Treasurystatuut van de gemeente Zwartewaterland 2013

Geldend van 01-01-2014 t/m heden

Intitulé

Treasurystatuut 2013 Gemeente Zwartewaterland

Inhoud

1 Inleiding 1

2 Treasurystatuut 2

I Begrippenkader 2

II Doelstellingen van de treasuryfunctie 3

Risicobeheer

III Uitgangspunten risicobeheer 4

IV Renterisicobeheer 4

V Koersrisicobeheer 4

VI Kredietrisicobeheer 5

VII Intern liquiditeitsrisicobeheer 5

VIII Valutarisicobeheer 5

Gemeentefinanciering

IX Financiering 6

X Langlopende uitzettingen 6

XI Relatiebeheer 6

Kasbeheer

XII Geldstromenbeheer 7

XIII Saldo- en liquiditeitenbeheer 7

Administratieve organisatie en interne controle

XIV Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle 8

XV Financiële positie gemeente Zwartewaterland 9

XVI Verantwoordelijkheden 10

XVII Bevoegdheden 12

XVIII Informatievoorziening 13

XIX Informatievoorziening en verantwoording 14

XX Inwerkingtreding 14

3 Memorie van toelichting 15

4 Garantstellingen Geldleningen 24

Bijlagen: wetteksten

Bijlage 1 Wet financiering decentrale overheden

Bijlage 2 Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden

Bijlage 3 Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden

Bijlage 4 Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden

1 Inleiding

Per 1 januari 2001 is de Wet financiering decentrale overheden in werking getreden.

In deze Wet zijn de kaders gesteld voor een verantwoorde, prudente en professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van decentrale overheden. De circulaire handreiking Treasury van 24 februari 2000 definieert de treasuryfunctie daarbij als:

Het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

De gemeente Zwartewaterland onderkent het belang van een verantwoord en adequaat beheer van haar financiële middelen. Mede als gevolg van de Wet fido (Wet financiering decentrale overheden) wenst zij haar activiteiten op het gebied van treasury op een zo transparant en beheersbaar mogelijke wijze in te richten.

Twee belangrijke instrumenten hierbij zijn het treasurystatuut en de paragraaf financiering. In het treasurystatuut wordt de “beleidsmatige infrastructuur” van de treasuryfunctie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Het statuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk. Naast het treasurystatuut zal de gemeente jaarlijks een treasuryparagraaf , oftewel een paragraaf Financieringopnemen in zowel de programmabegroting als in de jaarrekening. Hierin worden de specifieke beleidsvoornemens respectievelijk de uitvoering van het beleid op het gebied van treasury besproken.

Bij het opstellen van het treasurystatuut is rekening gehouden met de bepalingen van de wettelijke kaders (o.a. Gemeentewet, Wet fido , de Ruddo (Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden) en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden en de gemeentelijke financiële verordening). Teneinde de transparantie van het treasurystatuut te bevorderen is, voor zover dit relevant is, aansluiting gezocht bij de door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties opgestelde “Handreiking Treasury”.

In het treasurystatuut worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury: risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer. Daarna worden de organisatorische randvoorwaarden aan de treasuryfunctie weergegeven. Daarbij ligt het accent op de eenduidigheid omtrent de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tot slot worden de uitgangspunten vastgelegd voor de informatie die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden.

In de Memorie van Toelichting worden waar nodig de in het treasurystatuut opgenomen artikelen toegelicht.

In de bijlagen van dit treasurystatuut is een actuele stand opgenomen van de uitstaande leningen en de rente die wij als gemeente moeten betalen. De actuele stand van zaken met betrekking tot leningen en rente worden jaarlijks bij de behandeling van de programmabegroting en jaarrekening aan de gemeenteraad gerapporteerd in de paragraaf Financiering.

2 Treasurystatuut

Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zwartewaterland;

Gelet op artikel 212 van de Gemeentewet, Wet financiering decentrale overheden en de Financiële Verordening ex art 212;

Besluit:

Vast te stellen het navolgende Treasurystatuut.

I Begrippenkader

Artikel 1

In dit statuut wordt verstaan onder:

Derivaten Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties, zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

Financiering Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

Geldstromenbeheer Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

Intern liquiditeitsrisico De risico’s van mogelijke wijzigingen in de Liquiditeitsplanning en meerjareninvesteringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

Kasgeldlimiet Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het begrotingstotaal van de gemeente bij aanvang van het jaar;

Koersrisico Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

Kredietrisico De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;

Liquiditeitsbeheer Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

Liquiditeitsplanning Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid;

Rating De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;

Renterisico Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;

Renterisiconorm Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het begrotingstotaal van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;

Rentetypische looptijd Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

Saldobeheer Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

Schatkistbankieren Ministeries, sociale fondsen e.d. moeten verplicht schatkistbankieren. De geldstromen lopen dan via het Rijk. Voordeel is dat deze instellingen tegen gunstige voorwaarden kunnen lenen of beleggen. Gemeenten kunnen vrijwillig deelnemen, maar kunnen niet lenen bij de schatkist. Het is wel mogelijkheid overtollige middelen in de schatkist aan te houden. Deze vorm noemt men partieel schatkistbankieren.

Rentevisie Toekomstverwachting over de renteontwikkeling;

Solvabiliteitsratio van 0% Status die door een bancaire toezichthouder in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte ( lidstaten van de Europese Unie uitgebreid met Noorwegen, IJsland en Liechtenstein ) aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend;

Treasuryfunctie De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;

Uitzetting Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

II Doelstellingen van de treasuryfunctie

Artikel 2

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.

Risicobeheer

III Uitgangspunten risicobeheer

Artikel 3

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

Het college van burgemeester en wethouders mag geldleningen aan derden en garanties verstrekken uit hoofde van de “publieke taak”. De verzoekende organisatie wordt vooraf getoetst op de in het treasurystatuut gestelde richtlijnen met betrekking tot de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende organisatie. Tevens wordt bij het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak zoveel mogelijk zekerheden vereist. In voorkomende gevallen kan het college een dergelijk besluit vooraf aan de raad voorleggen om diens wensen en/of bedenkingen te vernemen.

