Regeling vervallen per 01-09-2015

Uitvoeringsregels leerlingenvervoer gemeente Zwolle

Geldend van 19-05-2011 t/m 31-08-2015

Intitulé

Uitvoeringsregels leerlingenvervoer gemeente Zwolle

Uitvoeringsregels verordening leerlingenvervoer gemeente Zwolle

Uitvoeringsregel 1: Passend vervoer

Basis is de verordening Leerlingenvervoer (artikel 2)

De gemeente heeft vanuit de wet leerlingenvervoer de zorgplicht een vergoeding voor ‘passend vervoer’ aan te bieden. Uitgangspunt van de regeling is een zo voordelig mogelijke vergoeding. Indien een kind naar het oordeel van burgemeester en wethouders - eventueel onder begeleiding - kan (brom-)fietsen, wordt een (brom-)fietsvergoeding verstrekt. Wanneer een kind, eventueel onder begeleiding, met het openbaar vervoer kan reizen worden deze kosten vergoed. Daarnaast is het mogelijk een vergoeding voor het gebruik van de eigen auto aan te bieden. Aangepast vervoer vindt meestal plaats in taxibusjes. Eventuele begeleiding dienen de ouders zelf te organiseren.

Wat passend vervoer precies inhoudt beschrijft de wetgeving, jurisprudentie dan wel de verordening Leerlingenvervoer van de gemeente Zwolle niet. Dit zorgt ervoor dat op individueel niveau een beoordeling plaats moet vinden. Op welke vergoeding een leerling recht heeft wordt bepaald door de medische mogelijkheden van de leerling en de infrastructurele[1] mogelijkheden op het traject woning-school en vice versa. Wat betreft de medische mogelijkheden van een leerling wordt bij twijfel advies ingewonnen bij onafhankelijk medisch deskundigen. Zij onderzoeken welke vervoerswijze past bij de eigen kracht van de leerling.

Onderstaande tabellen past de gemeente toe voor leerlingen die vanaf het schooljaar 2010-2011 voor het eerst gebruik maken van een vergoeding leerlingenvervoer. Voor bestaande leerlingen neemt de gemeente een overgangsperiode in acht (tot en met 31 december 2010) welke nader beschreven is in uitvoeringsregel 4.

De onderstaande tabellen behandelt de gemeente als algemene richtlijnen. Wanneer persoonskenmerken of andere factoren er toe leiden, dat nader onderzoek nodig is om vast te stellen of de betreffende leerling al dan niet binnen de hieronder gestelde criteria valt, kan hiervan afgeweken worden. Dergelijke omstandigheden worden meegenomen in de beoordeling.

[1] Bij infrastructurele mogelijkheden kan gedacht worden aan bijvoorbeeld openbaar vervoer verbindingen, fietsinfrastructuur en openbare wegen.

[2]De kilometergrens komt voort uit de verordening leerlingenvervoer gemeente Zwolle

Kilometergrens[2]

Regulier Basis onderwijs

6 km

Speciaal basisonderwijs

4 km

(voortgezet) speciaal onderwijs

so 4 km, vso 6 km, (v)so Cluster 3 2 km

Fietsvergoeding

< 10 jaar

-

Met begeleiding tot maximaal 6 km

Met begeleiding tot maximaal 6 km

10 jaar – einde basisschool

Met begeleiding tot maximaal 8 km

Met begeleiding tot maximaal 6 km

Met begeleiding tot maximaal 6 km

Voortgezet onderwijs

-

-

Zelfstandig tot maximaal 8 km. In eerste instantie zelfstandig. Indien nodig wordt begeleiding ook vergoed.

Algemeen aanvullende opmerkingen

·Van kinderen van 10 jaar of ouder in het regulier basis onderwijs wordt verwacht dat zij kunnen fietsen als de afstand tot de school minder dan 8 km is. Dit wordt gezien als voorbereiding op het voortgezet onderwijs.

·Voor kinderen in het speciaal basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs van 10 jaar of ouder is de maximale fietsafstand redelijkerwijs lager gesteld dan bij het regulier basisonderwijs.

·Altijd uitgaan van de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg gebaseerd op de Falk-routeplanner. Dit zijn in principe alle openbare wegen.

·Indien twijfel bestaat over de fietsmogelijkheden van de leerling wordt advies opgevraagd over de medische beperkingen van de leerling met betrekking tot reizen met de fiets.

Kilometergrens2

Regulier basisonderwijs

6 km

Speciaal basisonderwijs

4 km

(voortgezet)

speciaal onderwijs

so 4 km, vso 6 km, (v)so Cluster 3 2 km

Openbaar vervoer vergoeding (als de fiets geen optie is!)

< 10 jaar

Met begeleiding, maximaal 3 overstappen

Met begeleiding, maxi-maal 2 overstappen

Met begeleiding, maximaal 1 overstap

10 jaar – einde basisschool

Zelfstandig, maximaal 3 over-stappen . Indien noodzakelijk maximaal 3 maanden begeleiding.

Met begeleiding, maxi-maal 2 overstappen

Met begeleiding, maximaal 1 overstap

Voortgezet

-

-

In eerst instantie zelfstandig tot maximaal 2 overstappen. Indien nodig wordt begeleiding maximaal 3 maanden vergoed

Algemeen aanvullende opmerkingen voor OV

  • ·

    Indien twijfel bestaat over de mogelijkheden van de leerling om met het openbaar vervoer te reizen (zelfstandig of met begeleiding) wordt advies opgevraagd over de medische beperkingen van de leerling met betrekking tot reizen met het openbaar vervoer.

