Regeling vervallen per 01-01-2015

Besluit Maatschappelijke ondersteuning gemeente Zwolle

Geldend van 03-01-2013 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

Besluit Maatschappelijke ondersteuning gemeente Zwolle

Besluit Maatschappelijke ondersteuning gemeente Zwolle

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo);

  • b.

    Verordening: Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Zwolle 2011.

  • c.

    Inkomen: het inkomen zoals omschreven in het Rijksbesluit maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 2 Persoonsgebonden budget

Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager. Een individuele voorziening kan in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget verstrekt worden. De gemeente licht de aanvrager die in aanmerking komt voor een individuele voorziening voor over de verschillen tussen deze verstrekkingvormen en de daaraan verbonden rechten en plichten.

Artikel 3 Verantwoording Persoonsgebonden budget

  • 1. De persoon die een persoonsgebonden budget ontvangt, bewaart gedurende een periode van vijf jaar, de originele aankoopbewijzen, huurovereenkomsten en betaalbewijzen van alle tot het bestedingsdoel van het persoonsgebonden budget behorende goederen of diensten.

  • 2. Deze gegevens worden op verzoek van de gemeente door de persoon aan wie het persoonsgebonden budget is toegekend, danwel diens wettelijke vertegenwoordiger binnen een termijn van 20 werkdagen aangeleverd, nadat de gemeente hierom vraagt.

Artikel 4 Terugvordering en verrekening persoonsgebonden budget

  • 1.

    Indien een belanghebbende met een persoonsgebonden budget een voorziening in eigendom heeft verworven, en hij de voorziening op de door de gemeente bedoelde wijze niet meer gebruikt, dient de belanghebbende de waarde van de desbetreffende voorziening volgens de in artikel 4 lid 2 beschreven afschrijvingssystematiek terug te betalen aan de gemeente.Nabestaanden dienen de waarde van de desbetreffende voorziening volgens de in artikel 4 lid 2 beschreven afschrijvingssystematiek terug te betalen aan de gemeente dan wel de voorziening binnen een redelijke termijn aan de gemeente te schenken.

  • 2.

    Bij de terugvordering van de in artikel 4 lid 1 bedoelde waarde, wordt uitgegaan van een gemiddelde afschrijvingstermijn van zeven jaar.

Jaar 1

Jaar 2

Jaar 3

Jaar 4

Jaar 5

Jaar 6

Jaar 7

Voorziening

86%

71%

57%

43%

29%

14%

0%

  • 3.

    Indien een belanghebbende met een persoonsgebonden budget een voorziening in eigendom heeft verworven, en hij de voorziening binnen de afschrijvingstermijn van zeven jaar niet meer gebruikt, omdat deze niet meer adequaat is, wordt de waarde van deze voorziening verrekend met een eventueel nieuw toe te kennen persoonsgebonden budget. De waarde van de voorziening is gebaseerd op de afschrijvingssystematiek van artikel 4 lid 2.

  • 4.

    Indien belanghebbende een persoonsgebonden budget ontvangt en met de middelen van dit budget een tweedehandsvoorziening wil aanschaffen, dient hij dit bij zijn aanvraag kenbaar te maken. De omvang van het persoonsgebonden budget wordt in dat geval vastgesteld aan de hand van de afschrijvingssystematiek zoals in artikel 4 lid 2 is aangegeven. Dit zijn maximum bedragen. De betaling van het persoonsgebonden budget vindt plaats op basis van de factuur.

Artikel 5. Omvang van eigen bijdragen en het eigen aandeel.

  • 1.

    Bij verstrekking van een voorziening in het kader van de maatschappelijke ondersteuning is een eigen bijdrage dan wel een eigen aandeel verschuldigd.

  • 2.

    In afwijking van artikel 5, eerste lid geldt dat geen eigen bijdrage/eigen aandeel is verschuldigd voor:

  • a.een rolstoel;

  • b.voorzieningen voor personen jonger dan 18 jaar

  • c.voorzieningen als bedoeld in artikel 22 lid 1a, 1f en 1g en artikel 43 lid 1c van de verordening.

