Regeling vervallen per 18-01-2022

Gemeente Zwolle Bomenverordening 2013

Geldend van 18-07-2013 t/m 17-01-2022

Intitulé

Gemeente Zwolle Bomenverordening 2013

BOMENVERORDENING 2013

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      boom: een houtig opgaand gewas zowel levend als afgestorven met een stamomtrek van minimaal 30 centimeter op 130 centimeter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam;

    • b.

      houtopstand: één of meer bomen of boomvormers, of andere houtachtige gewassen, mogelijk onderdeel uitmakend van een groenstructuur of boomgebied;

    • c.

      vellen: rooien; kappen; verplanten, vernielen; het snoeien van meer dan 25 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood, de ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben. Ook het fors wijzigen van de groeiplaats van een boom waardoor de wortelfunctie en dus te veel wortelcapaciteit verloren gaat;

    • d.

      fruitbomen: bomen die aantoonbaar in hoofdzaak uit economische motieven omwillevan de vruchten worden geteeld;

    • e.

      dunning: velling ter bevordering van het voortbestaan van de houtopstand. Met uitzondering van bomen met een omtrek groter dan 120 centimeter, gemeten met schors op een hoogte van 130 centimeter boven het maaiveld;

    • f.

      knotten/ kandelaberen: het tot de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhoutbij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud.

    • g.

      bebouwde kom Boswet: de bebouwde kom Boswet van de gemeente, vastgesteldingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet;

    • h.

      perceel: een bebouwd perceel met erf en tuin dat een eenheid vormt;

    • i.

      iepziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophistoma ulmi (Buism.) Nannf.(syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C.Moreau)

    • j.

      iepenspintkever: het insect in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scotylus (F.) Scolytus multistriatus (Marsh) en Scolytus pygmaeus;

    • k.

      rechthebbende: degene die krachtens eigendom of beperkt recht of krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid, dan wel uit andere hoofde gerechtigd is over de houtopstand te beschikken;

    • l.

      boomwaarde: de monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen;

    • m.

      Bomen Effect Analyse: een standaard deskundige beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor een boom of bomen;

    • n.

      bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

    • o.

      Groene Kaart: topografische kaart met daarop aangegeven de bijzondere bomen (met bijbehorende lijst), groenstructuren en boomgebieden gecategoriseerd naar beschermingsorde;

    • p.

      Lijst bijzondere bomen: een lijst waarin herinneringsbomen, waardevolle of monumentale bomen zijn opgenomen welke door de bijzondere status beschermd worden.

Artikel 2 Groene Kaart en lijst bijzondere bomen

  • 1.

    Het college van B&W stelt de Groene Kaart en de lijst bijzondere bomen vast. Op de voorbereiding hiertoe is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. De kaart bevat een samenhangend geheel van de volgende beschermde houtopstanden:

    • a.

      bijzondere boom (bomen): een op de Groene Kaart aangegeven waardevolle, monumentale of herinnering boom met het hoogste beschermingsniveau;

    • b.

      hoofdgroenstructuur : een op de Groene Kaart aangewezen boomstructuur waarbinnen houtopstanden staan met een hoog beschermingsniveau;

    • c.

      wijkgroenstructuur : Op de Groene Kaart aangewezen boomstructuur waarbinnen houtopstanden staan met een bescherming op basisniveau;

    • d.

      beschermde boomgebieden: Op de Groene Kaart aangewezen boomgebied waarbinnen houtopstanden staan met een bescherming op basisniveau, bestaande uit hoogstedelijke, en groenvoorzienende boomgebieden.

Artikel 3 Kapverbod voor bijzondere bomen

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een bijzondere boom te vellen of te doen vellen. Dit verbod geldt voor alle bijzondere bomen, ongeacht de locatie op de Groene Kaart, de stamomvang van de boom en de perceelsgrootte van het perceel waarop de bijzondere boom staat.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      een bijzondere boom die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het bevoegd gezag, waarbij het bepaalde over herplant en schadevergoeding in deze verordening van kracht blijft;

    • b.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • c.

      het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud.

  • 3. De eigenaar van een bijzondere boom is verplicht het bevoegd gezag onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen van:

    • a.

      het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van een beschermde houtopstand, anders dan door velling op grond van een verleende vergunning;

    • b.

      de dreiging dat de beschermde houtopstand geheel of gedeeltelijk teniet kan gaan;

    • c.

      eigendomsoverdracht van de houtopstand.

Artikel 4 Kapverbod voor bomen binnen groenstructuren en boomgebieden

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag houtopstand te vellen of te doen vellen gelegen in beschermde groenstructuren en boomgebieden zoals die staan aangegeven op de Groene Kaart.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      bomen binnen aangewezen hoofdgroenstructuren en boomgebieden die staan op percelen kleiner dan 400 m², tenzij aangewezen als bijzondere boom;

    • b.

      bomen binnen een aangewezen wijkgroenstructuur welke niet in eigendom van de gemeente zijn, tenzij aangewezen als bijzondere boom;

    • c.

      bomen binnen aangewezen structuren en gebieden waarvan de stam van de boom op een hoogte van 130 centimeter boven het maaiveld een kleinere omtrek dan 30 centimeter heeft;

    • d.

      bomen binnen aangewezen structuren en gebieden die moeten worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het bevoegd gezag. De bepalingen van artikel 10 betreft herplant blijven wel van toepassing;

    • e.

      het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen;

    • f.

      houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld, met uitzondering van bomen met een omtrek groter dan 120 centimeter, gemeten op een hoogte van 130 centimeter boven het maaiveld;

    • g.

      wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit populieren of wilgen, tenzij deze zijn geknot;

    • h.

      houtopstanden die aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze wordt geëxploiteerd als bedoeld in artikel 15 lid 2 en 3 van de Boswet.

Artikel 5 Aanvraag vergunning

  • 1. Een vergunning wordt schriftelijk en voorzien van motivering, digitaal aangevraagd via het omgevingsloket online (www.omgevingsloket.nl).

  • 2. Een vergunning wordt aangevraagd door de rechthebbende van de beschermde houtopstand. Een vergunning kan ook namens dan wel met toestemming van de rechthebbende worden aangevraagd.

  • 3. Als de vergunningaanvraag tot vellen als gevolg van een verondersteld verminderde stabiliteit en/of vitaliteit van de houtopstand wordt ingediend, dient de aanvraag voorzien te zijn van een deskundigenrapportage welke aantoont dat de verminderde vitaliteit of stabiliteit de kap rechtvaardigt.

  • 4. Indien de vergunningaanvraag wordt ingediend als gevolg van een bouw- of renovatieproject waarbij werkzaamheden nabij te behouden bomen plaats gaan vinden, dient de aanvraag voorzien te zijn van een Bomen Effect Analyse. Deze rapportage moet aantonen dat de te behouden bomen in de betrokken omgeving duurzaam behouden zullen blijven alsmede de wijze waarop dat gebeurt.

  • 5. 5. Indien de vergunningaanvraag als gevolg van een bouw- of renovatieproject aangevraagd wordt, dient de aanvraag voorzien te zijn van een herplantplan welke aantoont op welke wijze de aanvrager zal voldoen aan de herplantplicht.

  • 6. Als de herplant van de te kappen bomen financieel wordt gecompenseerd, zal de aanvrager de aanvraag moeten voorzien van een berekening van de boomwaarde van de te kappen bomen.

  • 7. De aanvrager kan verplicht worden een natuurtoets te overhandigen inzake de aan- of afwezigheid van negatieve gevolgen van de voorgenomen kap op beschermde plant- of diersoorten.

  • 8. Wanneer aan het college van B&W een afschrift is toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, kan het college dit afschrift ook als een vergunningaanvraag beschouwen.

Artikel 6 Criteria voor vergunningverlening vellen bijzondere bomen

  • 1. Het bevoegd gezag kan de vergunning voor het vellen van een bijzondere boom weigeren dan wel onder voorschriften verlenen.

  • 2. Een vergunning voor het vellen van een bijzondere boom kan slechts bij uitzondering worden verleend indien wordt voldaan aan een of meer van de navolgende criteria:

    • a.

      de alternatieven inzake boombehoud zijn uitputtend onderzocht en gebleken is dat alternatieven voor het vellen niet aanwezig of onmogelijk zijn;

    • b.

      er sprake is van een zwaarwegend algemeen maatschappelijk belang dat opweegt tegen het belang van duurzaam behoud van de beschermde houtopstand of;

    • c.

      naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord gelet op het belang van voorkoming van letsel of ernstige schade.

