Regeling vervallen per 01-01-2021

Regeling van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over het subsidiëren van peuteropvang en voorschoolse educatie (Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Zutphen 2020)

Geldend van 01-05-2020 t/m 31-12-2020

Intitulé

Regeling van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over het subsidiëren van peuteropvang en voorschoolse educatie (Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Zutphen 2020)

Ons kenmerk: 161344.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen,

gelet op artikel(en) 3, tweede lid en 7 van de Algemene subsidieverordening gemeente Zutphen 2019;

b e s l u i t :

vast te stellen de

Regeling van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over het subsidiëren van peuteropvang en voorschoolse educatie (Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Zutphen)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze regeling verstaat onder:

  • a.

    ASV: Algemene subsidieverordening 2019 gemeente Zutphen;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • c.

    doelgroeppeuter: een peuter van 2 ½ jaar of ouder, die op indicatie van de JGZ in aanmerking komt voor een VE-peuterplek;

  • d.

    gemeente: gemeente Zutphen;

  • e.

    houder: de rechtspersoon aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort, waarbij onder ‘onderneming’ wordt begrepen: een in de gemeente Zutphen gevestigde locatie voor kinderdagopvang, die in het LRK staat geregistreerd als kinderdagverblijf;

  • f.

    fiscaal maximum: maximaal uurtarief dat de Belastingdienst hanteert voor de vergoeding van de kosten voor kinderopvang (inclusief peuteropvang).

  • g.

    inkomensverklaring: een officiële verklaring van de Belastingdienst over de inkomensgegevens van een persoon in een bepaald belastingjaar;

  • h.

    JGZ: Jeugdgezondheidszorg;

  • i.

    kinderopvangtoeslag: de tegemoetkoming van het Rijk voor ouders in de kosten van de in het LRK geregistreerde kinderopvang op grond van het Besluit kinderopvangtoeslag;

  • j.

    KOT: Kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst

  • k.

    LRK: Landelijk Register Kinderopvang, zijnde het register waarin alle kinderopvangvoorzieningen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke eisen;

  • l.

    ouder: in de gemeente Zutphen woonachtige ouder of wettelijke verzorger van de peuter;

  • m.

    ouderbijdrage: financiële vergoeding die een ouder moet betalen voor de afname van peuteropvang of VE, afgestemd op het verzamelinkomen van het huishouden;

  • n.

    peuter: een binnen de gemeente Zutphen woonachtig kind in de leeftijd van 2 ½ jaar tot het moment waarop het uitstroomt naar de basisschool (in de regel met 4 jaar);

  • o.

    peuteropvang: in het LRK geregistreerde kinderopvang voor kinderen van 2 ½ jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar het basisonderwijs, waarbij de opvang is gericht op: spelen, ontmoeten, ontwikkelen, signaleren, doorverwijzen en/ of ondersteunen;

  • p.

    reguliere peuterplek: een door een peuter, niet zijnde een doelgroeppeuter, bezette plaats;

  • q.

    verzamelinkomen: door de Belastingdienst gehanteerde term voor het jaarinkomen uit box 1, box 2 en box 3 verminderd met de aftrekposten. Het betreft hier het gezamenlijke jaarinkomen van (bei)de ouders(s)/verzorger(s) van de peuter;

  • r.

    VE: voorschoolse educatie voor peuters vanaf 2 ½ jaar tot het moment waarop ze naar het basisonderwijs gaan;

  • s.

    voor- en vroegschoolse educatie (VVE): educatie aan de hand van een VVE-programma, verdeeld in een voorschoolse periode (2 ½- en 3-jarigen) doorlopend in de eerste jaren van het basisonderwijs (4- en 5-jarigen), de vroegschoolse periode;

  • t.

    VE-locatie: een locatie waar minimaal 3 dagdelen per week een VVE-programma aangeboden wordt;

  • u.

    VE-peuterplek: een door een doelgroeppeuter bezette plaats in een voorziening waar de peuter een VVE-programma aangeboden krijgt;

  • v.

    VVE-programma: een programma voor voor- en vroegschoolse educatie dat is opgenomen in de Databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut;

  • w.

    voorziening: een voorziening van kinderopvang, niet zijnde gastouderopvang, zoals bedoeld in de wet en die is ingeschreven in het LRK en peuteropvang of VE aanbiedt.

