Regeling vervallen per 01-01-2020

Verordening maatschappelijke ondersteuninggemeente Zwartewaterland 2019

Geldend van 01-01-2019 t/m 31-12-2019

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuninggemeente Zwartewaterland 2019

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • .

    algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;

  • .

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • .

    bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;

  • .

    gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • .

    hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • .

    melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • .

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet; via een pgbplan geeft de inwoner aan hoeveel pgb hij nodigt heeft voor een maatwerkvoorziening en waaraan hij het toe te kennen budget wil besteden;

  • .

    voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen;

  • .

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • .

    college: College van burgemeester en wethouders van Zwartewaterland;

  • maatwerkvoorziening: Voorziening als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet.

  • langdurige noodzaak: het college beoordeelt individueel of ondersteuning langdurig noodzakelijk is. Een maatwerkvoorziening is in ieder geval langdurig noodzakelijk wanneer de ondersteuning langer dan zes maanden nodig is.

Artikel 2. Melding hulpvraag

  • 1.

    Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

 

Artikel 3. Cliëntondersteuning

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

  • 2.

    Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

 

Artikel 4. Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan

  • 1.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2.

    Voor of tijdens het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college hiervoor nodig zijn en waarover de cliënt op dat moment redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3.

    Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste [en tweede] lid.

  • 4.

    Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

 

Artikel 5. Gesprek

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

  • a.

    de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

  • b.

    het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

  • c.

    de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

  • d.

    de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

  • e.

    de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

  • f.

    de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

  • g.

    de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;

  • h.

    de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

  • i.

    welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en

  • j.

    de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

    • 2.

      Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 4, vierde lid, aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

    • 3.

      Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

    • 4.

      Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

 

Artikel 6. Verslag

  • 1.

    Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek.

  • 2.

    Zo spoedig mogelijk maar binnen zes weken na het gesprek verstrekt het college aan de cliënt een verslag van de uitkomsten van het onderzoek. Het verslag kan na ondertekening in dit proces de aanvraag zijn.

  • 3.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt worden aan het verslag toegevoegd.

    

Artikel 7. Aanvraag

  • 1.

    Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Het college merkt een ondertekend verslag van het gesprek aan als aanvraag als de cliënt dat op het verslag heeft aangegeven.

  • 3.

    Het college neemt binnen twee weken een besluit op een aanvraag (tenzij dit redelijkerwijs niet kan).

  • 4.

    De aanvraag is vergezeld van een pgb-plan als de inwoner verzoekt om een persoonsgebonden budget.

  

Artikel 8. Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1.

    Het college neemt het verslag als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

  • a.

    ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en

  • b.

    ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 3.

    Ten aanzien van een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en participatie geldt dat een cliënt alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt als:

    • a.

      de noodzaak tot ondersteuning voor de cliënt redelijkerwijs niet vermijdbaar was, en

    • b.

      de voorziening voorzienbaar was, maar van de cliënt redelijkerwijs niet verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de hulpvraag overbodig had gemaakt.

    • 4.

      Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,

  • a.

    tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

  • b.

    tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of

  • c.

    als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

  • 5.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.

  

Artikel 9. Advisering

Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen als het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening.

 

Artikel 10. Inhoud beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

  • a.

    welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

  • b.

    wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

  • c.

    hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing, en

  • d.

    welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

    • 3.

      Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

      • a.

        voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

      • b.

        welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

      • c.

        wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

      • d.

        wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

      • e.

        de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

      • 4.

        Als sprake is van een te betalen bijdrage wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.

 

Artikel 11. Regels voor pgb

  • 1.

    Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 3.

    De hoogte van een pgb:

    • 1.

      wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld pgb-plan over hoe hij het pgb gaat besteden;

    • 2.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en

    • 3.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura;

  • 4.

    De hoogte van een pgb wordt als volgt vastgesteld voor:

    • a.

       

    Een zaak (woningaanpassing, woonvoorziening, hulpmiddel, vervoersvoorziening)

    De kostprijs van de voorziening die de cliënt zou hebben ontvangen als deze in natura zou zijn verstrekt en rekening houdend met een reële termijn voor de technische afschrijving en de onderhouds- en verzekeringskosten.

    Aan te tonen middels offerte en/of factuur.

    • b.

       

    Hulp bij het huishouden 2

    € 20,60 per uur (vast tarief)

    • c.

       

    Individuele begeleiding sociaal netwerk

    40% van ZIN tarief*

    • d.

       

    Individuele begeleiding professioneel

    70% van ZIN tarief*

    • e.

       

    Begeleiding groep

    70% van ZIN tarief*

    • f.

       

    Respijtzorg / kortdurend verblijf (etmaal)

    70% van ZIN tarief*

    • g.

       

    Vervoer dagbesteding

    100% van ZIN tarief*

    • h.

       

    Vervoer dagbesteding rolstoel

    100% van ZIN tarief*

    • i.

       

    Beschermd wonen

    81% van ZIN tarief* (maximaal)

    k.

    Intensieve ambulante begeleiding

    70% van ZIN tarief*

    l.

