Protocol vermoeden integriteitsschending politieke ambtsdrager gemeente Zwijndrecht

Geldend van 01-09-2020 t/m heden

Intitulé

Protocol vermoeden integriteitsschending politieke ambtsdrager gemeente Zwijndrecht

De raad van de gemeente Zwijndrecht;

Gelet op het bepaalde in artikel 170 lid 2 Gemeentewet en paragraaf 6 van zowel de Gedragscode Integriteit raadsleden en raadscommissieleden gemeente Zwijndrecht als de gedragscode Integriteit burgemeester en wethouder gemeente Zwijndrecht ;

B E S L U I T :

vast te stellen het volgende Protocol vermoeden integriteitschending politieke ambtsdragers gemeente Zwijndrecht.

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Algemeen

  • 1.

    Onder politieke ambtsdrager worden verstaan:

    • a.

      de burgemeester

    • b.

      een raadslid

    • c.

      een raadscommissielid

    • d.

      een wethouder.

  • 2.

    Onder vertrouwenspersoon integriteit wordt verstaan de door het bevoegd gezag aangewezen persoon die fungeert als eerste aanspreekpunt/sparringpartner voor melders die het vermoeden hebben van een misstand. De vertrouwenspersoon integriteit begeleidt de melders tijdens de melding.

  • 3.

    Onder integriteitscoördinator wordt verstaan de ambtelijke functionaris die belast is met het coördineren en het actualiseren van het gemeentelijke integriteitsbeleid.

  • 4.

    Het vermoeden van een misstand is in ieder geval een:

    • a.

      schending van wettelijke voorschriften of beleidsregels

    • b.

      een gevaar voor de gezondheid, de veiligheid of het milieu

    • c.

      een onbehoorlijke wijze van functioneren die een gevaar vormt voor het goed functioneren van de openbare dienst

  • 5.

    Een melder is een medewerker, burger, derde, raadscommissielid of politieke ambtsdrager die een vermoeden meldt overeenkomstig het bepaalde in deze regeling.

  • 6.

    De melding is het melden van een vermoeden van een misstand bij de vertrouwenspersoon integriteit, de integriteitscoördinator, een leidinggevende of de burgemeester.

  • 7.

    Steunpunt: Steunpunt Integriteitsonderzoek politieke ambtsdragers.

  • 8.

    Onder raadsman wordt verstaan iemand die de politieke ambtsdrager juridisch vertegenwoordigt en adviseert

  • 9.

    De burgemeester, de leden van de raad en de leden van het college ontvangen na inwerkingtreding of bij hun aantreden een exemplaar van dit protocol.

  • 10.

    Bij het gebruik van dit protocol is de Gedragscode Integriteit raadsleden en raadscommissieleden gemeente Zwijndrecht, en de gedragscode college van burgemeester en wethouders het uitgangspunt.

Artikel 2 Bescherming van de melder

  • 1.

    Een ieder die betrokken is bij de behandeling van een melding maakt de identiteit van de melder niet bekend zonder zijn instemming.

  • 2.

    Indien de melder een medewerker is van de gemeente Zwijndrecht, dan ondervindt de medewerker als gevolg van de melding van een vermoeden van een misstand geen nadelige gevolgen voor zijn rechtspositie. Regeling melding vermoeden misstand Drechtsteden/Zuid Holland Zuid is hierop van toepassing.

Artikel 3 De vertrouwenspersoon integriteit / integriteitscoördinator

  • 1.

    De gemeenteraad en het college wijzen een of meer vertrouwenspersonen integriteit aan.

  • 2.

    Het college draagt er zorg voor dat de coördinatie van het integriteitsbeleid van de gemeente Zwijndrecht wordt belegd bij een integriteitscoördinator.

  • 3.

    De vertrouwenspersoon integriteit heeft tot taak:

    • a.

      het geven van informatie en advies aan een melder, die hem/haar raadpleegt over een vermoeden van misstand, dan wel over een dilemma op het terrein van integriteit;

    • b.

      het op verzoek van een melder van een vermoede misstand begeleiden van deze melder bij het doorlopen van de procedure teneinde deze melding goed af te wikkelen;

    • c.

      het indien nodig en mogelijk verlenen van nazorg aan een melder, die een integriteitcasus heeft gemeld. De vertrouwenspersoon integriteit kan betrokkene verwijzen naar interne of externe deskundigen;

    • d.

      het gevraagd en ongevraagd adviseren van de burgemeester als portefeuillehouder integriteit.

  • 4.

    De vertrouwenspersoon integriteit heeft, evenals de burgemeester, een geheimhoudingsplicht. Indien de vertrouwenspersoon integriteit echter op de hoogte wordt gebracht van misdrijven waarvoor op grond van artikel 160 en 162 Wetboek van Strafvordering een aangifteplicht bestaat, is hij ingevolge deze artikelen verplicht het misdrijf te melden.

