Regeling vervallen per 02-11-2011

Reïntegratieverordening

Geldend van 01-10-2004 t/m 01-11-2011

Intitulé

Reïntegratieverordening

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2.

    Deze verordening verstaat onder

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand (Staatsblad 2003, nummer 375);

    • b.

      Ioaw: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers;

    • c.

      Ioaz: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen;

    • d.

      uitkeringsgerechtigde: degene die een periodieke uitkering voor levensonderhoud ontvangt op grond van de wet, de Ioaw of de Ioaz;

    • e.

      Anw-er: persoon die een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet ontvangt en die als werkloze werkzoekende staat ingeschreven bij het Centrum Werk en Inkomen;

    • f.

      niet-uitkeringsgerechtigde (nugger): een persoon als bedoeld in artikel 6 onder a. van de wet, maar ouder dan 18 jaar;

    • g.

      belanghebbende: een persoon die behoort tot de doelgroep en die aanspraak maakt op ondersteuning of aan wie ondersteuning wordt geboden;

    • h.

      doelgroep: de personen aan wie op grond van artikel 7, lid 1 onder a. van de wet door burgemeester en wethouders ondersteuning kan worden geboden;

      • i. voorzieningen: voorzieningen bedoeld in artikel 7, lid 1 onder a van de wet; een instrument binnen een reïntegratietraject dat ingezet wordt om belemmeringen bij aanvaarding van algemeen geaccepteerde arbeid weg te nemen;

    • j.

      arbeidsovereenkomst: een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht waarbij de werknemer gedetacheerd kan worden bij een instantie of bedrijf in de collectieve of marktsector. Met een arbeidsovereenkomst wordt gelijkgesteld een aanstelling op grond van het ambtenarenrecht;

    • k.

      vrijwilligerswerk: het verrichten van onbetaalde maatschappelijk nuttige activiteiten gericht op arbeidsinschakeling of zelfstandige maatschappelijke participatie;

    • l.

      leerwerkstage: stage als bedoeld in artikel 11 van deze verordening;

    • m.

      proefplaatsing: werken met behoud van uitkering als bedoeld in artikel 12 van deze verordening;

    • n.

      loonwaarde: productiviteit van een gesubsidieerde werknemer als percentage van de productiviteit van een reguliere werknemer in een soortgelijke functie;

    • o.

      non-productiviteit: het verschil tussen de vastgestelde productiviteit van een reguliere werknemer in een soortgelijke functie en die van de gesubsidieerde werknemer;

    • p.

      traject: een met de belanghebbende overeengekomen, dan wel door burgemeester en wethouders aan hem opgelegd geheel van activiteiten gericht op het verkrijgen van betaalde arbeid;

    • q.

      trajectplan: een door de belanghebbende te ondertekenen plan waarin het geheel aan activiteiten is vastgelegd, met vermelding van in ieder gevalde doelstellingen, termijnen en kosten;

    • r.

      trajectovereenkomst: overeenkomst inzake het aangaan van het traject waarin rechten en plichten van de betrokkene zijn vastgelegd. De overeenkomst wordt getekend door de belanghebbende en het college;

    • s.

      wettelijk minimumloon: het wettelijk minimumloon dat van toepassing is op de werknemer, exclusief werkgeverslasten.

Artikel 2. Opdracht aan het college

  • 1.

    Burgemeester en wethouders (blijven) voldoen aan de sluitende aanpak en bieden ondersteuning aan belanghebbenden. Artikel 40, eerste lid van de wet is van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zorgen voor een voldoende gevarieerd aanbod van reïntegratie-instrumenten. Burgemeester en wethouders houden daarbij rekening met de aard en omvang van door burgemeester en wethouders te bepalen doelgroepen en de voorzieningen die het meest geschikt zijn voor de leden van die doelgroepen.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen bij het bepalen van het aanbod aan voorzieningen prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en met maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders bevorderen de beschikbaarheid van voorzieningen voor de opvang van kinderen jonger dan 12 jaar voor belanghebbende, voor zover die opvang nodig is voor het volgen van een traject of voor deelname aan een voorziening, of voor het bereiken van het doel van een traject of een voorziening.

    Artikel 3. Beleidsplan

    • 1.

      Het college stelt ter uitvoering van deze verordening een beleidsplan vast

    • 2.

      In het beleidsplan staat aangegeven:

    • a.

      een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen;

    • b.

      een omschrijving van het inkoopbeleid;

    • c.

      het beschikbare budget en een verdeling van de beschikbare middelen over de voorzieningen;

    • d.

      de criteria voor ontheffingen van de arbeidsverplichting, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de combinatie van arbeid en zorg;

    • e.

      het flankerend beleid ten aanzien van zorg en hulpverlening.

    • 3

      Het college zendt eenmaal per jaar aan de raad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid. Dit verslag wordt vormgegeven conform het verslag als

Artikel 4

Budget- en subsidieplafonds

  • 1.

    Het college kan bij uitvoeringsbesluit één of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op de voorziening.

  • 2.

    Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat voor een specifieke

    voorziening in aanmerking komt.

Hoofdstuk 2 Doel en doelgroep

Artikel 5. Doel van de ondersteuning

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan een belanghebbende ondersteuning bieden bij het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid, of als dat doel niet bereikbaar is, bij zelfstandige maatschappelijke participatie.