Het college van Burgemeester en Wethouders kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut;

Het gebruik van derivaten is niet toegestaan.

IV Renterisicobeheer

Artikel 4

De kasgeldlimiet is 8,5 % van het begrotingstotaal en wordt niet overschreden conform de Wet fido;

De renterisiconorm is 20% van het begrotingstotaal en wordt niet overschreden conform de Wet fido;

Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie (uitgangspunt solvabiliteit gemeente Zwartewaterland niet lager dan 20%) en de liquiditeitsplanning (kader: kasgeldlimiet gemeente Zwartewaterland niet lager dan 8,5% (negatief saldo) van het begrotingstotaal);

De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;

De rentevisie van de gemeente wordt jaarlijks opgesteld op basis van de rentevisie van minimaal twee vooraanstaande financiële instellingen;

Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4, streeft de gemeente tevens naar spreiding in de rentetypische looptijden van leningen/uitzettingen.

V Koersrisicobeheer

Artikel 5

De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury, door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren: rekening courant, spaarrekening, daggeld, deposito’s, obligaties en garantieproducten.

Tevens beperkt de gemeente de koersrisico’s door conform artikel 7 de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitsplanning.

VI Kredietrisicobeheer

Artikel 6

Uitzetten uit hoofde van treasury doen wij uitsluitend binnen de kaders van de wet Fido en de Ruddo;

Overtollige middelen mogen uitsluitend worden uitgezet::

Bij de centrale overheid, wanneer minimaal de gemeentelijke financiële drempel aan overtollige liquide middelen op de rekening courant beschikbaar zijn, in het kader van schatkistbankieren;

Bij decentrale overheden tegen gunstige condities, die de beschikking hebben over een getoetste en goede financiële huishouding en voldoende solvabel zijn;

Bij financiële ondernemingen welke gevestigd zijn in een lidstaat, die behoort tot de Europese Economische Ruimte en tenminste over een AA-rating beschikken afgegeven door tenminste 2 ratingbureaus t.w. Standard & Poor’s, Moody’s of Ftch en

voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kunnen aantonen dat ze tenminste over een AA-minusrating beschikken, afgegeven door tenminste 2 van de genoemde ratingbureaus

Indien de gelden worden uitgezet voor een periode van minder dan 3 maanden, tonen deze

financiële ondernemingen aan dat ze, in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, voor

henzelf of voor de door hen afgegeven waardepapieren tenminste over een A-rating

beschikken, afgeven door tenminste 2 eerdergenoemde ratingbureaus.

Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op uitzettingen tegen waardepapieren

waarvoor een solvabiliteitsratio geldt.

VII Intern liquiditeitsrisicobeheer

Artikel 7

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitsplanning (looptijd tot één jaar), alsmede een meerjarige

liquiditeitsplanning.

VIII Valutarisicobeheer

Artikel 8

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in euro.

Gemeentefinanciering

IX Financiering

Artikel 9

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen (reserves en voorzieningen) te gebruiken teneinde de renterisico’s en het renteresultaat te optimaliseren;

Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: onderhandse leningen;

De gemeente vraagt offertes op bij minimaal twee instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken.

X Langlopende uitzettingen

Artikel 10

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4, 5 en 6 genoemde voorwaarden;

De gemeente vraagt bij minimaal twee instellingen offertes op alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan.

XI Relatiebeheer

Artikel 11

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

Bankrelaties en hun condities worden ten minste één keer in de drie jaar intern beoordeeld;

Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 6;

Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen en verzekeraars) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht te vallen, zoals De Nederlandse Bank en de Verzekeringskamer;

Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Kasbeheer

XII Geldstromenbeheer

Artikel 12

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren/beperken wordt:

Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitsplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen;

Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

XIII Saldo- en liquiditeitenbeheer

Artikel 13

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

Overtollige liquiditeiten worden conform regelgeving schatkistbankieren geconcentreerd bij de centrale overheid;

De gemeente Zwartewaterland heeft de mogelijkheid overtollige liquiditeiten bij overige gemeenten weg te zetten tegen gunstigste condities;

Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat, kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt – conform artikel 4 lid 1 - de kasgeldlimiet niet overschreden;

Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant;

Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn rekening-courant, daggeld, spaarrekeningen en deposito’s;

Bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in artikel 6 genoemde tegenpartijen toegestaan;

De gemeente vraagt bij minimaal twee instellingen offertes op alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet met een looptijd langer dan een maand en korter dan één jaar.

Administratieve organisatie en interne controle

XIV Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Artikel 14

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;

de bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader geregeld.

De administratieve organisatie en interne controle waarborgen dat:

de uitvoering rechtmatig en doelmatig is;

de treasury-activiteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd;

de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn;

Bij uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste

voorwaarden:

iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd;

de uitvoering en controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

de uitvoering en de registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen

naar de interne controleur zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot

het sluiten van de transacties;

Een transactie wordt onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft

afgesloten

Na ontvangst van de transactiebevestiging wordt de transactie direct gecontroleerd door

door de functionaris die belast is met de interne controle.

XV Financiële positie gemeente Zwartewaterland

Artikel 15

Voor de gemeentelijke financiële positie gelden de volgende streefuitgangspunten:

Gemeente Zwartewaterland streeft naar een structurele gemeentelijke EMU saldo/referentiewaarde, die lager uitvalt dan de vastgestelde referentiewaarde in septembercirculaire in het voorgaande jaar;

Gemeente Zwartewaterland streeft naar een structureel hoger solvabiliteitsratio van 20%;

Gemeente Zwartewaterland streeft met betrekking tot haar schuldpositie naar een verhoudingsindex van 100% tussen netto schuld en gemeentelijke exploitatie;

De gemeentelijke weerstandsratio mag niet lager uitvallen dan 1.

