Regeling vervallen per 19-10-2011

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Zwartewaterland 2007

Geldend van 26-07-2007 t/m 18-10-2011

Intitulé

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Zwartewaterland 2007

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Zwartewaterland 2007

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger;

  • b.

    plaatsvervangend voorzitter: het raadslid dat door de raad is aangewezen als waarnemer van de voorzitter van de raad als bedoeld in artikel 77, eerste lid van de gemeentewet;

  • c.

    griffier: de griffier van de raad of diens plaatsvervanger;

  • d.

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • e.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • f.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring of uitspraak over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek kenbaar wordt gemaakt;

  • g.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • h.

    initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel;

  • i.

    A - raadsvoorstel: een raadsvoorstel waarover, gelet op de aard van het voorstel en/of voorbereiding voorafgaand aan de raadsvergadering, bij eventuele beraadslagingen in de raad moet worden volstaan met een stemverklaring;

  • j.

    B - raadsvoorstel: een raadsvoorstel waarover in de vergadering van de raad gediscussieerd kan worden.

Artikel 2 De voorzitter

  • 1. De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde van de vergadering;

    • c.

      het doen naleven van het reglement van orde;

    • d.

      hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.

  • 2. Indien de voorzitter dit nodig oordeelt, kan hij de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen.

  • 3. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt het voorzitterschap waargenomen door de plaatsvervangend voorzitter.

  • 4. Indien de voorzitter als portefeuillehouder aan de beraadslagingen moet deelnemen over grote onderwerpen uit zijn portefeuille of bij de begrotingsbehandeling van zijn portefeuille wordt de vergadering tijdens deze beraadslagingen geleid door de plaatsvervangend voorzitter.

Artikel 3 De griffier

  • 1. De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 2. Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door de raad daartoe aangewezen plaatsvervangend griffier.

  • 3. De griffier kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 4 De secretaris

De raad kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn. De secretaris kan in de vergadering gevraagd worden vragen te beantwoorden en/ of een toelichting te geven.

Artikel 5 Het presidium

  • 1. De raad heeft een presidium.

  • 2. Het presidium bestaat uit de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de fractievoorzitters.

  • 3. De voorzitter van de raad is voorzitter van het presidium. Bij afwezigheid van de voorzitter wordt hij in een vergadering van het presidium vervangen door de plaatsvervangend voorzitter.

  • 4. Elke fractievoorzitter wijst een lid van de raad aan, dat hem bij afwezigheid in het presidium vervangt.

  • 5. Elke fractievoorzitter heeft één stem in het presidium.

  • 6. Het presidium heeft, naast de taken opgenomen in de artikelen 6, 9, 11, 16, 21, 41, 43 en 44 van dit reglement, tot taak:

    • a.

      Het bepalen van de werkzaamheden van de raad en de raadscommissies;

    • b.

      Het aansturen van de werkzaamheden van de raad en de raadscommissies;

    • c.

      Het opstellen van een raadsplanning voor de raad;

    • d.

      Het evalueren van het functioneren van raad en raadscommissies;

    • e.

      De begroting van de raad voor te bereiden;

    • f.

      Voorstellen te doen over de toepassing en wijziging van het reglement van orde van de raad en de commissieverordening;

    • g.

      Zorg te dragen voor de communicatie over de raad en de raadscommissies.

  • 7. Het presidium kan de wethouder(s) of de secretaris uitnodigen deel te nemen aan een vergadering van het presidium.

  • 8. Het presidium bepaalt zijn eigen werkwijze en wordt bijgestaan door de griffier.

Artikel 6 De agendacommissie

  • 1. Er is een agendacommissie.

  • 2. De agendacommissie bestaat uit de voorzitters en plaatsvervangend voorzitters van de raadscommissies en worden door de raad benoemd. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter van de raad kunnen de vergaderingen van de agendacommissie bijwonen.

  • 3. De voorzitter en zijn plaatsvervanger worden door de leden van de agendacommissie uit hun midden benoemd.

  • 4. De agendacommissie heeft tot taak:

    • a.

      het voorbereiden van de agenda’s de raadscommissies en informatiecommissies;

    • b.

      het opstellen van een vergaderrooster voor de raad, de raadscommissies en informatiecommissies en over de in de informatiecommissies te behandelen onderwerpen;

    • c.

      het adviseren van het presidium over de werkwijze van de raad en de raadscommissies;

    • d.

      het doen van procedurevoorstellen aan het presidium;

    • e.

      het rapporteren aan het presidium over:

  • 1. de voortgangsbewaking van door de raad aangenomen moties, toezeggingen, schriftelijke vragen en dergelijke;

  • 2. de bewaking van de raadsplanning.