  • x.

    wet: Wet kinderopvang

Artikel 2 Doel

  • 1.

    Doel van deze subsidieregeling is het creëren van ontwikkelingskansen voor alle peuters in onze gemeente door:

    • -

      voldoende en kwalitatief goed aanbod van VE en peuteropvang voor de stimulering van de ontwikkeling van peuters en als voorbereiding op de bassischool

    • -

      zoveel mogelijk gemengde peutergroepen, zodat doelgroeppeuters en reguliere peuters samen spelen en leren

    • -

      doelgroeppeuters door het volgen van een VVE-programma met een zo klein mogelijke taalachterstand aan het onderwijs beginnen.

Artikel 3 Reikwijdte subsidieregeling

Het college kan op basis van deze subsidieregeling subsidie verstrekken voor het uitvoeren van gesubsidieerde peuteropvang en VE vanaf mei 2020.

Artikel 4 Te subsidiëren activiteiten

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor de uitvoering door een houder van peuteropvang en VE, voor zover deze wordt aangeboden op een in de gemeente gevestigde peuteropvanglocatie.

Artikel 5 De aanvraag om subsidieverlening

  • 1.

    Aanvragen moeten tussen 10 april en 1 mei ingediend zijn.

  • 2.

    Een aanvraag om subsidieverlening moet door middel van een daartoe door het college vastgesteld aanvraagformulier worden ingediend. De aanvraag bevat in ieder geval een inhoudelijk en financieel gedeelte.

  • 3.

    Alleen tijdig ingediende en complete aanvragen worden in behandeling genomen.

Artikel 6 De subsidieverlening

Het college beslist op een subsidieaanvraag uiterlijk voor 1 mei 2020.

Artikel 7 Subsidieplafond

  • 1.

    Het college stelt voor deze subsidieregeling voor de periode mei tot december 2020 een subsidieplafond vast van € 109.000,- voor plekken reguliere peuteropvang. Dit komt overeen met maximaal 65 plekken reguliere opvang.

  • 2.

    Het college stelt voor deze subsidieregeling voor de periode mei tot december 2020 een subsidieplafond vast van € 609.000,- voor plekken voorschoolse educatie. Dit komt overeen met 61 plekken voor KOT-VE peuters en 78 plekken voor niet-KOT-VE peuters.

  • 3.

    De verdeling van de in het eerste en het tweede lid vermelde bedragen geschiedt volgens een aantal verdeelcriteria. Deze zijn in volgorde van prioriteit:

    • a.

      Aanvragen van houders voor een peuteropvanglocatie waarvoor deze houders in 2020 gemeentelijke subsidie peuteropvang en/ of voorschoolse educatie hebben ontvangen.

    • b.

      Aanvragen voor nieuwe peuteropvanglocaties van houders die in 2020 gemeentelijke subsidie voor peuteropvang en/ of voorschoolse educatie hebben ontvangen.

    • c.

      Aanvragen voor nieuwe peuteropvanglocaties van houders die in 2020 geen gemeentelijke subsidie voor peuteropvang en/of voorschoolse educatie hebben ontvangen.

  • Als er in de gevallen, vermeld onder b. en c. meerdere aanvragen zijn, waarvan het totaal aangevraagde bedrag het resterende budget uit het subsidieplafond overschrijdt, wordt het beschikbare budget gelijkelijk verdeeld over de betreffende aanvragen.

Artikel 8 Subsidiebedragen

  • 1.

    De maximale subsidie wordt als volgt berekend:

    • a.

      bij reguliere peuterplekken voor ouders zonder recht op KOT: aantal gecontracteerde uren per jaar x fiscaal maximum minus de geïnde inkomensafhankelijke ouderbijdrage volgens de KOT-tabel (zie bijlage 1). Het totaal maximaal te vergoede uren per peuter is 320 uur op jaarbasis.

    • b.

      bij VE-peuterplekken:

      • i.

        voor ouders met recht op KOT: (50% van het aantal gecontracteerde uren per jaar x subsidieuurtarief minus fiscaal maximum) + (50% van het aantal gecontracteerde uren per jaar x subsidieuurtarief).