XVI Verantwoordelijkheden

Artikel 16

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

Functie

Verantwoordelijkheden

Directeur/Eenheidsmanagers

(budgethouders)

Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die zij aanleveren aan de medewerker treasury met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten, alsmede verantwoording achteraf van de verschillen;Het zorgdragen voor het tijdig aanleveren van betrouwbare operationele informatie over toekomstige geldstromen aan de medewerker treasury of diens plaatsvervanger (t.b.v. de liquiditeitsplanning)Het fiatteren van betalingen en ontvangsten, ten laste c.q. ten gunste van hun budgetten.

De medewerker treasury

 

Het uitvoeren van de aan haar / hem gemandateerde treasuryactiviteiten conform het treasurystatuut en de treasuryparagraaf;Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: het risicobeheer, gemeentefinanciering (financiering, uitzetting en relatiebeheer) en kasbeheer; Het opstellen van de rentevisie;Het aantrekken en uitzetten van gelden in het kader van het saldo- en liquiditeitsbeheer;Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen;Het afsluiten van financiële contracten voortvloeiend uit bovenstaande deelfuncties;Het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties en het doorgeven hiervan aan de kassier;Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied;Het adviseren van de eenheden/directie over de financiële gevolgen van hun activiteiten en projecten;Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de financiële administratie;Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasuryHet bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;In het eerste kwartaal verantwoording afleggen aan en adviseren van het college van B&W over de financiële resultaten van het gemeentelijke treasurybeleid van het voorgaande jaar en de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasury functie;Het opstellen van een liquiditeitsplanning op basis van de door de eenheden aangeleverde (betrouwbare) informatie;

De kassier

 

Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen;Het afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer;Het controleren van hoogte van rekening-courant saldo voor fiatteren handmatige en girale betalingen.Het aanleveren van tijdige, volledige en juiste gegevens aan de financiële administratie;Het rapporteren aan de medewerker treasury belast met controle over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.

Financiële administratie

 

Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de verplichtingen- en financiële administratie;

(Wnd) Comptabele

 

Het ontvangen van de orderbevestiging van derden en het controleren of deze overeenkomt met de transactie-informatie zoals verstrekt door de medewerker belast met treasury;Het voeren van de interne controle op de uitgevoerde treasurytransacties en hierover rapporteren aan de Controller.

De externe accountant

 

Het in het kader van haar reguliere controletaak controleren en adviseren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

De Gemeenteraad

  

Het op hoofdlijnen vaststellen van de treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, beleidskaders en limieten in de financiële verordening;Het vaststellen van de treasuryparagraaf in de begroting en de jaarrekening;Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan.

Het college van B&W

 

Het vaststellen van de treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, beleidskadersglobale richtlijnen en limieten in het treasurystatuut;Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid);Het achteraf bekrachtigen van de afgesloten transacties;Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid;Het rapporteren aan de gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid via de financieringsparagraaf bij de jaarrekening.

De portefeuillehouder Financiën

Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan (politieke verantwoordelijkheid).

XVII Bevoegdheden

Artikel 17

In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde fiattering.

Informatie

Bevoegd functionaris

(eerste handtekening)

Autorisatie door

(tweede handtekening)

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

Het uitzetten van middelen via callgeld, deposito en spaarrekening

Medewerker treasury

Eenheidsmanager Interne Dienstverlening

Het aantrekken van middelen via callgeld of kasgeld

Medewerker treasury

Eenheidsmanager Interne Dienstverlening

Betalingsopdrachten voorbereiden, controle op hoogte rekening-courant saldo en versturen

(wnd) kassier

(wnd) comptabele

Bankrelatiebeheer

Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Medewerker treasury

Eenheidsmanager Interne Dienstverlening

Bankcondities en tarieven afspreken

Medewerker treasury

Eenheidsmanager Interne Dienstverlening

Financiering en uitzetting ( periode > 1 jaar)

Het vaststellen van kredietfaciliteiten

Medewerker treasury

Eenheidsmanager Interne Dienstverlening

Het aantrekken van middelen via onderhandse leningen zoals vastgelegd in de treasury-paragraaf

Medewerker treasury

Eenheidsmanager Interne Dienstverlening

Het uitzetten van middelen via (staats)obligaties en onderhandse geldleningen zoals vastgelegd in de treasuryparagraaf

Medewerker treasury

Eenheidsmanager Interne Dienstverlening

XVIII Informatievoorziening

Artikel 18

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

Informatie

Frequentie

Informatie-verstrekker

Informatie-ontvanger

Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitsplanning

Kwartaal

Eenheidsmanagers/deelbudgethouders

Medewerker treasury

 

Liquiditeitsplanning

Kwartaal

Medewerker treasury 

DMT

 

Beleidsplannen treasury in treasuryparagraaf van begroting

Jaarlijks

Medewerker treasury

Gemeenteraad

 

Evaluatie treasuryactiviteiten in treasuryparagraaf van de jaarrekening

Jaarlijks

Medewerker treasury

Gemeenteraad

 

Verantwoording n.a.v. treasuryparagraaf via het jaarverslag

Jaarlijks

Medewerker treasury & Eenheidsmanagers

Gemeenteraad

 

Informatie aan derden (toezichthouder en CBS) zoals genoemd in art. 8 Wet fido

Kwartaal

Medewerker treasury

Derden

 

Uitzettingsbesluiten

binnen 14 dagen na besluit

Medewerker treasury

College van B&W

 

Totaalbedrag aan verleende garanties en waarborgen zoals genoemd in art. 8 lid 2 verordening ex artikel 212 Gemeentewet

Jaarlijks

College

Gemeenteraad

 

XIX Informatievoorziening en verantwoording

Artikel 19

Om tot een adequate besluitvorming en bijsturing van het treasurybeleid te komen is een betrouwbare en actuele informatievoorziening van essentieel belang. Bij het opstellen van de rapportage kan een onderscheid gemaakt worden tussen beleidsmatige en operationele informatie.