Artikel 7 Criteria voor weigering vergunningverlening vellen bomen binnen groenstructuren en boomgebieden

  • 1. Het bevoegd gezag weigert een vergunning voor het vellen van een houtopstand in beschermde groenstructuren en boomgebieden, indien de belangen van vergunningverlening niet opwegen tegen het belang van het behoud van die houtopstand op basis van één of meer van de volgende waarden:

    • a.

      natuur- en milieuwaarden;

    • b.

      landschappelijke waarden;

    • c.

      cultuurhistorische waarden;

    • d.

      waarden van stads- en dorpsschoon;

    • e.

      waarden voor recreatie en leefbaarheid;

    • f.

      een goed kwantitatief en kwalitatief bomenbestand.

  • 2. Het bevoegd gezag kan bij het weigeren of onder voorschriften verlenen van een vergunning ook de boomwaarde als motivering hanteren.

  • 3. Een vergunning voor het vellen van een houtopstand in beschermde groenstructuren en boomgebieden kan geweigerd worden indien:

    • a.

      de mogelijkheden en/of alternatieven inzake boombehoud niet voldoende naar boomdeskundige maatstaven zijn onderzocht;

    • b.

      de reden tot aanvraag verband houdt met vermeende gevaarzetting en dit niet naar boomdeskundige maatstaven wordt aangetoond.

Artikel 8 Bijzondere voorschriften

  • 1. Aan de vergunning kan het voorschrift worden verbonden dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2. Indien niet ter plaatse, op hetzelfde perceel of in de nabije omgeving kan worden herplant, kan als voorschrift worden opgenomen dat een financiële bijdrage gestort dient te worden in de gemeentelijk bomenreserve. De financiële bijdrage is gelijkwaardig aan de boomwaarde. Bij geschil over de boomwaarde is een taxatie van de boomwaarde door een onafhankelijk en beëdigd taxateur van bomen beslissend.

  • 3. In het voorschrift als bedoeld in het eerste lid wordt telkens bepaald dat binnen één jaar na de herplant, en op welke wijze, niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 4. In het geval de aanvraag verband houdt met een bouwplan, werken of werkzaamheden om of nabij te behouden houtopstanden, kan tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften de verplichting behoren, een boombeschermingsplan op te stellen en zich aan het boombeschermingsplan te conformeren.

  • 5. Tot de voorschriften kan verder behoren:

    • a.

      dat binnen een bepaalde periode een houtopstand niet geveld mag worden vanwege een vaste rust- en verblijfplaats van een dier, behorende tot een beschermde diersoort, volgens de Flora- en Faunawet;

    • b.

      de verplichting tot het opstellen van een natuurtoets naar mogelijke effecten op beschermde flora en fauna;

    • c.

      dat maatregelen genomen moeten worden ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna;

    • d.

      dat het college bevoegd is tot het geven van aanwijzingen ter bescherming van nabijgelegen houtopstand.

  • 6. Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 9 Herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1. Nadat een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder vergunning is geveld, kan het bevoegd gezag de verplichting opleggen te herplanten. De herplant vindt plaats overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn. Deze verplichting zal worden opgelegd aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de beschermde houtopstand bevond, dan wel aan degene die de houtopstand heeft geveld dan wel heeft doen laten vellen.

  • 2. Als er niet fysiek kan worden herplant, zal de boomwaarde van de gevelde houtopstand als financiële bijdrage gestort moeten worden in de gemeentelijke bomenreserve. Bij geschil over de boomwaarde is een taxatie van de boomwaarde door een onafhankelijk en beëdigd taxateur van bomen beslissend.

  • 3. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 4. De verplichtingen en voorschriften van dit en vorig artikel gelden ook voor bomen welke vanuit de herplantplicht zijn aangeplant en daardoor kleiner zijn dan de in artikel 1 van deze verordening genoemde minimummaat.

  • 5. Wordt een beschermde houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig bedreigd door menselijk handelen, dan kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de beschermde houtopstand bevindt, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:

    • a.

      activiteiten welke de bedreiging veroorzaken te staken en over een vergunning (kap) te beschikken, alvorens de activiteiten voort te zetten;

    • b.

      overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen;

    • c.

      activiteiten welke de bedreiging veroorzaken te staken en een Bomen Effect Analyse op te stellen en aan te bieden aan het bevoegd gezag;

    • d.

      schades aan gemeentelijke bomen te vergoeden door het bedrag van een boomschade taxatie door de initiatiefnemer dan wel pleger of doen pleger te laten vergoeden door een storting in de gemeentelijke bomenreserve.

  • 6. Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 10 Schadevergoeding

Het college van B&W beslist op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17 van de Boswet, als gevolg van het weigeren van een vergunning.

Artikel 11 Afstand van de erfgrenslijn

De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek is vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heesters en heggen in privaat eigendom of in eigendom van de gemeente.

Artikel 12 Bestrijding iepziekte / onveilige bomen

  • 1. Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkever, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;

    • b.

      de iepen te ontschorsen en de schors te vernietigen;

    • c.

      of de niet ontschorste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.

  • 2. Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren.

  • 3. Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing op geheel ontschorst iepenhout en op iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 centimeter.

  • 4. Bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod.

  • 5. Het bevoegd gezag kan toestemming geven dan wel de verplichting opleggen tot het uitvoeren van noodkap, indien sprake is van ernstig gevaar voor zaken of personen door instabiliteit van een houtopstand of vergelijkbaar spoedeisend belang. De rechthebbende is, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn aan de daarin gestelde verplichtingen en voorschriften te voldoen.

Artikel 13 Strafbepaling

  • 1. Degene die handelt in strijd met (een) voorschrift(en) uit deze verordening, waaronder het bij of krachtens artikelen 3, 4, 8, 9 en 12 en hun leden, bepaalde, kan worden gestraft met een hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechterlijke veroordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.

  • 2. De op grond van in dit artikel ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid van het instellen door het college van B&W van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan gemeentelijke bomen of houtopstand.

Artikel 14 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het bevoegd gezag aangewezen toezichthouders.

Artikel 15 Slotbepaling

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als: Bomenverordening gemeente Zwolle 2013.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 18 juli 2013. Op datzelfde tijdstip wordt de Bomenverordening gemeente Zwolle 2005 ingetrokken

  • 3. Indien voor het tijdstip van de datum van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag of verzoek op grond van de "Bomenverordening gemeente Zwolle 2005" is ingediend en op de datum van de inwerkingtreding van deze verordening nog niet op de aanvraag of het verzoek is beslist, blijven de bepalingen van de "Bomenverordening gemeente Zwolle 2005" van toepassing.

  • 4. Op vergunningen die zijn afgegeven voor de inwerkingtreding van deze verordening, waartegen nog een bezwaar, een beroep of hoger beroepsprocedure aanhangig is, blijft de Bomenverordening gemeente Zwolle 2005 van toepassing.

Toelichting op de Bomenverordening 2013

1.Algemene toelichting

Als basis voor de Bomenverordening 2013 is het model Bodemverordening “Groene Kaart” gehanteerd. Dit model is door de Stichting Stadswerk en de Bomenstichting ontwikkeld. De verordening bestaat uit een tekstgedeelte en een Groene Kaart.

Opbouw Groene Kaart

De Groene Kaart is opgebouwd uit de belangrijkste groenstructuren, boomgebieden en bijzondere bomen (met bijbehorende lijst). De Groene Kaart vertegenwoordigt daarmee de kernkwaliteit van het groen in de gemeente Zwolle. Het vormt het groene raamwerk van de stad. Door in de opbouw van de Groene Kaart een gelaagdheid in beschermingsniveau’s aan te brengen ontstaat een overzicht van volgorde in belangrijkheid. Deze opbouw is weergegeven in onderstaande tabel. De tekst van de verordening sluit hierop aan.

Onderdeel

Opgebouwd uit

Verordening van invloed op:

Beschermingsniveau

Bijzondere bomen

Lijst bijzondere bomen onderverdeeld in waardevolle, monumentale en herinneringsbomen.

Gemeente en particulier

Bijzonder hoog

Hoofdgroenstructuur

Groenstructuurplan, Structuurvisie en Bestemmingsplan

Gemeente en particulier

Hoog

Wijkgroenstructuur

Bestemmingsplan, Parkenkaart, Wijkontsluitingsroutes en recreatieve routes

Gemeente

Basis

Beschermde boomgebieden

Hoogstelijk boomgebied (centrumgebied)

Gemeente en particulier

Basis

Groenvoorzienend boomgebied (rondom hoogbouw van Woningbouwcorporaties en zorginstellingen)

Particulier als in Woningbouwcorporaties en zorginstellingen

Basis

Vergunningvrij gebied

Alles wat niet gekleurd is

Geen invloed

Laag

Voordelen Bomenverordening 2013

De nieuwe verordening heeft een aantal voordelen ten opzichte van de Bomenverordening 2005.