  • ·

    In situaties waarin sprake is van een overstap, dient er per overstap minimaal 2 minuten aan overstaptijd zijn.

  • ·

    Daar waar sprake is van een looproute van huis naar de halte of van de halte naar school en vice versa, wordt voor de maximale loopafstand aangesloten bij de geldende maximale afstand ten aanzien van het gebruik van opstapplaatsen in het aangepast vervoer (anno 2010 is deze 1 kilometer ).

  • ·

    Er wordt uitgegaan van de informatie van OV9292 bij het vaststellen of reizen met het openbaar vervoer mogelijk is.

Kilometergrens2

Regulier basisonderwijs

6 km

Speciaal basisonderwijs

4 km

(voortgezet)

speciaal onderwijs

so 4 km, vso 6 km, (v)so Cluster 3 2 km

Algemene aanvullende opmerkingen voor aangepast vervoer

Indien, al dan niet op grond van een medisch vervoeradvies, de fiets of het openbaar vervoer niet tot de mogelijkheden behoort wordt een vergoeding voor het aangepast vervoer toegekend. De ouders verzorgen ook hierbij eventueel benodigde begeleiding van het kind. Zo mogelijk kan hier gewerkt gaan worden met opstapplaatsen.

De gemeente Zwolle bepaalt dat rekening gehouden moet worden met de verschillende doelgroepen van kinderen, en de ontwikkeling en mogelijkheden van de kinderen/leerlingen in verschillende leeftijdsgroepen als het om een vergoeding leerlingenvervoer gaat. De bovenstaande indeling wordt derhalve gehanteerd bij het vaststellen van de vergoeding.

Bij de verstrekking van een vergoeding van de vervoerskosten van een begeleider in het openbaar vervoer wordt rekening gehouden met de mogelijkheden die de NS biedt voor het gratis meereizen van een begeleider. Voor gehandicapten die niet zelfstandig met het openbaar vervoer kunnen reizen kan door de ouders van deze kinderen bij de NS een zogenaamde OV-Begeleiderskaart wordt aangevraagd. Door een onafhankelijke keuringsarts wordt beoordeeld of men in aanmerking komt voor een OV-Begeleiderskaart . Met deze kaart kan één begeleider gratis meereizen in het openbaar vervoer.

Uitvoeringsregel 2: Varianten in passend vervoer

Basis is de verordening Leerlingenvervoer (artikel 2)

Bij het toekennen van de vervoersvergoeding wordt aangesloten bij de fysieke mogelijkheden van de leerling zoals beschreven in uitvoeringsregel 1. Voor veel leerlingen leidt dit tot een helder advies waaruit blijkt op welke wijze de leerling het komende schooljaar kan reizen. Maar in een aantal situaties is voor leerlingen een combinatie van verschillende vervoersvormen ook mogelijk.

Het aanbieden van combinaties is voor de gemeente nieuw, maar kan een belangrijke bijdrage leveren aan het stimuleren van de zelfstandigheid van kinderen en het los durven/kunnen laten door hun ouders. Bovendien versterkt dit het uitgangspunt, dat de vergoeding die wordt verstrekt aansluit bij het vermogen van het kind.

Een dergelijk aanbod voorkomt dat de gemeente een hogere vergoeding moet verstrekken voor een heel schooljaar, terwijl een deel van dat schooljaar ook op een goedkopere wijze kan worden gereisd.

Vergoedingsvarianten waaraan gedacht kan worden zijn:

  • 1.

    Deeltijd (brom-)fiets/deeltijd openbaar vervoer

  • 2.

    Deeltijd (brom-)fiets/deeltijd eigen auto

  • 3.

    Deeltijd (brom-)fiets/deeltijd aangepast vervoer

  • 4.

    Deeltijd openbaar vervoer/deeltijd aangepast vervoer

  • 5.

    Deeltijd eigen auto/deeltijd aangepast vervoer

  • 6.

    Vervoersvoorziening in natura, zoals een handbike (op rolstoel) of een scootmobiel

Ten behoeve van de medische indiceringen van de leerlingen is het wenselijk om vooraf na te denken welke varianten (actief) aangeboden zullen worden.

Ad 1 en 2: Deeltijd ( brom-fiets /deeltijd openbaar vervoer/deeltijd eigen auto

Deze varianten zijn direct toepasbaar. Doel ervan is dat de leerling zo veel mogelijk zelf fietst. Daar waar fietsen niet mogelijk is (bijv. door een negatief effect van weersinvloeden op de gezondheid van de leerling) is het gebruik van het openbaar vervoer of de eigen auto voor de leerling ook een optie. In de praktijk kan dit betekenen, dat een leerling voor de zomermaanden een fietsvergoeding krijgt en voor de wintermaanden een vergoeding voor het gebruik van het openbaar vervoer.