  • 2.

    Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening, het in artikel 3 genoemde beleidsplan en de door het college op te stellen uitvoeringsbesluiten.

Artikel 6. Vorm van de ondersteuning

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen voorzieningen beschikbaar, die een traject ondersteunen.

  • 2.

    Onder voorzieningen worden verstaan: een onderzoek naar en verslag over de mogelijkheden van belanghebbenden, aanbodversterking, begeleiding, loonkostensubsidies, bemiddeling, een betaalde of onbetaalde arbeidsplaats, maatschappelijke activering, bevordering van zelfstandige maatschappelijke participatie, schuldhulpverlening en nazorg. In het beleidsplan als bedoeld in artikel 3 wordt vastgelegd welke voorzieningen het college kan aanbieden, alsmede de voorwaarden die daarbij gelden, voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 3.

    Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij o.m. beoordeeld wordt of de ondersteuning c.q. voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van belanghebbende, het meest doelmatig is, voor de inschakeling in de arbeid.

  • 4.

    Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere voorwaarden verbinden.

  • 5.

    Het traject wordt vastgelegd in een door belanghebbende te ondertekenen trajectplan.

  • 6.

    Belanghebbende dient voor aanvang van het traject een trajectovereenkomst te ondertekenen.

  • 8.

    Burgemeester en wethouders kunnen een voorziening beëindigen of bijstellen indien:

  • a.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikel 9 van de wet niet nakomt;

  • b.

    de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

  • c.

    de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening;

  • d.

    de voorziening naar het oordeel van burgemeester en wethouders de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

  • 9.

    Bij de inzet van voorzieningen wordt gekozen voor die voorzieningen die beschikbaar is en die adequaat en toereikend is voor het doel dat beoogd wordt.

  • 10.

    Voorzieningen die gericht zijn op de arbeidsinschakeling worden alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is.

  • 11.

    Bij uitvoeringsbesluit kan het college ten aanzien van voorzieningen nadere regels stellen. Deze regels kunnen onder meer betrekking hebben op:

  • a.

    de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

  • b. de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

  • c. de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of –vaststelling;

  • d. de aanvraag van en de besluitvorming over subsidies en premies;

  • e. de betaling van subsidies en de verlening van voorschotten;

  • f. het heffen van eigen bijdragen;

  • g. overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

Artikel 7. Onderzoek

Burgemeester en wethouders kunnen voordat besloten wordt tot een traject en /of tot de inzet van reïntegratie-instrumenten een onderzoek (laten) doen naar de mogelijkheden van de belanghebbende en naar de geschiktheid van de reïntegratie-instrumenten of andere vormen van begeleiding.

Artikel 8. Verplichtingen

Onverminderd de verplichtingen die gelden op grond van de wet of van andere wetten gelden voor de belanghebbende de volgende verplichtingen:

  • a.

    het verstrekken van de inlichtingen aan burgemeester en wethouders die nodig zijn voor het bepalen van een geschikt traject en / of een geschikte voorziening;

  • b.

    het verlenen van medewerking aan een onderzoek als bedoeld in artikel 6;

  • c.

    het gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening;

  • d.

    bij het gebruik maken van een voorziening, is de belanghebbende gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening en de hierop gebaseerde uitvoeringsbesluiten van het college, alsmede aan de specifieke verplichtingen die het college aan de voorziening heeft verbonden.

  • e.

    het naar vermogen deelnemen aan de verschillende onderdelen van het traject;

  • f.

    na laten hetgeen de realisatie van het doel van het traject of van de voorzieningen belemmert;

  • g.

    zich te onthouden van gedragingen die het slagen van een traject in de weg kunnen staan.

    Artikel 9. Beperkingen

    • 1.

      Geen recht op ondersteuning bestaat indien sprake is van een voorliggende voorziening welke naar de mening van burgemeester en wethouders in voldoende mate bijdraagt aan de reïntegratie van de aanvrager.

    • 2.

      Evenmin bestaat recht op ondersteuning indien het (gezins-) vermogen hoger is dan het voor betrokkene geldende vrij te laten vermogen zoals vastgelegd in de WWB.

    • 3.

      Burgemeester en wethouders verlangen van belanghebbenden zoals bedoeld in artikel 1, lid 2 onder e. en f. een bijdrage in de kosten van de voorziening voorzover het netto- gezinsinkomen het wettelijk minimumloon overtreft met 15%. Bij een inkomen van 150 % van het WML of overtreft bedraagt de eigen bijdrage 100%.

    • 4.

      Een voorziening ten behoeve van personen zoals bedoeld onder 3 gaat eerst in nadat door belanghebbende de eigen bijdrage is voldaan.

    • 5.

      De (resterende) trajectkosten worden aan personen zoals bedoeld onder 3 verstrekt als lening, om te zetten in een gift nadat het college heeft vastgesteld dat door belanghebbende is voldaan aan de in de trajectovereenkomst vastgelegde verplichtingen.

    Hoofdstuk 3. Werk als instrument voor reïntegratie

    Artikel 10 Vrijwilligerswerk

    • 1.

