Regeling vervallen per 27-03-2020

Ligplaatsenverordening woonschepen 2013

Geldend van 26-01-2016 t/m 26-03-2020

Intitulé

LIGPLAATSENVERORDENING WOONSCHEPEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:

  • 1.

    woonschip: elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen;

  • 2.

    ligplaats: een gedeelte van openbaar water in de gemeente Zwolle, bestemd of geschikt om door een woonschip met bijbehorende voorzieningen te worden ingenomen;

  • 3.

    bijbehorende voorzieningen: zaken zonder welke het gebruik van het schip als woning niet goed mogelijk is, zoals een bijboot, steiger, werkvlot en een loopplank;

  • 4.

    ligplaatsenkaart: kaart, waarop de plaatsen zijn aangegeven waar woonschepen ligplaats mogen innemen.

  • 5.

    gebruiksoppervlakte: De gebruiksoppervlakte van een ruimte of van een groep van ruimten is de oppervlakte, gemeten op vloerniveau, tussen de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen (volgens NEN 2580)

Artikel 2 Verboden ligplaatsen

Het is verboden met een woonschip een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een woonschip beschikbaar te stellen buiten de op grond van artikel 3, lid 1, aangewezen plaatsen.

Artikel 3 Aangewezen ligplaatsen

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders wijst plaatsen aan, waar woonschepen een ligplaats mogen hebben. Deze plaatsen worden aangegeven op de ligplaatsenkaart.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders stelt voorschriften vast waaraan woonschepen bij het innemen van een ligplaats moeten voldoen.

3. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het wijzigen van de ligplaatsenkaart om deze in overeenstemming te brengen met een nieuw, onherroepelijk geworden, bestemmingsplan.

Artikel 4 Ligplaatsvergunning

  • 1.

    Het is verboden om zonder vergunning van het college met een woonschip een ligplaats in te nemen op de plaatsen die het college op grond van artikel 3 lid 1 als ligplaats heeft aangewezen.

  • 2.

    a. Een aanvraag om een ligplaatsvergunning wordt ingediend met een door de gemeente vastgesteld aanvraagformulier;

    b. Het college van burgemeester en wethouders beslist over een aanvraag van een ligplaatsvergunning binnen acht weken na de dag, waarop de aanvraag is ontvangen.

3. Een ligplaatsvergunning wordt geweigerd als:

  • a.

    voor de ligplaats al een vergunning is verleend;

  • b.

    de aanvrager niet een natuurlijk persoon is;

  • c.

    de aanvrager reeds een vergunning voor een andere ligplaats binnen de gemeente heeft;

  • d.

    het woonschip niet voldoet aan de voorschriften die ingevolge artikel 3, lid 2, of op grond van het bestemmingsplan aan het woonschip worden gesteld;

  • e.

    het woonschip door de slechte staat van onderhoud afbreuk doet aan het aanzien van de gemeente;

  • f.

    het woonschip belemmeringen kan veroorzaken voor het verkeer te water;

  • g.

    het niet aannemelijk is dat de aanvrager binnen 12 weken na het indienen van de aanvraag met het in de aanvraag genoemde woonschip de ligplaats, waarvoor de ligplaatsvergunning is aangevraagd, kan innemen;

4. Het college van burgemeester en wethouders kan afwijken van het in lid 3 onder b, c, en g indien het de maatvoering van een reeds eerder bewoond woonschip betreft, van het in lid 3 onder d bepaalde indien dit van tijdelijke aard is.

5. De ligplaatsvergunning wordt gesteld op naam van de eigenaar van het woonschip en vermeldt de plaatsaanduiding van de desbetreffende ligplaats, de bijbehorende voorzieningen en de kenmerken van het woonschip, waaronder de naam en de maten.

6. Burgemeester en wethouders kunnen een ligplaatsvergunning voor bepaalde termijn verlenen.

7. In aanvulling op de voorschriften zoals genoemd in artikel 3 lid 2kunnen aan een ligplaatsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden die betrekking hebben op:

  • a.

    Veiligheid en volksgezondheid;

  • b.

    het gebruik van de walkant;

  • c.

    de maximale diepgang van het schip;

  • d.

    de bij het woonschip toegestane voorzieningen.

8. Bij verkoop van een woonschip ontvangt de nieuwe eigenaar op aanvraag een ligplaatsvergunning, mits wordt voldaan aan de bepalingen in deze verordening.