Beleidsmatige informatie

Zowel bij de begroting als bij de jaarrekening wordt er een treasuryparagraaf opgesteld. Bij de periodieke rapportages zal er over de voortgang van de in de paragraaf bij de begroting vastgelegde treasuryactiviteiten worden gerapporteerd.

Operationele informatie

Bij de uitvoering van de treasuryactiviteiten wordt gebruik gemaakt vaneen actuele Liquiditeitsplanning, overzicht van de bestaande leningen- en uitzettingenportefeuille en relevante marktinformatie.

XX Inwerkingtreding

Artikel 20

Dit treasurystatuut treedt in werking met ingang 1 januari 2014.

Met ingang van laatstgenoemde datum vervalt het op 1 januari 2010 vastgestelde statuut.

Vastgesteld door de Raad van de gemeente Zwartewaterland op 16 januari 2014

3 Memorie van toelichting

In dit treasurystatuut is/wordt het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het treasurystatuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelwijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

De treasuryparagraaf bij de begroting geeft debeleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het treasurystatuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet fido en het treasurystatuut blijven. De treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze doelstellingen afzonderlijk toegelicht.

Artikel 2 lid 1

In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 2

De gemeente loopt door haar activiteiten de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s tegen acceptabele condities zoveel mogelijk te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 3

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Artikel 2 lid 4

De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s; de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte eenheid (“profit center”). Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido en dit treasurystatuut dient desondanks te worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 3 lid 1

De Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”.

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uithoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”. In dit licht is het dus niet eenheid Interne Dienstverlening die het politieke besluit voor dergelijke garanties en leningen voorbereidt, maar de verantwoordelijke beleidsmedewerkers. Wel wordt geadviseerd dat het gemeentebestuur het advies van Eenheid Interne Dienstverlening, in het licht van haar expertise, inwint, voordat zij een beslissing neemt ten aanzien van het verstrekken van leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak.

Het college kan in voorkomende gevallen voor besluitvorming de gemeenteraad consulteren om diens wensen en/of bedenkingen te vernemen. Hierbij kan men denken aan politiek of maatschappelijk gevoelige “publieke taak” verstrekkingen aan derden.

Alle aanvragen voor geldleningen/garanties dienen getoetst te worden aan de vastgestelde richtlijnen gemeentegaranties (hoofdstuk 4). Hierin zijn 6 stappen opgenomen waaraan de betreffende aanvragende instantie zal moeten voldoen.

De Wet fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties aan derden in het kader van de publieke taak. Omdat de Gemeenteraad de publieke taak bepaalt, worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt aan door de gemeenteraad goedgekeurde partijen. Teneinde de kredietrisico’s te beheersen/verkleinen kunnen zekerheden of garanties worden verlangd van de debiteuren.

Per geval wordt onderzocht of apart een lening moet worden aangetrokken. Dit is afhankelijk van de hoogte van de lening, rekening-courant saldo van de gemeente, looptijd en begunstigde. Leningen worden onder nader door het college van B&W vast te stellen voorwaarden doorverstrekt aan de desbetreffende derde.

Periodiek vindt beoordeling van het kredietrisico plaats.

Artikel 3 lid 2

Conform de Wet fido, dienen uitzettingen “uit hoofde van treasury” (zie toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben.

In de Wet fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Uitgangspunt is hierbij dat het nemen van overmatige risico's teneinde inkomen te genereren nadrukkelijk niet is toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet fido en de memorie van toelichting op de Wet fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet fido.

De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben derhalve géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente.

Artikel 3 lid 3

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s.

Gezien de (mogelijke) complexiteit van derivaten en de hoge financiële risico’s wordt het gebruik en aangaan van derivaten door gemeente Zwartewaterland niet toegestaan.

Artikel 4 lid 1

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage van het begrotingstotaal van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 3 en 4 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden)

Artikel 4 lid 2

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (20%) te vermenigvuldigen met het begrotingstotaal per 1 januari van enig jaar. ( zie artikel 6 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Artikel 4 lid 3

Afstemming met de financiële positie beoogt dat de verhouding tussen het gemeentelijk eigen vermogen en het vreemde vermogen niet lager dan 20% mag bedragen. Vanuit het Ministerie van Binnenlandse zaken en landelijk perspectief zijn er geen financiële kaders gesteld aan de minimale en/of maximale hoogte van een solvabiliteitspercentage voor een gemeente. Over het algemeen is het uitgangspunt dat de solvabiliteitspercentage niet onder de 20% mag geraken en hoe hoger de solvabiliteitspercentage des te beter.

Afstemming op de liquiditeitsplanning beoogt middelen/bedragen slechts te lenen c.q. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn. Als uitgangspunt hierbij wordt het kasgeldlimiet van de gemeente Zwartewaterland gehanteerd, welke niet lager mag zijn dan 8,5% (negatief saldo) van het begrotingstotaal.

Artikel 4 lid 4/5

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de renteontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier. De rentevisie wordt jaarlijks in de programmabegroting in de paragraaf financiering opgenomen.

Artikel 4 lid 6

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitsplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.

Artikel 5 lid 1

Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting aan het einde van de looptijd in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de “nominale waarde”) uitgekeerd.

Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een spaarrekening).

Obligaties zijn vastrentende waarden die (tussentijds) verhandelbaar zijn. Bij tussentijdse verkoop kunnen koersrisico’s worden gelopen. Wanneer deze waarden tot het einde van hun looptijd worden aangehouden zal minimaal de nominale waarde en de vooraf overeengekomen (minimale) rente worden uitgekeerd.

Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende (financiële) instelling garandeert dat op de afloopdatum (een bepaald percentage van) de hoofdsom wordt uitgekeerd. Garantieproducten keren vaak minder of geen rente uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een rendement dat gebaseerd is op een aandelen-index (zoals de AEX-index). Garantieproducten waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet fido.