  • 5.

    De geheimhoudingsplicht eindigt niet bij het beëindigen van de functie van vertrouwenspersoon integriteit/integriteitscoördinator.

  • 6.

    De vertrouwenspersoon integriteit geniet bescherming overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, tweede tot en met het vijfde lid van de Regeling melding vermoeden misstand Drechtsteden , tegen benadeling van zijn/haar rechtspositie als gevolg van de hem/haar bij deze regeling toebedeelde taken.

  • 7.

    De vertrouwenspersonen integriteit maken jaarlijks onder de verantwoordelijkheid van de integriteitscoördinator een geanonimiseerd verslag van de aard en de omvang van het aantal interne meldingen. Dit verslag wordt aan het college, de gemeenteraad en de Ondernemingsraad gestuurd en openbaar gemaakt.

Hoofdstuk II MELDINGSPROCEDURE

Artikel 4 Melding

  • 1.

    Een melding van een vermoeden van een integriteitschending begaan door een politieke ambtsdrager wordt, al dan niet via de vertrouwenspersoon integriteit of de integriteitscoördinator, gedaan bij de burgemeester die beslist over het in behandeling nemen daarvan.

  • 2.

    De melding wordt in behandeling genomen conform dit protocol en met inachtneming van de gedragscodes bedoeld onder artikel 1 lid 10.

  • 3.

    Meldingen over het vermoeden van een integriteitsschending begaan door de burgemeester worden, al dan niet via de vertrouwenspersoon integriteit of de integriteitscoördinator, gedaan bij de 1e locoburgemeester of de plaatsvervangend voorzitter van de gemeenteraad. Deze treedt in de plaats van de burgemeester bij de behandeling van de melding.

Artikel 5 Onderzoek

  • 1.

    Nadat de burgemeester is geïnformeerd over het vermoeden van een integriteitschending begaan door een politieke ambtsdrager, bevestigt hij de ontvangst van de melding schriftelijk aan de melder en de politieke ambtsdrager. In de ontvangstbevestiging wordt globaal de vervolgprocedure aangegeven.

  • 2.

    Nadat de ontvangst van de melding is bevestigd, onderzoekt de burgemeester of er sprake is van een redelijk vermoeden van een misstand. Daarbij wordt de melding onderzocht tegen de achtergrond van de vraag of de melding zodanig concreet is en van een zodanige ernst dat een nader onderzoek als bedoeld in dit artikel noodzakelijk is.

  • 3.

    Over de beantwoording van de vraag naar ernst en concreetheid van de melding kan de burgemeester zich laten adviseren door een extern deskundige zoals het steunpunt integriteitsonderzoek politieke ambtsdragers.

  • 4.

    Indien de burgemeester na het advies van de externe deskundige als bedoeld in het vorige lid van dit artikel vaststelt dat de melding onvoldoende concreet is dan wel een onvoldoende ernstig karakter heeft, besluit hij/zij het onderzoek niet verder voort te zetten. Van deze beslissing worden de melder en de betrokken politieke ambtsdrager gemotiveerd schriftelijk in kennis gesteld.

  • 5.

    Als de melding voldoende concreet en voldoende ernstig is, geeft de burgemeester opdracht tot het doen van feitenonderzoek. Het feitenonderzoek vindt plaats op een door de burgemeester te bepalen wijze, waarbij voor de betreffende melding de meest geëigende onderzoeksmethode wordt gekozen. Het steunpunt Integriteitsonderzoek politieke ambtsdragers kan hier adviserend bij optreden.

  • 6.

    Van de beslissing een onderzoek te verrichten wordt het presidium als ook het college gemotiveerd in kennis gesteld. Ook de melder en degene op wie de melding betrekking heeft worden over het instellen van het onderzoek geïnformeerd.

  • 7.

    De procesbegeleiding van het onderzoek gebeurt, op aanwijzing van de burgemeester, vanuit de griffier en/of de gemeentesecretaris.

  • 8.

    Na afronding van het onderzoek worden het presidium en het college van de resultaten in kennis gesteld. In overleg tussen het presidium en/of de burgemeester wordt besloten welke stappen verder genomen moeten worden.

  • 9.

    Van de uitkomsten van het overleg tussen de burgemeester en het presidium als ook de resultaten van het onderzoek worden melder en betrokken politieke ambtsdrager geïnformeerd, tenzij het belang van het onderzoek zich daartegen verzet.

  • 10.

    Bij het vermoeden van een opzettelijke valse beschuldiging doet de burgemeester, indien naar zijn oordeel sprake is van een strafbaar feit, aangifte bij de politie en/of stelt deze de melder aansprakelijk voor eventuele door de gemeente geleden schade. De burgemeester laat zich hierbij adviseren door het steunpunt en/of de integriteitscoördinator.