      • ii.

        voor ouders zonder recht op KOT: (50% van het aantal gecontracteerde uren per jaar x subsidieuurtarief minus de inkomensafhankelijke ouderbijdrage tot aan fiscaal maximum gebaseerd op de KOT-tabel) + (50% van het aantal gecontracteerde uren per jaar x subsidieuurtarief)

      • iii.

        het totaal maximum aantal te vergoeden uren per doelgroeppeuter voor artikel 8, lid 1, sub a i en sub a ii, is 960 uur over 1,5 jaar. Dit komt neer op gemiddeld 640 uur op jaarbasis.

    • c.

      per VE-locatie: een basissubsidie gebaseerd op het aantal opengestelde dagdelen per VE-locatie. De subsidie wordt naar rato van het aantal kalendermaanden dat de locatie VE-gecertificeerd was in het LRK betaald en opgehoogd volgens een staffel. De staffel is opgenomen in bijlage 1.

  • 2.

    De basissubsidie voor een VE-locatie en het subsidieuurtarief voor VE-peuterplekken worden jaarlijks vastgesteld door het College en zijn opgenomen in bijlage 1.

  • 3.

    Het subsidieuurtarief VE en de basissubsidie VE dekt onder andere:

    • a.

      loonkosten van al het uitvoerend en coördinerend personeel inclusief management;

    • b.

      bij- en nascholingskosten VVE;

    • c.

      vervangings- en verletkosten bij ziekte en bij scholing;

    • d.

      uitvoeringskosten VVE-programma inclusief intake;

    • e.

      ureninzet voor uitvoering en scholing kind- of ontwikkelingsvolgsysteem, warme overdracht, observaties, oudergesprekken, zelfevaluatie, differentiatie, begeleiding, voorbereidings- en tutortijd;

    • f.

      ureninzet voor organisatie en uitvoering van ouderactiviteiten voor ouderparticipatie;

    • g.

      kosten voor huisvesting en overhead;

    • h.

      materiaalkosten.

  • 4.

    Bij de bevoorschotting wordt, voor de bepaling van de ouderbijdrage van ouders die géén recht hebben op kinderopvangtoeslag, uitgegaan van de laagste ouderbijdrage per uur van € 0,33.

Artikel 9 Toetsing recht op een gesubsidieerde plek

  • 1.

    Voor het toetsen of een peuter in aanmerking komt voor een gesubsidieerde plek moet de houder vaststellen of de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. Dit doet de houder aan de hand van de ondertekende Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag (bijlage 2), in combinatie met de meest recente Inkomensverklaring van de ouder(s).

  • 2.

    Als het verwachte verzamelinkomen wijzigt ten opzichte van het vermelde in de meest recente Inkomensverklaring(en), dien(t)(en) deze verklaring(en) aangevuld te worden met documenten waaruit het verwachte verzamelinkomen blijkt. Dit kunnen zijn: salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering etc. Uit de documenten moet blijken dat de inkomenswijziging structureel is en in ieder geval geldt voor de eerste maand van plaatsing op een peuterplek.

  • 3.

    Als op de inkomensverklaring is vermeld geen inkomensgegevens bekend kan een peuter toch geplaatst worden en ontvangt de houder subsidie voor deze peuter. In dit geval blijkt het verwachte verzamelinkomen uit documenten als salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering, etc. Uit de documenten moet blijken dat het verwachte inkomen structureel deze omvang zal hebben.

  • 4.

    De houder houdt een dossier per peuter bij van de documenten aan de hand waarvan de toetsing recht op een gesubsidieerde plek is gedaan, en van de bevindingen van de toetsing.

Artikel 10 Ouderbijdrage

  • 1.

    De houder bepaalt de hoogte van de ouderbijdrage op basis van door de ouder(s) te overleggen Inkomensverklaringen en/of eventueel aanvullende documenten zoals genoemd in artikel 9, tweede en derde lid.

  • 2.

    Na bepaling van het verwachte verzamelinkomen stelt de houder de hoogte van de ouderbijdrage vast aan de hand van de geldende Kinderopvangtoeslagtabel van het Rijk.

  • 3.