Ad 3, 4 en 5: Deeltijd (brom-)fiets/deeltijd aangepast vervoer, deeltijd openbaar vervoer/ deeltijd aangepast vervoer, deeltijd eigen auto/deeltijd aangepast vervoer

De mogelijkheid van deze varianten zal in de aanloop naar het nieuwe vervoerscontract met de vervoerder besproken worden. In hoeverre de vervoerder de mogelijkheid heeft om deze varianten te integreren in zijn vervoersplan, welke financiële gevolgen dit heeft en aan welke voorwaarden voldaan moet worden om een deeltijd vergoeding voor het aangepaste vervoer mogelijk te maken, wordt de komende periode met de vervoerder doorgenomen (bijv. aanmeldtijd, gebruik van opstapplaatsen, etc.). Een variant waarbij leerlingen een soort tegoedbon krijgen met een maximaal aantal reisdagen voor het gebruik van het aangepaste vervoer maakt ook onderdeel uit van deze gesprekken.

Ook varianten waarbij deeltijd gebruik van het aangepaste vervoer wordt aangeboden, zal voorkomen dat de gemeente deze dure vergoeding voor een heel schooljaar moet verstrekken, terwijl een deel van dat schooljaar ook op een goedkopere wijze kan worden gereisd. Anderzijds heeft de vervoerder in zijn vervoersplan en bijbehorende kostencalculatie (offerte) rekening gehouden met een hoog gebruik van het aangepaste vervoer. Een daling van het aantal te vervoeren leerlingen door deeltijdgebruik heeft mogelijk effect op het door de vervoerder gehanteerde tarief. Dit element wordt in de komende besprekingen met de vervoerder ook meegenomen.

Ad 6 Vervoersvoorziening in natura

Er zijn leerlingen (niet bekend hoeveel) voor wie het gebruik van de fiets of het openbaar vervoer geen optie is, maar waarbij de verstrekking van een vervoersvoorziening in natura de leerling toch in staat stelt om zelfstandig naar school te laten reizen. Hoewel dit geen gebruikelijke vergoeding is in het kader van het leerlingenvervoer vormt het voor de bevordering van de zelfstandigheid van de leerling een enorme meerwaarde om vervoersvoorzieningen in natura te kunnen verstrekken.

Het aanbieden van combinatievarianten zal de administratieve last voor de gemeente enigszins verhogen. Op dit moment is het administratieve systeem nog niet toegerust om op deze manier te registreren. Zodra dit wel het geval is, gaan we dit ook conform te hierboven genoemde varianten uitvoeren.

De gemeente Zwolle bepaalt dat alle bovengenoemde vergoedingsvarianten aangeboden worden, onder de voorwaarde dat nader onderzoek uit moet wijzen dat uitvoering door de vervoerder ook daadwerkelijk mogelijk is. Uit nader onderzoek moet nog blijken of variant 3, 4 en 5 door de vervoerder uitgevoerd kunnen worden. Mocht uit dit onderzoek blijken, dat het aanbieden van deze varianten niet tot een kostenreductie leidt, zullen variant 3, 4 en 5 niet worden aangeboden.

uitvoeringsregel 3: Begeleiding in het leerlingenvervoer

Basis is de verordening Leerlingenvervoer (artikel 12, 15 en 25)

De wetgeving, staande jurisprudentie en de gemeentelijke verordening gaan er van uit dat daar waar nodig ouders zorgen voor de begeleiding van hun kind bij het vervoer. Uit jurisprudentie blijkt dat ouders dit niet zelf hoeven te leveren, maar wel zelf moeten verzorgen/organiseren. Het is de gemeentelijke taak om ouders hier onder bepaalde voorwaarden financieel bij te ondersteunen. Het beeld wat de meeste ouders echter hebben is dat niet zijzelf, maar de gemeente verantwoordelijk is voor het naar school brengen van een bepaalde groep leerlingen. Dit is vaak de reden waarom veel kinderen met taxi’s/taxibusjes naar school worden vervoerd.

Veel kinderen kunnen ondanks hun (soms lichte) handicap prima onder begeleiding van een volwassene fietsen of gebruik maken van het openbaar vervoer. Ouders hebben echter vaak grote moeite om de begeleiding van hun kind (door henzelf of door een ander) te organiseren. Hoe moeilijk dit ook te organiseren is, blijkt desondanks uit jurisprudentie, dat er voor de rechter vrijwel geen redenen zijn om de verantwoordelijkheid van ouders over te dragen aan de gemeente. Zeker in gezinnen waar werk van de ouders, de aanwezigheid van andere kinderen of de reistijd om de leerling naar school te begeleiden het moeilijker maken om in de begeleiding van hun kind te voorzien, vormen juridisch en het oordeel van de rechter geen aanleiding om de gemeente verantwoordelijk te maken voor de begeleiding van de leerling door bijvoorbeeld aangepast vervoer aan te bieden.

De gemeente Zwolle sluit, als het om het begeleidingsvraagstuk in het leerlingenvervoer gaat, aan bij de staande jurisprudentie. Uiteraard kunnen er omstandigheden zijn (bijv. een medische beperking bij de ouder(s), meerdere kinderen in het gezin naar het speciaal onderwijs) die maken dat ouders onmachtig zijn om de begeleiding voor hun kind te organiseren. In dergelijke situaties kan de gemeente overgaan tot het aanbieden van aangepast vervoer indien door de ouders wordt aangetoond dat zij alles hebben gedaan om de begeleiding van hun kind te organiseren.

Daarnaast kan de gemeente voor ouders een aantal faciliteiten creëren waarmee zij geholpen worden in de zoektocht naar begeleiding, zoals bijvoorbeeld:

  • 1.

    Rol voor zorg- en hulpinstellingen

  • 2.

    Aanbieden van een OVmaatje

  • 3.