      Vrijwilligerswerk kan een onderdeel zijn van een traject gericht op arbeidsinschakeling of, als dat vooralsnog niet mogelijk is, zelfstandige maatschappelijke participatie.

    • 2.

      Vrijwilligerswerk heeft als doel de belanghebbende, met behoud van uitkering, werkritme op te laten doen en/of behouden.

    • 3.

      Vrijwilligerswerk wordt alleen verricht bij organisaties zonder winstoogmerk.

    • 4.

      Deze voorziening kan ingezet worden wanneer door burgemeester en wethouders aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende geen perspectief of pas op (middel)lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en dat inzet van de voorziening wenselijk is.

    Artikel 11. Leerwerkstages

    • 1.

      Een leerwerkstage kan een onderdeel zijn van een traject gericht op arbeidsinschakeling.

    • 2.

      De leerwerkstage heeft als doel de belanghebbende, met behoud van uitkering, door middel van een stage werkervaring en vaardigheden op te laten doen in een bepaald vakgebied, alsmede het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

    • 3.

      Deze voorziening kan ingezet worden wanneer door burgemeester en wethouders aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op korte of (middel)lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en een leerwerkstage geïndiceerd is.

    • 4.

      De leerwerkstage duurt maximaal zes maanden.

    • 5.

      Schriftelijk wordt tenminste vastgelegd het doel van de stage, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

    • 6.

      Voor de leerwerkstage kan van de stagebiedende instelling of van het stagebiedende bedrijf een stagevergoeding worden gevraagd.

    Artikel 12. Proefplaatsingen

    • 1.

      Een proefplaatsing kan een onderdeel zijn van een traject gericht op arbeidsinschakeling.

    • 2.

      De proefplaatsing heeft als doel de belanghebbende, met behoud van uitkering, te laten wennen aan aspecten die samenhangen met het verrichten van betaalde arbeid, dan wel het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

    • 3.

      Deze voorziening kan ingezet worden wanneer door burgemeester en wethouders aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op korte of (middel)lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en een proefplaatsing geïndiceerd is.

    • 4.

      De proefplaatsing kan maximaal zes maanden duren.

    • 5.

      Schriftelijk wordt tenminste vastgelegd het doel van de plaatsing, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

    • 6.

      Voor een proefplaatsing kan van de instelling of het bedrijf een vergoeding worden gevraagd.

Artikel 13.

Maatschappelijke activering

  • 1.

    Het college kan als onderdeel van dan wel als opstap naar een reïntegratietraject

    activiteiten aanbieden in het kader van maatschappelijke activering.

  • 2.

    Onder maatschappelijke activering wordt verstaan het verrichten van maatschappelijk

    nuttige activiteiten ter voorbereiding op een traject, gericht op arbeidsinschakeling.

Artikel 14.

Voormalige Wiw- en ID-banen

  • 1.

    Het college gaat geen nieuwe dienstverbanden aan.

  • 2.

    Het college werkt toe naar een vermindering van de kosten van bestaande

    dienstverbanden

  • 3.

    Het college bewerkstelligt een vermindering van het aantal dienstverbanden.

Artikel 15.

Loonkostensubsidies

  • 1.

    Het college kan een subsidie verstrekken aan werkgevers die met een

    uitkeringsgerechtigde, een Anw-er of een Nugger een arbeidsovereenkomst sluiten.

  • 2.

    Bij uitvoeringsbesluit stelt het college regels ten aanzien van de duur van de subsidie,

    de hoogte en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

  • 3.

    De subsidie wordt alleen verstrekt, indien hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing plaatsvindt.

Artikel 16.

Scholing

  • 1.

    Het college kan een vorm van scholing aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    In de in het eerste lid bedoelde scholing kan worden voorzien door middel van een subsidie ter hoogte van de opleidingskosten.

  • 3.

    Het college stelt bij uitvoeringsbesluit regels ten aanzien van de noodzakelijkheid van de scholing, de duur en de maximale kosten.

Artikel 17.

Vergoedingen

Het college kan aan belanghebbenden een vergoeding verstrekken voor kosten die worden

gemaakt in het kader van de arbeidsinschakeling. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om een bijdrage in

verhuiskosten, reiskosten of kosten voor kinderopvang.

Artikel 18 Vrijlating kostenvergoeding vrijwilligerswerk

Ingeval een belanghebbende van de werkgever of instantie waar hij vrijwilligerswerk verricht

een onkostenvergoeding ontvangt voor daadwerkelijk gemaakte onkosten, wordt deze vergoeding vrijgelaten ter hoogte van het in de wet bepaalde maximum.

Artikel 19.

Voorzieningen, gericht op nazorg

Het college kan aan werkgevers, bij wie een uitkeringsgerechtigde algemeen geaccepteerde arbeid heeft aanvaard, zonder dat er sprake is van een voorziening in de zin van deze paragraaf, voorzieningen bieden, gericht op nazorg.

Artikel 20. Uitbesteding

Burgemeester en wethouders dragen de uitvoering reïntegratie en activeringstrajecten op aan (een) private rechtsperso(o)n(en).

Hoofdstuk 4. Afstemming en terugvordering

Artikel 21. Afstemming en terugvordering

  • 1.