    Ouders met een doelgroeppeuter zijn alleen een ouderbijdrage verschuldigd over de eerste 50% van het totaal aantal af te nemen uren.

  • 4.

    De houder int de ouderbijdrage, die het college na afloop van de subsidieperiode in mindering brengt op de vast te stellen subsidie.

Artikel 11 Voorwaarden voor peuteropvang gedurende de subsidieperiode

  • 1.

    De houder voldoet aan de eisen uit de wet.

  • 2.

    Een peuter kan slechts één gesubsidieerde peuterplek tegelijkertijd binnen de gemeente bezetten, ongeacht of het een reguliere of een VE-peuterplek betreft.

  • 3.

    De houder werkt met een kind- of ontwikkelingsvolgsysteem (zoals OVM of KIJK) en draagt de gegevens vanuit dit systeem over aan de basisschool waarnaar het kind uitstroomt (na toestemming van de ouder(s)).

  • 4.

    Bij preventie, vroegsignalering en zorg werkt de houder volgens de Zutphense Zorgroute in de Kinderopvang.

  • 5.

    De houder is aangesloten op de Verwijsindex en werkt met de Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling.

  • 6.

    De houder heeft in zijn beleid beschreven hoe vorm gegeven wordt aan ouderbetrokkenheid en voert dit beleid ook uit.

  • 7.

    De houder verleent medewerking aan door of namens het Rijk of de gemeente in te stellen onderzoek, dat is gericht op het verkrijgen van gegevens voor het beleid van Rijk en gemeente.

  • 8.

    Als tijdens de subsidieperiode op één van de Zutphense locaties van een houder (een locatie voor hetzij peuteropvang, hetzij kinderdagopvang, buitenschoolse opvang of gastouderopvang) door het college een dwangsom wordt opgelegd, kan dat het herzien of het intrekken van het besluit tot subsidieverlening tot gevolg hebben en kan de subsidie geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

Artikel 12 Voorwaarden voor VE-opvang gedurende de subsidieperiode

  • 1.

    De houder is verplicht te voldoen aan alle voorwaarden uit artikel 11 lid 1 t/m 8.

  • 2.

    De houder voldoet aan de eisen uit de wet en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

  • 3.

    De houder werkt met een erkend VVE-programma.

  • 4.

    De houder is verplicht om op een beschikbaar gekomen plek een doelgroeppeuter voorrang te geven.

  • 5.

    De houder werkt met gemengde groepen waarbij de verdeling tussen doelgroeppeuters en niet-doelgroeppeuters in balans is.

  • 6.

    De houder werkt aantoonbaar samen met de basisschool waar het grootste deel van de peuters naar toe uitstroomt. De samenwerking betreft in ieder geval:

    • -

      de overdracht van gegevens uit het kind- of ontwikkelingsvolgsysteem aan de basisschool (na toestemming van de ouder(s));

    • -

      een warme overdracht van deze gegevens als het een doelgroeppeuter betreft (na toestemming van de ouder(s));

    • -

      gesprekken over inhoudelijke aansluiting van het VE-programma op het programma van de basisschool;

    • -

      aansluiting van eventueel ingezette zorginterventies bij doorstroom naar de basisschool.

  • 7.

    De houder neemt deel aan de overleggen van de gemeentelijke Werkgroep VVE.

Artikel 13 Weigeringsgronden

  • 1.

    In aanvulling op het bepaalde in:

    • a.

      artikel 4:25, tweede lid en artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, en

    • b.

      artikel 10 van de ASV,

  • kan het college subsidie weigeren als niet is voldaan aan het bepaalde in de artikelen 11 of 12.

  • 2.

    De subsidie kan eveneens worden geweigerd als voor één van de locaties van een houder (een locatie voor hetzij peuteropvang, hetzij kinderdagopvang, buitenschoolse opvang, of gastouderopvang) vanaf het moment van de subsidieaanvraag tot het moment van subsidieverlening door het college een dwangsom is opgelegd voor het niet naleven van de wettelijke eisen.

Artikel 14 Verantwoording en vaststelling subsidie

  • 1.

