Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening op de heffing en invordering van een baatbelasting voor de Oude Almeloseweg/gedeelte Wipstrikkerallee

Geldend van 01-01-1982 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van een baatbelasting voor de Oude Almeloseweg/gedeelte Wipstrikkerallee

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN EEN BAATBELASTING VOOR DE OUDE ALMELOSEWEG/GEDEELTE WIPSTRIKKERALLEE

Voorwerp van de heffing

Artikel 1

  • 1. In deze gemeente wordt, ter verkrijging van een billijke bijdrage in de kosten van aanleg van een riolering in de Oude Almeloseweg en een gedeelte Wipstrikkerallee een directe belasting geheven wegens de onroerende goederen, die door deze aanleg zijn gebaat, en op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart in rood zijn aangeduid.

  • 2. Een onroerend goed als bedoeld in het eerste lid is gebaat wanneer het is aangesloten of redelijkerwijs kan worden aangesloten op de in het eerste lid genoemde riolering.

Belastingplicht

Artikel 2

  • 1. Belastingplichtig is degene, die krachtens zakelijk recht het genot heeft van de onroerende goederen, bedoeld in artikel 1 en die als zodanig bij het begin van het belastingjaar in de kadastrale leggers is aangewezen, tenzij blijkt, dat op dat tijdstip een ander de genothebbende krachtens zakelijk recht was.

  • 2. Indien met betrekking tot eenzelfde onroerend goed meer dan één persoon als genothebbende krachtens zakelijk recht kan worden aangemerkt, wordt de aanslag gesteld ten name van één van hen met toevoeging van de afkorting "c.s.".

Grondslag

Artikel 3

  • 1.

    De belasting wordt berekend:

    • I.

      voor onroerende goederen, waarop een voor tot gezinsbewoning dienend perceel is gesticht, naar:

    • a.

      een vast bedrag per onroerend goed en

    • b.

      de langs de grond gemeten belending van het onroerend goed aan de van riolering voorziene weg, waarbij voor de belastingheffing de navolgende aantallen strekkende meters worden aangehouden:

    • Oude Almeloseweg 1 : 20 m_

    • Oude Almeloseweg 2 : 17 m_

    • Oude Almeloseweg 3 : 20 m_

    • Oude Almeloseweg 4 : 14 m_

    • Oude Almeloseweg 6 : 10 m_

    • Oude Almeloseweg 8 : 9 m_

    • Oude Almeloseweg 10 : 10 m_

    • Oude Almeloseweg 12 : 20 m_

    • Oude Almeloseweg 14 : 4 m_

    • Oude Almeloseweg 16 : 8 m_

    • Oude Almeloseweg 16_ : 11 m_

    • Oude Almeloseweg 18 : 18 m_

    • Oude Almeloseweg 20 : 8 m_

    • Oude Almeloseweg 22 : 8 m_

    • Oude Almeloseweg 24 : 10 m_

    • Oude Almeloseweg 26 : 10 m_

    • Wipstrikkerallee 200 : 20 m_

    • II.

      Voor het onroerend goed, Wipstrikkerallee 213, waarop een bedrijfsgebouw met dienstwoning is gesticht, naar:

    • a.

      een op de hierna aangegeven wijze berekend vast bedrag en

    • b.

      de langs de grond gemeten belending van dat onroerend goed aan de van riolering voorziene weg (103 m_).

  • 2.

    De berekening, bedoeld in lid 1, onder II.a geschiedt als volgt:

    het bedrijfsgebouw:

    elke volle 100 m² van de vloeroppervlakte, buitenwerks gemeten, wordt gelijkgesteld met één tot gezinsbewoning dienend perceel;

    de dienstwoning:

    deze wordt gelijkgesteld met één tot gezinsbewoning dienend perceel.

  • 3.

    Bij verandering van de eigendommen ten opzichte van de op de datum van inwerkingtreding van deze verordening bestaande situatie kunnen de hierboven onder I.b en II.b, van lid 1, genoemde aantallen strekkende meters worden herzien

  • 4.

    Bij de in de vorige leden bedoelde berekeningen zijn onderdelen niet groter dan een halve strekkende meter verwaarloosd en onderdelen groter dan een halve strekkende meter voor één strekkende meter gerekend.

Tarief

Artikel 4

De belasting bedraagt per jaar:

  • a.

    fl. 125,-- voor elk onroerend goed, waarop een voor tot gezinsbewoning dienend perceel is gesticht;

  • b.

    fl. 7,50 voor iedere strekkende meter van de in artikel 3 bedoelde langs de grond gemeten belending van elk onroerend goed.

Termijn

Artikel 5

De belasting wordt, behoudens in geval van heffing ineens als bedoeld in artikel 6, geheven over een termijn van 30 jaren.

Voldoening ineens

Artikel 6

  • 1. Op een vóór 1 april van het belastingjaar bij burgemeester en wethouders in te dienen schriftelijk verzoek van de belastingplichtige wordt de belasting met betrekking tot de nog niet aangevangen belastingjaren ineens geheven naar een bedrag, dat gelijk is aan de contante waarde van de belastingbedragen, welke geheven zouden zijn - beoordeeld naar de omstandigheden bij het begin van het belastingjaar - voor elk van die nog niet aangevangen belastingjaren.

  • 2. De contante waarde, bedoeld in het vorige lid, wordt berekend naar een rentevoet van 9,5 % 's jaars.

Belastingjaar

Artikel 7

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Wijze van heffing

Artikel 8

De belasting wordt geheven bij wijze van aanslag.

Artikel 8a

De belasting is invorderbaar in één termijn, welke vervalt binnen twee maande na dagtekening van het aanslagbiljet.

Delegatiebepalingen en overdracht bevoegdheid verzending aanslagbiljetten

Artikel 9

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen één of meer gemeenteambtenaren aanwijzen, die in hun plaats treden met betrekking tot de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing en de invordering van de in artikel 1 bedoelde belasting.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat voor de terpostbezorging of uitreiking van aanslagbiljetten ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 (Stb. 221) voor de gemeenteontvanger of de op grond van artikel 127a van de Gemeentewet aangewezen functionaris een andere gemeenteambtenaar in de plaats treedt.

Nakoming van verplichtingen

Artikel 10

De verplichtingen bedoeld in de artikelen 47, 50 en 51 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301) en in de artikelen 58 en 61 van de Invorderingswet 1990 gelden mede jegens de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren van de gemeentelijke belastingen.

Toepasselijkverklaring renteregels Invorderingswet 1990

Artikel 11

  • 1. Het bepaalde in Hoofdstuk V van de Invorderingswet 1990 inzake invorderingsrente vindt toepassing op de invordering van deze belasting.

  • 2. De ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 vindt daarbij overeenkomstige toepassing.

Citeertitel

Artikel 12

Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel "Verordening baatbelasting Oude Almeloseweg/gedeelte Wipstrikkerallee".

Inwerkingtreding

Artikel 13

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1982.