·Deregulering door vergunningvrij gebied

Op de Groene Kaart is aangegeven waar het kappen van bomen vergunningvrij is. Hierdoor komt er meer verantwoordelijkheid bij de bewoners te liggen. Naast het aanwijzen van vergunningvrije gebieden, blijven ook de dereguleerde regels van de Bomenverordening 2005 van kracht. Een boom is pas vergunningplichtig als deze op een perceel staat groter dan 400 m2 (tenzij een bijzondere boom) en een stamomtrek groter dan 30 centimeter heeft. Dit scheelt jaarlijks veel vergunningaanvragen en administratieve lasten.

·Deregulering door heldere regelgeving

De beoordeling van een vergunningaanvraag zal met de Groene Kaart eenvoudiger zijn. Alle relevante en aanverwante informatie van het gemeentelijk boombeleid (groenbeleidsplan, structuurvisie en bestemmingsplannen) is in de verordening en Groene Kaart gebundeld. Het is duidelijk waarom bepaalde bomen beschermd zijn. Bovendien biedt de verordening met de bijbehorende Groene Kaart transparantie in de wijze van de toetsing van de aanvraag. Vergunningen kunnen hierdoor efficiënter en effectiever worden afgehandeld.

·Bomen genieten betere bescherming

Op de Groene Kaart staat aangegeven waar bepaalde bomen belangrijk worden bevonden. Dit geeft aan dat vooraf is nagedacht waarom het groen op een bepaalde plek zo belangrijk is. Er is een gelaagdheid in volgorde naar belangrijkheid in boombescherming aangebracht. Bomen die beschermwaardig worden bevonden genieten daardoor betere (juridische) bescherming. Bovendien heeft de afdeling Fysieke Leefomgeving van de gemeente Zwolle met de Bomenverordening 2013 een beter en gerichter handvat om schades te verhalen, maar belangrijker ook om bomen te beschermen tegen schades.

·Verbeterde leesbaarheid en vindbaarheid regelgeving.

De verordening en de Groene Kaart zijn op de gemeentelijke website te vinden. Verder staat op de site een beknopte weergave van de spelregels van de verordening. Door in te zoomen op de Groene Kaart wordt snel inzichtelijk of er voor het kappen van een boom wel of geen vergunning nodig is. De groenstructuren, boomgebieden en bijzondere bomen staan namelijk met een zeer hoge nauwkeurigheid op de kaart weergegeven. Dit geldt ook voor de nieuw vastgestelde grens bebouwde kom Boswet.

·Meer ruimte voor participatie

In de vergunningvrije gebieden is ook het kappen van gemeentelijke bomen vergunningvrij. Hier krijgen de direct betrokkene meer inspraak. In de praktijk betekent dit, dat:

  • -

    bij ontwikkelingen kap alleen in samenspraak met burgers plaatsvindt;

  • -

    in het beheer alleen bomen worden gekapt welke niet meer veilig of vitaal zijn en bewoners eens zijn met de wijze van herplant;

  • -

    bij overlast kap alleen plaatsvindt als de boom geen toekomstwaarde heeft en het merendeel van de bewoners het met de kap eens is.

Behoud van herplantregeling

Vanuit het Zwolse bomenbeleid blijft het principe van 100% compensatieplicht van toepassing. Dit geldt voor alle afgegeven vergunningen. Dit blijft ook gelden voor bomen van de gemeente die vergunningvrij gekapt kunnen worden.

Toelichting per artikel

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

a. boom

Afbakening van het begrip boom is van belang in verband met het aangeven van de ondergrens van de bescherming. Het betreft zowel vitaal als afgestorven houtachtig gewas.Hiermee kan voorkomen worden dat een kwaadwillende boomeigenaar er voor zorgt dat een gezonde boom dood gaat of `bij vergissing´ een gezonde boom kapt. Het kan tevens wenselijk zijn om dode bomen te bewaren vanwege hun ecologisch waardevolle functies of omdat er wettelijk beschermde diersoorten in nestelen.

Gekozen is voor 30 centimeter omtrek (standaard gemeten op 130 centimeter boven maaiveld). Een omtrek van 30 centimeter komt min of meer overeen met een diameter van 10 centimeter. Voordeel van het werken met “omtrek” i.p.v. “diameter” is dat in de praktijk veel bomen niet helemaal rond zijn en dus verschillende maten bij diameter gebruik kan ontstaan. Terwijl een omtrek maar één maat kent.

Bomen als onderdeel van een houtwal zijn ongeacht de stamomtrek altijd vergunningplichtig. Bomen in een houtwal hebben door de onderlinge concurrentie minder diktegroei. Hierdoor zal de vergunningplichtige maat van stamomtrek pas op latere leeftijd bereikt worden. De houtopstand op zich zelf kan dan allang uitgegroeid zijn tot een waardevol element.

b. houtopstand

Houtopstand is een veel gebruikt begrip in deze verordening, waarop het kapverbod van toepassing is. Doordat dit begrip herhaaldelijk centraal wordt gesteld, wordt duidelijk dat de bescherming betrekking heeft op meer dan bomen alleen.

Enkele vakbegrippen toegelicht:

Boomvormers.Een boomvormer is een houtig, opgaand gewas met ontwikkeling van één of meer hoofdtakken. Een boomvormer kan uitgroeien tot een boom, een meerstammige boom of een boomachtige struik. In het alledaagse spraakgebruik heeft een boom één of slechts enkele stammen. In de natuur bestaat er echter een geleidelijke overgang: heester - struik - struikachtige boom - (meerstammige) boom.

Hakhout.Eén of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.

Houtwal.Lijnvormige bosaanplant hoofdzakelijk bestaande uit inheemse heesters, struiken en boomvormers.

f. knotten/kandelaberen

Het tot de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud; Het instandhouden door periodieke snoei van de door kandelaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet vergunningplichtig. Maar de eerste keer kandelaberen of knotten is wel vergunningplichtig omdat dit een groot beeldwijzigende ingreep is.

g. bebouwde kom Boswet

Verhouding Boswet en Bomenverordening 2013

De Boswet beoogt de instandhouding van de totale oppervlakte aan houtopstanden/bos in Nederland, de zgn. kwantitatieve bescherming. Kortweg; waar houtopstand/bos staat moet houtopstand/bos blijven ongeacht de kwaliteit van dit bos. De gemeentelijke verordening beoogt ook het beschermen van waardevolle houtopstanden, de zgn. kwalitatieve bescherming. Een gemeente kan bijvoorbeeld vanuit landschappelijk oogpunt de omvorming van beukenbos naar dennenbos verbieden.

De Boswet geldt enkel buiten de bebouwde kom Boswet (art. 1 lid 5 Boswet). De gemeentelijke Bomenverordening geldt voor het gehele grondgebied van de gemeente op grond van de artikelen 124 en 127 Grondwet: de vrije verordeningsbevoegdheid van een gemeente. De Boswet bebouwde kom beperkt dus niet de toepassing van de gemeentelijke Bomenverordening. De toepassing van de Boswet buiten de bebouwde kom geldt in dat gebied dus samen met de Bomenverordening.

De gemeenteraad stelt bij besluit vast de grenzen van de bebouwde kom Boswet voor de toepassing van de Boswet. Dit besluit behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten. De grens bebouwde kom Boswet staat op de Groene Kaart weergegeven.

h. perceel

Hier wordt een definitie gegeven van het begrip "perceel". Deze definitie houdt verband met de

algemene ontheffing van de vergunningplicht voor het kappen van bomen op bebouwde percelen

welke kleiner dan 400 m² zijn. Bij kleine met woningen bebouwde percelen werd in het verleden de kapvergunning veelal verleend omwille van het woongenot. Vandaar dat bij de begripsomschrijving nadrukkelijk de term "bebouwd" is opgenomen (d.w.z. met een gebouw). Volgens de Woningwet is een gebouw "elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt".

k. rechthebbende

Een rechthebbende is in eerste instantie een eigenaar of een beperkt gerechtigde. Een beperkt gerechtigde is iemand die een beperkt recht heeft, zoals een erfpachter, opstalhouder, vruchtgebruiker e.d. en als zodanig gerechtigd is over de boom te beschikken.

Daarnaast is opgenomen dat een rechthebbende ook iemand kan zijn die krachtens een publiekrechtelijke bevoegdheid over de boom kan beschikken. Hierbij moet worden gedacht aan iemand die zonder eigendomsrecht of beperkt gerechtigd te zijn op grond van een bepaald wettelijk voorschrift toch bevoegdheden kan hebben, bijvoorbeeld de minister op grond van de Boswet.