    Een belanghebbende die door burgemeester en wethouders een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken, en wel op zodanige wijze dat uitstroom naar betaalde arbeid onverkort kan plaatsvinden.

  • 2.

    De belanghebbende die deelneemt aan een voorziening is gehouden de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, artikel 7, alsmede de verplichtingen die burgemeester en wethouders aan de aangeboden voorziening hebben verbonden, na te komen.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een

    voorziening en die niet voldoet aan het gestelde in het eerste of tweede lid een maatregel opleggen conform hetgeen hierover is bepaald in de Maatregelenverordening Zwartewaterland 2004.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen van een belanghebbende niet zijnde een

    uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening en die niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen de uitkering van een belanghebbende die zonder

  • toestemming een opleiding is gaan dan wel blijft volgen afstemmen op het betoonde besef van verantwoordelijkheid.

  • Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 22. Beleidsregels

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere beleidsregels vaststellen.

Artikel 23.

Hardheidsclausule

Het college kan in gevallen, waarin als gevolg van onverkorte toepassing van deze verordening sprake zou zijn van onbillijkheden van zwaarwegende aard, gemotiveerd ten gunste van de belanghebbende afwijken van toepassing van deze verordening.

Artikel 24.Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Reïntegratieverordening WWB

gemeente Zwartewaterland 2004.

Artikel 25. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 oktober 2004.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 1 juli 2004.

De voorzitter, De griffier,

Toelichting op de Reïntegratieverordening WWB, gemeente Zwartewaterland 2004

Algemeen

Deze verordening regelt de ondersteuning die burgemeester en wethouders bieden bij de arbeidsinschakeling van werklozen die horen tot de doelgroep. De opdracht om die ondersteuning te bieden is geregeld in artikel 7 van de Wet werk en bijstand (WWB). Het voorschrift om een verordening vast te stellen waarin deze ondersteuning nader vorm wordt gegeven volgt uit artikel 8 WWB.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1.

Begripsbepalingen

Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet Werk en Bijstand (WWB). Waar dat mogelijk is, kan de gemeente via de begripsbepalingen eigen accenten leggen.

Artikel 2. Opdracht aan het college

De WWB geeft aan burgemeester en wethouders de verantwoordelijkheid voor het bieden van ondersteuning. Hoewel belanghebbenden aanspraak kunnen maken op ondersteuning, is er geen afdwingbaar recht op ondersteuning op de manier zoals de belanghebbende dat mogelijk het liefst zou zien. Het is aan burgemeester en wethouders om zorg te dragen voor een voldoende aanbod van voorzieningen, waarbij zij te maken hebben met beperkte financiële middelen, terwijl de vraag naar ondersteuning afhankelijk is van een veelheid aan sociaal-economische factoren.

In de WWB is in artikel 10, derde lid aangegeven dat de aanspraak op voorzieningen alleen geldt voor de personen die ook daadwerkelijk inwoners van de gemeente zijn, door middel van een verwijzing naar artikel 40, eerste lid van de wet. Door deze verwijzing ook aan de opdracht van het college te koppelen kan de gemeente aangeven voorzieningen alleen voor de eigen doelgroep in te willen zetten.

Het tweede lid is de vertaling van de opdracht uit de WWB dat de gemeente evenwichtig aandacht aan de diverse doelgroepen moet besteden en rekening moet houden met de combinatie van arbeid en zorg. In het beleidsplan, maar met name in de uitvoering, komt vervolgens tot uiting hoe dit punt uitgewerkt wordt.

Het vierde lid geeft het college de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren dat zoveel mogelijk personen ondersteund kunnen worden. Dit is met name van belang, omdat de gemeente de aanspraak op een voorziening niet kan weigeren als slechts het budget ontoereikend is: er dient altijd een alternatief voorhanden te zijn.

Artikel 3

Beleidsplan

De WWB draagt de gemeenteraad op om het reïntegratiebeleid in een verordening vast te leggen. Gekozen is voor de systematiek om niet alles in de verordening te regelen, maar ook gebruik te maken van beleidsplannen en uitvoeringsbesluiten.

Het eerste lid geeft aan dat het college een beleidsplan vaststelt. Dit kan jaarlijks zijn, maar er kan ook voor worden gekozen naast een jaarlijks plan een meerjarenbeleidsplan vast te stellen. Daarnaast is er de mogelijkheid om met deelplannen te werken.

Het tweede lid is facultatief en biedt de mogelijkheid aan te geven welke specifieke beleidsonderwerpen in het beleidsplan aan de orde dienen te komen.

Het derde lid biedt de basis voor de verantwoording van het beleid. De WWB geeft aan dat het college elk jaar een voorlopig en een definitief verslag over de uitvoering naar het rijk zendt. Deze verslagen dienen vergezeld te worden door een verklaring van de gemeenteraad. Daarom is ervoor gekozen expliciet op te nemen dat er een verantwoordingsverslag aan de raad moet worden gezonden. Het ligt voor de hand dat bij de vormgeving van het verslag op grond van de verordening aangesloten wordt bij de inhoud van het reguliere verslag over de uitvoering.

Artikel 4

Budget- en subsidieplafonds

De gemeente kan, om de financiële risico’s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Dit kan in het beleidsplan gebeuren.

De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven er beschik-baar zijn.