Bij garantieproducten is vaak enkel de hoofdsom gegarandeerd. Aangezien de reële waarde (de koopkracht) van de hoofdsom door inflatie kan verminderen, verdient het de aanbeveling om bij een langere looptijd naast een hoofdsomgarantie een minimaal rendement (bijv. ter hoogte van het inflatieniveau) te eisen.

Voor uitzettingen uit hoofde van de publieke taak van de gemeente worden in dit treasurystatuut geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat de Gemeenteraad bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de “publieke taak” van de gemeente behoort. In dit kader is het bijvoorbeeld mogelijk dat uitzettingen in de vorm van aandelen tot de publieke taak behoren.

Artikel 5 lid 2

Koersrisico’s kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de organisatie in een vastrentend product heeft belegd maar – wegens wijziging in de liquiditeitsplanning - voor de afloopdatum deze uitzetting moet verkopen, dan wordt niet 100% van de hoofdsom terugbetaald, maar de actuele waarde van de uitzetting afhankelijk van de rente en resterende looptijd. Om deze koersrisico’s zoveel mogelijk te beperken stemt de gemeente de looptijd van de uitzetting af op de liquiditeitsplanning.

Artikel 6

Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen kan uitzetten/beleggen.

Een (credit-)rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt toegekend/ verschaft door gerenommeerde rating “agencies” zoals Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch IBCA. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor’s en Fitch IBCA weergegeven met AAA, gevolgd door AA en A. Moody’s kwalificeert van hoog naar laag Aaa, Aa en A. Daarnaast kent men kwalificaties met letters B, C en D. Een A-rating staat voor “zeer” kredietwaardig”.

Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een “solvabiliteitsvrije status”) is een status die door een bancaire toezichthouder in een EER-lidstaat (bijv. De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden (zoals door het WSW geborgde leningen van woningcorporaties).

Artikel 6 lid 1

In het begrotingsakkoord 2013 is afgesproken dat gemeenten, provincies en waterschappen en gemeenschappelijke regelingen eind 2013 verplicht gaan schatkistbankieren zonder leenfaciliteit. Schatkistbankieren wordt gezien als een belangrijk onderdeel van de centrale treasuryfunctie binnen het Rijk voor publieke middelen. Het principe is dat publiek geld de schatkist niet eerder verlaat dan noodzakelijk voor de uitvoering van de publieke taak. Het betreft een reeds bestaande faciliteit waaraan de gemeenten niet verplicht waren mee te doen. In het Regeerakkoord is het verplicht schatkistbankieren voor decentrale overheden herbevestigd. De gemeente Zwartewaterland is inmiddels aangesloten op het schatkistbankieren. Om te kunnen schatkistbankieren is bij de BNG een nieuw banknummer geopend. Deze is uitsluitend bedoeld voor het verrichten van transacties naar en van de schatkist. Overtollige liquide middelen mogen alleen in rekening-courant en via deposito’s bij de schatkist worden aangeboden of onderling worden uitgeleend aan andere decentrale overheden. Er is wel sprake van een drempel om te kunnen schatkistbankieren. De drempel voor de gemeente Zwartewaterland is € 420.000. Dit betekent dat minimaal € 420.000 aan overtollige liquide middelen op de rekening-courant moet staan om te kunnen schatkistbankieren of onderling uitlenen aan decentrale overheden.

In artikel 6 lid 1 worden de voorwaarden voor het prudent uitzetten van gelden naar omschreven. In het eerste lid, onder a wordt aangegeven dat overtollige middelen uitsluitend worden uitgezet bij de centrale overheid, wanneer minimaal de gemeentelijke financiële drempel aan overtollige liquide middelen op de rekening courant beschikbaar zijn

Bij lid 1b wordt tevens de mogelijkheid geboden overtollige middelen bij decentrale overheden tegen gunstige condities weg te zetten, die de beschikking hebben over een getoetste en goede financiële huishouding en voldoende solvabel zijn. Over deze laatste voorwaarden zal in de toekomst mogelijk nog beleid geformuleerd worden. In eerste instantie zal een andere gemeentelijke organisatie gebruik maken van de beoordelingen van de provincie en de accountant van de afgelopen jaren. Middels een ambtelijk voorstel zal het verzoek en financiële consequenties bij het college ter besluitvorming voorgelegd worden.

In het eerste lid, onder c, wordt de vereiste landenrating genoemd: gemeenten kunnen slechts zaken doen met financiële ondernemingen in de landen van EER die daarbij tevens minimaal een AA-landenrating bezitten, afgegeven door minimaal twee rating- agencies (Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch).

De EER omvat alle 27 landen van de EU alsmede Noorwegen, IJsland en Lichtenstein. Door de koppeling van deze landen aan de AA-rating worden landen binnen de EER met een zwakkere kredietwaardigheid van mogelijke uitzettingen uitgesloten lid, onderdeel b, bepaalt dat voor deze uitzettingen tevens geldt dat de financiële onderneming minimaal een AA -rating bezit. Deze laatste scenario’s zullen zich als gevolg van de nieuwe regelgeving rondom schatkistbankieren zelden tot nooit meer voordoen binnen decentrale oveheden.

Artikel 6 lid 2

Het tweede lid, maakt het mogelijk daarop een uitzondering: voor korte uitzettingen die minder dan drie maanden duren, volstaat een A-rating.

Artikel 6 lid 3

In het derde lid wordt aangegeven dat de voorwaarden in deze leden niet gelden als er gelden worden uitgezet tegen waardepapieren waarvoor een solvavabiliteitsratio van 0 % geldt. Dit zijn bijvoorbeeld staatsobligaties van een groot aantal ontwikkelde landen of obligaties van internationale financiële instellingen, zoals de Wereldbank. Deze transacties zijn dermate solide dat de in de eerste twee leden genoemde voorwaarden niet gelden.