Voor de volledigheid is ook nog opgenomen dat men uit andere hoofde gerechtigd kan zijn, omdat bijvoorbeeld niet duidelijk is wie de eigenaar of beperkt gerechtigde is. Of iemand uit andere hoofde gerechtigd kan zijn hangt af van de individuele omstandigheden. Hierbij worden niet bedoeld diegenen die een persoonlijk recht hebben, zoals een huurder of gebruiker. Deze personen kunnen wel met toestemming van of namens de zakelijk gerechtigde een vergunning aanvragen.

m. Bomen Effect Analyse

Waardevolle houtopstanden worden regelmatig (ernstig) beschadigd of vernietigd door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak gebeurt dit ongewenst en onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen voor de bomen, waardoor ze niet ingepast of (onherstelbaar) beschadigd raken. De Bomen Effect Analyse (BEA) is de landelijke richtlijn van de Bomenstichting voor een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan de voorgenomen bouw of aanleg. Deze standaardisering waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA dient uitgevoerd te worden door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.

n. bevoegd gezag

De Wabo schrijft voor dat de omgevingsvergunning wordt verleend door één bevoegd gezag en dat één procedure wordt doorlopen met één procedure van rechtsbescherming mogelijkerwijs in twee instanties. Niet altijd is het bevoegd gezag, om te oordelen over een omgevingsvergunningaanvraag, het college van Burgemeester en wethouders. Het kan voorkomen dat het College van gedeputeerde staten het bevoegd gezag is of de minister. De verantwoordelijkheid voor het besluit en de handhaving op grond van de verordening ligt bij hetzelfde bevoegd gezag. Ook wijziging of intrekking van de omgevingsvergunning ligt dan bij datzelfde bevoegd gezag.

o. Groene Kaart

Er is bewust gekozen voor een topografische kaart en niet alleen voor een lijst met bijzondere bomen. Een kaart zorgt voor een coherent geheel (groene verbindingen vallen eerder op). De Groene Kaart zorgt voor meer structuurbescherming en ook voor betere randvoorwaarden voor ruimtelijke (groene) inrichting dan alleen een lijst met beschermde houtopstanden. Een Groene Kaart sluit bovendien goed aan bij de systematiek van andere ruimtelijke instrumenten en daardoor is integraal omgevingsbeleid eenvoudiger te realiseren.

p. Lijst bijzondere bomen

Een boom is bijzonder als hij als zodanig is aangewezen. Een bijzondere boom wordt dan geregistreerd op de lijst bijzondere bomen en wordt weergegeven op de Groene Kaart. De voorgaande inventarisaties vormen een belangrijke bron waaraan de ontwikkeling van het bestand van deze voor Zwolle belangrijke bomen valt af te lezen. In 2013 is de lijst bijzondere bomen geactualiseerd nadat er weer een inventarisatie naar bijzondere bomen heeft plaatsgevonden. Actualisatie van de lijst bijzondere bomen vindt vanaf nu minstens eens in de vijf jaar plaats.

De lijst bijzondere bomen ligt voor iedereen ter inzage en is raadpleegbaar op de gemeentesite van Zwolle via internet.

De bijbehorende lijst van bijzondere bomen bevat minimaal de volgende gegevens:

  • ·

    redengevende beschrijving (als in waardevol, monumentaal of herinneringsboom);

  • ·

    soort boom of bomen;

  • ·

    standplaats (wijk en straatnaam);

  • ·

    kadastrale gegevens;

  • ·

    eigendomsgegevens (particulier of gemeentelijk).

Artikel 2 Groene Kaart en lijst bijzondere bomen

Het college van B&W stelt naast de lijst bijzondere bomen ook de Groene Kaart vast. De aangewezen groenstructuren en boomgebieden kunnen los van de lijst bijzondere bomen gewijzigd worden. Een wijziging in de lijst bijzondere bomen brengt echter altijd een wijziging met zich mee in de Groene Kaart.

Lijst bijzondere bomen

Binnen de gemeentegrens heeft in 2013 een actualisatie plaats gevonden van de in 1993 geïnventariseerde voor Zwolle belangrijke particuliere bomen. Hierbij is onderscheidt gemaakt in waardevolle bomen (50 -80 jaar) monumentale bomen (ouder dan 80 jaar) en herinneringsbomen (bomen geplant ter nagedachtenis van een bepaalde gebeurtenis).

Een boom is een bijzondere boom, wanneer deze voldoet aan de volgende criteria.

Algemene criteria:

  • ·

    de boom is ten minste 50 jaar oud; dit criterium geldt niet voor herinneringsbomen;

  • ·

    de boom verkeert in een redelijke conditie; dat wil zeggen dat de boom in een niet onomkeerbare slechte conditie verkeert en dat volledig verval van de boom niet binnen 10 jaar is te verwachten. Dit criterium geldt niet voor bomen met een extra hoge natuurwaarde en voor bomen welke reeds op de lijst bijzondere bomen staan opgenomen;

  • ·

    de boom heeft een dusdanige habitus (uiterlijke gedaante) dat deze karakteristiek is voor de soort. Dit geldt met name voor bomen die een ruimtelijke betekenis hebben. Dit betekent dat de kroon als zodanig beschermd is en in stand gehouden dient te worden dan wel de mogelijkheid geboden moet worden zich als zodanig te blijven ontwikkelen. Dit criterium geldt niet voor bomen met een karakteristieke lei/snoeivorm en/of bomen met een extra hoge natuurwaarde.

Specifieke criteria:

Naast de algemene criteria dient tenminste één van de volgende criteria van toepassing te zijn:

  • 1.

    De boom heeft voor Zwolle een belangrijke ruimtelijke betekenis:

    • ·

      de boom is medebepalend en onvervangbaar voor het karakter van de omgeving van de openbare ruimte of;

    • ·

      de boom is een onderdeel van een geheel in tact zijnde boomgroep of uniforme laanbeplanting die een karakteristieke structuur in stad of landschap zichtbaar maakt of;

    • ·

      de boom is een herkenningspunt.

  • 2.

    De boom is voor Zwolle een monument:

    • ·

      de boom is van een zeldzame soort of type of een hoge leeftijdsklasse (ouder dan 80 jaar) of;

    • ·

      de boom vormt een onderdeel van een monumentale omgeving of;

    • ·

      de boom is een cultuurhistorisch waardevol element of;

    • ·

      de boom is een gedenkboom.

  • 3.

    De boom heeft een extra hoge natuurwaarde:

    • ·

      de boom vormt een (onmisbaar) onderdeel van een biotoop van in de omgeving van Zwolle schaars voorkomende planten- of diersoorten of;

    • ·

      de boom is een onderdeel van een reeks elementen die een ecologische infrastructuur vormen;

    • ·

      de boom heeft in een totaal versteend gebied de functie van een ‘stepping stone’ in de ecologische infrastructuur; een stapsteen die de verbinding tussen verschillende ecologische elementen mogelijk maakt.

  • Particuliere eigenaren van bijzondere bomen, welke met de laatste actualisatie zijn toegevoegd aan de lijst bijzondere bomen, krijgen hiervan schriftelijk bericht. Dit geeft derden belanghebbenden en betrokken eigenaren de kans om tijdig geïnformeerd te zijn omtrent een voornemen tot aanwijzing en desgewenst bezwaar aan te tekenen. Door de verplichting tot mededeling van dit voornemen en het besluit aan de eigenaar wordt voorkomen dat eigenaren de algemene kennisgeving van een aanwijzing mislopen. Het betreft echter maar één procedure, waarin gelijktijdig de algemene en geadresseerde kennisgeving plaats vindt. In het aanschrijven van eigenaren worden alleen nieuwe eigenaren geïnformeerd en eigenaren van een perceel waar sprake is van uitbreiding van het areaal bijzonder bomen.

Groenstructuren

Vlakken en lijnen uit de hoofdgroenstructuur en wijkgroenstructuur zoals op de Groene Kaart weergegeven, vormen een begrensd gebied / of wijzen een structuur aan met een specifieke waarde of kwaliteit. Deze structuur vormt een samenhangend geheel.

  • ·

    Hoofdgroenstructuur. Alle bomen binnen de hoofdgroenstructuur hebben een hoog beschermingsniveau. Deze structuur is hoofdzakelijk gebaseerd op het Groenstructuurplan uit 1998. De grove kaart uit dat plan is in de Groene Kaart op detail van kavelniveau uitgewerkt. Dit neemt veel discussie weg over de begrenzing. Particuliere terreinen zijn hier ook in meegenomen. In totaal vormt dit de structuur die van belang is voor het groene geraamte van de stad en haar buitengebied en alle functie die hieraan verbonden zijn.

  • ·

    Wijkgroenstructuur. Bomen binnen de wijkgroenstructuur hebben een basis beschermingsniveau. Het wordt gevormd door de gebieden die voor belang zijn voor de groenbeleving van een wijk. Het is opgebouwd uit gegevens van het Bestemmingsplan en de Parkenkaart. Daarnaast zijn wijkontsluitingsroutes en recreatieve routes aangewezen. Deze structuur is alleen van toepassing op gemeentelijke bomen. Als de wijkgroenstructuur is aangegeven als een lijn op de Groene Kaart heeft deze betrekking op alle gemeentelijke bomen die binnen de structuur tussen gevel en gevel staan.