Artikel 5 Wijziging ligplaatsvergunning

  • 1.

    Bij wijziging van de maatvoering van het woonschip, moet de vergunninghouder vooraf bij het college van burgemeester en wethouders een aanvraag tot wijziging van de ligplaatsvergunning indienen.

  • 2.

    Op een aanvraag voor wijziging van een ligplaatsvergunning zijn de bepalingen in artikel 4, de leden 2 tot en met 7 met uitzondering van lid 3, sub a, van toepassing.

Artikel 6 Intrekken ligplaatsvergunning

  • Burgemeester en wethouders kunnen een ligplaatsvergunning intrekken als:

  • 1.

    de ligplaatsvergunning is verleend als gevolg van onjuist verstrekte informatie in de vergunningaanvraag;

  • 2.

    niet wordt voldaan aan de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften;

  • 3.

    het woonschip door een dusdanig aantal personen bewoond wordt, dat per persoon een gebruiksoppervlakte van minder dan 12 m2 resteert;

  • 4.

    het woonschip gedurende een periode van minimaal 1 jaar niet bewoond is;

  • 5.

    het woonschip waarop de vergunning betrekking heeft, door de slechte staat van onderhoud, afbreuk doet aan het aanzien van de gemeente;

  • 6.

    het woonschip waarop de vergunning betrekking heeft zonder melding aan het college van burgemeester en wethouders gedurende een periode langer dan 12 aaneengesloten weken buiten de gemeente verblijft.

Artikel 7 Aanwijzingen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen de vergunninghouder aanwijzingen geven met betrekking tot het tijdelijk innemen, het veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.

  • 2.

    De vergunninghouder is verplicht alle door of vanwege burgemeester en wethouders gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen.

Artikel 8 Toezicht op de naleving van de verordening

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen personen..

Artikel 9 Binnentreding

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving van het in deze verordening bepaalde of met de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd om zonder toestemming van de bewoner een woonschip binnen te treden. Om van deze bevoegdheid gebruik te kunnen maken is een machtiging op grond van de ‘Algemene wet op het binnentreden’ vereist.

Artikel 10 Hardheidsclausule

Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen afwijken van het bepaalde in deze verordening, indien toepassing daarvan zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 11 Overgangsbepaling

  • 1 De ligplaatsvergunningen, die zijn verleend op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening of de Ligplaatsenverordening woonschepen 2005, zoals die luidde tot inwerkingtreding van deze verordening, worden geacht verstrekt te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening

  • 2 Aanvragen om een vergunning op grond van artikel 4, lid 1 en 5 lid 1 die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening, waarop nog niet is beslist, worden afgehandeld op grond van deze verordening.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

Deze regeling treedt in werking op 14 februari 2013 en kan worden aangehaald als Ligplaatsenverordening woonschepen 2013. Deze regeling vervangt hiermee de Ligplaatsenverordening woonschepen 2005 die wordt ingetrokken.

Toelichting

Doel van de verordening

De gemeente Zwolle heeft veel, openbaar, water in eigendom en beheer. Dit water heeft ook aantrekkingskracht als het gaat om het innemen van een ligplaats. Om verschillende redenen is het niet gewenst dat overal op openbaar water ligplaatsen worden ingenomen door woonschepen. Een algeheel verbod is ook niet gewenst, en op grond van de Huisvestingswet overigens ook niet toegestaan. Deze verordening heeft als eerste doel te regelen waar en onder welke voorwaarden ligplaatsen kunnen worden ingenomen.

Voor gebouwen geldt een uitgebreid stelsel van regels die er op toezien dat gebouwen voldoen aan minimale eisen op het gebied van veiligheid, milieuhygiëne en volksgezondheid. Daarnaast geldt voor bouw en verbouw van gebouwen ter bewaking van het aanzien van de gemeente een welstandstoets. Voor bouw en verbouw van woonschepen geldt de bouwregelgeving niet. Het tweede doel van deze verordening is regels te stellen in het belang van veiligheid, volksgezondheid en het aanzien van de gemeente.

Werkingssfeer

Deze verordening geldt voor woonschepen. De verordening beperkt dit begrip niet tot woonschepen waarop uitsluitend dag- en/of nachtverblijf wordt gehouden. Ook schepen die in hoofdzaak daartoe worden gebruikt (derhalve ook voor andere doeleinden worden gebruikt) vallen onder de definitie.