Artikel 7

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente middelen/gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de middelen/gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitsplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland.

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitsplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden mogelijke financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de medewerker van Eenheid Interne Dienstverlening belast met treasury juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige eenheden over de financiële gevolgen van hun activiteiten.

Artikel 8

Dit betreft een ongewijzigde voortzetting van het beleid binnen de gemeente.

Artikel 9 lid 1

Het aantrekken van middelen/gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet fido) nadrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 9 lid 2

Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

Artikel 9 lid 3

Onderhandse geldleningenzijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld.

Artikel 9 lid 4

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief/beter beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 10

Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 3 tot en met 8) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot uitzettingen geformuleerd.

Artikel 10 lid 2

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van uitzettingen te waarborgen, voor bijv. het effectieve rendement, ontvangen rentepercentage, de hoogte van transactiekosten etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief /beter beeld heeft van de actuele gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 11 lid 1

Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten. Teneinde structuur aan te brengen in de momenten waarop de beoordeling van bankrelaties plaats heeft, is opgenomen dat deze beoordeling minimaal eens in de drie (3) jaar plaats moet hebben.

Artikel 11 lid 3

Tussenpersonen hebben een intermediairfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente als eis dat tussenpersonen onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

Artikel 12 lid 1

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (cq. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Artikel 12 lid 2

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat de kosten van het overboeken van middelen tussen verschillende banken worden vermeden. Op dit moment heeft de gemeente Zwartewaterland haar elektronische betalingsverkeer weggezet bij de BNG. Het kontante betalingsverkeer vindt plaats via de Rabobank.

Artikel 13 lid 1

Schatkistbankieren wordt gezien als een belangrijk onderdeel van de centrale treasuryfunctie binnen het Rijk voor publieke middelen. Het principe is dat publiek geld de schatkist niet eerder verlaat dan noodzakelijk voor de uitvoering van de publieke taak. Het betreft een reeds bestaande faciliteit waaraan de gemeenten niet verplicht waren mee te doen. Dit veranderd dus per 1 januari 2014.

Artikel 13 lid 2

Het saldo- en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente. De medewerker treasury heeft de mogelijkheid om overtollige middelen bij andere gemeenten weg te zetten tegen gunstige condities.

Artikel 13 lid 3

In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor opgenomen of uitgezette middelen voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vooraf overeengekomen rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant tegen vooraf overeengekomen condities.

Artikel 14

Bij de treasuryfunctie zijn meerdere/veel personen en organen betrokken. Het treasurystatuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een eenduidige transparante functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

Artikel 15 lid 1

Binnen de Europese Unie zijn het EMU-saldo en de EMU-schuld de belangrijkste indicatoren voor de gezondheid van de overheidsfinanciën. Het saldo bestaat niet alleen maar uit een begrotingstekort of -overschot van het Rijk. Ook gemeenten, provincies, waterschappen en WGR-plus regio’s dragen bij in het EMU-saldo en de EMU-schuld.

Het EMU-saldo wijkt af van het begrip begrotingssaldo waar lokale overheden mee werken. Een belangrijk verschil is dat het begrotingssaldo van het Rijk op kasbasis wordt gemeten en van de lokale overheden op baten- en lastenbasis.

In 2004 spraken Rijk en medeoverheden af dat het EMU-tekort van medeoverheden maximaal -0,5% BBP mag bedragen. Deze beperking vloeit voort uit de Europese saldogrens van -3% BBP die geldt voor de volledige Nederlandse collectieve sector. Dit jaar is overeengekomen dat aan medeoverheden geen sanctie kan worden opgelegd indien de EU een boete oplegt aan Nederland vanwege het overschrijden van de Europese saldogrens van -3% BBP, en het EMU-tekort voor medeoverheden de macroreferentiewaarde van -0,5% BBP is overschreden. In de septemberbercirculaire wordt voor het opvolgende jaar de macroreferentiewaarde voor gemeenten vastgesteld. Deze waarde is voor de individuele gemeenten gekoppeld aan bedragen die volgen uit de berekeningen conform baten/lasten-stelsel. In deze treasurystatuut wordt deze referentiewaarde als streefkader gesteld, waaronder gemeente Zwartewaterland de komende vier jaar dient te blijven.

Artikel 15 lid 2

De gemeentelijke financiële positie wordt onder meer bepaald door de verhouding tussen het gemeentelijk eigen vermogen en het vreemde vermogen, oftewel de solvabiliteitsratio. Deze ratio mag niet lager uitvallen dan 20%. Vanuit het Ministerie van Binnenlandse zaken zijn geen financiële kaders gesteld aan de minimale en/of maximale hoogte van een solvabiliteitspercentage voor een gemeente. Over het algemeen is het streven dat de solvabiliteitspercentage niet onder de 20% mag geraken. Hoe hoger de solvabiliteitspercentage des te beter.

Artikel 15 lid 3

Een algemene stelregel van de VNG is dat bij een verhouding van 130% tussen netto schuld en gemeentelijke exploitatie, de gemeentelijke schuld te hoog is. Volgens de VNG is bij een verhouding van 90% voorzichtigheid geboden. Om een goed oordeel hierbij te vellen over de schuldpositie van Zwartewaterland zijn de volgende onderdelen ook van belang:

Uitstaande leningen derden

Voorraad bouwgrond

Onbenutte belastingcapaciteit

Ontwikkeling totale inkomsten

Risico’s uitgavensfeer

Gemeente Zwartewaterland streeft voorlopig naar een schuldpositie van 100%.

Mogelijke oplossingen om van de hoge schulden af te komen, zijn de volgende:

Verlagen niveau investeringen beneden niveau afschrijvingen

Verkoop overbodig gemeentebezit

Afbouwen voorraden bouwgrond

Creëer positief resultaat voor bestemming reserves, door verlaging van kosten.