Boomgebieden

Boomgebieden worden gevormd door vlakken die hoogstedelijk boomgebied en groenvoorziening boomgebied aangeven.

  • ·

    Hoogstedelijk boomgebied bevindt zich binnen de vestingwallen van de binnenstad. Bomen binnen dit gebied zijn onderdeel van het schaarse groen in de binnenstad en kunnen zowel particuliere als gemeentelijke bomen zijn. Bomen in hoogstedelijk boomgebied genieten van een basis beschermingsniveau.

  • ·

    Groenvoorzienend boomgebied wordt gevormd door gebieden waar het aanwezige groen de directe leefomgeving van vele bewoners vormt. Deze gebieden hebben vaak een openbaar karakter. Het groen heeft een sterker positief effect op het welzijn van de bewoners in het gebied. In de meeste gevallen zijn de bomen binnen dit gebied in eigendom van woningbouwcorporaties of zorginstellingen.

Vergunningvrij gebied

In een blanco / vergunningvrij gebied is het kappen van bomen vergunningvrij. Particulieren krijgen meer kapverantwoordelijkheid voor wat betreft hun eigen bomen. Gemeentelijke bomen kunnen vergunningvrij gekapt worden, mits deze niet meer veilig of vitaal zijn. Een verzoek tot het kappen van een boom wordt in beginsel wel getoetst aan de weigeringsgronden. Vanuit het eigendomsrecht kan een verzoek geweigerd worden.

Belangrijker is dat bij het voornemen om wel te gaan kappen de buurt meer zeggenschap krijgt. Door middel van burgerparticipatie wordt besloten wat er gekapt kan worden en wat er voor terug komt.

Naast deze bomenverordening kunnen er beperkingen gelden op grond van een bestemmingsplan, Boswet of andere regels van de natuurbeschermingsrecht waardoor alsnog vergunning of ontheffing nodig is om een boom te mogen vellen. Veel vergunningvrij gebied ligt buiten de bebouwde kom, daar waar de Boswet ook geldig is. Ook kan vanuit de Flora en faunawet een ontheffing noodzakelijk zijn om over te gaan tot vellen van een bepaalde houtopstand.

Lid 1 binnen dit artikel geeft aan dat de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure van toepassing is op de vaststelling van de Groene Kaart en de lijst bijzondere bomen.

Artikel 3 Kapverbod voor bijzondere bomen

Er is bewust gekozen voor categorieën beschermingsniveaus binnen de vergunningplicht bij bijzondere bomen, Groenstructuren en Boomgebieden. De vergunningplicht bij bijzondere bomen beoogt, dat in beginsel een vergunning slechts bij hoge uitzondering wordt verleend. Ook bij interpretatieverschillen, bij gerede twijfel of bij tegenstrijdige deskundigenadviezen en vergelijkbare randgevallen geldt dat de vergunning niet wordt verleend. Het kapverbod voor bijzondere bomen is dus een uitdrukking van een juridisch voorzorgsbeginsel. Dit betekent dat bij de beoordeling van een aanvraag het principe van “nee, tenzij” wordt gebruikt. Dit maakt de bescherming van bijzondere bomen bijzonder hoog. Plaatsing van bomen op de lijst bijzondere bomen geeft aan dat er een redengevende beschrijving is om de boom extra te beschermen. In die zin zijn de bomen bij opname op die lijst reeds getoetst aan weigeringsgronden en is daarmee de waarde van die bomen bevonden. Het is daarom aan de aanvrager om redenen aan te dragen waarom de boom gekapt moet worden.

Artikel 4 Kapverbod voor bomen binnen groenstructuren en boomgebieden

Vergunningaanvragen voor houtopstanden in groenstructuren en boomgebieden worden bij twijfelgevallen in beginsel wel verleend (“ja, mits”). Houtopstanden in de hoofdgroenstructuur kennen een hoog beschermingsniveau. De gedachte hierachter is dat de hoofdgroenstructuur voor de gemeente Zwolle binnen dit toetsingskader het meest waardevol is. In de Wijkgroenstructuur en Boombeschermingsgebieden is het beschermingsniveau basis.

Naast de uitzonderingen op de kapverboden van deze verordening gelden ook de wettelijke uitzonderingen van de Boswet. De bevoegdheid tot het instellen van een verbod tot vellen bij gemeentelijke verordening wordt in artikel 15 van de Boswet beperkt. Deze beperking heeft inhoudelijk betrekking op de in artikel 15 lid 2 en lid 3 Boswet genoemde houtopstanden:

  • a.

    populieren of wilgen als wegbeplantingen of éénrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot;

  • b.

    vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;

  • c.

    fijnsparren, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

  • d.

    kweekgoed;

  • e.

    houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:

    • ·

      ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are;

    • ·

      ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen;

Bovenstaande uitzonderingen a t/m e worden beperkt geïnterpreteerd conform de intentie van de wetgever. Dit betekent dat alle hiervoor genoemde uitzonderingen conform de Memorie van Toelichting op de Boswet zich dienen te beperken tot bomen met een aantoonbaar economisch doel en te onderscheiden van sierbomen, die wel onder het kapverbod vallen. Dus zijn vrucht- of fruitbomen, die sierbomen zijn, die vruchten dragen, wel vergunningplichtig. Onder het kapverbod valt niet het houden en de economische exploitatie van (vrucht)bomen.

Artikel 5 Aanvraag vergunning

Aanvragerskunnen slechts zijn: eigenaren van of zakelijk gerechtigden tot een houtopstand. Zakelijk gerechtigdenzijn in beginsel degenen die een notariële akte kunnen overleggen inzake een recht van erfpacht, pacht, opstal, erfdienstbaarheid, vruchtgebruik of een bewijsbaar pootrecht op de houtopstand.

Huurdershebben een persoonlijk en geen zakelijk recht. Zij moeten dus de schriftelijke toestemming voor kapaanvraag van de verhuurder, die eigenaar van de houtopstand is, overleggen. De eigenaar van een houtopstand kan bij (huur)overeenkomst of bij machtiging zijn huurders het recht tot omgevingsvergunningaanvraag verlenen. Na ontbinding van de huurovereenkomst is de omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand die altijd zaaksgebonden is,nog van toepassing op het project. Voorschriften van de omgevingsvergunning dienen dan door de eigenaar van het perceel nagekomen te worden.

De indieningsvereisten voor een omgevingsvergunning zijn in de Ministeriële regeling omgevingsrecht ( Mor) verplicht voorgeschreven. Hoofdstuk 7 Mor vermeldt bijzondere indieningsvereisten die van belang zijn bij een aanvraag omgevingsvergunning tot het vellen van een houtopstand.

.

Buiten deze verplichte indieningsvereisten zijn in artikel 5 aanvullende indieningsvereisten gesteld. De aanvullende indieningsvereisten maken dat alle nodige informatie aangevraagd kan worden om een goede beoordeling te maken ten aanzien van de vergunningaanvraag.

Een aanvraag welke volgens de verplichte indieningsvereisten (Mor) is ingediend, wordt ontvankelijk verklaard en zal in behandeling worden genomen. Zodra er aanvullende informatie volgens artikel 5 nodig is voor een goede beoordeling van de aanvraag, zal dit worden opgevraagd bij de aanvrager. De aanvrager moet dan wel voldoende tijd krijgen om de aanvullende informatie te kunnen indienen.

De omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden is in artikel 2.2 eerste lid onder g. van de Wabo aangewezen. Tezamen met een mogelijke vergunning, ontheffing of vrijstelling op grond van de Flora- en faunawet of de natuurbeschermingswet- die kunnen aanhaken bij de omgevingsvergunning vellen- wordt één omgevingsvergunning verleend.

Wanneer volgens lid 7 van dit artikel aan het college een afschrift is toegezonden van de ontvangstbevestiging van een melding volgens de Boswet, kan het bevoegd gezag dit als een vergunningaanvraag beschouwen. De te vellen houtopstand moet dan wel onderdeel zijn van de Groene Kaart. De inhoudelijke beoordeling van de melding Boswet kan tot gevolg hebben dat de vergunningenprocedure in werking zal worden gezet.

Artikel 6 Criteria voor vergunningverlening vellen bijzondere bomen

Het vergunningenstelsel voor bijzondere bomen is strikter en gebaseerd op het “nee, tenzij” principe. In beginsel verkrijgt een aanvrager geen vergunning tenzij er aan zwaarwegende criteria is voldaan.

Indien bouw- of aanlegwerkzaamheden ter plaatse van de bijzondere boom de reden tot de vergunningaanvraag is, moet allereerst duidelijk zijn dat met de realisatie van bouw of aanleg een groot algemeen maatschappelijk belang gemoeid is. Individuele particuliere belangen of kleine maatschappelijke belangen kunnen dus niet tot velling van een bijzondere boom leiden.

