Regeling vervallen per 01-01-2024

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over planologische afwijkingen (Planologische afwijkingsmogelijkheden 2015)

Geldend van 10-12-2015 t/m 31-12-2023

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over planologische afwijkingen (Planologische afwijkingsmogelijkheden 2015)

Ons kenmerk: 64303

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen,

gelet op het Besluit omgevingsrecht;

gelet op artikel 4:81 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t :

vast te stellen de

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over planologische afwijkingen (Planologische afwijkingsmogelijkheden 2015)

HOOFDSTUK 1: INLEIDENDE BEPALINGEN

Voor toepassing van artikel 4 bijlage II Bor wordt, voor zover niet gedefinieerd in het Bor, verstaan onder:

Artikel 1.1 Begrippen

  • a.

    Aan huis verbonden beroep/bedrijf:

  • beroep- of bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, ontwerptechnisch, kunstzinnig of hiermee naar aard gelijk te stellen beroep, dat door zijn aard en omvang in een woning en daarbij behorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

  • b.

    Aansluitend terrein:

  • een bouwperceel.

  • c.

    Ander bouwwerk:

  • een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

  • d.

    Ander gebouw:

  • gebouwen als scholen, ziekenhuizen, winkels, hotels, kantoren en bedrijfsgebouwen niet zijnde woningen, of recreatiewoningen.

  • e.

    Bebouwde kom:

  • samenhangende bebouwing zoals vastgesteld in de plaatselijke bouwverordening.

  • f.

    Bouwhoogte:

  • de hoogte in meters vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerken, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftschachten, lichtkoepels en naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen.

  • g.

    Bouwlaag:

  • de eerste bouwlaag of een verdieping (boven eerste bouwlaag gelegen bouwlagen) van een gebouw; hieronder wordt niet begrepen:

    • -

      een geheel beneden het peil dan wel ten hoogste 1 m boven peil gelegen laag;

    • -

      een vide, waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van de onderliggende (begane grond)laag;

    • -

      een zolderverdieping.

  • h.

    Bouwperceel:

  • een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

  • i.

    Bouwperceelsgrens:

  • de grens van een bouwperceel.

  • j.

    Bouwvlak:

  • een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

  • k.

    Bouwwerk, geen gebouw zijnde:

  • elke constructie van enige omvang (van hout, steen, metaal of ander materiaal), die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

  • l.

    Gebouw:

  • elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

  • m.

    Goothoogte:

  • de hoogte in meters vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

  • n.

    Peil:

    • -

      voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

    • -

      voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

    • -

      indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;

    • -

      voor woonboten en drijvende steigers: het waterpeil;

    • -

      voor een ander bouwwerk: de hoogte van het terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.

  • o.

    Recreatiewoning:

  • een gebouw dat naar aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning.

  • p.

    Recreatieve bewoning:

  • de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie.

  • q.

    Voorgevelrooilijn:

  • voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan, de beheersverordening dan wel de gemeentelijke bouwverordening: de lijn van de naar de weg gekeerde of openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw; gebouwen welke met meer dan één zijde naar de weg en/of openbaar gebied gekeerd zijn hebben meerdere voorgevels.

  • r.

    Woning:

  • een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

  • s.

    Woongebouw:

  • een gebouw dat op grond van het vigerende bestemmingsplan of beheersverordening rechtmatig permanent bewoond mag worden. Hieronder wordt mede verstaan een woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder f, van de Huisvestingswet.

Artikel 1.2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a.

    Bouwhoogte:

  • vanaf het peil of aansluitend afgewerkt terrein tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

  • b.

    Diepte:

  • de diepte van een gebouw, gemeten buitenwerks en loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

  • c.

    Goothoogte:

  • vanaf het peil of aansluitend afgewerkt terrein tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

  • d.