De verordening strekt zich uit tot het openbaar water binnen de gemeente Zwolle. Dat betekent echter niet dat de gemeente overal ligplaatsen kan aanwijzen. Met name voor Zwarte Water en Vecht geldt, dat op grond van Binnenvaartpolitiereglement en Wet beheer rijkswaterstaatswerken Rijkswaterstaat respectievelijk Waterschap Groot Salland het bevoegd gezag zijn. Een besluit om in deze wateren ligplaatsen te creëren kan dan ook alleen genomen worden wanneer deze andere overheden daarvoor een vergunning c.q. ontheffing hebben verleend. Omgekeerd kan het niet zo zijn, dat een woonschip alleen met toestemming van Rijkswaterstaat of waterschap een ligplaats kan innemen in deze wateren. Aanvullend op deze toestemming moet de gemeente de betreffende plaats ook acceptabel achten als ligplaats en opgenomen hebben op de ligplaatsenkaart.

Artikel 1

Onder artikel 1, lid 3 is de in lid 2 gebruikte term 'bijbehorende voorzieningen' gedefinieerd.

Bij het wonen op het water horen ook voorzieningen, zonder welke het wonen daar niet goed mogelijk zou zijn (zoals een loopplank of een bijboot). Een bijboot is een klein vaartuig dat behoort bij het woonschip en bestemd en geschikt is voor het onderhoud, de voortstuwing of het kunnen bereiken van het woonschip. Zo' n bijboot is voor veel bewoners noodzakelijk. De gewenste voorzieningen kunnen bij het aanvragen van een ligplaatsvergunning op het aanvraagformulier worden vermeld. Die gewenste voorzieningen worden getoetst aan de door het college, op grond van artikel 3, lid 2, vastgestelde voorschriften. De toegestane voorzieningen worden opgenomen in de ligplaatsvergunning.

Bij lid 4: Bij de ligplaatsenkaart horen voorschriften met de eisen waaraan een woonschip bij het innemen van een ligplaats moet voldoen. Bij het vastleggen van ligplaatsen in een bestemmingsplan is het bestemmingsplan leidend voor de plaats waar woonschepen mogen liggen en zijn tevens de voorschriften als bedoeld in artikel 3 lid 2 van deze verordening van toepassing.

Artikel 2

Uitgangspunt is dat het slechts is toegestaan om binnen de gemeente met een woonschip een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen op de daartoe aangewezen plaatsen. Bij het aanwijzen als ligplaatsen gaat het om een afweging van diverse belangen (zoals planologische en nautische). Daarnaast is andere wetgeving (zoals de Wet milieubeheer, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Binnenvaartpolitiereglement) relevant bij het al dan niet aanwijzen van ligplaatsen. In sommige gevallen (Zwarte Water en Vecht) zal dus eerst toestemming van Rijkswaterstaat of Waterschap Groot Salland verkregen moeten worden, voordat een ligplaats kan worden aangewezen.

Artikel 3

De acceptabele ligplaatsen worden aangewezen door het college van burgemeester en wethouders en aangegeven op de ligplaatsenkaart. Bij de ligplaatsenkaart hoort een stelsel van voorschriften zoals dat ook bij een bestemmingsplan het geval is. Deze voorschriften worden door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld (lid 2).

Zodra de verordening met ligplaatsenkaart is vastgesteld, is het vervolgens noodzakelijk om de kaart bij wijziging van bestemmingsplannen actueel te houden. De situatie dat een aanvraag om ligplaatsvergunning past in het nieuwe bestemmingsplan, terwijl die aanvraag op grond van de (inmiddels verouderde) ligplaatsenkaart moet worden geweigerd (of omgekeerd), moet immers worden voorkomen. In lid 3 is daarom aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de ligplaatsenkaart te actualiseren ingeval er een nieuw bestemmingsplan is opgesteld of een bestemmingsplan is herzien. Deze delegatie is logisch omdat dit actualiseren van de ligplaatsenkaart als een uitvoeringshandeling kan worden beschouwd. De kaart wordt immers in overeenstemming gebracht met een door de gemeenteraad vastgesteld bestemmingsplan.