Er kan dus geen algemeen plafond ingesteld worden. Wat wel kan, is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd; dit laat de mogelijkheid open om uit te wijken naar een ander instrument.

In dit artikel wordt uitgegaan van de bevoegdheid van het college om bedoelde plafonds in te stellen. Een mogelijkheid is dat bij de vaststelling van de plafonds wordt verwezen naar de bedragen die in het beleidsplan of in de begroting voor de verschillende voorzieningen worden gereserveerd.

Een budgetplafond geldt voor de overige uitgaven die het college doet in het kader van voorzieningen. Een subsidieplafond geldt voor voorzieningen die subsidies inhouden. Een subsidieplafond moet bekendgemaakt worden vóór de periode waarvoor het geldt (artikel 4:27, eerste lid Algemene wet bestuursrecht). Voor 2004 wordt er nog geen gebruik gemaakt van deze bepaling. Dit biedt de gelegenheid om in 2004 de noodzaak van toepassing te bezien op basis van de eerste ervaringscijfers.

Artikel 5. Doel van de ondersteuning

Het doel van de ondersteuning zoals in allerlei vormen is vastgelegd in deze verordening, is het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid of als dat doel niet bereikbaar is, maatschappelijke activering. Bij dit laatste valt te denken aan vrijwilligerswerk, mantelzorg. Ook kan ondersteuning geboden worden om te voorkomen dat een belanghebbende maatschappelijk buitengesloten raakt. Ten denken valt aan het inschakelen van zorg, toeleiding naar educatieve, sportieve of culturele activiteiten of deelname aan activiteiten in wijk of buurt.

Artikel 6. Vorm van de ondersteuning

Ondersteuning hoeft niet altijd te bestaan uit een door derden uitgevoerde diagnose, gevolgd door een vastgesteld traject met één of meerdere voorzieningen. Als dat kan, kan worden volstaan met advies of doorverwijzing naar andere instanties. Voorzieningen worden alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is. Voorzieningen worden uitsluitend ingezet als aan de hand van onderzoek vast is komen te staan dat door de inzet van die voorzieningen het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid binnen afzienbare tijd mogelijk wordt. Gesubsidieerde arbeid wordt op grond van de WWB gezien als vorm van algemeen geaccepteerde arbeid, met dien verstande dat gesubsidieerde arbeid geen einddoel kan zijn.

Bij inzet van een voorziening geldt dat die specifieke voorziening in dat specifieke geval de kortste weg naar arbeid is. Hiermee wordt niet alleen de tijd tussen de inzet van het instrument en de werkaanvaarding bedoeld, maar ook de inspanningen die het kost om dat doel te bereiken.

Alleen als arbeidsinschakeling binnen afzienbare termijn niet tot de mogelijkheden behoort, kan maatschappelijke activering een doel van de inzet van voorzieningen zijn. Ook in dat geval geldt dat de voorziening beschikbaar moet zijn en dat het adequaat en toereikend moet zijn voor het beoogde doel.

De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de inhoud van het traject ligt bij burgemeester en wethouders, die immers verantwoordelijk zijn voor de effectieve en doelgerichte inzet van schaarse middelen. Binnen de grenzen van die verantwoordelijkheid wordt rekening gehouden met de wensen van de belanghebbende, want voor het slagen van het traject is de motivatie van de belanghebbende belangrijk. Bovendien wordt, voordat tot uitvoering van het trajectplan wordt besloten, de inhoud van het traject besproken met de belanghebbende, waarna het trajectplan en de overeenkomst door beide partijen ondertekend wordt.

Voorts strekt dit artikel ertoe zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen, ook de voorzieningen die niet met name in de verordening zijn opgenomen. Het eerste lid geeft daarom aan dat de verordening geen uitputtende opsomming van voorzieningen bevat.

Het vierde lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bepaald worden dat een klant gedurende het traject op gezette tijden met de consulent de voortgang bespreekt.

Het zevende lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen het dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een detacheringsbaan. Bij deze laatste wijze van beëindigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de eventueel aanwezige rechtspositie-regelingen in acht te worden genomen.

Een bijzonder aandachtspunt is hier het uitbesteden van voorzieningen aan reïntegratiebedrijven. Immers, bij uitbesteden wordt een deel van de regie uit handen gegeven. Het verdient dan ook aanbeveling dat in het contract met reïntegratiebedrijven wordt verklaard dat deze reïntegratie-verordening van toepassing is.

Het tiende lid geeft het college de algemene bevoegdheid om voor voorzieningen nadere regels te stellen. Dit heeft met name tot doel om bij subsidieverstrekking de uitvoering zoveel mogelijk aan het college over te laten.

Artikel 7. Onderzoek

Voordat tot de inzet van voorzieningen wordt besloten zal doorgaans een advies worden ingewonnen van een bedrijf dat gespecialiseerd is in diagnoses met betrekking tot reïntegratie, zeker wanneer het gaat om reïntegratie van arbeidsgehandicapten.

In bepaalde gevallen zal het onderzoek door burgemeester en wethouders wordt verricht. Eventueel kan na zo'n onderzoek besloten worden alsnog advies van derden in te winnen. Ook is denkbaar dat uit het eigen onderzoek al blijkt dat een diagnose door derden en / of de inzet van voorzieningen niet nodig is.