    Educatie

Ad 1. Rol voor zorg- en hulpinstellingen

De verantwoordelijkheid voor de begeleiding van de kinderen blijft bij de ouders. Echter in de zoektocht hoe dit te organiseren kunnen zij geholpen worden door een instantie die met hen mee zoekt, door kan verwijzen, of uit kan leggen dat andere ouders ook voor dit probleem staan en hier een oplossing voor zoeken/vinden.

Vanuit onze regierol is de gemeente in het kader van zorg in en om de school in gesprek met verschillende zorg- en hulpinstellingen. In deze gesprekken gaat de gemeente onderzoeken of de instellingen een rol kunnen spelen in de zoektocht naar eventuele begeleiding van de leerling. Partijen die hierin een rol kunnen spelen zijn bijv. het Zorgloket, Balans, Mee, Bureau Jeugdzorg, Trias.

Ad 2. Aanbieden van een OVmaatje

De ontwikkeling van het zelfstandig reizen kan worden gestimuleerd door de leerlingen tijdelijk te laten begeleiden in het openbaar vervoer door OVmaatjes. Met de hulp van deze maatjes leren kinderen op een veilige, zorgvuldige en begeleide manier om de reis van huis naar school met het openbaar vervoer af te leggen. De inzet van OVmaatjes ontlast de ouders en zorgt er tegelijkertijd voor dat kinderen ervaring opdoen in het openbaar vervoer. MEE IJsseloevers heeft van de gemeente een incidentele subsidie ontvangen voor een pilot OVmaatjes.

Ad 3. Educatie

Door OV-educatie op school leert een kind op spelenderwijs kennis maken het openbaar vervoer. In overleg met het onderwijs kan bekeken worden of er lessen georganiseerd kunnen worden.

De gemeente Zwolle besluit om voor het begeleidingsvraagstuk in het leerlingenvervoer aan te sluiten bij de staande jurisprudentie. De begeleiding is primair een verantwoordelijkheid van de ouders of verzorgers.

Uitvoeringsregel 4: Wat verstaan we onder een handicap

Basis is de verordening Leerlingenvervoer (artikel 1, lid d)

De verordening leerlingenvervoer beschrijft in artikel 1d een gehandicapte leerling als “een leerling bedoeld onder c die door een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kan maken”. Een uitleg van deze omschrijving is er niet. In de praktijk blijkt deze omschrijving niet concreet genoeg te zijn en is daardoor moeilijk te beoordelen. Daarnaast blijkt dat leerlingen met een psychiatrische beperking niet binnen dit profiel past. Deze valt echter wel onder de AWBZ.

Speciaal onderwijs is bedoeld voor kinderen met een:

  • ·

    visuele handicap (blind of slechtziend);

  • ·

    communicatieve handicap (gehoor-, spraak- of taalproblemen);

  • ·

    lichamelijke en/of verstandelijke handicap of een langdurige ziekte;

  • ·

    ernstige gedragsstoornis of een psychiatrisch probleem.

Deze aandoeningen, beperkingen of handicaps zijn geformuleerd vanuit de indicatiestelling AWBZ. Door deze indicatiestelling aan te houden voor het omschrijven van een ‘gehandicapte leerling’ passen leerlingen met een psychiatrische beperking ook binnen de verordening Leerlingenvervoer van de gemeente Zwolle.

De begripsbeschrijvingen van een aandoening, beperking of handicap staan omschreven in de Beleidsregels Indicatiestelling AWZB 2010[3]. Deze indicatiewijzer beschrijft de begrippen die bij het indiceren gebruikt worden. Bij eventuele onduidelijkheid kan de gemeente aansluiten bij deze begripsomschrijvingen van de AWBZ.

Het college bepaalt dat bij het vaststellen van een handicap uitgegaan wordt van de begripsdefinitie zoals omschreven in de AWBZ. Dit biedt de gemeente een duidelijkere omschrijving van een ‘handicap’ wat de beoordeling van een leerling vergemakkelijkt.

Uitvoeringsregel 5: Vervoer naar buitenschoolse opvang

Basis is de verordening Leerlingenvervoer (artikel 3)

Het vervoer naar de buitenschoolse opvang (bso) of andere opvangadressen valt niet onder de Verordening Leerlingenvervoer, niet onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid en wordt niet gecompenseerd in het gemeentefonds. Het bieden van de mogelijkheid om het leerlingenvervoer hierop aan te passen stelt de gemeente in de regel ook voor extra kosten en maakt de organisatie van het aangepaste vervoer kwetsbaarder. Met name omdat de bso niet altijd dicht bij de woning is gesitueerd. Overigens hebben de meeste bso’s budget om het vervoer van de kinderen te betalen.

In de Europese aanbesteding van het leerlingenvervoer van de gemeente Zwolle is opgenomen, dat het vervoer naar de bso mogelijk is en dat de vervoerder de eventuele extra kosten met de ouders dient te verrekenen. Hiermee heeft de vervoerder ingestemd. Op deze manier maakt de gemeente zich niet verantwoordelijk voor het vervoer naar de bso, maar biedt ouders wel de mogelijkheid het vervoer zelf met de vervoerder te regelen. Of er vervoer mogelijk is naar andere vormen van opvang na schooltijd wordt aan de vervoerder overgelaten en hiervoor gelden dezelfde condities als voor de bso.

In de communicatie met ouders zal duidelijk aangegeven worden, dat het vervoer naar iedere vorm van opvang na schooltijd een verantwoordelijkheid is van de ouders. Wel kunnen zij de vervoerder vragen hun kind tegen betaling niet bij het huisadres af te zetten, maar bij een alternatief adres.