    Oppervlak van een gebouw:

  • tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

HOOFDSTUK 2: UITBREIDING MET EEN BIJBEHOREND BOUWWERK

Artikel 2.1 Uitbreidingen in het voorerfgebied bij woningen in regulier woongebied

In aanvulling op artikel 4 Bijlage II Bor geldt voor de toepassing van een afwijking van het bestemmingsplan voor een bijbehorend bouwwerk, bij een woning binnen en buiten de bebouwde kom in het voorerfgebied dat:

  • a.

    op het voorerf slechts een aan- of uitbouw van de woning mag worden gerealiseerd in de vorm van een erker, tochtportaal of entreepartij bij het woongebouw;

  • b.

    de diepte van de aan- en/of uitbouw maximaal 1,50 meter bedraagt;

  • c.

    de breedte van de aan- en/of uitbouw aan de voorgevel maximaal 60% van de breedte van de desbetreffende voorgevel van de woning tot maximaal 3 meter bedraagt;

  • d.

    de goothoogte van de aan- en/of uitbouw maximaal 3 meter bedraagt, dan wel hoger indien dit uit welstandsoverwegingen of bouwtechnische redenen noodzakelijk wordt geacht;

  • e.

    de afstand tot aan de voorste bouwperceelsgrens en/of openbaar gebied minimaal 3 meter bedraagt.

Artikel 2.2 Uitbreidingen in het achtererfgebied bij woningen in regulier woongebied

In aanvulling op artikel 4 Bijlage II Bor geldt voor de toepassing van een afwijking van het bestemmingsplan voor een bijbehorend bouwwerk bij een woning binnen de bebouwde kom, buiten het beschermde stads- en dorpsgezicht, in het achtererfgebied, dat:

  • a.

    voor percelen kleiner dan 300 m², een maximale grondoppervlakte geldt van 25% van het perceel;

  • b.

    voor percelen van 300 m2 tot 500 m2, een maximale grondoppervlakte geldt van 25% van het perceel met een maximale grondoppervlakte van 100 m2;

  • c.

    voor percelen groter dan 500 m2, een maximale grondoppervlakte geldt van 150 m2;

  • d.

    het bouwperceel tot maximaal 50% wordt bebouwd, dan wel de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan of beheersverordening voor bebouwing in aanmerking komt voor niet meer dan 50% wordt overschreden, tenzij uit, planologisch, stedenbouwkundig, esthetisch en/of verkeerskundig oogpunt blijkt dat het niet bezwaarlijk is dit percentage te overschrijden, maar waarbij het maximum grondoppervlak onder a. b. en c. niet mag worden overschreden;

  • e.

    de goothoogte van het bijbehorend bouwwerk maximaal 3 meter bedraagt, dan wel hoger indien dit uit welstandsoverwegingen of bouwtechnische redenen noodzakelijk wordt geacht;

  • f.

    de bouwhoogte maximaal 5 meter bedraagt;

  • g.

    de afstand van het bijbehorend bouwwerk tot de voorgevelrooilijn minimaal 2,5 meter bedraagt, tenzij uit stedenbouwkundig, esthetisch en/of verkeerskundig oogpunt blijkt dat het niet bezwaarlijk is om op een kleinere afstand of op de voorgevelrooilijn te bouwen.

Artikel 2.3 Uitbreidingen bij een ander gebouw binnen de bebouwde kom

Voor de toepassing van een afwijking van het bestemmingsplan voor een bijbehorend bouwwerk bij een ander gebouw binnen de bebouwde kom, geldt aanvullend op artikel 4 bijlage II dat het bouwwerk in het achtererfgebied moet zijn gelegen en uit maximaal één bouwlaag bestaat, waarbij de bouwhoogte maximaal 5 meter bedraagt en de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende gebouwen maximaal 150 m2 bedraagt.

HOOFDSTUK 3: GEBOUW TEN BEHOEVE VAN EEN INFRASTRUCTURELE OF OPENBARE VOORZIENING

Artikel 3

Voor de toepassing van een afwijking van het bestemmingsplan voor een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening geldt, aanvullend op artikel 4 bijlage II Bor, dat het gebouw uit maximaal één bouwlaag bestaat.