Verhoog belastingen en kostendekkendheid tarieven

Herindeling met rijkere gemeenten.

Artikel 15 lid 4

De benodigde weerstandscapaciteit die uit de risicosimulatie voortvloeit, is afgezet tegen de beschikbare weerstandscapaciteit. De uitkomst van die berekening vormt het weerstandsvermogen. Om het weerstandsvermogen te kunnen beoordelen is vastgesteld welke ratio onze gemeente nastreeft. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van onderstaande waarderingstabel.

Beschikbare weerstandscapaciteit

Ratio weerstandsvermogen =

Benodigde weerstandscapaciteit

Waarderingscijfer

Ratio weerstandsvermogen

Betekenis

A

> 2,0

Uitstekend

B

1,4 < x < 2,0

Ruim voldoende

C

1,0 < x < 1,4

Voldoende

D

0,8 < x < 1,0

Matig

E

0,6 < x < 0,8

Onvoldoende

F

< 0,6

Ruim onvoldoende

Gemeente Zwartewaterland streeft een minimale ratio weerstandsvermogen van 1 (voldoende) na.

Artikel 16

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 15 respectievelijk artikel 16 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.

Artikel 17

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, met als voordeel een slagvaardiger optreden. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Verstrekking gemeentelijke garantstellingen en geldleningen

Aanleiding

Het afgelopen jaar zijn vanuit diverse organisaties geldleningen en gemeentelijke garantstellingen aangevraagd bij de gemeente Zwartewaterland. In verband met de actualisatie van het Treasurystatuut is intern onderzocht wat de mogelijkheden zijn voor de gemeente om nadere kaders te stellen voor het verlenen van geldleningen en garanties op geldleningen.

Huidige situatie

De gemeente Zwartewaterland heeft geldleningen uitstaan en staat garant voor een aantal leningen. De geldleningen en garantstellingen hebben voornamelijk betrekking op de beleidsvelden volkshuisvesting en maatschappelijke ontwikkeling. Op het terrein van de volkshuisvesting is via de wet geregeld wanneer en hoe de gemeente garant kan staan. Hier speelt de gemeente een ondergeschikte rol omdat de geldlening en garantstelling vooral op landelijk niveau speelt. Daarin bestaat niet of nauwelijks beleidsvrijheid, het is niet noodzakelijk via een notitie kaders aan te geven. Bij de overige geldleningen en garantstellingen bestaat een grotere beleidsvrijheid.

Relevante wetten en beleidsstukken

Voor het formuleren van beleid zijn de volgende wetten c.q. beleidsstukken van belang.

1. De Wet Fido

Artikel 2 lid 1

Openbare lichamen gaan leningen aan, zetten middelen uit of verlenen garanties uitsluitend ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak.

2. Treasurystatuut van de gemeente Zwartewaterland

Artikel 3 Uitgangspunten risicobeheer

Lid 1

Het college van burgemeester en wethouders mag geldleningen aan derden en garanties verstrekken uit hoofde van de “publieke taak”, waarbij de verzoekende organisatie vooraf getoetst wordt aan de in het treasurystatuut gestelde richtlijnen met betrekking tot de financiële positie en de kredietwaardigheid. Tevens wordt bij het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak zoveel mogelijk zekerheden vereist. In voorkomende gevallen kan het college een dergelijk besluit vooraf aan de raad voorleggen om diens wensen en/of bedenkingen te vernemen. Periodiek vindt beoordeling van het kredietrisico plaats.

De wet Fido geeft aan het begrip “publieke taak” een beperkte invulling omdat de invulling in belangrijke mate politiek wordt bepaald op decentraal niveau.

Moet de gemeente garant staan of een geldlening verstrekken?

De gemeente bepaalt – gemotiveerd en transparant – in principe dus zelf wat onder de publieke taak moet worden verstaan en hoe deze zal worden uitgeoefend. In dit verband wordt niet ingegaan op de voor de hand liggende taak/rol van de gemeente als uitvoerder van de publieke taak als wegbeheerder, als aanbieder van onderwijs, als aanbieder van een sociaal vangnet d.m.v. de uitvoering van de Wet Werk en Bijstand, etc. De vraag wat nu nog wel of juist niet tot de publieke taak kan/mag worden gerekend speelt zich in een ander spanningsveld af. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het garant staan voor een lening aan een voetbalvereniging of het via het Stimuleringsfonds volkshuisvesting doen verstrekken van

startersleningen. Een strak allesomvattend kader valt niet te geven, maar een beschrijving van hetgeen in algemene zin onder publieke taak kan worden verstaan kan zijn:

De gemeente kan iets tot haar publieke taak rekenen als zij zich de behartiging van een maatschappelijk belang aantrekt op grond van de overtuiging dat dit belang anders niet goed tot zijn recht komt.

Voor iets dat in die zin tot het publieke belang behoort draagt de overheid eindverantwoordelijkheid. Deze eindverantwoordelijkheid kan zowel in het publieke domein als in het private domein worden waargemaakt, zij het dat al naar gelang het domein dat van toepassing is verschillende vormen van overheidsregulering mogelijk zijn.

(bron: De publieke taak in het stelsel van sociale zekerheid, (2000) Vonk, G.J.)

Een algemene voorwaarde is dat de activiteiten die de aanvrager verricht bijdragen aan dedoelstellingen van de gemeente Zwartewaterland.

Het kenmerk van een geldlening of garantstelling is dat de gemeente een mogelijk financieel risico loopt. Anders dan bij een financiële instelling als een bank, een verzekeringsmaatschappij of een waarborgfonds, is het beoordelen van en waken over de financiële risico's van derden geen kerntaak van de gemeente. Anders gezegd, er zijn andere partijen die beter dan de gemeente in staat zijn financiële risico's af te dekken. Het financiële risico ontstaat ook doordat de gemeente geen invloed heeft op de bedrijfsvoering van de instelling die een aanvraag voor lening of garantie doet. Gezien de risico’s willen wij het gemeentelijk beleid inzake het verlenen van garanties samenvattenmetgeldleningen of garanties: nee, tenzij ….