    In afwijking van het gestelde in de artikelen 18, 19 en 20 van de ASV opgenomen voorwaarden rondom verantwoording levert de houder per kwartaal inzicht in het aantal geplaatste peuters (regulier en VE) en bij de jaarlijkse afrekening een inhoudelijke en kwantitatieve verantwoording (ook wel eindrapportage). Voor deze rapportages gebruikt de houder het daartoe door het college vastgestelde formats.

  • 2.

    De rapportages worden aangeleverd conform onderstaande planning:

    • a.

      over de maanden januari t/m maart, met als uiterste aanleverdatum 15 april;

    • b.

      over de maanden januari t/m juni, met als uiterste aanleverdatum 15 juli;

    • c.

      over de maanden januari t/m september, met als uiterste aanleverdatum 15 oktober;

    • d.

      over de maanden januari t/m december, met als uiterste aanleverdatum 1 februari in het volgende kalenderjaar. Deze rapportage geldt als kwantitatieve eindrapportage.

  • 3.

    Als uit de toepassing van het eerste en tweede lid blijkt dat (een deel van) het verleende subsidiebedrag niet conform de voorwaarden uit deze subsidieregeling verantwoord kan worden, vordert het college het betreffende bedrag terug.

  • 4.

    Met betrekking tot de jaarlijkse afrekening kan het college bij de houder nadere gegevens opvragen dan wel in de administratie controleren om de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie overeenkomstig de wettelijke en gemeentelijke voorwaarden te kunnen vaststellen. Hiertoe is de houder verplicht het college, op eerste verzoek, inzage te geven in de administratie over onder meer:

    • a.

      inkomensverklaringen of andere bewijzen van de hoogte van het gezinsinkomen;

    • b.

      verklaringen ‘Geen recht op kinderopvangtoeslag’ (Bijlage 2) van ouders;

    • c.

      plaatsingsovereenkomsten waaruit aantal uren, soort peuterplek, ouderbijdrage en start- en (verwachte) einddatum blijken;

    • d.

      VVE-indicaties, afgegeven door de JGZ, voor plaatsingen van doelgroeppeuters.

  • 5.

    Voor subsidies van € 100.000,- of hoger moet de eindrapportage, als bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig artikel 16 van de ASV voorzien zijn van een controleverklaring. De houder ontvangt bij de subsidieverlening bericht over de vereisten die het college aan de controleverklaring stelt.

Artikel 15 Hardheidsclausule

Het college kan één of meer artikelen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing daarvan, gelet op het belang van de peuteropvang en voorschoolse educatie, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 16 Intrekking oude regeling

De Subsidieregeling peuteropvang en voor-en vroegschoolse educatie gemeente Zutphen voor de periode januari – april 2020, zoals vastgesteld bij besluit van 26 november 2019, wordt met ingang van 1 mei 2020 ingetrokken.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 mei 2020.

Artikel 18 Overgangsrecht

De Subsidieregeling peuteropvang en voor-en vroegschoolse educatie gemeente Zutphen januari – april 2020 blijft van toepassing op:

  • a.

    de besluiten tot verlening van de subsidie op basis van die regeling, en

  • b.

    de besluiten tot vaststelling van de subsidie, als gevolg van de op basis van die regeling ingediende aanvragen tot verlening van de subsidie.

Artikel 19 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Zutphen.

Ondertekening

Aldus besloten op 7 april 2020.

Het college van burgemeester en wethouders,

De burgemeester, de secretaris,

Bijlage 1 Tarieven mei tot en met december 2020

Subsidieuurtarief VE

Voor de periode mei – december 2020 geldt een subsidietarief per VE-uur van € 10,50.

Basissubsidie VE

Voor de periode mei tot december 2020 geldt per VE-locatie: basissubsidie = 8/12 x het tarief uit de onderstaande staffel.

Aantal dagdelen open

Hoogte basissubsidie VE

3-5 dagdelen

€ 7.000

6-10 dagdelen

€ 14.000

11-15 dagdelen

€ 21.000

16-20 dagdelen

€ 28.000

De staffel is gebaseerd op het aantal dagdelen dat een VE-locatie open is en de groepsbezetting op de locatie. Indien er bijvoorbeeld twee groepen op een ochtend aanwezig zijn, telt dit als twee dagdelen.