HOOFDSTUK 4: EEN BOUWWERK, GEEN GEBOUW ZIJNDE OF GEDEELTE VAN EEN DERGELIJK GEBOUW

Artikel 4.1 Uitbreidingen in het voorerfgebied

Voor de toepassing van een afwijking van het bestemmingsplan voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt, aanvullend op artikel 4 bijlage II Bor, dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied maximaal 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat dit vanuit stedenbouwkundig, esthetisch en verkeerskundig oogpunt niet bezwaarlijk is.

Artikel 4.2 Uitbreidingen in het achtererfgebied

Voor de toepassing van een afwijking van het bestemmingsplan voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt, aanvullend op artikel 4 bijlage II Bor, dat de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde of een gedeelte van een dergelijke bouwwerken in het achtererfgebied maximaal 3 meter mag bedragen.

HOOFDSTUK 5: EEN DAKKAPEL, DAKOPBOUW, GELIJKSOORTIGE UITBREIDING VAN EEN GEBOUW DAN WEL UITBREIDING VAN EEN BOUWDEEL VAN ONDERGESCHIKTE AARD

Artikel 5.1 Dakopbouw

Voor de toepassing van een afwijking van het bestemmingsplan voor een dakopbouw geldt, aanvullend op artikel 4 bijlage II Bor, dat:

  • a.

    deze enkel zijn toegestaan op een woning of woongebouw;

  • b.

    deze op minimaal 2 meter afstand van de dakrand wordt gerealiseerd;

  • c.

    deze een maximum oppervlak heeft van 20 m²;

  • d.

    de hoogte maximaal 3 meter bedraagt ten opzichte van de nok van de woning;

  • e.

    deze voorzien is van kap gelijk de hellingshoek van het dak.

Artikel 5.2 Dakterras

Voor de toepassing van een afwijking van het bestemmingsplan voor een dakterras geldt, aanvullend op artikel 4 bijlage II Bor, dat:

  • a.

    het dakterras wordt gerealiseerd op (de) platte (delen van) daken van het oorspronkelijke hoofdgebouw (met uitzondering van de oorspronkelijke lager gelegen achteruitbouwen) en het oorspronkelijke dakvlak;

  • b.

    de constructiehoogte van het dakterras maximaal 30 centimeter bedraagt;

  • c.

    de afstand van de balustrade tot de dakrand minimaal 2 meter bedraagt;

  • d.

    de hoogte van de balustrade maximaal 1,20 meter bedraagt.

HOOFDSTUK 6: EEN INSTALLATIE BIJ EEN AGRARISCH BEDRIJF TBV DUURZAME ENERGIE

Artikel 6

Voor de toepassing van een afwijking van het bestemmingsplan voor het oprichten van een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd geldt, aanvullend op artikel 4 bijlage II Bor, dat het co-substraat en/of het digestaat in hoofdzaak afkomstig c.q. bestemd is voor het desbetreffende bedrijf dat de installatie gebruikt.

HOOFDSTUK 7: GEBRUIKEN VAN BOUWWERKEN (…)

EVENTUEEL IN SAMENHANG MET BOUWACTIVITEITEN DIE DE BEBOUWDE OPPERVLAKTE OF HET BOUWVOLUME NIET VERGROTEN, EN VAN BIJ DIE BOUWWERKEN AANSLUITEND TERREIN, MITS, VOOR ZOVER GELEGEN BUITEN DE BEBOUWDE KOM, HET UITSLUITEND BETREFT EEN LOGIESFUNCTIE VOOR WERKNEMERS

Artikel 7.1 wijzigen van het gebruik van bouwwerken

Voor de toepassing van een afwijking van het bestemmingsplan voor het wijzigen van het gebruik van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, geldt aanvullend op artikel 4 bijlage II Bor, dat:

  • a.

    geen bedrijvigheid is toegestaan die is aan te merken als inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer, bijlage I van het Bor en door de aard niet toelaatbaar is tussen of onmiddellijk naast woningen indien het een bouwwerk betreft dat in of direct nabij een woonwijk is gesitueerd;

  • b.