Het college bepaalt dat ouders of verzorgers zelf met de vervoerder het vervoer van school naar de buitenschoolse opvang of naschoolse activiteit kunnen regelen. De kosten hiervoor brengt de vervoerder bij de ouders in rekening. De gemeente Zwolle is niet verantwoordelijk voor dit vervoer of de gemaakte afspraken.

Uitvoeringsregels 6: Vervoer naar scholen voor hoogbegaafde leerlingen

Basis is de verordening leerlingenvervoer (artikel 1 en 3)

De afgelopen jaren is er meer en meer behoefte gekomen naar onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen. De Leonardo Stichting is hierop ingesprongen en is bij inmiddels zo’n 60 scholen in Nederland aparte Leonardo-klassen begonnen. Naast deze aparte klassen hebben veel basisscholen speciaal lesmateriaal (versnelling, verrijking en verdieping) aangeschaft voor hoogbegaafde leerlingen. In Zwolle is er geen Leonardo-klas, maar zijn er wel verschillende scholen die onderwijs kunnen bieden aan hoogbegaafde leerlingen d.m.v. speciale klassen, lessen en lesmateriaal.

Een belangrijk criterium voor het verstrekken van een vergoeding leerlingenvervoer is dat deze slechts wordt aangeboden naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school. De zogenaamde Leonardo scholen vallen onder de gewone basisscholen. In dit geval zal de vergoeding dus plaatsvinden naar de dichtstbijzijnde toegankelijke reguliere basisschool.

Uit recente jurisprudentie blijkt dat het feit dat een leerling onderwijs volgt bij een basisschool met een aparte Leonardo-groep niets zegt over de toelaatbaarheid op een dichter bijgelegen basisschool. Het Landelijk Informatiecentrum Hoogbegaafdheid raadt de verwijzing naar de aparte scholen zelfs af. Zij stelt dat de leerlingen zodoende buiten de maatschappij wordt geplaatst en niet leren om in een ‘gewone maatschappelijke omgeving’ te functioneren.

Op dit moment ontvangen 5 leerlingen om uiteenlopende redenen een vergoeding voor de vervoerskosten een aparte Leonardo-groep verbonden aan een basisschool in Dronten. Voor sommige is een uitzondering gemaakt en voor andere bestaat er gewoon recht op een vergoeding. Bij deze, maar ook bij nieuwe, aanvragen is een eenduidig beleid over dit thema zeer wenselijk.

De gemeente Zwolle bepaalt dat het onderwijs voor hoogbegaafden gezien wordt als regulier basisonderwijs. Binnen Zwolle is basisonderwijs voor hoogbegaafde kinderen aanwezig. Leerlingen die nu reeds een vervoerskostenvergoeding krijgen, behouden deze tot het einde van hun basisschool, tenzij er eerder adequaat onderwijs in Zwolle beschikbaar is voor deze leerlingen. De vergoeding wordt jaarlijks verstrekt, waarbij gekeken wordt naar de dan ontstane situatie.

Nieuwe aanvragen worden in beginsel afgewezen. De gemeente Zwolle heeft geïnvesteerd is kwalitatief goed basisonderwijs binnen de gemeentegrens. Voor iedere Zwolse leerling, ook voor hoogbegaafden, is het mogelijk om goed regulier basisonderwijs in de eigen woonomgeving te vinden. In de uitzonderlijke situatie dat het Zwolse basisonderwijs geen onderwijs kan bieden aan de hoogbegaafde leerling, dienen de ouders te onderbouwen dat de dichterbij gelegen scholen niet toegankelijk zijn voor de leerling.

In de lijn van het vergroten van de zelfredzaamheid van leerlingen en het stimuleren van hun zelfstandigheid wordt bij een eventuele vergoeding allereerst gekeken naar de mogelijkheden om met de fiets en/of het openbaar vervoer te reizen.

Het regulier voortgezet onderwijs voor hoogbegaafden valt niet onder de vergoedingsmogelijkheden van het leerlingenvervoer.

Uitvoeringsregels 7: Berekening afstandsgrenzen

Basis is de verordening leerlingenvervoer (artikel 1 lid f)

Bij de beoordeling van de aanvragen dienen een aantal afstanden te worden berekend. De afstand wordt berekend:

  • -

    om vast te stellen of aan het afstandscriterium wordt voldaan;

  • -

    om te bepalen welke school dichterbij de woning staat;

  • -

    om de hoogte van de vergoeding voor de auto/fiets/bromfiets vast te stellen.

In de Verordening Leerlingenvervoer is een definitie opgenomen over het begrip afstand. “Afstand is: de afstand tussen de woning en de school, gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg.” Als voldoende begaanbare en veilige weg mag, volgens jurisprudentie, de openbare weg worden beschouwd, tenzij blijkt dat deze niet voldoende veilig en begaanbaar is. Uit jurisprudentie blijkt ook dat gemeenten hierbij gebruik mogen maken van een routeplanner. Zwolle doet dat ook en berekend daarmee de autokilometers. Dit sluit niet meer aan bij de nieuwe werkwijze waarbij in eerste instantie gekeken wordt of een leerling fietsend naar school kan.

