Regeling vervallen per 14-02-2013

Ligplaatsenverordening woonschepen

Geldend van 01-10-2005 t/m 13-02-2013

Intitulé

LIGPLAATSENVERORDENING WOONSCHEPEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:

  • 1

    woonschip: elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot, dag- of nachtverblijf van een of meer personen;

  • 2

    ligplaats: een gedeelte van openbaar water in de gemeente Zwolle, bestemd of geschikt om door een woonschip met bijbehorende voorzieningen te worden ingenomen;

  • 3

    bijbehorende voorzieningen: zaken zonder welke het gebruik van het schip als woning niet goed mogelijk is, zoals een bijboot, steiger en een loopplank;

  • 4

    ligplaatsenkaart: kaart, waarop de plaatsen zijn aangegeven waar woonschepen ligplaats mogen hebben. Bij de ligplaatsenkaart horen voorschriften met de eisen waaraan een woonschip bij het innemen van een ligplaats moet voldoen. Bij het vastleggen van ligplaatsen in een bestemmingsplan is het bestemmingsplan leidend voor de plaats waar woonschepen mogen liggen maar blijven overigens de voorschriften van de ligplaatsenkaart bindend.

  • 5

    gebruiksoppervlakte: de gebruiksoppervlakte als bedoeld in het Bouwbesluit.

Artikel 2 Verboden ligplaatsen

  • 1.

    Het is verboden met een woonschip een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een woonschip beschikbaar te stellen buiten de op grond van artikel 3, lid 1, aangewezen plaatsen.

Artikel 3 Aangewezen ligplaatsen

  • 1.

    De gemeenteraad wijst plaatsen aan, waar woonschepen een ligplaats mogen hebben.

  • 2.

    Deze plaatsen zijn aangegeven op de ligplaatsenkaart, die als bijlage bij deze verordening is opgenomen.

  • 3.

    De gemeenteraad stelt voorschriften vast met de eisen waaraan woonschepen bij het innemen van een ligplaats moeten voldoen.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het wijzigen van de ligplaatsenkaart om deze in overeenstemming te brengen met een nieuw, onherroepelijk geworden, bestemmingsplan.

Artikel 4 Ligplaatsvergunning

  • 1.

    Op de op grond van artikel 3, lid 1, aangewezen plaatsen mag een woonschip een ligplaats innemen en hebben, mits de eigenaar van het woonschip beschikt over een voor het betreffende woonschip afgegeven vergunning van het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders beslist over een aanvraag van een ligplaatsvergunning binnen acht weken na de dag, waarop de aanvraag in behandeling is genomen.

  • 3.

    Een ligplaatsvergunning op grond van lid 1 wordt afgewezen als:

    • a.

      voor de ligplaats al een vergunning is verleend;

    • b.

      de aanvrager niet een natuurlijk persoon is;

    • c.

      de aanvrager reeds een vergunning voor een andere ligplaats binnen de gemeente heeft;

    • d.

      het woonschip niet voldoet aan de eisen die op grond van de ligplaatsenkaart, de voorschriften als bedoeld in artikel 3, lid 3, of het bestemmingsplan aan het woonschip worden gesteld;

    • e.

      het woonschip door de slechte staat van onderhoud afbreuk doet aan het aanzien van de gemeente;

    • f.

      het woonschip belemmeringen kan veroorzaken aan het verkeer te water;

    • g.

      het woonschip niet voldoet aan eisen van veiligheid, milieuhygiëne en gezondheid waaronder de aanwezigheid van voorzieningen die aansluiting op het rioleringstelsel mogelijk maken;

    • h.

      het niet aannemelijk is dat de aanvrager binnen 12 weken na het indienen van de aanvraag met het in de aanvraag genoemde woonschip de plaats, waarvoor de ligplaatsvergunning is aangevraagd, kan innemen;

    • i.

      het woonschip door een dusdanig aantal personen bewoond wordt of zal worden, dat per persoon een gebruiksoppervlakte van minder dan 12 m2 resteert;

    • j.

      de aanvraag niet in overeenstemming is met de door burgemeester en wethouders vastgestelde regels op het gebied van bijbehorende voorzieningen.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders kan afwijken van het in lid 3 onder b, c, h, j en, indien het de maatvoering van een reeds eerder bewoond woonschip betreft, van het in lid 3 onder d bepaalde indien:

    • a.

      dat in het belang van de volkshuisvesting is, of

    • b.

      strikte toepassing van het bepaalde leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

  • 5.

    De ligplaatsvergunning wordt gesteld op naam van de eigenaar van het woonschip en vermeldt de plaatsaanduiding van de desbetreffende ligplaats, de bijbehorende voorzieningen en de kenmerken van het woonschip, waaronder de naam en de maten.

  • 6.

    Burgemeester en wethouders kunnen een ligplaatsvergunning voor bepaalde termijn verlenen.