  • d.de onderhoudskosten, de reparaties en de keuringskosten van voorzieningen

  • 3.

    Bij het verlenen van een voorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt een eigen bijdrage geheven die afhankelijk is van het inkomen.

  • a.

    Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 dienen te betalen bedraagt € 17,80 per 4 weken. Dit bedrag per 4 weken wordt verhoogd met een dertiende gedeelte van 15% van het inkomen boven € 22.636, -- per jaar. Op dit bedrag wordt 33% in mindering gebracht. (Alle in dit besluit genoemde bedragen gelden in 2011. Deze worden jaarlijks aangepast aan de prijsindex consumenten van het CBS).

  • b.

    Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 17,80 per 4 weken. Het bedrag per 4 weken wordt verhoogd met een dertiende gedeelte van 15% van het inkomen boven € 15.838,-- per jaar. Op dit bedrag wordt 33% in mindering gebracht.

  • c.

    Het bedrag per 4 weken dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 25,40 per 4 weken. Het bedrag per 4 weken wordt verhoogd met een dertiende gedeelte van 15% van het inkomen boven € 27.902,-- per jaar. Op dit bedrag wordt 33% in mindering gebracht.

  • d.

    Het bedrag per 4 weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 25,40 per 4 weken. Het bedrag per 4 weken wordt verhoogd met een dertiende gedeelte van 15% van het inkomen boven € 22.100,-- per jaar. Op dit bedrag wordt 33% in mindering gebracht.

  • 4.

    Er wordt geen eigen bijdrage opgelegd als de persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend of zijn echtgenoot een bijdrage ingevolge de artikelen 4 of 14 van het bijdragebesluit zorg verschuldigd is behoudens de situaties genoemd in art. 4.1 lid 6, 7 en 8 van het Rijksbesluit maatschappelijke ondersteuning.

5 De eigen bijdrage bedraagt maximaal de kostprijs van de voorziening.

Artikel 6 Termijn van eigen bijdrage of eigen aandeel

  • 1. Indien de voorziening bestaat uit hulp bij het huishouden wordt gedurende de looptijd van de voorziening een eigen bijdrage in rekening gebracht.

  • 2. Indien de voorziening bestaat uit het verschaffen in eigendom van een roerende zaak dan wel een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning, wordt gedurende maximaal 39 perioden van vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht dan wel wordt bij de vaststelling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming gedurende maximaal die periode een met toepassing van de daarvoor geldende regels berekende bedrag in mindering gebracht.

  • 3. Voor overige voorzieningen wordt een eigen bijdrage in rekening gebracht die is gebaseerd op de waarde van de voorziening uitgaande van een afschrijvingstermijn van zeven jaar.

Hoofdstuk 2 Huishouden voeren

Artikel 7. Persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden.

  • 1. Een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouding voor schoonmaakwerkzaamheden bedraagt vóór aftrek van de eigen bijdrage, het uurtarief van € 13,56 vermenigvuldigd met aantal geïndiceerde uren.

  • 2. Een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden voor coaching en ondersteuning voor zelfredzaamheid of hulp na revalidatie en in crisissituaties, bedraagt vóór aftrek van de eigen bijdrage, het uurtarief van € 18,36 vermenigvuldigd met het aantal geïndiceerde uren.

  • 3. De budgethouder dient desgevraagd een formulier aan de gemeente te overleggen ter verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget.

Hoofdstuk 3 Woonvoorzieningen

Artikel 8. Persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen op grond van artikel 21 onder b van de verordening wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde die de gemeente aan de leverancier betaalt voor de goedkoopst adequate voorziening of de door burgemeester en wethouders goedgekeurde offerte.