De gemeente Zwolle bepaalt dat voor de berekening van de afstand tussen de woning van de nieuwe leerling en de school gebruik wordt gemaakt van de Falk routeplanner. Om tot een berekening te komen, wordt er uitgegaan van de volgende instellingen:

- Route opties: kortste route

- Vervoermiddel: per fiets

Aan de hand van deze afstand wordt bepaald of voldaan wordt aan het afstandscriterium en of het de dichtstbijzijnde school betreft. Wanneer dit resulteert in een vergoeding voor het eigen vervoer (fiets, brom- of eigen auto) zal het aantal te vergoeden kilometers worden afgestemd op de afstand die aan de hand van dat vervoermiddel is berekend.

Uitvoeringsregels 8: Hoe om te gaan met crisissituaties

Basis is de verordening leerlingenvervoer (artikel 1 lid 3)

In de gemeente Zwolle zijn een aantal woonvormen voor kinderen en jongeren met uiteenlopende problematiek. Vanuit gemeenten uit de regio worden hier kinderen, die thuis in een crisissituatie leven, tijdelijk of voor langere duur opgevangen.

Op grond van de Verordening Leerlingenvervoer gemeente Zwolle wordt slechts een vergoeding verstrekt naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school van de onderwijssoort die de leerling nodig heeft en van de gewenste richting. Ingeval er sprake is van een crisissituatie blijft de leerling over het algemeen zijn oude school bezoeken, omdat dit voor hem/haar vaak nog de enige stabiele en veilige factor is. Formeel genomen hoeft de gemeente het vervoer naar de oude school niet te vergoeden, omdat dit veelal niet de dichtstbijzijnde toegankelijke is. Om te voorkomen dat de kinderen direct al van school moeten wisselen vergoeden veel gemeenten daarop gedurende een bepaalde periode het vervoer naar de oude school.

Op dit moment vergoedt de gemeente Zwolle de vervoerskosten van leerlingen die als gevolg van crisis tijdelijk in Zwolle komen wonen alsmede (weliswaar op verzoek) de vervoerskosten van leerlingen die als gevolg van crisis tijdelijk buiten Zwolle gaat wonen naar de oorspronkelijke school. Om meer mogelijkheden te hebben evt. kosten door een andere gemeente vergoed te krijgen wordt het volgende vastgesteld.

De gemeente Zwolle bepaalt dat leerlingen die vanwege een crisissituatie in het ouderlijk huis, tijdelijk in de gemeente Zwolle wonen, tijdelijk kunnen rekenen op steun van de gemeente Zwolle. Omwille van de rust voor de leerling zal er een vergoeding worden verstrekt naar de oorspronkelijke school voor de duur van maximaal zes weken. Gedurende deze periode wordt veelal duidelijk waar de leerling definitief gaat wonen. De gemeente zal in deze periode onderzoeken of de oude gemeente bereid is een financiële bijdrage te leveren voor het vervoer van “hun” leerling. Wanneer dit het geval is en de oude gemeente het vervoer de eerste 6 weken wil betalen, vergoedt de gemeente Zwolle de vervoerskosten van de 2e periode van 6 weken naar de oorspronkelijke school.

De verzorgers van de leerling dienen de periode van 6 weken te benutten om bij een langduriger verblijf in Zwolle een andere school te zoeken. Nadat Zwolle zes weken het vervoer heeft betaald, wordt de aanvraag van de leerling behandeld als alle andere Zwolse leerlingen en zal de vergoeding gebaseerd worden op de kosten van het vervoer naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school.

Indien een Zwolse leerling de ouderlijke woning in de gemeente Zwolle tijdelijk verlaat in verband met een crisissituatie zal de gemeente Zwolle, voor zover de leerling reeds bekend is het leerlingenvervoer, op verzoek van de nieuwe tijdelijke gemeente het vervoer van deze leerling voor de periode van maximaal 6 weken blijven vergoeden naar de oorspronkelijke school.

Uitvoeringsregel 9: Ontoelaatbaar gedrag in aangepast vervoer

Basis is de verordening leerlingenvervoer (artikel 2 lid 3)

Leerlingen die met aangepast vervoer naar school gaan, kunnen gedrag vertonen wat onacceptabel is, omdat het daarmee een gevaar voor zichzelf en/of anderen veroorzaakt, bedreigend of onhygiënisch is. Wanneer zo’n situatie zich voordoet wordt onderzocht of hier een medische oorzaak aan ten grondslag ligt. Afhankelijk van het medisch onderzoek wordt de verstrekte vergoeding zonodig aangepast, of zullen de ouders worden aangesproken op het gedrag. Als het ontoelaatbare gedrag verwijtbaar is en ondanks wijzigingen niet veranderd, kan het college besluiten het vervoer of de vergoeding te beëindigen.

De gemeente Zwolle bepaalt dat bij leerlingen, die in het aangepaste vervoer ontoelaatbaar gedrag vertonen, in beginsel de ouders worden aangesproken op het gedrag van hun kind. In overleg met de school, ouders en vervoerder wordt bekeken welke (kostenneutrale) oplossingen mogelijk zijn. Dit kan betekenen dat het kind ingedeeld wordt in een andere vervoerssoort, route, of opstapplaats. Mocht (medisch)onderzoek nodig zijn, om vast te stellen of het ontoelaatbare gedrag het gevolg is van een handicap of stoornis, dan wordt dit onderzoek, na overleg met de ouders, uitgevoerd. Op basis van de uitkomst van dit onderzoek wordt bepaald op welke wijze het kind vervoerd zal worden. Indien het ontoelaatbare gedrag van het kind niet het gevolg is van een aandoening of handicap, en het gedrag van het kind blijft, ook in de nieuwe ( vervoers )situatie, ontoelaatbaar dan kan de gemeente besluiten het vervoer te beëindigen.