  • 5. De agendacommissie wordt bijgestaan door de griffier.

  • 6. De voorzitter van de agendacommissie kan voorstellen de gemeentesecretaris uit te nodigen voor een vergadering van de agendacommissie.

  • 7. De leden van de agendacommissie hebben elk één stem in de agendacommissie.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; fracties

Artikel 7 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming wethouders

  • 1. Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en het proces-verbaal van het (centraal)stembureau.

  • 2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3. Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 4. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5. Bij de benoeming van een wethouder wordt overeenkomstig het eerste lid een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Gemeentewet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig het tweede lid.

Artikel 8 Fractie

  • 1.

    De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2.

    Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3.

    De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4.

    Indien:

    • a.

      één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden,

    • b.

      twee of meer fracties als één fractie gaan optreden,

    • c.

      één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie,

wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

  • 5.

    Het lid of de leden van de fractie, die zich afsplitsen worden in beginsel aangeduid met: “fractie, gevolgd door de naam van de leider van de afsplitsing”.

  • 6.

    De afgesplitste fractie of samengevoegde fractie kan alleen een andere fractienaam gebruiken als die fractie al zitting heeft in de raad en zij zich bij die fractie aansluit.

  • 7.

    Met de onder lid 4a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling aan de voorzitter daarvan.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

  • Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

    Artikel 9 Vergaderfrequentie

    • 1.

      De vergaderingen van de raad vinden in de regel plaats op de vierde donderdag van de maand, vangen aan om 19.30 uur en worden gehouden in het gemeentehuis van Zwartewaterland te Hasselt. De raad stelt, op voorstel van het presidium, jaarlijks een vergaderschema vast.

    • 2.

      De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg in het presidium.

    • 3.

      Wanneer de agenda om 22.30 uur nog niet is afgewerkt, neemt de raad bij voorkeur na de afhandeling van het aan de orde zijnde agendapunt, op voorstel van de voorzitter een beslissing over de wijze waarop en het tijdstip van behandeling van de nog resterende agendapunten.

    Artikel 10 Oproep

    • 1.

      De voorzitter zendt ten minste 7 dagen voor een vergadering de leden van de raad een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

    • 2.

      De schriftelijke oproepingsbrief vermeldt de voorlopige agenda en de daarbij behorende voorstellen, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet genoemde stukken. In de voorlopige agenda wordt aangegeven in welke volgorde de onderwerpen zullen worden behandeld en of het een A- of een B-raadsvoorstel betreft.

    • 3.

      Indien er een aanvullende of gewijzigde voorlopige agenda wordt vastgesteld, dan wordt deze agenda en de daarop betrekkinghebbende stukken zo spoedig mogelijk doch uiterlijk 48 uren voor de aanvang van de raadsvergadering aan de leden gezonden.

    Artikel 11 Agenda

    • 1.

      Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt het presidium de voorlopige agenda van de vergadering vast.

    • 2.

      In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen. Deze wordt met de daarbij behorende stukken aan de leden van de raad verzonden en openbaar gemaakt.

    • 3.

      Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda:

    • a.

      Onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

    • b.

      De volgorde van de behandeling van de agendapunten wijzigen;

    • c.

      Een raadsvoorstel wijzigen van een A-voorstel naar een B-voorstel of andersom.

    • 4.

      Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

    Artikel 12 De wethouder

    • 1.

      Op het tijdstip van de verzending van de oproepingsbrief wordt tevens door de griffier de voorlopige agenda van de raadsvergadering verzonden aan het college van burgemeester en wethouders. De griffier nodigt daarbij standaard de wethouders uit om deel te nemen aan de beraadslagingen over de agendapunten van de raadsvergadering welke hun portefeuille betreft.

    • 2.

      Indien een wethouder bij een raadsvergadering wil deelnemen aan de beraadslagingen, zonder dat er sprake is van een onderwerp uit zijn portefeuille ,doet hij hiertoe een verzoek aan de voorzitter.

    • 3.

      De raad beslist op een verzoek zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.

    Artikel 13 Ter inzage leggen van stukken

    • 1.

      Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. Indien ná dit tijdstip stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

    • 2.

      Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht.