  • 2. Indien nodig wordt het persoonsgebonden budget verhoogd met het jaarbedrag voor onderhoud en reparatie gebaseerd op het onderhoudscontract van de gemeente bij het verstrekken van de woonvoorziening in natura. Burgemeester en wethouders bepalen per persoonsgebonden budget het aantal jaren dat aan onderhoud en reparatie zal worden opgenomen.

    Artikel 9. Omvang van de Woonvoorzieningen

    • 1.

      Het bedrag voor verhuiskosten als bedoeld in artikel 22 lid 1 onder a van de verordening bedraagt maximaal de kosten van overbrenging van de inboedel door een erkend verhuisbedrijf dat burgemeester en wethouders hebben aanvaard. Aanvrager kan de overbrenging ook in eigen beheer uitvoeren tegen referentiekosten waarvan de hoogte door burgemeester en wethouders wordt bepaald.

    • 2.

      Het bedrag voor stofferingkosten als onderdeel van de verhuis- en herinrichtingskosten als bedoeld in artikel 22 lid 1 onder a van de verordening is:

      • a.

        voor één of tweepersoonshuishouden: € 2.192,--;

      • b.

        voor elk gezinslid meer: € 275,--.

    • 3.

      Voor de persoon die overeenkomstig artikel 29 van de verordening op verzoek van de gemeente verhuist, wordt het bedrag conform artikel 11g van het Besluit beheer sociale huursector vastgesteld.

    • 4.

      De grens voor het toepassen van het primaat van de verhuizing is € 10.247,--.

    • 5.

      De hoogte van de woonvoorziening als bedoeld in artikel 22 lid 1 onder b van de verordening bedraagt 100% van de in aanmerking komende kosten.

    • 6.

      De hoogte van de woonvoorziening als bedoeld in artikel 22 lid 1 onder c van de verordening bedraagt 100% van de in aanmerking komende kosten.

    • 7.

      In afwijking van het voorgaande lid wordt een vergoeding voor het aanschaffen of vervangen van huisraad, meubilair en stoffering verleend als een tegemoetkoming waarvan de hoogte wordt bepaald aan de hand van de richtprijzen die door de gemeente Zwolle gehanteerd worden bij de bijzondere bijstandsverlening in het kader van de Wet werk en bijstand.

    • 8.

      Het bedrag voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 22 lid 1 onder f van de verordening bedraagt de werkelijke kosten van het tijdelijk betrekken van woonruimte, gemaximeerd tot het bedrag van de maximaal subsidiabele huur, zoals jaarlijks wordt vastgesteld in het onderdeel Huurtoeslag van de belastingdienst;

    • 9.

      Het bedrag voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 22 lid 1 onder g van de verordening bedraagt de daadwerkelijk gederfde huurinkomsten,gemaximeerd tot het bedrag van de maximaal subsidiabele huur, zoals jaarlijks wordt vastgesteld in het onderdeel Huurtoeslag van de belastingdienst;

    • 10.

      Het bedrag voor het bezoekbaar maken van een woonruimte als bedoeld in artikel 25 lid 4 van de verordening bedraagt maximaal € 5.479,--.

    • 11.

      De aanpassingskosten als bedoeld in artikel 28 lid 3 van de verordening bedragen maximaal € 1.022,--.

Artikel 10 Kostensoorten in verband met het realiseren van een aan- of uitbouw

De kosten in artikel 22 lid 1b van de verordening die worden aangemerkt als kosten die vallen binnen de verantwoording van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming voor het realiseren van een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening, zijn:

1.de aanneemsom;

2.de risicoverrekening van loon- en materiaalkosten;

3.het architectenhonorarium;

4.het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is;

5.de leges die betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

6.de verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;

7.renteverlies, in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen;

8.de prijs van bouwrijpe grond indien noodzakelijk en gemaximeerd door het gestelde in artikel 34 van de verordening;

9.de door burgemeester en wethouders (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzienbaar waren;

10.de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;

11.de kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening;

12.de administratiekosten die de verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de aanvrager;

Hoofdstuk 4 Het lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 11. Vervoer en inkomen

Vervallen

Artikel 12. Persoonsgebonden budgetten voor individuele vervoermiddelen voor lokaal vervoer

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor individuele vervoersmiddelen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde die de gemeente aan de leverancier betaalt voor de goedkoopst adequate voorziening of de door burgemeester en wethouders goedgekeurde offerte.