Uitvoeringsregel 10: Stagevervoer

Basis is de verordening leerlingenvervoer (artikel 3)

Stage vormt voor veel leerlingen een verplicht onderdeel van het onderwijsprogramma. Om leerlingen die gebruik maken van het leerlingenvervoer de mogelijkheid te bieden om ook de bij hun opleiding horende stage te kunnen doorlopen, kunnen de ouders/verzorgers van deze leerlingen een aanvraag indienen voor de vervoerskosten naar de stageplek. Op basis van de aanvraag wordt bepaald of een vergoeding verstrekt wordt.

De gemeente Zwolle bepaalt dat het aan de ouders/verzorgers van de leerling is om een vergoeding aan te vragen voor de vervoerskosten naar de stageplek. Als stageplek wordt gezien de werkplek waarvoor ten behoeve van de leerling een stageovereenkomst is opgesteld. Hierin is onder meer beschreven met welk doel de leerling stage loopt, wat de werkzaamheden zijn en voor welke periode de stage is afgesproken. Een vergoeding voor de vervoerskosten van en naar de stageplek vindt plaats in aansluiting op de schooltijden tenzij de branche waarin stage gelopen wordt deze aansluiting niet mogelijk maakt. Daarnaast zal de vergoeding zijn afgestemd op de afstand tussen de woning en de stageplek en vice versa. Mits aantoonbaar niet aanwezig, zal de stage altijd plaatsvinden binnen Zwolle. Leerlingen hoeven hierdoor minder lang te reizen en bovendien wordt hun maatschappelijke betrokkenheid met Zwolle vergroot.

Ter voorbereiding op deelname in het maatschappelijk verkeer door de leerling en het vergroten van de zelfredzaamheid wordt voor het stagevervoer gekeken naar de mogelijkheden van het reizen met de (brom-)fiets en/of het openbaar vervoer. Er wordt een zo maximaal mogelijke zelfstandige manier van reizen naar het stageadres nagestreefd. Dit vormt de basis van de verstrekte vergoeding.

Uitvoeringsregels 11: Ouders kiezen niet voor dichtstbijzijnde toegankelijke school

Basis is de verordening leerlingenvervoer (artikel 3)

Bij het verstrekken van een vergoeding leerlingenvervoer wordt uitgegaan van de afstand naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school van de soort waarop de leerling is aangewezen en de gewenste richting. Hierop zijn een aantal uitzonderingen. Deze zijn:

  • -

    de sbo-school in het samenwerkingsverband van de dichtstbijzijnde basisschool waarvan de leerling afkomstig is.

  • -

    de Cluster-4 school welke door de Commissie van Indicatiestelling is geadviseerd.

  • -

    een verder weggelegen school, mits deze minder vervoerskosten met zich meebrengt.

Naast dit criterium behouden ouders het grondwettelijke recht om een school voor hun kind te kiezen. Ook al is dit niet de dichtstbijzijnde.

Om deze vrijheid te waarborgen bepaalt de gemeente Zwolle in dergelijke situaties, dat een vergoeding wordt verstrekt naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school van de soort waarop de leerling is aangewezen en de gewenste richting. Ook wanneer deze school feitelijk niet wordt bezocht. Met deze vergoeding kunnen de ouders (een deel van) de reis naar de verder weg gelegen school bekostigen. De verstrekte vergoeding wordt afgestemd op de vervoersmogelijkheden die de leerling naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school zou hebben.

Indien de dichtstbijzijnde school vanwege een wachtlijst niet toegankelijk blijkt, wordt een vergoeding verstrekt naar de dan dichtstbijzijnde toegankelijke school. Voorwaarde hierbij is dat de leerling op de wachtlijst blijft staan. Ouders overleggen het inschrijvingsbewijs. Zodra de wachtlijst voor de betreffende leerling komt te vervallen, wordt de vergoeding verstrekt op basis van de afstand naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Na de kerstvakantie en bij de nieuwe aanvraag dienen de ouders aan te tonen dat zij nog op de wachtlijst staan.

Uitvoeringsregel 13: Meerjarige beschikkingen

Basis is de verordening leerlingenvervoer (artikel 4)

De gemeente verstrekt de vergoedingen leerlingenvervoer voor 1 schooljaar. De periode van 1 jaar dient er voor om jaarlijks te bekijken in hoeverre de situatie van de kinderen en hun vervoersmogelijkheden zijn veranderd. Ook wordt gekeken naar infrastructurele wijzigingen en waar nodig wijzigingen in de salarisgegevens.

Er zijn echter situaties denkbaar waarin het niet nodig is om jaarlijks te kijken of er iets gewijzigd is. Om voor deze situaties meerjarige vergoedingen en beschikkingen af te geven leidt tot een gewenste deregulering voor deze groep ouders.

