV. De subsidiabele kosten zijn de bijkomende investeringskosten die nodig zijn om een hoger niveau aan energie-efficiëntie te behalen. Het artikel biedt twee rekenmethoden om de subsidiabele kosten vast te stellen. Het verdient aanbeveling per project een goede berekening van subsidiabele kosten op te stellen, dit vergt doorgaans maatwerk.

Artikel 8 Investeringssteun voor energie uit hernieuwbare energiebronnen

Deze steunvorm is gebaseerd op de voorwaarden uit artikel 41 AGVV. Investeringssteun voor energieproductie uit hernieuwbare energiebronnen is alleen bedoeld voor nieuwe installaties. Ook in dit artikel gelden er verschillende rekenmethodes om de subsidiabele kosten vast te stellen.

Artikel 9 Steun voor milieustudies

Deze steunvorm is gebaseerd op artikel 49 AGVV. De subsidiabele kosten zijn alle kosten voor studies, met inbegrip van energieaudits, die rechtstreeks verband houden met milieu-investeringen.

Artikel 10 Aanvraagvoor subsidie

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11 Budget

Het jaarlijkse indicatieve budget voor deze subsidieregeling is € 2 miljoen. Het budget van deze regeling omvat in potentie financieringsbronnen van zowel nationale, provinciale als gemeentelijke overheden. De gemeente stelt geen apart (nieuw) budget vast voor deze subsidieregeling. Deze subsidieregeling borgt vooral uit staatssteunoptiek de rechtmatigheid. Op basis van deze subsidieregeling kunnen partijen dus alleen een aanvraag doen in combinatie met een beoogde financiering uit andere voorzieningen, instrumenten, beleidsprogramma´s of bijvoorbeeld samenwerkingsafspraken die via de gemeente lopen.

Artikel 12 Cumulatie

Deze (standaard) bepaling ziet er op toe dat een mogelijke combinatie van steunmiddelen (cumulatie) niet leidt tot een overschrijding van de maximale steunplafonds. Steunregelingen of steunmaatregelen mogen dus gecombineerd worden, zolang de maximale plafonds uit deze subsidieregeling gerespecteerd worden. Dit is ook een verantwoordelijkheid voor de begunstigden van steun, die zelf bij dienen te houden uit welke publieke bron zij staatssteun ontvangen.

Artikel 13 Uitgesloten ondernemingen

De zogeheten Deggendorf clausule (om staatssteun uit te sluiten aan ondernemingen die nog onrechtmatige staatssteun moeten terugbetalen) en de uitsluiting van ondernemingen in financiële moeilijkheden zijn standaard bepalingen uit de AGVV.

Artikel 14 Stimulerend effect

Conform artikel 6 van de AGVV wordt enkel steun verleend als deze een stimulerend effect heeft. Voor MKB bedrijven is het stimulerend effect vanzelfsprekend, voor steun aan grote bedrijven moet er onderzoek plaatsvinden naar het stimulerend effect (voorwaarde uit de AGVV).

Artikel 15 Hardheidsclausule

Op grond van dit artikel kan het college één of meer artikelen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing daarvan, gelet op het belang van het stimuleren van de energietransitie, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Dit kan echter alleen in die gevallen die niet zijn voorzien ten tijde van het vaststellen van de regeling. Wordt een geval onder de hardheidsclausule gebracht, dan heeft dit tot gevolg dat de regeling op dit punt moet worden aangepast. Het geval is immers voorzienbaar geworden.

Artikel 16 Monitoring en archivering

De gemeente brengt jaarlijks verslag uit aan de Europese Commissie over de op grond van deze subsidieregeling verleende staatssteunbedragen conform artikel 11 AGVV en houdt over een periode van tien jaar een dossier bij over steunmaatregelen die onder de AGVV worden gebracht conform artikel 12 AGVV.

Artikel 17 Tijdelijke regeling

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Als de AGVV in de toekomst wordt aangepast, worden er waar nodig maatregelen genomen om deze regeling te actualiseren.

Artikel 19 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.