  • 7.

    Aan een ligplaatsvergunning kunnen uitsluitend voorschriften worden verbonden die betrekking hebben op:

    • a.

      veiligheid, milieuhygiëne en volksgezondheid;

    • b.

      het aanzien van de gemeente;

    • c.

      het gebruik van de walkant;

    • d.

      de maximale diepgang van het schip;

    • e.

      de bij het woonschip toegestane voorzieningen.

  • 8.

    Bij verkoop van een woonschip ontvangt de nieuwe eigenaar op aanvraag een ligplaatsvergunning, mits wordt voldaan aan de bepalingen in deze verordening.

Artikel 5 Wijziging ligplaatsvergunning

  • 1.

    Als wijziging van de ligplaatsvergunning noodzakelijk is, dient de vergunninghouder vooraf bij het college van burgemeester en wethouders een aanvraag tot wijziging van de ligplaatsvergunning in.

  • 2.

    Op een aanvraag voor wijziging van een ligplaatsvergunning zijn de bepalingen in artikel 4, de leden 2 tot en met 7 met uitzondering van lid 3, sub a, van toepassing.

Artikel 6 Intrekken ligplaatsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen een ligplaatsvergunning intrekken als:

  • 1

    de ligplaatsvergunning ten gevolge van een onjuiste opgave of informatie is verleend;

  • 2.

    de werkelijke situatie niet meer overeenstemt met de gegevens in de ligplaatsvergunning;

  • 3.

    niet wordt voldaan aan de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften;

  • 4.

    het woonschip na een verbouwing niet voldoet aan de maatvoeringseisen, die onderdeel uitmaken van de voorschriften als bedoeld in art. 3, lid3;

  • 5.

    het woonschip door een dusdanig aantal personen bewoond wordt, dat per persoon een gebruiksoppervlakte van minder dan 12 m2 resteert;

  • 6.

    het woonschip gedurende een periode van minimaal 1 jaar niet bewoond is;

  • 7.

    het woonschip waarop de vergunning betrekking heeft afbreuk doet aan het aanzien van de gemeente;

  • 8.

    het woonschip waarop de vergunning betrekking heeft niet voldoet aan eisen van veiligheid, milieuhygiëne of gezondheid;

  • 9.

    het woonschip waarop de vergunning betrekking heeft zonder melding aan het college van burgemeester en wethouders gedurende een periode langer dan 12 aaneengesloten weken buiten de gemeente verblijft, of

  • 10.

    de in de vergunning opgenomen voorschriften niet zijn nagekomen.

Artikel 7 Nakomen aanwijzingen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen de vergunninghouder aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.

  • 2.

    De vergunninghouder is verplicht alle door of vanwege burgemeester en wethouders gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen.

Artikel 8 Toezicht op de naleving

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen personen.

Artikel 9 Strafbepaling

Overtreding van artikel 2, artikel 4, lid 1, artikel 7, lid 2, en van de voorschriften als bedoeld in artikel 3, lid 3, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 10 Binnentreding

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving van het in deze verordening bepaalde of met de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd om zonder toestemming van de bewoner een woonschip binnen te treden.

Artikel 11 Overgangsbepaling

  • 1.

    De ligplaatsvergunningen, die zijn afgegeven op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening zoals die luidde tot inwerkingtreding van deze verordening, worden geacht verstrekt te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    Aanvragen om een vergunning op grond van artikel 4, lid 1, die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening, worden afgehandeld op grond van deze verordening.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

Deze regeling treedt in werking op 1 oktober 2005 en kan worden aangehaald als Ligplaatsenverordening woonschepen.

Artikel

Bijlage 1: Voorschriften ligplaatsenkaart

Bijlage 2: Ligplaatsenkaart

Toelichting ligplaatsverordening

Doel van de verordening

De gemeente Zwolle heeft veel, openbaar, water in eigendom en beheer. Dit water heeft ook aantrekkingskracht als het gaat om het innemen van een ligplaats. Om verschillende redenen is het niet gewenst dat overal op openbaar water ligplaatsen worden ingenomen door woonschepen. Een algeheel verbod is ook niet gewenst, en op grond van de Huisvestingswet overigens ook niet toegestaan. Deze verordening heeft als eerste doel te regelen waar en onder welke voorwaarden ligplaatsen kunnen worden ingenomen.

Voor gebouwen geldt een uitgebreid stelsel van regels die er op toezien dat gebouwen voldoen aan minimale eisen op het gebied van veiligheid, milieuhygiëne en volksgezondheid. Daarnaast geldt voor bouw en verbouw van gebouwen ter bewaking van het aanzien van de gemeente een welstandstoets. Voor bouw en verbouw van woonschepen geldt de bouwregelgeving niet. Het tweede doel van deze verordening is regels te stellen in het belang van veiligheid, milieuhygiëne, volksgezondheid en het aanzien van de gemeente.