Artikel 6 Nader onderzoek

Indien op grond van de bevindingen uit het feitenonderzoek als bedoeld in artikel 5 de noodzaak blijkt tot het verrichten van een nader onderzoek, geeft de burgemeester hiertoe opdracht aan een externe onderzoeker.

Artikel 7 Opdrachtverstrekking

  • 1.

    De burgemeester verstrekt een schriftelijke opdracht aan een externe onderzoeker/adviseur.

  • 2.

    In de opdracht staat in ieder geval vermeld de aanleiding, de doelstelling, de onderzoeksvragen, de onderzoeksmethoden, de verwachte duur en de kosten van het onderzoek.

Artikel 8 Kennisgeving aan betrokken politieke ambtsdrager

  • 1.

    De betrokken politieke ambtsdrager wordt over het instellen van het feitenonderzoek tijdig per brief geïnformeerd.

  • 2.

    In de brief is in ieder geval opgenomen:

    • a.

      een omschrijving van het handelen of nalaten dat aanleiding is tot het instellen van onderzoek;

    • b.

      de mededeling dat betrokkene en getuigen kunnen worden gehoord;

    • c.

      de mededeling dat betrokkene zich door een raadsman kan laten bijstaan;

    • d.

      de mededeling dat als andere feiten en omstandigheden bekend worden die van belang zijn voor het bepalen van de omvang, aard en ernst van de integriteitschending, het onderzoek zich kan uitstrekken tot die feiten en omstandigheden.

Artikel 9 Horen van betrokkene en getuigen

  • 1.

    De betrokken politieke ambtsdrager en getuigen kunnen worden gehoord.

  • 2.

    De gesprekken worden gehouden door minimaal twee personen.

  • 3.

    De betrokken politieke ambtsdrager en getuigen worden vooraf op de hoogte gesteld van de aard en de mogelijke duur van het gesprek. Aan hen wordt meegedeeld dat zij zich kunnen laten bijstaan door een raadsman.

  • 4.

    Er wordt een gespreksverslag opgemaakt en ondertekend door de onderzoekers en de getuigen/betrokkene.

  • 5.

    Degene die is gehoord krijgt de mogelijkheid om binnen vijf werkdagen schriftelijk te reageren op het betreffende gespreksverslag.

  • 6.

    Als degene die is gehoord, weigert het gespreksverslag te ondertekenen, wordt daarvan melding gemaakt in het verslag. Als degene die is gehoord dat wil, wordt er een schriftelijke weergave van diens afwijkende mening bij het gespreksverslag gevoegd.

Artikel 10 Communicatie

De burgemeester zorgt voor de interne en externe communicatie.

Artikel 11. Onderzoeksrapportage

  • 1.

    De rapportage bevat alle informatie die nodig is om een oordeel te kunnen vormen over de aannemelijkheid en mate van verwijtbaarheid van het vermoeden van de integriteitschending.

  • 2.

    De burgemeester biedt de onderzoeksrapportage aan de raad en het college aan. Met inachtneming van de bepalingen uit de Gemeentewet neemt hij ook een standpunt in over het opleggen van geheimhouding op de onderzoeksrapportage en andere op de zaak betrekking hebbende stukken.

Artikel 12 Besluitvorming

  • 1.

    Na kennisname van het rapport van bevindingen beoordeelt de raad of het rapport aanleiding geeft om aangifte te doen of een ander middel in te zetten.

  • 2.

    Met inachtneming van de bepalingen uit de Gemeentewet besluit de raad eveneens de eventueel opgelegde geheimhouding van de onderzoeksrapportage en andere op de zaak betrekking hebbende stukken te bekrachtigen, dan wel deze op te heffen.

Artikel 13 Aangifte

  • 1.

    Als er vermoeden is van een misdrijf doet de burgemeester aangifte bij de politie.

  • 2.

    Vanaf dat moment wordt alle beschikbare informatie voorgelegd aan de politie, eventueel na overleg met de officier van justitie.

Artikel 14 Hardheidsclausule

  • 1.

    In gevallen waarin dit protocol niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, wordt de handelwijze bepaald door de burgemeester.

  • 2.

    Indien de vraag of de melding inzake het vermoeden van een integriteitsschending de burgemeester betreft, beslist de loco-burgemeester

Hoofdstuk III Slotbepalingen

Artikel 15 Intrekken voorgaande regeling

Het Protocol vermoeden integriteitsschending politieke ambtsdragers gemeente Zwijndrecht zoals besloten op 7 maart 2017 door het college en 16 mei 2017 door de gemeenteraad en inwerking getreden op 20 mei 2017 wordt ingetrokken.

Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking de dag na publicatie.

  • 2.

    Deze regeling wordt aangehaald als: Protocol vermoeden integriteitsschending politieke ambtsdragers gemeente Zwijndrecht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering en collegevergadering van

17 maart 2020 (datum college burgemeester en wethouders))

30 juni 2020 (datum gemeenteraad)

Secretaris, Burgemeester

Griffier, Burgemeester