Bijlage 2 Kinderopvangtoeslag tabel 2020

2020

Subsidie gemeente als

(gezamenlijk)

% van de kosten van

toetsingsinkomen (€)

kinderopvang

eerste volgend

kind

kind

lager dan

19.890

96,0%

96,0%

19.891

21.215

96,0%

96,0%

21.216

22.537

96,0%

96,0%

22.538

23.863

96,0%

96,0%

23.864

25.188

96,0%

96,0%

25.189

26.512

95,6%

95,7%

26.513

27.836

94,5%

95,5%

27.837

29.156

93,5%

95,3%

29.157

30.581

92,6%

95,1%

30.582

32.004

92,0%

95,0%

32.005

33.430

91,0%

94,8%

33.431

34.853

90,5%

94,6%

34.854

36.280

89,7%

94,6%

36.281

37.704

88,9%

94,6%

37.705

39.161

88,3%

94,6%

39.162

40.622

87,5%

94,6%

40.623

42.082

86,8%

94,6%

42.083

43.542

86,1%

94,6%

43.543

45.004

85,2%

94,6%

45.005

46.465

84,7%

94,6%

46.466

47.924

83,9%

94,6%

47.925

49.385

83,3%

94,6%

49.386

50.981

82,4%

94,6%

50.982

54.110

80,9%

94,6%

54.111

57.238

80,1%

94,2%

57.239

60.368

79,0%

93,6%

60.369

63.499

76,8%

93,2%

63.500

66.627

74,5%

92,9%

66.628

69.758

72,3%

92,2%

69.759

72.887

69,9%

91,7%

72.888

76.016

67,6%

91,2%

76.017

79.148

65,4%

90,5%

79.149

82.276

63,1%

90,0%

82.277

85.408

60,9%

89,6%

85.409

88.537

58,4%

89,3%

88.538

91.655

56,2%

88,6%

91.666

94.795

54,0%

88,2%

94.796

97.987

51,6%

87,7%

97.988

101.192

49,6%

87,0%

101.193

104.397

47,5%

86,5%

104.398

107.602

45,4%

86,1%

107.603

110.805

43,3%

85,8%

110.806

114.011

41,4%

85,1%

114.012

117.218

39,5%

84,5%

117.219

120.423

37,6%

84,1%

120.424

123.625

35,7%

83,5%

123.626

126.831

34,1%

83,2%

126.832

130.037

33,3%

82,5%

130.038

133.241

33,3%

81,9%

133.242

136.446

33,3%

80,9%

136.447

139.650

33,3%

80,6%

139.651

142.856

33,3%

79,8%

142.857

146.064

33,3%

78,9%

146.065

149.266

33,3%

78,3%

149.267

152.472

33,3%

77,4%

152.473

155.675

33,3%

76,9%

155.676

158.882

33,3%

76,2%

158.883

162.088

33,3%

75,5%

162.089

165.292

33,3%

74,8%

165.293

168.497

33,3%

73,8%

168.498

171.699

33,3%

73,3%

171.700

174.906

33,3%

72,6%

174.907

178.110

33,3%

71,8%

178.111

181.317

33,3%

71,1%

181.318

184.522

33,3%

70,5%

184.523

187.726

33,3%

69,8%

187.727

190.932

33,3%

69,0%

190.933

194.135

33,3%

68,5%

194.136

en hoger

33,3%

67,6%

Bijlage 3 Verklaring Geen recht op kinderopvangtoeslag (behorend bij artikel 9 van de Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Zutphen)

Verklaring Geen recht op kinderopvangtoeslag

Gegevens ouder/verzorger (aanvraag op naam van de ouder/verzorger die geen inkomen heeft)

Voorletters en achternaam: _____________________________________________________________

Burgerservicenummer (BSN): ____________________________________________________________

Straatnaam, huisnummer:_______________________________________________________________

Postcode en woonplaats: _______________________________________________________________

Telefoonnummer:_____________________________________________________________________

Gegevens kind (alleen het kind dat gaat deelnemen aan de peuteropvang/voorschoolse educatie):

Voor- en achternaam: __________________________________________________________________

Geboortedatum: ______________________________________________________________________

Hierbij verklaar ik geen recht te hebben op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1.1 van deWet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

Ook verklaar ik hierbij (maak uw keuze door het juiste vakje aan te kruisen):

  • o

    Bij 2 ouders/verzorgers:

  • Dat er één ouder/verzorger is met inkomen en de andere ouder/verzorger geen inkomen heeft en ook niet in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag op grond van de omschrijvingen in de toelichting.

