Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening op de heffing en invordering van Watertoeristenbelasting 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2016

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van Watertoeristenbelasting 2016

De raad van de gemeente Zwartewaterland;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 27 oktober 2015;

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening watertoeristenbelasting 2016

Artikel 1:

Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    vaartuig: een vaartuig dat is bestemd of wordt gebezigd voor vakantie- of andere recreatieve doeleinden;

  • b.

    lengte: de lengte over alles;

  • c.

    vaste ligplaats: een ligplaats die naar plaatselijk gebruik, zulks ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders, is bestemd voor het regelmatig afmeren of ter anker leggen van eenzelfde vaartuig gedurende een periode van ten minste een maand;

  • d.

    etmaal: een aaneengesloten tijdvak van 24 uren, aanvangend om 21.00 uur.

  • e.

    maand: een aaneengesloten tijdvak van 30 etmalen;

  • f.

    seizoen: het tijdvak van 16 april tot en met 16 oktober;

  • g.

    schipper: de gezagvoerder van een vaartuig of degene die deze vervangt;

  • h.

    particulier: een natuurlijk persoon die buiten de uitoefening van een bedrijf of beroep gelegenheid biedt tot verblijf;

  • i.

    particulier verhuurde ligplaats of vaartuig: een ligplaats die of vaartuig dat door een particulier ter beschikking wordt gesteld voor het houden van verblijf tegen een vergoeding in welke vorm dan ook.

Artikel 2:

Belastbaar feit

Onder de naam ‘watertoeristenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf op vaartuigen die aanwezig zijn in wateren binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook, door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 3:

Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 door het ter beschikking stellen van ligplaatsen of vaartuigen.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2..

  • 3.

    als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is belastingplichtig:

    • -

      de schipper,

    • -

      de eigenaar of de gebruiker van een vaartuig, of

    • -

      degene die werkelijk verblijf houdt aan boord van een dergelijk vaartuig.

Artikel 4:

Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:

  • 1.

    door degene die verblijf houden aan boord van:

    • a.

      een vaartuig dat is ingericht en wordt gebruikt voor verpleging of verzorging van zieken, van hulpbehoevenden of van bejaarden;

    • b.

      van kano's, roei- en volgboten;

    • c.

      motor- en zeilboten met een lengte van ten hoogste 4 meter;

    • d.

      een vaartuig dat zich op last of bevel van de overheid in het gemeentelijke watergebied bevindt;

  • 2.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voorzover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

Artikel 5:

Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal verblijven in het belastingtijdvak. Het aantal verblijven wordt gesteld op de som van het aantal etmalen dat elke in artikel 2 bedoelde persoon verblijf heeft gehouden. Voor de toepassing van dit artikel wordt een gedeelte van een etmaal voor een vol etmaal gerekend.

Artikel 6:

Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1.

    Ter zake van vaartuigen met een vaste ligplaats wordt, indien een belastingplichtige als bedoeld in artikel 3, eerst lid, is aangewezen:

    • a.

      de factor voor het aantal personen die verblijf hebben gehouden op een vaartuig bepaald op 2,2.

    • b.

      het aantal etmalen dat door de onder a bedoelde personen verblijf is gehouden bepaald op 15.

  • 2.

    Het aantal vaartuigen als bedoeld in het eerste lid onder a wordt vastgesteld op het gemiddelde van een viertal tellingen, waarbij in elk van de maanden april, juni, augustus en oktober één telling valt, op door het college van burgemeester en wethouders te bepalen data.

Artikel 7:

Opteren voor niet-forfaitaire heffingsgrondslag

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf vastgesteld op het werkelijk aantal etmalen dat verblijf is gehouden, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op grond van artikel 6 berekende aantal.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde verzoek kan desgewenst per ligplaats worden gedaan.

Artikel 8:

Belastingtarief

De belasting bedraagt per verblijf € 0,80.

Artikel 9:

Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het seizoen.

Artikel 10:

Wijze van belastingheffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag, gedagtekende nota of andere schriftuur.

Artikel 11: Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de watertoeristenbelasting worden betaald:

    • a.

      op het moment van uitreiken van de gedagtekende nota of andere schriftuur, of

    • b.

      in geval van toezending van een aanslag, voor de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 12: Kwijtschelding

Bij de invordering van watertoeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13: Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de watertoeristenbelasting

Artikel 14: Aangifte

De belastingplichtige, wie niet binnen een maand na afloop van het belastingtijdvak is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet binnen een maand na afloop van het belastingtijdvak een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen veertien dagen na afloop van die maand bij het college van burgemeester en wethouders een verzoek in te dienen om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

Artikel 15: Overgangsrecht

De ‘Verordening op de heffing en invordering van watertoeristenbelasting 2015’, vastgesteld bij raadsbesluit van 18 december 2014, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 16, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 16 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2016.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.

Artikel 17 Citeertitel

1.Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening watertoeristenbelasting 2016".

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Zwartewaterland

van 26 november 2015.

de griffier, de voorzitter,

ing. H.W. Schotanus - Schutte ing.. E.J. Bilder