    • 3.

      Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad inzage.

    Artikel 14 Openbare kennisgeving

    • 1.

      De vergadering wordt bij de gemeentelijke informatiepagina in een algemeen verspreid huis-aan-huisblad en op de website van de gemeente ter openbare kennis gebracht..

    • 2.

      De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats, alsmede de voorlopige agenda van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

    • c.

      de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 18.

    • 3.

      De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden, indien digitaal beschikbaar, op de website van de gemeente geplaatst.

  • Paragraaf 2 Orde der vergadering

    Artikel 15 Presentielijst

    Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

    Artikel 16 Zitplaatsen

    • 1.

      De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg in het presidium bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

    • 2.

      Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het presidium.

    • 3.

      De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders, secretaris en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

    Artikel 17 Opening vergadering; quorum

    • 1.

      De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.

    • 2.

      Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

    Artikel 17a Ambtsgebed

    • 1.

      Direct na de opening van de vergadering spreekt de voorzitter of, indien hij zulks niet in overeenstemming acht met zijn innerlijke overtuiging, een door de leden aangewezen lid van de raad, dat zich hiertoe beschikbaar stelt, het ambtsgebed uit.

    • 2.

      Bij het sluiten van de vergadering wordt door de voorzitter of door het aangewezen raadslid, als bedoelt in het eerste lid een sluitgebed uitgesproken.

    Artikel 18 Spreekrecht burgers

    • 1.

      Na de opening van de vergadering en het uitspreken van het ambtsgebed kunnen andere aanwezige burgers gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren over geagendeerde onderwerpen.

    • 2.

      Het woord kan niet gevoerd worden over:

    • a.

      een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep op de rechter openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      besluiten waartegen op grond van artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht een klacht kan of kon worden ingediend.

    • 3.

      Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit voor de aanvang van de vergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer of emailadres en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

    • 4.

      De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

    • 5.

      Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd. De fracties kunnen de spreker vragen stellen. De spreker krijgt gelegenheid in tweede instantie maximaal 2 minuten het woord te voeren.

    • 6.

      De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter of een lid van de raad doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger.

    • 7.

      Het spreekrecht geldt niet voor personen die het woord willen voeren namens een politieke partij die in de raad vertegenwoordigd is.

    • 8.

      Het spreekrecht geldt niet voor die personen die eerder over hetzelfde onderwerp in een vergadering van een raadscommissie gebruik hebben gemaakt van het spreekrecht, tenzij het raadsvoorstel afwijkt van het voorstel dat in de raadscommissie is behandeld.

    Artikel 19 Vragenhalfuur raadsleden

    • 1.

      Aan het begin van de raadsvergadering, na het spreekrecht als bedoeld in artikel 18, is de gelegenheid voor raadsleden aan het college, een wethouder of de burgemeester vragen te stellen.

    • 2.

      Het stellen van de vragen en de beantwoording daarvan geschiedt overeenkomstig artikel 41.

    • 3.

      Tijdens dit vragenhalfuur kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

    Artikel 20 Verslag en besluitenlijst

    • 1.

      Het conceptverslag van de voorgaande vergadering wordt, zo mogelijk, aan de leden van de raad toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep. Het conceptverslag wordt gelijktijdig aan de overige personen die het woord gevoerd hebben, toegezonden.

    • 2.

      De leden, de voorzitter, de wethouders, de griffier en de secretaris hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien het conceptverslag onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor de aanvang van de vergadering bij de griffier te worden ingediend.

    • 3.

      Het verslag bevat ten minste:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de secretaris, de wethouders en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren en overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen van de aanwezigen die het woord voerden;

    • d.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden;

    • e.

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

    • f.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 26 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

    • 4.

      Het verslag wordt in de eerstvolgende vergadering vastgesteld, waarna dit door de voorzitter en de griffier wordt ondertekend.

    • 5.

      Aan de hand van het verslag wordt een besluitenlijst opgesteld. Voor zover de aard en de inhoud van de besluitvorming zich daartegen niet verzet, wordt de besluitenlijst zo spoedig mogelijk na de vergadering openbaar gemaakt op de voor afkondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze en door plaatsing op de gemeentelijke website.

    • 6.

      Het verslag en de besluitenlijst wordt opgesteld onder zorg van de griffier.

    • 7.

      Van de vergadering wordt een audio-opname gemaakt. Deze opname wordt bewaard tot dat het verslag van die vergadering is vastgesteld.