  • o

    Bij een alleenstaande ouder/verzorger:

  • Dat er geen inkomen is en ik ook niet in aanmerking kom voor kinderopvangtoeslag op grond van de omschrijvingen in de toelichting.

Op een andere wijze aan te tonen dat ik geen recht heb op de kinderopvangtoeslag. De bewijsstukken hiervoor heb ik bijgevoegd (jaaropgave van inkomen of uitkering).

  • -

    Ik verklaar dat dit formulier naar waarheid is ingevuld zodat de gemeente kan vaststellen of ik/wij recht hebben op een gesubsidieerd tarief volgens de gemeentelijke regeling.

  • -

    Ik weet dat het onjuist invullen van dit formulier strafbaar is.

  • -

    Ik verklaar ermee bekend te zijn dat mijn gegevens door de gemeente op juistheid gecontroleerd kunnen worden bij andere personen en instanties.

  • -

    Ik weet dat wijzigingen die het recht op een subsidiebijdrage kunnen beïnvloeden, onmiddellijk moeten worden doorgegeven aan de organisatie waar mijn kind het peuterprogramma volgt. Hiervoor moet ik dan ook bewijsstukken aanleveren.

Als bewijs is een Inkomensverklaring (voorheen IB60 verklaring) van mijzelf en (indien van toepassing) van mijn toeslagpartner bijgevoegd (deze verklaring kunt u gratis aanvragen via de belastingtelefoon (0800-0543).

Handtekening:________________________________________________________________________

Plaats en datum: ______________________________________________________________________

Toelichting bij Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag

Wanneer heeft u recht op gesubsidieerde peuteropvang?

Als u geen recht heeft op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, kunt bij gebruik van peuteropvang in aanmerking komen voor een gemeentelijke regeling. U moet met de ‘Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag’ en een inkomensverklaring aan de kinderopvangorganisatie en aan gemeente verklaren dat u geen recht heeft op kinderopvangtoeslag. De gemeente geeft dan subsidie aan de kinderopvangorganisatie, zodat u een lager tarief betaalt voor peuteropvang. Om de hoogte van de ouderbijdrage te kunnen berekenen heeft de kinderopvangorganisatie uw inkomensverklaring en (indien van toepassing) die van uw toeslagpartner nodig.

Wat is kinderopvangtoeslag?

Kinderopvangtoeslag is een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang via de Belastingdienst.

U komt in aanmerking voor kinderopvangtoeslag wanneer er sprake is van:

  • a.

    twee werkende ouders/verzorgers in 1 gezin, of ouders/verzorgers die een studie of traject volgen

  • b.

    een alleenstaande ouder/verzorger die werkt, of een studie of traject volgt

  • c.

    een gemeentelijke doelgroep waar een of beide ouder(s)/verzorger(s) onder vallen, bijvoorbeeld: inburgeringcursus of sociaal/medische indicatie.

Kinderopvangtoeslag vraagt u aan bij de Belastingdienst via www.toeslagen.nl. Het te ontvangen toeslagbedrag zorgt voor een vermindering van de maandelijkse kosten voor de peuteropvang. De hoogte van het toeslagbedrag is afhankelijk van de hoogte van uw inkomen.

Geen recht op kinderopvangtoeslag? Dan gemeentelijke regeling!

Werkt u niet, of een van beiden niet en/of u volgt geen studie of traject, dan kunt u in aanmerking komen voor een gemeentelijke regeling. U moet dan met de ‘Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag’ en de inkomensverklaring aan de kinderopvangorganisatie en aan de gemeente verklaren dat u geen recht heeft op kinderopvangtoeslag. Wanneer u hebt aangetoond dat u geen recht heeft op kinderopvangtoeslag, dan komt u in aanmerking voor de gemeentelijke regeling. De gemeente geeft dan subsidie aan de kinderopvangorganisatie zodat u een lager tarief betaald. Dit tarief is gelijk aan wat u zou betalen als u wel recht had op kinderopvangtoeslag.