De gemeente Zwolle bepaalt dat er voor leerlingen, die een vergoeding leerlingenvervoer krijgen voor het zelfstandig reizen met de fiets of het openbaar vervoer, een meerjarige vergoeding wordt verstrekt voor de periode dat de leerling dezelfde school bezoekt. Evenzo zal voor leerlingen waarvan vast staat dat zij op grond van hun handicap altijd aangewezen zullen zijn op aangepast vervoer een meerjarige vergoeding worden verstrekt voor de periode dat de leerling dezelfde school bezoekt. Het moet dan gaan om handicaps waarvoor een infrastructurele aanpassing de noodzaak van aangepast vervoer niet opheft. Daar waar sprake is van een te betalen eigen bijdrage zal jaarlijks wel om inkomensgegevens worden gevraagd om de bijdrage te kunnen vaststellen.

Uitvoeringsregels 14: Controle op verstrekte vergoeding

Basis is de verordening leerlingenvervoer (artikel 11, 12, 14, 15, 17, 19, 25, 27)

Sinds het schooljaar 2010-2011 worden alle vergoedingen, die de Verordening Leerlingenvervoer mogelijk maakt, vergoed. Dit houdt in, vergoedingen voor:

  • -

    fietskilometers;

  • -

    het openbaar vervoer;

  • -

    de vervoerskosten van een begeleider;

  • -

    bromfietskilometers;

  • -

    eigen auto;

  • -

    aangepast vervoer.

Met uitzondering van de laatste type vergoeding worden alle vergoedingen in geld uitgekeerd aan de ouders. De vergoedingen worden maandelijks uitbetaald. Door maandelijks uit te betalen, is het mogelijk om mutaties per maand te verwerken en blijven de eventueel teveel uitgekeerde vergoedingen in omvang beperkt. Controle op de besteding van de vergoedingen is zeer tijdrovend en zal daarom beperkt plaatsvinden door middel van steekproeven en het opvragen van abonnementen. Naast de tijd die het de gemeente bespaard om alle uitgaven op individueel niveau te controleren, wil de gemeente met deze werkwijze ook haar vertrouwen in de ouders tot uitdrukking laten komen en hen niet onderwerpen aan het periodiek overleggen van een hele papierwinkel.

De gemeente Zwolle bepaalt dat zij, met uitzondering van het aangepaste vervoer, de vergoedingen zoveel mogelijk zal verstrekking in de vorm van geld en deze vergoedingen maandelijks uit zal keren. De besteding van de uitbetaalde vergoedingen wordt gecontroleerd door middel van steekproeven en het opvragen van abonnementen.

Uitvoeringsregel 15: Begeleiding voor leerlingen in een instelling

In uitvoeringsregel 3 is vastgelegd dat voor het begeleidingsvraagstuk in het leerlingenvervoer aangesloten wordt bij de staande jurisprudentie. Dit houdt in dat daar waar de leerling begeleiding nodig heeft bij de reis naar school het aan ouders is om dit te organiseren. Uiteraard kunnen er omstandigheden zijn (bijv. een medische beperking bij de ouder(s), meerdere kinderen in het gezin naar het speciaal onderwijs) die maken dat ouders onmachtig zijn om de begeleiding voor hun kind te organiseren. Indien sprake is van een dergelijke situatie kan de gemeente overgaan tot het aanbieden van aangepast vervoer wanneer door de ouders wordt aangetoond dat zij alles hebben gedaan om de begeleiding van hun kind te organiseren.

Van oudsher gegroeid wordt voor instellingen als: pleeggezinnen, gezinsvervangend-de tehuizen, jeugdbescherming, psych. instelling (bijv. Het Karakter, Trias, William Schrikker, Schippersinternaat), die geen begeleiding voor de leerling kunnen vrijmaken een uitzondering gemaakt op bovengenoemd uitgangspunt. De leerlingen die woonachtig zijn, krijgen vanwege het ontbreken van begeleiding een vergoeding voor het aangepaste vervoer. In de zin van de Verordening Leerlingenvervoer gelden voor deze instellingen betreffende het begeleidingsvraagstuk dezelfde regels als voor de biologische ouders.

Er zijn redenen aan te voeren om de huidige handelswijze voort te zetten en vast te leggen. Te denken valt aan het feit dat:

  • -

    begeleiding voor instellingen moeilijk te organiseren is;

  • -

    instellingen vanuit het verleden gewend zijn, dat de gemeente “hun” leerlingen met aangepast vervoer naar school bracht.

Argumenten om in het kader van het begeleidingsvraagstuk voor deze instellingen hetzelfde te handelen als bij de biologische ouders zijn:

  • -

    ook deze leerlingen hebben het recht op zelfstandigheidontwikkeling in het reizen;

  • -

    voor biologische ouders kan het net zo ingewikkeld zijn om begeleiding te organiseren als voor instellingen;

  • -

    de gemeente heeft een bezuinigingstaakstelling op het leerlingenvervoer;

  • -

    er is geen wettelijke kader wat de gemeente verplicht om de begeleiding van kinderen uit instelling op zich te nemen;

  • -

    de genoemde instellingen zijn verantwoordelijk voor de verzorging van de kinderen, waaronder ook evt. begeleiding valt.

De gemeente Zwolle bepaalt dat zij met betrekking tot het begeleidingsvraagstuk ook voor instellingen aansluit bij het juridische en wetgevend kader. Dit houdt in dat niet de gemeente, maar de instellingen verantwoordelijk zijn voor de begeleiding van leerlingen naar scholen. Voor deze leerlingen zal met ingang van het schooljaar 2011-2012, net als voor alle ander leerlingen, eerst de mogelijkheden van een fietsvergoeding of een vergoeding van het openbaar vervoer worden onderzocht alvorens een vergoeding voor het aangepast vervoer te verstrekken.