    Tijdelijke opvang (etmaal)

    € 50,-- ZIN en PGB

*) van gecontracteerde aanbieders

  

Artikel 12. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en pgb’s

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening dan wel pgb, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt, en afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot.

  • 2.

    De bijdrage, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 dan wel het totaal van de bijdragen, is gelijk aan de kostprijs, tot aan ten hoogste € 17,50 per bijdrageperiode voor de cliënt of de gehuwde cliënten tezamen, tenzij overeenkomstig artikel 2.1.4 derde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning geen of een lagere bijdrage is verschuldigd.

-2a.Een cliënt kan een bijdrage in de kosten verschuldigd zijn voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde cliëntondersteuning. Voor de algemene voorziening hulp bij het huishouden wordt een eigen bijdrage betaald aan de zorgaanbieder. Deze eigen bijdrage is voor

  • .

    Minima: het tarief van de gekozen gecontracteerde zorgaanbieder minus € 18,38 per uur.

  • .

    Huishoudelijke hulp toelage: het tarief van de gekozen gecontracteerde zorgaanbieder minus bijdrage gemeente ad. € 13,38 per uur.

  • .

    Voor de eigen bijdrage kan geen tegemoetkoming verstrekt worden

    • -

      tenzij deze het bedrag van € 19,40 voor een alleenstaande en € 27,60 voor alleenstaande ouders en gehuwden per vier weken te boven gaat;

    • -

      iemand op grond van de maatwerkvoorziening(en) de maximale eigen bijdrage betaalt.

      • 3.

        De kostprijs van een:

        • a.

          Maatwerkvoorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder;

        • b.

          Pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

        • 4.

          In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, van de wet, worden de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb door CAK vastgesteld en geïnd.

        • 5.

          De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woning- aanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

 

Artikel 13. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    De maatwerkvoorziening maatschappelijke ondersteuning dient van goede kwaliteit te zijn. Hieronder wordt tevens begrepen de deskundigheid bij de beroepskrachten die de ondersteuning leveren door:

    • a.

      af te stemmen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      af te stemmen op andere vormen van zorg en ondersteuning;

    • c.

      te waarborgen dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van de ondersteuning handelen in overeenstemming met de professionele standaard

    • d.

      te waarborgen dat beroepskrachten op de hoogte zijn van en rekening houden met de wensen, mogelijkheden en beperkingen van de informele zorg die wordt verleend.

    • 2.

      Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.

    • 3.

      Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

   

Artikel 14. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3.

    De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

  • 4.

    Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.

  

Artikel 15. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015

  • 1.

    Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 3.

    Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de cliënt langer dan 2 maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet;

    • e.

      de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of

    • f.

      de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.

    • 4.

      Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

    • 5.

      Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

    • 6.

      Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

    • 7.

      De PGBhouder kan niet de PGBhulpverlener zijn (en vice versa).

 

Artikel 15a. Opschorting betaling uit het pgb

  • 1.

    Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.

  • 2.

    Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 15, derde lid, onder d.

  • 3.

    Het college stelt de pgb-houder schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste en tweede lid.

      

Artikel 16. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Het college bepaalt bij nadere regeling waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat.

  

Artikel 17. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen

Het college kan in overeenstemming met het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, en die een inkomen hebben lager dan 120 procent van het wettelijk minimumloon, een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.

 

Artikel 18. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met een derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als een ondergrens voor: een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde, en de vaste prijs bedoeld in onderdeel a.

    • 2.

      Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

      • a.

        Overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet, en

      • b.

        Rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

      • 3.

        Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

  • a.

    De kosten van de beroepskracht;

  • b.

    Redelijke overheadskosten;

  • c.

    Kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

  • d.

    Reis en opleidingskosten;

  • e.

    Indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

  • f.

    Overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

    • 4.

      Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

    • 5.

      Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in het eerste lid hij een overeenkomst aangaat.

 

Artikel 19. Klachtregeling

  • 1.

    Het college stelt een regeling vast voor afhandeling van klachten van cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening overeenkomstig de bepalingen van de klachtenregeling van de gemeente Zwartewaterland.

  • 2.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

 

Artikel 20. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen met meer dan 50 klanten.

2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

 

Artikel 21. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Het college stelt ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 3.

    Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het eerste en tweede lid.

 

Artikel 21a Right to Challenge

Het college stelt nadere regels vast voor de uitwerking van Right to Challenge.

 

Artikel 22. Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per jaar geëvalueerd. Het college zendt hiertoe telkens elk jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

 

Artikel 23. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

1. De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zwartewaterland 2018 wordt ingetrokken.

2. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zwartewaterland, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

3. Aanvragen die zijn ingediend onder de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zwartewaterland en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

4. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zwartewaterland , wordt beslist met inachtneming van die verordening.

 

Artikel 24. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

 

Artikel 25. Nadere regels

Voor zover noodzakelijk voor uitvoering van deze verordening kan het college nadere regels stellen.

 

Artikel 26. Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2019.

2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zwartewaterland 2019.

  

Aldus vastgesteld door de Raad van de gemeente Zwartewaterland in de openbare vergadering van 29 november 2018.

 

De griffier, de voorzitter,

   

Ing. H.W.Schotanus – Schutte ing. E.J. Bilder