Wat is een inkomensverklaring en hoe vraagt u deze aan?

Een inkomensverklaring is een officiële verklaring van de Belastingdienst met uw inkomensgegevens over een bepaald belastingjaar. De inkomensverklaring wordt gebruikt om instanties die geen inzage hebben in de inkomensgegevens van burgers, te informeren. Deze verklaring kunt u gratis aanvragen bij de Belastingdienst, via de belastingtelefoon: 0800-0543. Zij zijn bereikbaar van maandag tot en met donderdag van 8.00 tot 20.00 uur en op vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur. Zorg ervoor dat u bij het aanvragen uw burgerservicenummer(s) (BSN) bij de hand hebt. Beide ouders/verzorgers (bij eenoudergezin één ouder/verzorger) moeten de inkomensverklaring aanvragen, ieder met hun eigen BSN. Voorwaarde voor het kunnen aanvragen van een inkomensverklaring is dat u belastingaangifte heeft gedaan.

U kunt geen inkomensverklaring ontvangen?

Als u geen belastingaangifte heeft gedaan, dan kunt u geen inkomensverklaring opvragen bij de Belastingdienst. U moet dan op een andere wijze aantonen dat er sprake is van één inkomen en er geen bijdrage is van UWV of gemeente volgens de in de Wet kinderopvang onder hoofdstuk 2 genoemde redenen. Vul het formulier ‘Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag’ in en lever bewijsstukken aan waaruit blijkt dat u geen recht heeft op kinderopvangtoeslag en hoe hoog uw inkomen is.

Tegemoetkoming voor ouder(s)/verzorger(s) met een eigen onderneming

Zelfstandig ondernemers komen volgens de Wet Kinderopvang ook in aanmerking voor kinderopvangtoeslag. Ook de ouder, die zonder enige vergoeding arbeid verricht in de onderneming van de partner in de zin van art. 3.78 van de Wet Inkomstenbelasting 2001. Dit artikel gaat over de meewerkaftrek, die geldt als de partner meer dan 525 uur per jaar meewerkt. Als de man dus een onderneming heeft en de vrouw (of andersom) minimaal 525 uur per jaar meewerkt, voldoen ze beiden aan de criteria voor de Wet kinderopvang. Hiermee hebben ze dus recht op een tegemoetkoming van de Belastingdienst en kan er geen gebruik worden gemaakt van de gemeentelijke regeling.

Als u een eigen onderneming heeft en u komt niet in aanmerking voor de tegemoetkoming van de

Belastingdienst, dan kunt u gebruik maken van de gemeentelijke regeling. U moet dan de ‘Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag’ aanleveren inclusief de inkomensverklaring van uzelf en (indien van toepassing) van uw toeslagpartner. In principe moet deze inkomensverklaring betrekking hebben op het meest recent voltooide kalenderjaar of in de periode tussen 1 januari en 1 mei van het daaraan voorafgaande jaar. Mocht u over de gevraagde periode geen inkomensverklaring van de Belastingdienst kunnen krijgen, dan is een inkomensverklaring van het jaar voorafgaand aan het meest recent voltooide kalenderjaar voldoende. In 2020 kunt u dan een inkomensverklaring over 2018 aanleveren. U kunt ook met behulp van andere bewijsstukken aantonen wat de hoogte van uw inkomen is.

Waar worden deze verklaring en inkomensverklaring/bewijsstukken voor gebruikt?

Deze verklaring en de inkomensverklaring(en) van de Belastingdienst en/of andere bewijsstukken van de hoogte van uw inkomen worden gebruikt om te kunnen bepalen of u aanmerking komt voor de gemeentelijke regeling. Daarnaast worden ze gebruikt om te kunnen beoordelen onder welke inkomenscategorie u valt en welk tarief u moet betalen voor peuteropvang. U moet de gevraagde stukken inleveren vóórdat uw kind met de peuteropvang start. U krijgt dan een lager tarief in rekening gebracht. Wanneer de benodigde formulieren niet aanwezig zijn, zal het reguliere tarief in rekening worden gebracht.

Vragen?

Heeft u nog vragen, dan kunt u contact opnemen met de kinderopvangorganisatie.