Artikel 8. Verplichtingen

In de WWB is vastgelegd welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering.

Met het oog op kenbaarheid en consistentie zijn de verplichtingen in het kader van deze verordening conform de wet geformuleerd.

Deelname aan reïntegratie is niet vrijblijvend. Bijstandsgerechtigden zijn reeds door het ontvangen van een uitkering aan bepaalde verplichtingen gehouden. Voor diegenen zonder uitkering moeten voorwaarden aan het reïntegratietraject worden verbonden. Dit geldt ook voor de bijstandsgerechtigden.

Het niet nakomen van de verplichtingen geeft de gemeente de mogelijkheid om een traject af te breken of gevraagde ondersteuning te weigeren, bijvoorbeeld als een belanghebbende niet mee wil werken aan een onderzoek.

Gemaakte kosten kunnen op de belanghebbende worden teruggevorderd, als door verwijtbaar handelen van de zijde van de belanghebbende een traject niet tot het gewenste resultaat leidt.

De belanghebbende heeft uiteraard ook rechten. Deze zijn in wet- en regelgeving vastgelegd.

Tegen beslissingen op grond van deze verordening staat bezwaar en beroep open op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het recht op inzage in gegevens en zonodig correctie daarvan is geregeld in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).

Artikel 9. Beperkingen

Het niet aanbieden van een voorziening ingeval van een voorliggende voorziening, zoals de mogelijkheid van studiefinanciering en het hebben van een vermogen boven de toepasselijke vermogensgrens, zoals vastgelegd in de WWB, maar ook het vragen van een eigen bijdrage aan Nuggers en Anw-er, gerelateerd aan de hoogte van het inkomen, is, gezien de schaarse middelen, op zijn plaats. Bij het beschikken van een inkomen van 115% van het minimumloon of meer wordt -naar rato- een eigen bijdrage van de trajectkosten zoals begroot in het trajectplan in rekening gebracht. Bij een inkomen vanaf 150 % van het wettelijk minimumloon bedraagt de eigen bijdrage 100% van de trajectkosten.

Uitvoering van het trajectplan van een Nugger / Anw-er vindt eerst plaats nadat de eigen bijdrage is voldaan. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente zich geplaatst ziet voor incassokosten en dergelijke.

Ter borging van het voldoen aan de in de trajectovereenkomst gestelde verplichtingen worden de (resterende) trajectkosten bij Nuggers en Anw-ers in beginsel als lening verstrekt. De gemeente heeft immers geen mogelijkheden om –zoals bij uitkeringsgerechtigden de uitkering af te stemmen indien door een belanghebbende niet wordt voldaan aan de opgelegde verplichtingen. De lening wordt eerst omgezet in een gift nadat gebleken is dat belanghebbende, naar het oordeel van het college, heeft voldaan aan de opgelegde voorwaarden en verplichtingen.

Artikel 10. Vrijwilligerswerk

In het kader van een activeringstraject kan het verrichten van vrijwilligerswerk met behoud van uitkering een nuttig instrument zijn om werkritme op te doen of te laten behouden. Het kan worden ingezet als uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is, of als dat pas op middellange of lange termijn te realiseren is. Er is bewust voor gekozen om geen exacte termijnen te noemen voor dit arbeidsperspectief. Niet alleen zou dat ten onrechte de suggestie wekken dat altijd vooraf vast te stellen is, het arbeidsperspectief is ook niet alleen afhankelijk van in de persoon gelegen omstandigheden. Ook een veranderende arbeidsmarkt maakt dat de het arbeidsperspectief wijzigt. In het kader van deze verordening wordt uitgegaan van de volgende termijnen:

  • -

    korte termijn: binnen een jaar;

  • -

    middellange termijn: binnen twee jaar;

  • -

    lange termijn: niet binnen tweeënhalf jaar.

Vrijwilligerswerk wordt alleen verricht bij organisaties die geen winstoogmerk hebben. Uit de definitie van vrijwilligerswerk in artikel 1 onder k volgt bovendien dat het moet gaan om maatschappelijk nuttige activiteiten. Er is van afgezien om een maximale duur vast te stellen, om ervoor te zorgen dat het instrument ingezet kan worden voor degenen voor wie uitstroom naar betaald werk niet mogelijk is, en voor wie het vrijwilligerswerk zelfstandige maatschappelijke participatie als doel heeft.

Wanneer vrijwilligerswerk een onderdeel van een traject naar betaald werk is, wordt de duur beperkt doordat een traject van beperkte duur is.

Artikel 11. Leerwerkstages

Leerwerkstages zijn een betrekkelijk nieuw instrument voor de gemeente om langdurig werklozen te reïntegreren. Voor de term ‘leerwerkstage’ is gekozen om te benadrukken dat het gaat om een scholingsinstrument: niet de arbeid zelf, maar het leren werken staat centraal.

Het is belangrijk om in de gaten te houden onder welke voorwaarden de leerwerkstage aangeboden wordt. Dit vanwege het gevaar dat de leerwerkstage beschouwd kan worden als een gewone arbeidsovereenkomst.