Vervolgens moeten voorafgaand aan een eventuele vergunning de alternatieven voor (her)inrichting of aanpassing van de plannen voldoende onderzocht zijn en als onmogelijk of zeer onwenselijk zijn aangemerkt.

Als gevaarzetting (voorkomen van letsel of ernstige schade) de/een reden voor een vergunningaanvraag is, moeten voorafgaand aan een eventuele vergunning de (boomverzorgings) alternatieven voor kap voldoende onderzocht zijn en als onmogelijk of zeer onwenselijk zijn aangemerkt. Niet alle schade, maar slechts schade welke enkel te voorkomen is door de boom te kappen.

Onder “Naar boomdeskundige maatstaven” (sub c van lid 2 van artikel 6) wordt verstaan: het naar landelijk gebruik in het bomenvak meer dan de gemiddelde kennis en ervaring van hoveniers en andere groene aannemers, en ziet op boomdeskundigheid van ervaren, beroepsmatige boomverzorgers in het bezit van een examen European Tree Technician.

Artikel 7 Criteria voor weigering vergunningverlening vellen bomen binnen groenstructuren en boomgebieden

Dit artikel bevat de criteria, op grond waarvan een vergunning geweigerd wordt. Ervaring leert dat de algemene termen van de weigeringsgronden nadere uitwerking behoeven om te onderbouwen welke criteria pleiten voor het belang van boombehoud. Deze criteria zijn in een afwegingsmodel geplaatst dat als instrument bij de beoordeling van de aanvraag wordt gehanteerd. De beslissing op de aanvraag moet waar mogelijk verwijzen naar relevante beleidsbesluiten. Ook de door derdebelanghebbenden ingediende zienswijzen moeten meegewogen worden. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (artikelen 3:46- 3:50 en 4:82 – 4:84) dient de motivering van het besluit te verwijzen naar gemeentelijk beleid zoals bestemmings-, groen-, bomen-, of landschapsplannen en bijbehorende (beschermings)categorieën en beleidskaarten. De Groene Kaart is hierin het belangrijkste instrument.

Door het belang van boombehoud inzichtelijk te maken kan een afweging worden gemaakt ten opzichte van het verwijderingsbelang.

In beginsel zijn er 3 motieven om een houtopstand te willen kappen.

  • ·

    Ontwikkeling: Ontwikkelingen in de zin van bouw- of aanlegwerkzaamheden. In dit geval zal in de toetsing worden gewogen wat het (maatschappelijk) belang is van de ontwikkeling;

  • ·

    Beheer: Bomen zijn niet meer duurzaam en veilig te onderhouden;

  • ·

    Overlast: Als bomen onevenredig veel overlast veroorzaken. Slechts in uitzonderlijke gevallen leidt overlast tot kap.

De weigeringsgronden van artikel 7 zijn niet limitatief. Er is geen rangorde bij de opsomming van de weigeringsgronden.

a.Natuur- en milieuwaarden

Potentieel is iedere boom of boomgroep ecologisch van belang. Er zijn echter bomen of boomgroepen die een extra toegevoegde ecologische waarde hebben voor de natuur.

Een houtopstand heeft bijvoorbeeld natuurwaarde als deze:

  • ·

    Een schuil/broedplaats biedt aan fauna;

  • ·

    Foerageergelegenheid biedt aan fauna;

  • ·

    Huisvesting biedt aan beschermde flora;

  • ·

    Op zichzelf natuurwaarde heeft als solitair, of verbindende schakel (“stepping stone”) maar ook als onderdeel van: bos, verbindingszone, EHS) en aan die natuurwaarde afbreuk wordt gedaan wanneer de boom wordt gekapt.

In de toetsing of een boom een verhoogde natuurwaarde heeft, wordt bij twijfel getoetst door de stedelijk ecoloog.

Bij milieuwaarden van een houtopstand moet gedacht worden aan de mate waarin een houtopstand een bijdrage levert aan zaken als luchtkwaliteit, fijnstoffiltering en waterberging. Bomen zorgen ook voor koelte in de zomer en remmen al te grote temperatuurschommelingen.

b.Landschappelijke waarden:

Dit is een sterk streekgebonden aspect van houtopstanden en is veelal van belang buiten de bebouwde omgeving, maar ook wel eens daar binnen gekoppeld aan de hoofdgroenstructuur. Of een houtopstand of een type beplanting karakteristiek is voor een landschap hangt nauw samen met het ontstaan van het landschap, de ontginningsgeschiedenis en de grondsoort. Hierbij spelen visuele en esthetische aspecten een rol:

  • ·

    De houtopstand vormt een landschappelijk element (van solitair tot bos) welke een belangrijk deel (meer dan 25 %) van het groenbeeld vanuit de omgeving bepaalt;

  • ·

    De houtopstand bestaat uit soorten van de potentieel natuurlijke vegetatie / landschappelijke / gebiedskenmerkende soorten;

  • ·

    De houtopstand is een onderdeel van een geheel in tact zijnde boomgroep of uniforme laanbeplanting die een karakteristieke structuur in het landschap zichtbaar maakt of vormt. (bijvoorbeeld een onderdeel van de hoofdgroenstructuur);

  • ·

    De houtopstand is een herkenningspunt.

    • c.

      Cultuurhistorische waarde

Cultuurhistorische waarde is apart opgenomen omdat een bepaalde boom op een bepaalde plaats het behouden waard kan zijn vanwege de historische betekenis. Als een boom, boomgroep of laanstructuur karakteristiek is voor de ontstaans- of de ontginningsgeschiedenis van een plek of omgeving (dit kan tevens te maken hebben met de soort en/of met de leeftijd van een boom), of als de boom ooit geplant is vanwege een heugelijk feit in het verleden, dan heeft deze houtopstand een (hoge) cultuurhistorische waarde. Een houtopstand heeft in ieder geval cultuurhistorische waarde als;

  • ·

    De boom van een zeldzame soort of type en een hoge leeftijdsklasse is;

  • ·

    De boom een onderdeel van een monumentale omgeving vormt;

  • ·

    De boom een cultuurhistorisch waardevol element is;

  • ·

    De boom een gedenkboom is.

    • d.

      Waarden voor stads- en dorpsschoon

Dit is te vergelijken met de landschappelijke waarde, maar dan binnen de bebouwde kom. Dit is vooral van toepassing binnen de wijkstructuur en beschermde boomgebieden maar ook in de hoofdgroenstructuur. De grens tussen landschap en dorp is vaak lastig te trekken. Bij dit criteria moet worden ingeschat wat de invloed op het dorpsschoon is als de vergunning wordt verleend. Bomen kunnen (lelijke) gebouwen aan het zicht onttrekken, lege plekken opvullen, een structuur versterken (bijvoorbeeld een weg) en bijdragen aan het groene karakter van een wijk. Maar ook bomen met een bijzondere vorm, kleur of ouderdom leveren een bijdrage aan stads- en dorpsschoon. Zij bepalen het beeld van die specifieke plek. Die plek wordt geassocieerd met die boom en andersom. Een houtopstand heeft in ieder geval waarde voor stads- en dorpsschoon als:

  • ·

    De boom / houtopstand een groenelement (van solitair tot bos) vormt welke voor een belangrijk deel (meer dan 25 %) het groenbeeld vanuit de omgeving bepaald;

  • ·

    De boom / houtopstand een onderdeel van een geheel in tact zijnde boomgroep of uniforme laanbeplanting of een karakteristieke structuur in de stad is;

  • ·

    De boom / houtopstand een herkenningspunt is.

    • e.

      waarden voor de recreatie en de leefbaarheid:

Bomen leveren een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid van een de stad of dorp. De bomen kunnen bovendien waardevol zijn als speelplaats voor kinderen of een lommerrijke, beschutte plek vormen voor ouderen. Bij waarden voor de recreatie en de leefbaarheid kan bijvoorbeeld gedacht worden dat:

  • ·

    De houtopstand over het algemeen wordt gewaardeerd om zijn schaduw en regulerende werking op zomerse temperaturen;

  • ·

    De houtopstand belangrijk is voor de groenbeleving van een recreatieve plek / doorgaande route;

  • ·

    De houtopstand belangrijk is voor verkeersgeleidende functie;

  • ·

    De houtopstand vanwege bepaalde soortkenmerken een educatieve functie heeft.