Zodra ligplaatsen zijn opgenomen in een bestemmingsplan is het bestemmingsplan leidend voor de plek waar woonschepen mogen liggen, maar blijven de voorschriften als bedoeld in het derde lid van toepassing. Bij het verdwijnen van een ligplaats als gevolg van een bestemmingsplanwijziging is de gemeente verplicht de bewoner van de ligplaats een alternatief aan te bieden door bijvoorbeeld een vervangende ligplaats of compensatie.

Artikel 4

De eigenaar van het woonschip moet beschikken over een ligplaatsvergunning. Lid 2 maakt het mogelijk dat het besluit goed wordt voorbereid. Deze termijn vangt aan op het moment waarop de aanvraag compleet is. Dit is het geval als bij de aanvraag voldoende gegevens zijn gevoegd voor een goede beoordeling van de aanvraag (zie artikel 4:5 Awb). Dit artikellid kan worden beschouwd als een invulling van artikel 4:13, lid 1, van de Awb.

Lid 3 omvat de weigeringgronden voor de ligplaatsvergunning.

Op grond van lid 3, onder e, is het mogelijk om een vergunningaanvraag af te wijzen indien het uiterlijk van een woonschip door achterstallig onderhoud afbreuk doet aan het aanzien van de gemeente. Daarmee wordt voorkomen dat een slecht onderhouden woonschip jarenlang het aanzien van de omgeving negatief kan beïnvloeden. Door het versneld (vóórdat een vergunningaanvraag wordt gedaan) uitvoeren van het benodigde onderhoud kan de eigenaar een vergunningweigering natuurlijk voorkomen.

Het bepaalde in het derde lid, onder h, sluit aan bij de bepaling over overbevolking in de Bouwverordening.

Het college van burgemeester en wethouders kan afwijken van het bepaalde in artikel 4, lid 3 onder b, c, en g, indien het de maatvoering van een reeds eerder bewoond woonschip betreft. Het college zou kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 4, lid 3 onder c en g wanneer er bijvoorbeeld sprake van is dat een aanvrager van een ligplaatsvergunning ná verhuizing naar een nieuw woonschip elders in de gemeente een tweede woonschip heeft, dat nog verkocht moet worden. Ook de omstandigheid dat een vergunning wordt verstrekt voor een woonschip, dat nog gebouwd moet worden maar niet binnen 12 weken afgebouwd is, kan zo’n omstandigheid zijn.

Een vergunning wordt in de regel voor onbepaalde termijn verstrekt. Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen dat dit niet mogelijk of gewenst is. In die gevallen heeft het college de mogelijkheid aan de vergunning een termijn te koppelen. Die mogelijkheid is opgenomen in het 6e lid.

In het 7e lid is opgenomen dat in de vergunning voorwaarden kunnen worden opgenomen. Bij voorwaarden op het gebied van veiligheid en gezondheid kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de verplichting tot het hebben van deugdelijke elektriciteitsinrichting, de drinkwaterinstallatie en de vuilwaterafvoer (voorzieningen voor aansluiting op de riolering). Bij nieuw af te geven vergunningen zal de aanvraag in ieder geval worden getoetst op de aanwezigheid van zodanige voorzieningen op het woonschip, dat verplichte aansluiting op het rioleringsnet mogelijk is (artikel 3 lid 2).

Bij verkoop van het woonschip ontvangt de nieuwe eigenaar in principe een ligplaatsvergunning voor het betreffende woonschip. Wel moet voldaan zijn aan de voorschriften in de verordening. De afwijzingsgronden zoals die in lid 3 zijn genoemd, gelden hier in principe ook. Het kan echter zijn dat een woonschip bij invoering van deze verordening niet voldeed aan de maatvoeringeisen van de ligplaatsenkaart. De oude eigenaar van het woonschip had een geldige ligplaatsvergunning voor dit schip, omdat op grond van artikel 12, lid 1 (overgangsbepalingen) een reeds afgegeven vergunning geacht wordt verstrekt te zijn overeenkomstig de bepalingen uit deze verordening. Het is dan bij verkoop van dit schip niet billijk om te eisen dat het woonschip alsnog gaat voldoen aan eisen van deze verordening waar het bij invoering van deze verordening al niet aan voldeed. Mits de afwijking van de eisen na invoering van de verordening niet groter is geworden, kan aan de nieuwe eigenaar in zo’n geval toch een vergunning worden verleend. Dit ‘overgangsrecht’ geldt overigens alleen voor zover het de maatvoering van het schip betreft. Aan de overige voorwaarden van de verordening moet wel voldaan zijn.