Volgens het arbeidsrecht is er sprake van een arbeidsovereenkomst, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • -

    er dient sprake te zijn van de persoonlijke verplichting om arbeid te verrichten;

  • -

    de arbeid wordt verricht onder gezag van een ander;

  • -

    die ander betaalt voor de arbeid een bepaald bedrag aan loon;

  • -

    de arbeid wordt verricht gedurende enige tijd.

De Hoge Raad heeft bepaald dat er bij een leerwerkstage weliswaar sprake is van het persoonlijk verrichten van arbeid, maar dat dit overwegend gericht is op het uitbreiden van de kennis en ervaring van de werknemer. Daarnaast is er bij een leerwerkstage in de regel geen sprake van beloning. Het is daarom van belang terughoudend te zijn met het verstrekken van een gerichte stagevergoeding.

Wel is het mogelijk een onkostenvergoeding te verstrekken voorzover daadwerkelijk sprake is van onkosten.(te denken valt aan reiskosten of de aanschaf van specifieke voor het werk benodigde kleding en / of schoeisel)

Over de praktische invulling van de werkstage is veel waardevolle informatie opgenomen in het boekje “Work first! (2): Van model naar praktijk” van Stimulansz. Hierin wordt ook uitgebreid aandacht besteed aan de arbeidsrechtelijke aspecten van werkstages.

Het artikel vermeld de algemene bepaling voor het aanbieden van een leerwerkstage waarbij tevens is vastgelegd wat het doel is van de werkstage, om het verschil met een normale arbeidsverhouding duidelijk te maken. Dit is met name van belang om te voorkomen dat de belanghebbende eist dat sprake is van een arbeidsovereenkomst en bij de rechter loonbetaling afdwingt.

De leerwerkstage heeft een drieledige doelstelling: ten eerste kan een belanghebbende specifieke werkervaring opdoen en vaardigheden in een bepaald vakgebied leren. Ten tweede leert de belanghebbende te werken in een arbeidsrelatie. De belanghebbende kan tijdens een leerwerkstage wennen aan aspecten als gezag, op tijd komen, werkritme en samenwerken met collega’s. In de derde plaats moet de leerwerkstage de uitstroommogelijkheden en kansen op een betaalde baan vergroten.

Het vierde lid geeft de maximale duur (6 maanden) van de werkstage aan.

In het vijfde lid wordt bepaald dat er voor de werkstage een schriftelijke overeenkomst (stage-overeenkomst) wordt opgesteld. Hierin kan expliciet het doel van de leerwerkstage worden opgenomen, alsmede de wijze van begeleiding. Door deze schriftelijke overeenkomst kan nog eens gewaarborgd worden dat het bij een leerwerkstage niet gaat om een reguliere arbeidsverhouding.

Artikel 12. Proefplaatsingen

Bij de proefplaatsing is het doel niet alleen het leren van vaardigheden, maar ook het wennen aan aspecten die samenhangen met betaald werk. Net als de leerwerkstage kan het instrument worden ingezet voor leden van de doelgroep met een perspectief op betaald werk op korte, middellange of lange termijn. De proefplaatsing duurt maximaal zes maanden.

Artikel 13.

Maatschappelijke activering

Het college kan als onderdeel van een reïntegratietraject activiteiten aanbieden in het kader van maatschappelijke activering. Hieronder wordt verstaan: het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten ter voorbereiding op een traject, gericht op arbeidsinschakeling. Volgens de WWB dient maatschappelijke activering gericht te zijn op arbeidsinschakeling. Voor bepaalde doelgroepen is arbeidsinschakeling echter een te hoog gegrepen doel. Voor deze personen staat dan ook niet reïntegratie, maar participatie voorop. Gezien de beperkte middelen uit het werkdeel in relatie tot de omvang van de doelgroep, is in het beleid van de gemeente een helder onderscheid gemaakt tussen maatschappelijke activering als onderdeel van c.q. voortraject voor een reïntegratietraject, ter voorbereiding op arbeidsinschakeling en maatschappelijke participatie, gericht op het participeren van de persoon in de maatschappij. Activering valt binnen de geplande budgetbesteding. Participatie niet. Daarvoor zullen, gezien het maatschappelijk nut en de sociale noodzaak, zoveel mogelijk andere financieringsbronnen gevonden en benut dienen te worden. Hierbij moet met name gedacht worden aan welzijnsfondsen die de gemeente zelf kan opzetten, subsidiëren in het maatschappelijk middenveld, betere benutting van middelen zoals bijvoorbeeld volwasseneneducatie, een optimale benutting van de sociale infrastructuur en de reeds bestaande voorzieningen als (maatschappelijke) zorginstellingen.

Artikel 14.

Voormalige Wiw- en ID-banen

De WWB houdt de mogelijkheid open om personen een dienstverband aan te bieden, teneinde op detacheringsbasis werkervaring op te doen. De gemeente zal geen nieuwe dienstverbanden aangaan. Gesubsidieerde banen slaan een te groot gat in het werkdeel. Dat is ongewenst in verband met de overige voorzieningen die daaruit moeten worden betaald.

Voor wat betreft de bestaande Wiw en de ID-banen: de gemeente werkt toe naar een vermindering van het aantal WIW-ers en ID-ers en een verlaging van de kosten van deze banen.

Artikel 15.