    • f.

      een goed kwantitatief en kwalitatief bomenbestand

De groenstructuren en boomgebieden zoals weergegeven op de Groene Kaart vertegenwoordigen de kernkwaliteit van het groen in de gemeente Zwolle. Het vormt het groene raamwerk van de stad. Behoud en ontwikkeling van dit raamwerk in kwalitatieve en kwantitatieve zin is van belang om deze kwaliteit te waarborgen. Ontwikkelingen welke plaatsvinden in de groenstructuren of boomgebieden moeten daarom zoveel mogelijk gericht zijn tot het behoud of verbetering van de groene kwaliteit. Bij waarden van een kwantitatief en kwalitatief bomenbestand kan bijvoorbeeld gedacht worden dat:

  • ·

    De houtopstand in goede conditie verkeert en een goede toekomstverwachting heeft;

  • ·

    De houtopstand van een orde grootte is welke in de context, gewenst beeld en functie van de plek tot eindbeeld uit kan groeien;

  • ·

    De groeiplaats van de houtopstand voldoende toereikend is om de houtopstand gedurende de levensomloop te kunnen voorzien van voldoende ondergrondse en bovengrondse ruimte;

  • ·

    De houtopstand in eindbeeld van de gewenste beplantingsvorm staat;

  • ·

    De houtopstand voor een gewenste variatie in bomenbestand zorgt en daarmee bijdraagt aan de preventie van ziekte en plagen;

  • ·

    De hoeveelheid houtopstand bijdraagt aan een hoge mate van groenbeleving.

Deze waarden kunnen tevens worden meegewogen in het beoordelen van het herbeplantingsplan. Ten aanzien van de verplichting tot herplant geldt dat het moet gaan om een zowel kwantitatieve als kwalitatieve herplant. Zodra het herbeplantingsplan een verslechtering van bovengenoemde waarden betekent, doet zij afbreuk aan een goed kwantitatief en kwantitatief bomenbestand. Zo kan een vergunning geweigerd worden omdat de ondergrondse groeiplaats van de te herplanten bomen niet voldoende toereikend is om de bomen op een duurzame manier tot functievervulling te laten komen.

In het tweede lid is de boomwaarde ook als weigeringsgrond opgenomen. De Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (N.V.T.B.) heeft richtlijnen vastgesteld om de boomwaarde te bepalen. De boomwaarde bepaling volgens die richtlijnen werken goed in de praktijk en worden door de rechter geaccepteerd. Bij de vaststelling van de boomwaarde zal de meest recente richtlijn van de N.V.T.B. worden gebruikt. In geval van grote schadebedragen is het aan te bevelen een onafhankelijke taxateur de waarde te laten bepalen.

Om de financiële herplant mogelijk te maken is het bomenbestand in kwantitatieve en kwalitatieve zin toegevoegd aan de belangen die door de bomenverordening worden gediend. De bomenverordening gaat uit van compensatie van gekapte bomen in aantallen en kwaliteit. Voor iedere gekapte boom komt een boom terug. Bij de herplant wordt zo mogelijk rekening gehouden met de grootte en de waarde die de gekapte boom had, maar de hergeplante boom is altijd jonger / kleiner / minder waardevol dan de gekapte boom. Als het gaat om het financieel compenseren van een boom is gekozen voor compensatie in kwaliteit in plaats van in kwantiteit. Weigering op basis van de boomwaarde vindt plaats als er geen ruimte is voor fysieke herplant en er geen overeenstemming wordt bereikt over de wijze van financiële herplant.

Op basis van artikel 5 kan aanvullende informatie worden gevraagd. Deze aanvullende informatie kan noodzakelijk zijn om tot een gedegen inhoudelijke beoordeling te komen. In deze gevallen wordt de aanvrager gevraagd het verwijderingsbelang onderbouwd kenbaar te maken zodat een gewogen afweging gemaakt kan worden ten opzichte van het belang van boombehoud.

Als de aanvrager verzuimt om de nodige informatie aan te leveren kan de termijn van vergunningbeoordeling onder druk komen te staan of zelfs vervallen. In die gevallen maakt de aanvrager het de vergunningverlener onmogelijk om binnen het gestelde termijn te kunnen beslissen. In deze gevallen kan de vergunning op basis van lid 3 van artikel 7 geweigerd worden.

Gevraagde informatie kan zijn:

  • ·

    Een boom effect analyse: Een boom effect analyse naar boomdeskundige maatstaven onderzoekt de mogelijkheden en / of alternatieven inzake boombehoud. Andersom geeft het dus aan waarom de te kappen bomen verwijderd moeten worden, het verwijderingsbelang. Ook geeft de rapportage inzicht in de volledigheid van de aanvraag. Het toont aan dat alle overige bomen binnen de projectgrens (of net daarbuiten) duurzaam behouden kunnen blijven.

  • ·

    Een deskundigenrapportage betreft vitaliteit of stabiliteit: Indien gemeende gevaarzetting (voorkomen van letsel of ernstige schade) reden tot de vergunningaanvraag is, kan de aanvrager verplicht worden gesteld een deskundigenrapportage te overhandigen die aantoont dat de verminderde vitaliteit of stabiliteit de kap rechtvaardigt. De mogelijkheid voor het bevoegd gezag zich te beroepen tot deze aanvullende indieningsvereisten, maakt helder dat de rechtmatige eigenaar van de boom de zorgplicht heeft over de bomen.

Onder “Naar boomdeskundige maatstaven” wordt verstaan: het naar landelijk gebruik in het bomenvak meer dan de gemiddelde kennis en ervaring van hoveniers en andere groene aannemers, en ziet op boomdeskundigheid van ervaren, beroepsmatige boomverzorgers in het bezit van het certificaat European Tree Technician.

Zieke of gevaarlijke bomen komen altijd voor vergunningverlening in aanmerking. Het bevoegd gezag kan bovendien toestemming geven tot direct vellen (noodkap), indien sprake is van acuut gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang van openbare orde of veiligheid, op grond van de artikelen 173 en 175 van de Gemeentewet.

Artikel 8 Bijzondere voorschriften

In de volgende leden staan bijzondere voorschriften, welke verbonden kunnen worden aan een vergunning. Deze voorschriften moeten concreet en precies worden uitgewerkt, bijvoorbeeld bij herplant naar locatie, boomsoort of grootte. Uit de rechtspraak naar aanleiding van de herplantplicht blijkt dat beleidsmatige uitwerking van aard en omvang van de herplantplicht noodzakelijk is. Dit beleid staat hieronder uitgewerkt.

Voor de afweging tot herplant zijn onderstaande categorieën onderscheiden:

  • 1.

    Compensatie vanwege groene argumenten. In deze situatie vindt compensatie (herplant) plaats wanneer sprake is van noodzakelijke vervanging van oude bomen c.q. bij uit te voeren groenreconstructies.

  • 2.

    Compensatie ongewenst in verband met groenkwaliteit. In deze situatie kan van herplant worden afgeweken als daar, naar oordeel van het bevoegd gezag vanuit de groenfunctie redenen voor aan te voeren zijn, omdat:

    • a.

      de resterende boombeplanting door de kap meer ruimte krijgt om zich tot volwassen boom te kunnen ontwikkelen (dunning);

    • b.

      de herplant niet gewenst is vanwege natuur- en landschapswaarden, cultuurhistorische en/of recreatieve aspecten van het groen; dan wel dat herplant het doelmatige gebruik als tuin in de weg staat en voor zover de tuin onderdeel blijft van haar landschappelijke context.

  • 3.

    Compensatie bij functiewijziging. Als door bouw of aanleg, of bij een wijziging in het bestemmingsplan, beschermde bomen gekapt moeten worden, vindt er altijd herplant plaats. In deze gevallen dient in het vroegste stadium geïnventariseerd te worden welke bomen en groenstructuur gehandhaafd dient te blijven en of er bijzondere bomen staan. Alleen op basis van een grondige groeninventarisatie en een verantwoorde afweging kan een aanvraag om omgevingsvergunning worden beoordeeld.

In volgorde van wenselijkheid vindt herplant volgens het “vier stappen principe” plaats:

  • a.

    stap 1 – herplant op nagenoeg dezelfde plek;

  • b.

    stap 2 – herplant op hetzelfde perceel;

  • b.

    stap 3 – herplant in de directe omgeving;

  • d.

    stap 4 – herplant door een financiële storting in het gemeentelijk bomenreserve.

Het gemeentelijk groenbeleid en de Bomenverordening 2013 gaat uit van kwantitatieve en kwalitatieve compensatie. Voor iedere gekapte boom komt in principe een boom terug. Bij de herplant wordt zo mogelijk rekening gehouden met de grootte en de waarde die de gekapte boom had. In de praktijk is de herplant altijd jonger / kleiner / minder waardevol dan de gekapte boom.

Financiële compensatie geschiedt op basis van de boomwaarde zoals bedoeld in sub L van artikel 1 van deze verordening. De boomwaarde gaat uit van kwaliteit in plaats van kwantiteit. De boomwaarde wordt door of in opdracht van de initiatiefnemer tot vellen berekend.

Het “vier-stappen-principe” wordt gebruikt omdat ervaring leert dat de initiatiefnemer alles in het werk zal stellen herplant in fysieke vorm te realiseren, wat de voorkeur heeft. Indien een deel van de te kappen bomen wordt hergeplant, wordt de financiële compensatie berekend op grond van de gemiddelde waarde van alle te kappen bomen.