Het gaat te ver om te stellen dat de gemeente nooit een lening wil/kan verstrekken of garant kan/ wil staan. Er zijn situaties denkbaar dat een instelling nergens terecht kan voor het realiseren van een maatschappelijk relevante zaak. In zo’n geval kan de gemeente garant staan, maar dan wel onder bepaalde voorwaarden. Van “tenzij” kan alleen sprake zijn als aan de onderstaande voorwaarden en richtlijnen voldoende is voldaan.

Richtlijnen geldleningen of gemeentegaranties

Een aanvraag voor een geldlening of gemeentegarantie wordt in 6 stappen beoordeeld. Bij deze beoordeling geldt als algemeen uitgangspunt dat het doel van de organisatie die een geldlening of garantstelling vraagt, past binnen het gemeentelijk beleid.

Stap 1

Voldoet de instelling aan de volgende criteria:

De instelling moet een rechtspersoon zijn;

De doelstelling is ideëel en niet gericht op winst. Dit moet blijken uit zowel de statuten als uit het feitelijk handelen van bestuurders/medewerkers;

De instelling moet, indien van toepassing, een vergunning hebben voor de investering;

Indien van toepassing moet de instelling voldoen aan de (Europese) aanbestedingsregels.

Stap 2

Heeft de instelling de gemeente nodig voor de financiering van de gewenste investering:

Het moet voor de instelling niet mogelijk zijn de geldlening of garantstelling bij een waarborgfonds onder te brengen. Daarbij moet duidelijk zijn wat de reden hiervan is en waarom de gemeente dan wel een lening of garantie zou verlenen.

De gemeentegarantie wordt verplicht gesteld door minimaal 2 bancaire instellingen. De aanvrager dient daarvoor verklaringen in van 2 eventueel door de gemeente aan te wijzen kredietverschaffers. Daarbij moet duidelijk zijn om welke reden deze bankinstellingen gemeentegarantie verplicht stellen.

De geldlening dient door de betreffende instelling reeds bij minimaal 3 bancaire instellingen aangevraagd te zijn. Daarbij moet duidelijk zijn dat deze bankinstellingen geen lening wil verstrekken of tegen voor de instelling niet of onvoldoende realiseerbare voorwaarden (o.a. financieel en juridisch).

Stap 3

Is er sprake van een maatschappelijk belang waarvoor door de instelling kapitaal wordt aangetrokken. De maatschappelijke relevantie van de investering kan aanleiding geven de gemeentelijke lening of gemeentegarantie in overweging te nemen. Een investering draagt bijvoorbeeld bij aan de gemeentelijke beleidsdoelstellingen zoals die zijn geformuleerd in beleidsnota’s. Er dient daarom bezien te worden:

In hoeverre de investering in het gemeentelijk beleid past;

Hoe groot de invloed van de gemeente op het betreffende beleidsterrein is.

Waarom de investering nodig is en waarom gemeentelijke medewerking noodzakelijk is

Stap 4

Loopt de gemeente met de lening of garantstelling een acceptabel risico. Daarbij moet de instelling gelet op haar financiële positie in staat zijn de rente en aflossing op te brengen.

Aan de hand van de financiële jaarstukken van de instelling wordt beoordeeld of de instelling de uit de investering voortkomende lasten binnen een sluitende exploitatie weet op te vangen. De aanvraag moet aan de volgende eisen voldoen/vergezeld gaan van de volgende stukken:

aanvraag schriftelijk indienen

investeringsplan met baten en lasten

de 2 laatste jaarrekeningen

de (meerjaren)begroting in tweevoud, inclusief de raming van de hogere lasten en de dekking daarvan

offertes van minimaal 3 geldverstrekkers

concept geldleningovereenkomst.

Stap 5

Op welke wijze kan de gemeente de instelling behulpzaam zijn bij de financiering. Daarbij zijn er twee mogelijkheden:

De gemeente werkt mee aan de garantie via een extern garantiefonds. Waarborgfondsen worden actief benaderd voor overname van garantstellingen.

De gemeente verstrekt een garantie op een door de instelling bij een derde aan te trekken lening.

Stap 6.

Aan de geldlening of garantstelling worden de volgende voorwaarden verbonden:

Verplichting dat de lening wordt bestemd voor het doel waarvoor deze is aangegaan.

Een (voorkeurs)recht tot navordering indien de gemeente haar garantieverplichting moet nakomen.

De positie van de gemeente als schuldeiser dient zo preferent mogelijk te zijn.

Indien van toepassing verzekering en onderhoud van het onderpand.

Niet starten met werkzaamheden voor het besluit verlening garantie geldlening is genomen

De goedkeuring van de begroting van de geldnemer, waarin de lasten van de investering voor het eerst zijn verwerkt.

Tijdige inzending van de jaarrekening.

Indien van toepassing voorbehoud goedkeuring door B&W voor wijziging of vervreemding van het onderpand (negatieve hypotheekverklaring).

Voorbehoud van toestemming van B&W voor het in- en uitlenen van gelden door de geldnemer.

Voorbehoud van goedkeuring van B&W voor een statutenwijziging en besluit tot ontbinding van de geldnemer.

De verplichting om een verzekering bestuursaansprakelijkheid en/of fraudeverzekering af te sluiten.

Een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering.

Stap 7.

Aanvullend kunnen aan de gemeentelijke lening of garantstelling de volgende voorwaarden verbonden worden:

Zekerheden voor de gemeente als geldverstrekker of garantieverstrekker.

Accountantscontrole van de jaarrekening.

Mogelijkheid van toegang tot de bestuursvergaderingen van de geldnemer en overlegging van bescheiden

Verplichting tot het geven van bepaalde tussentijdse informatie.