    Artikel 21 Ingekomen stukken

    • 1.

      Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college of burgemeester aan de raad, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de raad toegezonden en ter inzage gelegd.

    • 2.

      Na de vaststelling van het verslag stelt de raad op voorstel van het presidium de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

    Artikel 22 Aantal spreektermijnen

    • 1.

      Een lid voert slechts het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

    • 2.

      De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

    • 3.

      Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

    • 4.

      Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

    • 5.

      Per onderwerp voert slechts één woordvoerder namens een fractie het woord. De voorzitter van een fractie kan een nadere toelichting geven op hetgeen door de woordvoerder namens zijn fractie naar voren is gebracht.

    • 6.

      Het derde lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de rapporteur van een commissie;

    • b.

      het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

    • 7.

      Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

    Artikel 23 Spreektijd

    Een lid van de raad of de voorzitter kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden en de overige aanwezigen.

    Artikel 24 Handhaving orde; schorsing

    • 1.

      Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

    • 2.

      Indien een spreker, zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen en zo nodig in de gelegenheid gesteld de woorden, die het tot de orde roepen aanleiding hebben gegeven, terug te nemen.

    • 3.

      Indien de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, dan wel doorgaat met de in lid 2 genoemde gedragingen kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

    • 4.

      De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

    • 5.

      De raad kan op voorstel van de voorzitter, het presidium gehoord, beslissen dat in de notulen van de vergadering niet datgene wordt opgenomen dat tot het nemen van maatregelen heeft geleid als bedoeld in artikel 26 lid 3 Gemeentewet en lid 2 en 3 van dit artikel.

    Artikel 25 Beraadslaging

    • 1.

      De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

    • 2.

      Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is. Degene die de schorsing heeft gevraagd heeft het woord.

    Artikel 26 Deelname aan de beraadslaging door anderen

    • 1.

      De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouder, de secretaris, de griffier en de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

    • 2.

      Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

    Artikel 27 Stemverklaring

    Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren. Een stemverklaring mag ten hoogste één minuut duren.

    Artikel 28 Beslissing

    • 1.

      Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

    • 2.

      Nadat de beraadslagingen zijn gesloten vindt de stemming plaats over het voorstel tenzij geen stemming wordt gevraagd.

    • 3.

      Voordat de stemming over het voorstel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen beslissing.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 29 Algemene bepalingen over stemming

  • 1.

    De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 2.

    In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van artikel 28 Gemeentewet van stemming te hebben onthouden.

  • 3.

    Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, wordt hiertoe overgegaan. De stemming vindt plaats door middel van handopsteken.

  • 4.

    Indien door één of meer leden hoofdelijke stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 5.

    Voordat tot de hoofdelijke stemming wordt overgegaan, deelt de voorzitter mee bij welk raadslid de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen. Bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.

  • 6.

    De griffier roept de leden bij naam op hun stem uit te brengen, beginnende bij het lid dat daarvoor overeenkomstig lid 5 van dit artikel is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar volgorde van de presentielijst.

  • 7.

    Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden op grond van artikel 28 Gemeentewet verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 8.

    De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 9.

    Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 10.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 30 Stemming over amendementen en moties

  • 1.

    Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2.

    Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3.

    Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4.

    Nadat over alle amendementen is gestemd, vindt de eindstemming over het voorstel plaats.

  • 5.

    Indien een motie op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over de motie gestemd en vervolgens over het voorstel.

  • 6.

    Indien over een aanhangig voorstel zowel één of meerdere moties als één of meerdere (sub)amendementen zijn ingediend, dan wordt eerst over de amendementen gestemd overeenkomstig de eerste vier leden van dit artikel. Vervolgens wordt over de motie gestemd.

Artikel 31 Stemming over personen

  • 1.

    Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter drie leden tot stembureau.

  • 2.

    benoemingen van personen uit en door de raad vinden plaats op aanbeveling of voordracht vanuit de raad.

  • 3.

    Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 4.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 5.

    Het stembureau onderzoekt of:

  • -

    het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren en

  • -

    de ingeleverde stembriefjes behoorlijk zijn ingevuld.

Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 6.

    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd.

  • 7.

    Onder een behoorlijk ingevuld stembriefje vallen niet:

  • a.

    een blanco stembriefje;

  • b.

    een ondertekend stembriefje;

  • c.

    een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

  • d.

    een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

  • e.

    een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 8.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.

  • 9.

    Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van het verslag van de vergadering vernietigd.

Artikel 32 Herstemming over personen

  • 1.

    Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2.

    Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3.

    Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 33 Beslissing door het lot

  • 1.

    Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2.

    Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3.

    Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen en wordt benoemd.

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

Artikel 34 Amendementen

  • 1.

    Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen.

  • 2.

    Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen door middel van een subamendement.

  • 3.

    Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde -oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4.

    Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 35 Moties

  • 1.

    Ieder lid van de raad kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2.

    Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk en ondertekend bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3.

    De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4.

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

Artikel 36 Voorstellen van orde

  • 1.

    De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 36A. Pre-advies

  • 1.

    Indien een motie is ingediend, kan de raad op voorstel van de voorzitter of één van de leden besluiten de stemming over de motie aan te houden en het college van burgemeester en wethouders in de gelegenheid te stellen aan de raad ter zake een preadvies voor te leggen.

  • 2.

    Na de beraadslagingen over het preadvies besluit de raad.

Artikel 36 B. Voorstel tot splitsing

Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd tijdens de beraadslagingen voor te stellen het voorgestelde besluit in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijk wordt besloten.

Artikel 37 Initiatiefvoorstel

  • 1.

    Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter of griffier worden ingediend.

  • 2.

    De griffier plaatst het voorstel op de agenda van de agendacommissie. De agendacommissie doet een voorstel voor de wijze van behandeling. Dit voorstel wordt op de agenda van de eerstvolgende vergadering van de raad geplaatst.

  • 3.

    De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

  • 4.

    Op een spoedeisend initiatiefvoorstel, inhoudende het ontslag van een wethouder, zijn de bepalingen in dit artikel niet van toepassing. Een dergelijk voorstel kan na instemming van de raad terstond aan de agenda toegevoegd worden.

Artikel 38 Terugzenden voorstel

  • 1.

    Een voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2.

    Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, kan de raad bepalen in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 39 Interpellatie

  • 1.

    Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2.

    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Bij de vaststelling van de agenda van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3.

    De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad, de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 39A Spoeddebat

  • 1.

    Het verzoek tot het houden van een spoeddebat wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, tenminste op de dinsdag voor de raadsvergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend.

  • 2.

    Het verzoek moet, om in behandeling te worden genomen, een duidelijke omschrijving bevatten van het onderwerp waarover een spoeddebat wordt aangevraagd. Het kan uitsluitend door of namens een gehele fractie worden ingediend.

  • 3.

    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en van het college. Aan het begin van de raadsvergadering beslist de raad op het verzoek aan de hand van de criteria zoals genoemd onder lid 4.

  • 4.

    Bij een spoeddebat gaat het om het direct plaatsen van een onderwerp op de agenda van de raad, hetzij in een reguliere vergadering, hetzij in een extra vergadering. Het onderwerp heeft een zodanige urgentie dat

  • a.

    uitstel kan leiden tot onomkeerbare beslissingen van het college of anderszins tot maatregelen dan wel handelingen die onomkeerbaar zijn, of

  • b.

    uitstel dwingt tot het nemen van besluiten dan wel het treffen van maatregelen om een politiek of maatschappelijke onaanvaardbare situatie te voorkomen.

  • 5.

    Indien de raad het verzoek inwilligt, bepaalt het terstond op welk tijdstip het debat wordt gehouden. Indien sprake is van een extra raadsvergadering, wordt deze vergadering binnen 10 dagen gehouden

Artikel 40 Schriftelijke vragen

  • 1.

    Ieder lid kan aan de burgemeester of aan het college schriftelijke vragen stellen.

  • 2.

    Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd.

  • 3.

    De vragen worden bij de griffier ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college of de burgemeester worden gebracht.

  • 4.

    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijke lid van het college of de burgemeester de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 5.

    De antwoorden van het college of de burgemeester worden door tussenkomst van de griffier aan de leden van de raad meegedeeld en tezamen met de vragen met de vragen gelijktijdig met de stukken als bedoeld in artikel 10 aan de leden van de raad toegezonden.

  • 6.

    De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, tijdens het in artikel 41 genoemd vragenhalfuur nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 41 Mondelinge vragen en beantwoording

  • 1.

    Aan het begin van de raadsvergadering, na het spreekrecht als bedoeld in artikel 18, is de gelegenheid voor raadsleden aan het college, een wethouder of de burgemeester vragen te stellen, tenzij er bij de voorzitter geen vragen zijn ingediend. In bijzondere gevallen kan het presidium bepalen dat het vragenhalfuur op een ander tijdstip wordt gehouden. De voorzitter bepaalt op welk tijdstip het vragenhalfuur eindigt.