    geen horecafunctie is toegestaan in gebieden buiten de binnenstad of overige centrumgebieden. De bedrijfsmatige activiteit in de binnenstad of het centrumgebied dient overeen te komen met het gemeentelijke Horecavestigingsbeleid;

  • c.

    geen seksinrichting is toegestaan;

  • d.

    het aantal wooneenheden niet mag toenemen tenzij geaccordeerd door de regietafel;

  • e.

    na afwijking er geen bedrijfsmatige activiteiten in het openbaar gebied rond het bedrijf mogen plaats vinden, behoudens in- en uitladen;

Artikel 7.2 uitbreiding van het gebruik van sportaccommodaties

Voor de toepassing van een afwijking van het bestemmingsplan voor het uitbreiden van het gebruik van sportaccommodaties, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, geldt aanvullend op artikel 4 bijlage II Bor en onder 7.1, dat

  • a.

    de bestaande sportfunctie gehandhaafd blijft;

  • b.

    enkel (neven)functies zijn toegestaan, die niet als zodanig zelfstandig elders uitgevoerd of uitgeoefend kunnen worden;

  • c.

    de minimale afstand tot gevoelige functies minimaal 30 meter;

  • d.

    er voldoende parkeergelegenheid moet zijn;

  • e.

    de nevenfunctie geen verhoging van het groepsrisico tot gevolg mag hebben;

  • f.

    ingeval van een kleinschalige activiteit deze beperkt blijft tot een buurt- of wijk- of stadsdeel gerelateerde activiteit.

Artikel 7.3 voorwaarden

In alle gevallen geldt dat de afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van:

  • a.

    het woon- en leefklimaat;

  • b.

    het straat- en bebouwingsbeeld;

  • c.

    de verkeersveiligheidsbelangen, waaronder begrepen een onevenredige toename van verkeers- en parkeerdruk;

  • d.

    bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

HOOFDSTUK 8: WIJZIGING GEBRUIK VAN RECREATIEWONINGEN

Artikel 8

Voor de toepassing van een afwijking van het bestemmingsplan voor het wijzigen van het gebruik van recreatiewoningen geldt, aanvullend op artikel 4 bijlage II Bor, dat slechts medewerking wordt verleend aan aanvragen die voldoen aan de beleidsregels ‘Park Bronsbergen 2014-2019, gedogen met beleid’ in combinatie met de ‘Beleidsregels omgevingsvergunning bewoning recreatiewoning’ van de gemeente Zutphen.

HOOFDSTUK 9: OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 9 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders blijven bevoegd om af te wijken van de regeling zoals deze hier is gesteld, in het geval dat deze voor een of meer belanghebbende(n) gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze regels te dienen doelen.

Artikel 10 Planschadeovereenkomst

Bij het verlenen van toestemming voor het afwijken van het bestemmingsplan overeenkomstig de artikelen 2 t/m 8 van deze regel, dient overeenkomstig de geldende gemeentelijke procedureverordening planschade, een planschadeovereenkomst te zijn afgesloten tussen de initiatiefnemer en de gemeente. Deze planschadeovereenkomst dient uiterlijk 1 week voor einde van de beslistermijn getekend te zijn en te zijn ontvangen of 2 weken voor het einde van de beslistermijn indien sprake is van verlenging.

Artikel 11 Procedure 11.1 Inspraak

Op grond van de Inspraakverordening van de gemeente Zutphen is gelegenheid geboden tot inspraak over de “Planologische afwijkingsmogelijkheden 2015”.

Na publicatie in het elektronisch gemeenteblad, de Zutphense Koerier van 16 september 2015 heeft deze regeling van 17 september 2015 tot en met 28 oktober 2015 gedurende zes weken ter visie gelegen. Gedurende die termijn is een ieder de mogelijkheid gegeven om schriftelijk of mondeling op deze regels te reageren.

11.2 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 12 titel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: “Planologische afwijkingsmogelijkheden 2015”.

Ondertekening

Aldus besloten op 1 december 2015.

Het college van burgemeester en wethouders,

De burgemeester, de secretaris