Coördinatieverordening gemeente Zwijndrecht 2013

Geldend van 18-04-2013 t/m heden

Intitulé

Coördinatieverordening gemeente Zwijndrecht 2013

De raad van de gemeente Zwijndrecht;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 februari 2013,

nummer 2013-11405 ;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening;

b e s l u i t :

Vast te stellen de ‘Coördinatieverordening gemeente Zwijndrecht 2013’

Hoofdstuk I Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De verordening verstaat onder

  • 1.

    aanvrager: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die een aanvraag om een omgevingsvergunning heeft ingediend;

  • 2.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • 3.

    besluit: besluit als bedoeld in artikel 3.30, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening;

  • 4.

    bestemmingsplan: een plan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening;

  • 5.

    bouwen: bouwen als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, Wabo;

  • 6.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwijndrecht;

  • 7.

    coördinatie: het tegelijkertijd en in samenhang voorbereiden van besluiten in één procedure zoals aangegeven in Afdeling 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening;

  • 8.

    Omgevingsvergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 van de Wabo

  • 9.

    Omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk: een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wabo;

  • 10.

    Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • 11.

    Wro: Wet ruimtelijke ordening;

Artikel 2 Reikwijdte van de verordening

  • 1.

    Deze verordening, gebaseerd op artikel 3.30, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening, is alleen van toepassing op het coördineren van de voorbereiding van een besluit om een bestemmingsplan, een uitwerkingsplan of een wijzigingsplan vast te stellen met het besluit over een of meer daarmee samenhangende omgevingsvergunningen, met daarin in ieder geval de activiteit het bouwen van een bouwwerk opgenomen, al dan niet met aan de omgevingsvergunning en/of aan het bestemmingsplan gerelateerde vergunningen en ontheffingen als bedoeld in artikel 3.

  • 2.

    Besluiten die bij een samenloop met een omgevingsvergunning aanhaken en waarvoor een verklaring van geen bedenking nodig is van Gedeputeerde Staten en/of de Minister vallen buiten de reikwijdte van deze verordening.

Artikel 3 Gevallen waarin besluiten worden gecoördineerd

In de volgende gevallen en onder de volgende condities kan het college van burgemeester en wethouders besluiten als bedoeld in artikel 2 gecoördineerd voorbereiden:

  • 1.

    het besluit over een aanvraag om een omgevingsvergunning, die op het moment van indienen op grond van artikel 2.10, eerste lid, sub c of artikel 2.11, eerste lid van de Wabo geweigerd zou moeten worden en die slechts op grond van artikel 2.12, eerste lid, sub a onder 3 van de Wabo, en het besluit over het bestemmingsplan, het uitwerkingsplan of het wijzigingsplan dat de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk mogelijk maakt, maken tenminste deel uit van de te coördineren besluiten en

  • 2.

    door of namens het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld dat het besluit als bedoeld onder 1 gecoördineerd kan worden voorbereid en

  • 3.

    door of namens het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld dat zich geen belemmering als bedoeld in artikel 4 voordoet en

  • 4.

    de aanvrager zich schriftelijk akkoord heeft verklaard met de gecoördineerde voorbereiding en met de gevolgen die dat voor de aanvrager heeft.

Artikel 4 Gevallen waarin geen coördinatie op grond van de verordening mogelijk is

  • 1.

    er moet op grond van artikel 7, tweede lid van de Wet milieubeheer een milieueffectrapport worden opgesteld en het betreft geen deelproject van een grotere ontwikkeling waarvoor al een milieueffectrapport is opgesteld;

  • 2.

    er moet op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan worden opgesteld en er kan geen toepassing worden gegeven aan artikel 6.12, tweede lid van de Wet ruimtelijke ordening;

  • 3.

    uit een analyse blijkt dat de bouw schade kan veroorzaken als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening en de aanvrager is niet bereid deze schade voor zijn rekening te nemen.

Artikel 5 Gevallen waarin kan worden afgezien van coördinatie op grond van de verordening

Het college kan afzien van coördinatie bij besluiten die omvangrijk, complex dan wel omstreden zijn.

Artikel 6 Beëindiging coördinatie

  • 1.

    Met in achtneming van het bepaalde in artikel 5, kan het college op verzoek van de aanvrager of ambtshalve de gecoördineerde behandeling geheel of gedeeltelijk beëindigen;

  • 2.

    Indien het college toepassing geeft aan lid 1, herleven de wettelijke procedures die oorspronkelijk van toepassing waren op het besluit.

Artikel 7 Procedureregeling

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan een procedureregeling vaststellen ten behoeve van een goede uitvoering van de coördinatieregeling.

  • 2.

    De procedureregeling geeft in ieder geval aan binnen welke periode aanvragen ingediend moeten worden om voor coördinatie in aanmerking te kunnen komen; de procedure kan bepalen hoe het college van burgemeester en wethouders toepassing geeft aan artikel 3.20 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3.

    Zolang het college van burgemeester en wethouders geen regeling als bedoeld in het eerste lid heeft vastgesteld, is, aanvullend op de artikelen 3.30 tot en met 3.32 van de Wet ruimtelijke ordening en op deze verordening, § 3.5.3 van Afdeling 3.5 "Samenhangende besluiten" van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met uitzondering van de artikelen 3.28 en 3.29 van die wet.

  • 4.

    Bij de toepassing van lid 3 is het college van burgemeester en wethouders het aangewezen coördinerend orgaan als bedoeld in artikel 3.22 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 5.

    Als de gemeenteraad besloten heeft dat het wenselijk is dat de coördinatieregeling wordt toegepast in een of meer andere gevallen dan de gevallen die op grond van deze verordening mogelijk zijn, dan zijn de leden 1 tot en met 5 van toepassing op de voorbereiding van de besluiten die behoren bij die gevallen.

Artikel 6 Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1.

    Deze verordening treedt de dag na de dag van bekendmaking in werking .

  • 2.

    Per die datum komt te vervallen de ‘Coördinatieverordening gemeente Zwijndrecht’ (2010-9046).

  • 3.

    Procedures die gestart zijn onder de ‘Coördinatieverordening gemeente Zwijndrecht’ (2010-9046) worden geacht te zijn gestart onder de ‘Coördinatieverordening gemeente Zwindrecht 2013'.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Coördinatieverordening gemeente Zwijndrecht 2013’