  • 2. Indien nodig wordt het persoonsgebonden budget verhoogd met het jaarbedrag voor onderhoud en reparatie gebaseerd op het onderhoudscontract van de gemeente bij het verstrekken van de vervoervoorziening in natura. Burgemeester en wethouders bepalen per persoonsgebonden budget het aantal jaren dat aan onderhoud en reparatie zal worden opgenomen.

Artikel 13. Bijdragen en omvang van vervoersvoorzieningen

  • 1. Voor de deelname aan het collectief vervoersysteem als bedoeld in artikel 39 lid 1 van de verordening is de aanvrager per rit een bedrag conform het reguliere openbaar vervoer op basis van de blauwe nationale strippenkaart verschuldigd.

  • 2. Voor vervoer buiten de gemeentegrens maar binnen 5 openbaar vervoerzones vanaf het woonadres met het regulier collectieve vervoersysteem respectievelijk vervoer op maat, wordt een bedrag van maximaal € 529, - respectievelijk € 1050, - verleend. Het bedrag wordt uitbetaald aan een door burgemeester en wethouders aan te wijzen vervoerder.

  • 3. Het persoonsgebonden budget voor gebruik van een auto als bedoeld in artikel 39 lid 2 van de verordening bedraagt:

  • a. € 567,-- per kalenderjaar voor eigen auto of

  • b. € 301,-- per kalenderjaar voor bruikleen- of leaseauto of

  • c. € 810,-- indien de auto waarvan gebruik gemaakt wordt speciaal ingericht of aangepast is voor het zittend in een rolstoel vervoeren van een aanvrager die rolstoelafhankelijk is.

  • 4. Het persoonsgebonden budget voor het gebruik van een auto als bedoeld in lid 3 kan verhoogd worden indien de aanvrager ter voorkoming van dreigende eenzaamheid aangewezen is op contacten buiten het zorggebied. In een dergelijke situatie wordt de verhoging van het persoonsgebonden budget individueel vastgesteld op basis van de vervoersbehoefte, waarbij uitgegaan wordt van de werkelijke kosten van het vervoer verminderd met de kosten van het openbare vervoer.

  • 5. Indien echtgenoten beiden geïndiceerd zijn voor een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 39 lid 2 sub a van de verordening, wordt het persoonsgebonden budget vastgesteld op niet meer dan anderhalf maal de bedragen genoemd in lid 3.

  • 6. Indien een aanvrager in een AWBZ-inrichting verblijft, kan de vervoersvoorziening met toepassing van artikel 38 van de verordening, na individuele vaststelling voor familiebezoek worden verhoogd tot maximaal € 746,-- per kalenderjaar.

Hoofdstuk 5 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 14. Verplaatsen in en rond de woning.

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde die het college aan de leverancier betaalt voor de goedkoopst adequate voorziening.

  • 2. Indien nodig wordt het persoonsgebonden budget verhoogd met het jaarbedrag voor onderhoud en reparatie gebaseerd op het onderhoudscontract van de gemeente bij het verstrekken van de rolstoel in natura. Burgemeester en wethouders bepalen per persoonsgebonden budget het aantal jaren dat aan onderhoud en reparatie zal worden opgenomen.

  • 3. Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als financiële tegemoetkoming. Het bedrag van de financiële tegemoetkoming bedraagt € 2.582,-- welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 15. Inwerkingtreding.

Dit besluit treedt in werking met ingang van 15 februari 2011.

Artikel 16. Citeertitel.

Dit besluit kan worden aangehaald als het Besluit maatschappelijke ondersteuning Gemeente Zwolle 2011.