Loonkostensubsidies

Het instrument loonkostensubsidies, gericht op reïntegratie, is bekend van de werkervaringsplaatsen uit de Wiw. Onder de WWB is het instrument geheel vormvrij geworden. Het beleid van de gemeente komt tot uitdrukking in de hoogte van de subsidie, de termijn en de eraan verbonden verplichtingen. Volgens Europese richtlijnen mag de subsidie niet méér bedragen dan 50 % van de totale loonkosten.

Het eerste lid geeft de basis van de subsidieverlening. Dat het gaat om een reïntegratievoorziening wordt aangeduid door te verwijzen naar de doelgroep.

In het tweede lid wordt de inhoudelijke kant van de zaak gedelegeerd aan het college. Burgemeester en wethouders dienen nadere regels te stellen over hoogte, duur en verplichtingen. Ook de praktische uitvoering inzake aanvraag, informatieverplichtingen en dergelijke behoort tot het domein van het college.

Het derde lid geeft aan dat er bij plaatsing geen verdringing mag plaatsvinden, en dat de concurrentie-verhoudingen niet nadelig mogen worden beïnvloed. Hiervoor dienen criteria gesteld te worden. Te denken valt aan een toets of de te verrichten arbeid productief is, en of er geen recent ontslag heeft plaatsgevonden.

Artikel 16. Scholing

Scholing is bij uitstek een maatwerkinstrument. Op het niveau van de verordening is dan ook slechts vastgelegd dat het college randvoorwaarden formuleert en nadere regels kan stellen.

Het tweede lid geeft aan dat de scholing zowel aangeboden kan worden in de vorm van een voorziening die door de gemeente ingekocht kan worden, als in de vorm van een subsidie. Dit laatste kan van belang zijn, indien de klant op eigen initiatief met een vorm van scholing komt die door het college als noodzakelijk wordt beschouwd, maar die niet bestaat binnen het reguliere scholingsaanbod van de gemeente.

Artikel 17.

Overige vergoedingen

Het is denkbaar dat de gemeente, ter stimulering van de arbeidsinschakeling, besluit bijzondere noodzakelijke kosten vergoedt. In dit artikel zijn als voorbeelden genoemd: reiskosten, verhuiskosten en kosten voor kinderopvang.

Artikel 18. Vrijlating kostenvergoeding vrijwilligerswerk

In de WWB is de mogelijkheid opgenomen om deze -door de werkgever, instantie- verstrekte vergoeding vrij te laten tot een in de wet vastgelegd maximumbedrag. Indien en voorzover daartegenover ook daadwerkelijke kosten staan zoals bijvoorbeeld reiskosten, ligt het voor de hand deze vrij te laten. Het is aan belanghebbende om deze vrijlating aan te vragen en daarbij aan te tonen dat er in zijn geval daadwerkelijk kosten zijn gemaakt.

Artikel 19.

Voorzieningen, gericht op nazorg

Mede gezien de beperkte budgetten is het belangrijk ervoor te zorgen dat bijstandsgerechtigden na uitstroom uit de uitkering niet na een korte periode terugvallen in de uitkering. De gemeente kan ertoe besluiten veel aandacht te besteden aan nazorg, met als doel een werkelijk duurzame plaatsing te realiseren. Bij dit artikel is ervan uitgegaan dat nazorg geboden kan worden nà acceptatie van algemeen geaccepteerde arbeid, dus niet bij gesubsidieerde arbeid. Bij gesubsidieerde arbeid maakt begeleiding en advisering normaal gesproken deel uit van het traject. Weliswaar zullen geen nieuwe Wiw- en IDbanen worden aangegaan, toch is deze vaststelling voor de gemeente van belang in verband met de mogelijkheid om aan loonkostensubsidies aan reguliere werkgevers de voorwaarde bij de subsidieverstrekking te verbinden nazorg wordt geboden gedurende de periode van subsidiëring.

Artikel 20. Uitbesteding

Dit artikel ziet op de plicht van de gemeente, zoals vastgelegd in o.m. de SUWI-wetgeving, de uitvoering van trajecten zoveel mogelijk uit te besteden.

Artikel 21. Afstemming en terugvordering

Dit artikel legt de relatie met de maatregelenverordening en het terugvorderingsbeleid van de gemeente.

Artikel 22. Beleidsregels

In deze verordening zijn de belangrijkste voorwaarden voor reïntegratievoorzieningen opgenomen. Desondanks kan het wenselijk zijn dat bepaalde voorwaarden worden aangevuld of aangescherpt Omgekeerd kan het wenselijk zijn dat ten behoeve van bepaalde uitkeringsgerechtigden of werkgevers in gunstige zin kan worden afgeweken. Om te voorkomen dat telkens in individuele gevallen van de gestelde regels wordt afgeweken, is voorgeschreven dat dit alleen kan op grond van door burgemeester en wethouders vastgestelde algemene richtlijnen.

Artikel 23.

Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 24.

Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 25.

Inwerkingtreding

In het kader van de gefaseerde invoering van de WWB hebben gemeenten tot 1 januari 2005 de tijd om de verordening vast te stellen. De aanspraak van artikel 10 WWB kan door klanten pas ‘te gelde’ worden gemaakt nadat deze verordening is ingegaan.