Lid 5 van dit artikel haakt in op de bescherming van flora en fauna. Vanuit een verantwoord groenbeheer sluit de gemeente Zwolle zich aan bij de door de minister goed gekeurde gedragscode ‘Gedragscode Bosbeheer 2010-2015’. Dit houdt in dat:

  • ·

    de broedperiode van 15 maart tot 15 juli wordt gerespecteerd, Deze periode dient als rustperiode voor broedvogels;

  • ·

    in de broedperiode geen onderhoud wordt gepleegd aan bomen en bosplantsoen, tenzij dit:

    • °

      onderhoud aan laanbomen betreft. Ook wel vorm- of begeleidingssnoei genoemd;

    • °

      Er gekapt moet worden om onveilige situaties op te heffen

    • °

      Er gekapt moet worden ter voorkoming van besmettelijke boomziektes.

Bij alle overige vergunningen wordt, indien relevant, als voorschrift opgenomen dat binnen een bepaalde periode een houtopstand niet geveld mag worden vanwege een vaste rust- en verblijfplaats van een dier, behorende tot een beschermde diersoort, volgens de Flora- en Faunawet.

.

Volgens lid 5 sub b van dit artikel kan in de vergunning als voorschrift worden opgenomen de verplichting tot het opstellen van een natuurtoets naar mogelijke effecten op beschermde flora en fauna. De natuurtoets moet aantonen of uitsluiten dat er negatieve effecten zijn te verwachten door de kap, om strijdigheid met hogere natuurwetgeving te voorkomen.

Artikel 9 Herplant- / instandhoudingsplicht

Bij kap zonder vergunning wordt een herplantplicht opgelegd. De herplantvoorschriften zijn concreet en eenduidig en mogen zeer gedetailleerd soort, locatie en plantwijze voorschrijven. Deze voorschriften moeten wel volgens het beleid zoals in de toelichting op artikel 9 is uitgeschreven passen. De uitwerking van de herplantplicht kan deel uitmaken van een breder opgezet handhavingsbeleid. Factoren die daarbij een rol spelen, zijn de ernst van de overtreding, de mate van (on)verantwoordelijkheid die aan de overtreder kan worden toegekend en de feitelijke mogelijkheden tot uitvoering van een herplant.

Artikel 5:18 Wabo biedt de mogelijkheid- indien sprake is van een herstel,- of instandhoudingssanctie van het velverbod- onder oplegging van last onder bestuursdwang of dwangsom, bij het besluit tot herplantverplichting tevens te bepalen dat de uitvoering van het besluit tevens geldt voor de rechtsopvolger.

De landelijke richtlijnen voor bouwen of aanleggen nabij (beschermde) bomen zijn:

  • 1.

    Verplichting bescherming standplaats, wortels en stam. In beginsel plaatsing bouwhekken op de rand van de kroonprojectie;

  • 2.

    Geen(tijdelijke) bouwmaterialen en geen bouwkeet (enz.) onder de boom (kroonprojectie).

  • 3.

    Geen verstoring van het maaiveld; niet graven, ophogen of verdichten door zwarematerialen, voertuigen, enz.

  • 4.

    In beginsel geen bouwverkeer in de kroonprojectie. Indien dit onvermijdelijk is dan zijn deugdelijke rijplaten verplicht.

  • 5.

    Graven indien onvermijdelijk onder kroonprojectie uitsluitend met de hand.

  • 6.

    Kabels en leidingen niet dichter dan 2 meter van de stam van bomen of indien het onvermijdelijk is dient er op voldoende diepte geboord te worden.

  • 7.

    Verandering van grondwaterpeil is niet toegestaan. Indien peilverandering onvermijdelijk is, moet dagelijks voldoende water gegeven worden.

  • 8.

    8.Schadelijk stoffen zoals cement, olie, zout, zuren, kalk of andere chemicaliën nooit onder bomen laten uitvloeien.

  • 9.

    Snoeiwerk uitsluitend door deskundige boomverzorgers (European Tree workers of met aantoonbare ervaring) laten uitvoeren.

  • 10.

    Geen ondoordringbare (niet water- en zuurstofdoorlatende) lagen over boomwortels; dus geen beton, asfalt enz.

Artikel 10 Schadevergoeding

De Boswet schrijft in artikel 17 voor dat een gemeentelijke verordening dit artikel moet bevatten, hoewel uit de (gepubliceerde) rechtspraak geen enkel geval van een schade-uitkering op grond van dit artikel bekend is. Rechters lijken niet snel (onredelijk) nadeel aanwezig te achten indien een vergunning om te vellen geweigerd wordt.

Artikel 11 Afstand van de erfgrenslijn

Lid 1 en lid 2 van artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek (BW) geeft het bekende verwijderingsrecht voor bomen, die staan binnen twee meter, en heesters en heggen, die staan binnen een halve meter vanaf de erfgrens. Maar in lid 2 van dit artikel 5:42 BW staat “tenzij ingevolge een verordening of gewoonte een kleinere afstand is toegelaten”. In deze verordening is een artikel toegevoegd waarbij de afstand tot de erfgrens wordt verkleind om niet alleen bomen en heesters/heggen beter te beschermen, maar vooral om burengeschillen beperkt te houden en artikel 5:42 niet op te veel bomen van toepassing te laten zijn. Er zijn immers ook nog artikelen over overlast/hinder (art. 5:37 BW) en overhangende takken en doorschietende wortels (art. 5:44 BW) en schade (art. 6:162 BW). Met “nihil”-afstand voor heesters en heggen is bedoeld bescherming te geven aan deze natuurlijke wijze van erfafscheiding. Het is al zeer vele jaren constante rechtspraak dat in een burengeschil de rechter eerst kijkt of in een gemeentelijke verordening de wettelijke twee meter afstand is ingeperkt.

Artikel 12 Bestrijding iepziekte / onveilige bomen

Dit artikel is bedoeld om de besmettelijke boomziekten iepziekte adequaat te kunnen bestrijden. Belangrijk is dat verspreiding van potentieel broedhout en de besmetting wordt voorkomen.

In het vijfde lid is een bijzondere bestuursdwang bevoegdheid in aanvulling op de algemene gemeentelijke bestuursdwang bevoegdheid opgenomen, vanwege de ernst van de zaak en noodzaak snel te kunnen handelen, met name voor een “beherende” afdeling.

Dit bestuursrechtelijke artikel laat onverlet de privaatrechtelijke verplichtingen, dus dat elke boomeigenaar ten alle tijde moet voldoen aan de zorgplicht voor de veiligheid van zijn

houtopstand.

In acute probleemsituaties door houtopstanden, (meestal in geval van gevaar voor zaken of personen), moet er meteen gehandeld kunnen worden. Een voorbeeld van een acute probleemsituatie is dat uit een waarneming of inspectie blijkt dat een boom dermate instabiel is dat er een groot risico is voor het afbreken van grote takken of het omvallen van de boom, of op andere wijze gevaar vormt, waarbij het risico op schade of letsel voor aanwonenden of passanten groot is. Dit ter beoordeling door een deskundig medewerker van de gemeente Zwolle of in noodsituaties door politie of brandweer.

Daarnaast kan de Burgemeester toestemming geven tot direct vellen, indien sprake is van acuut gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang van openbare orde of veiligheid, op grond van de artikel 175 van de Gemeentewet.

Artikel 13 Strafbepaling

De Wabo verbiedt in artikel 2.3 het handelen in strijd met een voorschrift uit een omgevingsvergunning. Door artikel 5.4 Invoeringswet Wabo is het handelen zonder omgevingsvergunning of het handelen in strijd met een omgevingsvergunning strafbaar gesteld in de Wet economische delicten.

Overtreding van artikelen 3, 4, 8, 9 en 12 (alle leden daarvan) van deze verordening en heeft als strafmaat een hechtenis van maximaal 6 maanden, taakstraf en/of een geldboete van de tweede categorie (maximaal € 3.900,-- (per 01.01.2013). Maar ingeval van een economisch delict vanwege handelen in strijd met een omgevingsvergunning (art. 2.3 Wabo) is de geldboete van de vierde categorie tot maximaal €19.500,-- (per 01.01.2013) op grond van artikel 6 Wet economische delicten. De boomwaarde kan verhogend op de geldboete werken. Indien de boomwaarde hoger is dan een vierde gedeelte van € 19.500,-- kan een geldboete worden opgelegd van maximaal € 75.000,--.

De op grond van artikel 13 van deze verordening ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid van het instellen door het bevoegd gezag van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan gemeentelijke bomen of houtopstand.

Artikel 15 Slotbepaling

Op vergunningen of ontheffingen, die zijn afgegeven voor de inwerkingtreding van deze verordening, waartegen nog een bezwaar, beroep of hoger beroep procedure aanhangig is,blijft de oude verordening van toepassing.