Artikel 5

Bij wijziging van de maatvoering van het woonschip, moet de vergunninghouder vooraf bij het college van burgemeester en wethouders een aanvraag tot wijziging van de ligplaatsvergunning indienen (lid 1). De regel heeft betrekking op wijzigingen die van invloed zijn op de maatvoering zoals bv , hoogte, breedte, lengte en afstand t.o.v. andere woonschepen. Een dergelijke wijziging kan worden beschouwd als een nieuwe aanvraag. Vandaar dat dezelfde procedureregels gelden, met uitzondering van de bepaling dat de vergunning wordt geweigerd als voor die ligplaats al vergunning is verleend. De bestaande vergunning geldt immers nog.

Artikel 6

Het sluitstuk van handhaving van de bepalingen uit de verordening is intrekking van de verstrekte ligplaatsvergunning. Voordat het zover is, is al een weg afgelegd. Deze weg is afhankelijk van de geconstateerde overtreding.

Met de in lid 2 opgenomen bepaling wordt bedoeld dat een woonschip, ook na verbouw moet voldoen aan de voorschriften zoals deze in de verordening zijn opgenomen en de voorschriften krachtens art 3 lid 2 van de verordening (maatvoeringseisen, gezondheid- en veiligheidseisen etc).

De termijn van 1 jaar, zoals genoemd in het lid 4, sluit aan bij hetgeen bij woningen als maximaal redelijk termijn van leegstand wordt gezien.

De in lid 5 opgenomen bepaling is bedoeld om te kunnen optreden tegen excessen. Gedacht wordt bijvoorbeeld aan een ernstig verwaarloosd woonschip.

Bij de in lid 6 genoemde omstandigheden kan, zonder volledig te zijn, gedacht worden aan een ondeugdelijke gas- en elektriciteitsinstallatie, de wijze waarop houtkachels zijn geplaatst (inclusief ventilatie). Maar ook als het schip zodanig slecht is onderhouden of schade heeft opgelopen, dat het risico van zinken aanwezig is.

De in lid 6 opgenomen bepaling is niet bedoeld voor tijdelijke zomerverplaatsing van varende woonschepen naar een ander water. Melding hiervan kan gedaan worden bij de havenmeester van de gemeente Zwolle.

Een besluit tot intrekking van een ligplaatsvergunning wordt genomen met inachtneming van de eisen die de Algemene Wet Bestuursrecht daaraan stelt (het uiten van het voornemen om de vergunning in te trekken, het bieden van de mogelijkheid aan de vergunninghouder om een zienswijze in te dienen, het afwegen van de belangen, het al dan niet intrekken van de vergunning).

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Onder omstandigheden kan het noodzakelijk zijn om zonder toestemming van de bewoner een woonschip binnen te treden. Artikel 149a gemeentewet bepaalt dat dit alleen toegestaan is indien het gaat om handhaving van de openbare orde of veiligheid, of bescherming van leven en gezondheid van personen. De in deze verordening opgenomen bevoegdheid tot binnentreden laat onverlet dat een machtiging op grond van de ‘Algemene wet op het binnentreden’ vereist is om van deze bevoegdheid gebruik te kunnen maken. Die machtiging wordt in beginsel door de burgemeester of officier van justitie afgegeven.

Artikel 10

Net als in bijna alle andere verordeningen is ook in deze verordening een hardheidsclausule opgenomen. Dit artikel is bedoeld voor uitzonderlijke gevallen en van de bevoegdheid zal zeer terughoudend gebruik worden gemaakt.

Artikel 11

Deze verordening is niet alleen op toekomstige situaties van toepassing, maar ook op eerder verleende ligplaatsvergunningen. Daarom zijn overgangsbepalingen opgenomen.

Ligplaatsvergunningen die zijn afgegeven op grond van de oude verordening en de ligplaatsenverordening 2005, worden geacht vergunningen op grond van deze nieuwe verordening te zijn (lid 1). Lopende aanvragen worden afgehandeld op grond van de nieuwe verordening (lid 2).

Artikel 12

[Klik hier om het document te downloaden]

Bijlage 1: Voorschriften ligplaatsen woonschepen

[Klik hier om het document te downloaden]

[Klik hier om het document te downloaden]

Bijlage 2: Ligplaatsenkaart woonschepen

Bijlage 3: Detail ligplaatsenkaart woonschepen