  • 2.

    Het lid van de raad dat tijdens het vragenhalfuur vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp ten minste vóór 10.00 uur ’s ochtends op de dag van de vergadering met het vragenhalfuur bij de voorzitter. De voorzitter kan na overleg met het presidium weigeren een onderwerp tijdens het vragenhalfuur aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt.

  • 3.

    De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenhalfuur aan de orde worden gesteld.

  • 4.

    Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college of de burgemeester te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 5.

    De vragensteller wordt door de voorzitter voor ten hoogste drie minuten het woord verleend om zijn vraag te stellen.

  • 6.

    Het college, de burgemeester of de wethouder krijgt drie minuten om de vraag te beantwoorden.

  • 7.

    Na de beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de vragensteller desgewenst twee minuten de tijd om een korte vervolgvraag te stellen, waarop vervolgens nog een kort antwoord in twee minuten kan volgen.

  • 8.

    Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college of de burgemeester vragen te stellen over hetzelfde onderwerp. Beantwoording van deze vragen dient in ten hoogste drie minuten plaats te vinden.

  • 9.

    Indien het niet mogelijk is inhoudelijk de vraag te antwoorden, wordt de vraag binnen 1 week door het college of burgemeester schriftelijk beantwoord.

Artikel 42 Inlichtingen

  • 1.

    Indien een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe door tussenkomst van de griffier schriftelijk ingediend bij het college of de burgemeester.

  • 2.

    De griffier draagt er zorg voor dat de overige leden van de raad een afschrift van dit verzoek krijgen.

  • 3.

    De verlangde inlichtingen worden zo spoedig mogelijk en als regel binnen vier weken na de datum van ontvangst van het ontvangst, schriftelijk gegeven.

  • 4.

    Het college of de burgemeester kunnen de inlichtingen ook mondeling geven in de eerstvolgende raadsvergadering.

  • 5.

    In het geval de inlichtingen schriftelijk worden gegeven, worden de vragen met de daarop gegeven antwoorden aan alle leden toegezonden, ter openbare kennis gebracht en voor de eerstvolgende raadsvergadering ter inzage gelegd.

  • 6.

    Op verzoek van het lid dat de inlichtingen heeft gevraagd, worden de vragen met de daarop gegeven antwoorden, op de agenda van een volgende vergadering geplaatst.

Hoofdstuk 5 Begroting en rekening

Artikel 43 Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de raad op voorstel van het presidium vaststelt.

Artikel 44 Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die de raad op voorstel van het presidium vaststelt.

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 45 Verslag; verantwoording

  • 1.

    Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn.

  • 2.

    Het raadslid, de wethouder of de secretaris delen het voornemen verslag te doen vóór de aanvang van de vergadering aan de voorzitter mee.

  • 3.

    De voorzitter bepaalt of het verslag wordt gedaan direct na vaststelling van de lijst van ingekomen stukken of vóór het sluiten van de vergadering.

  • 4.

    Indien de raad bespreking van het verslag wenst kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende raadscommissie.

  • 5.

    Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 40, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 6.

    Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 42, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 7.

    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

Artikel 46 Algemeen

  • 1.

    Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

  • 2.

    In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

  • a.

    de toelating van nieuw benoemde leden;

  • b.

    de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de rekening;

  • c.

    de invoering, wijziging en afschaffing van plaatselijke belastingen en

  • d.

    de benoeming en ontslag van wethouders.

Artikel 47 Verslag

  • 1.

    Het verslag van een besloten vergadering wordt niet rondgedeeld, maar liggen uitsluitend voor de leden ter inzage.

  • 2.

    Dit verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van dit verslag.

  • 3.

    Het vastgestelde verslag worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 48 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 49 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers

Artikel 50 Toehoorders en pers

  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 51 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.

Artikel 52 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het standby houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 53 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 54 Inwerkingtreding

  • 1.

    Dit reglement treedt in werking op de achtste dag na de dag van bekendmaking.

  • 2.

    Op dat tijdstip vervalt het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad 2003, vastgesteld bij raadsbesluit van 19 september 2002.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Zwartewaterland van .

de griffier, de voorzitter,

A.J. Kastelein – Renkema A.C. Hofland

toelichting.