Werkingssfeer

Deze verordening geldt voor woonschepen. De verordening beperkt dit begrip niet tot woonschepen waarop uitsluitend dag- en/of nachtverblijf wordt gehouden. Ook schepen die in hoofdzaak daartoe worden gebruikt (derhalve ook voor andere doeleinden worden gebruikt) vallen onder de definitie.

De verordening strekt zich uit tot het openbaar water binnen de gemeente Zwolle. Dat betekent echter niet dat de gemeente overal ligplaatsen kan aanwijzen. Met name voor Zwarte Water en Vecht geldt, dat op grond van Binnenvaartpolitiereglement en Wet beheer rijkswaterstaatswerken Rijkswaterstaat respectievelijk Waterschap Groot Salland het bevoegd gezag zijn. Een besluit om in deze wateren ligplaatsen te creëren kan dan ook alleen genomen worden wanneer deze andere overheden daarvoor een vergunning c.q. ontheffing hebben verleend. Omgekeerd kan het niet zo zijn, dat een woonschip alleen met toestemming van Rijkswaterstaat of waterschap een ligplaats kan innemen in deze wateren. Aanvullend op deze toestemming moet de gemeente de betreffende plaats ook acceptabel achten als ligplaats en opgenomen hebben op de ligplaatsenkaart.

Artikel 1

Onder artikel 1, lid 3 is de in lid 2 gebruikte term 'bijbehorende voorzieningen' gedefinieerd.

Bij het wonen op het water horen ook voorzieningen, zonder welke het wonen daar niet goed mogelijk zou zijn (zoals een loopplank of een bijboot). Een bijboot is een klein vaartuig dat behoort bij het woonschip en bestemd en geschikt is voor het onderhoud, de voortstuwing of het kunnen bereiken van het woonschip. Zo' n bijboot is voor veel bewoners noodzakelijk. De gewenste voorzieningen kunnen bij het aanvragen van een ligplaatsvergunning op het aanvraagformulier worden vermeld. Die gewenste voorzieningen worden getoetst aan de door burgemeester en wethouders gestelde regels (zie artikel 4, lid 3, onder j) en aan de door de raad op grond van artikel 3, lid 3, vastgestelde voorschriften. De toegestane voorzieningen worden opgenomen in de ligplaatsvergunning.

Artikel 2

Uitgangspunt is dat het slechts is toegestaan om binnen de gemeente met een woonschip een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen op de daartoe aangewezen plaatsen. Bij het aanwijzen als ligplaatsen gaat het om een afweging van diverse belangen (zoals planologische en nautische). Daarnaast is andere wetgeving (zoals de Wet milieubeheer, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Binnenvaartpolitiereglement) relevant bij het al dan niet aanwijzen van ligplaatsen. In sommige gevallen (Zwarte Water en Vecht) zal dus eerst toestemming van Rijkswaterstaat of Waterschap Groot Salland verkregen moeten worden, voordat een ligplaats kan worden aangewezen.

Artikel 3

De acceptabele ligplaatsen worden aangewezen door de gemeenteraad en aangegeven op een kaart die onderdeel vormt van de verordening (de ligplaatsenkaart). Bij de ligplaatsenkaart hoort een stelsel van voorschriften zoals dat ook bij een bestemmingsplan het geval is. Deze voorschriften worden door de gemeenteraad vastgesteld (lid 3).

Zodra de verordening met ligplaatsenkaart is vastgesteld, is het vervolgens noodzakelijk om de kaart bij wijziging van bestemmingsplannen actueel te houden. De situatie dat een aanvraag om ligplaatsvergunning past in het nieuwe bestemmingsplan, terwijl die aanvraag op grond van de (inmiddels verouderde) ligplaatsenkaart moet worden geweigerd (of omgekeerd), moet immers worden voorkomen. In lid 4 is daarom aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de ligplaatsenkaart te actualiseren ingeval er een nieuw bestemmingsplan is opgesteld of een bestemmingsplan is herzien. Deze delegatie is logisch omdat dit actualiseren van de ligplaatsenkaart als een uitvoeringshandeling kan worden beschouwd. De kaart wordt immers in overeenstemming gebracht met een door de gemeenteraad vastgesteld bestemmingsplan.

Zodra ligplaatsen zijn opgenomen in een bestemmingsplan is het bestemmingsplan leidend voor de plek waar woonschepen mogen liggen, maar blijven de voorschriften als bedoeld in het derde lid van toepassing.

Artikel 4

De eigenaar van het woonschip moet beschikken over een ligplaatsvergunning. Lid 2 maakt het mogelijk dat het besluit goed wordt voorbereid. Deze termijn vangt aan op het moment waarop de aanvraag compleet is. Dit is het geval als bij de aanvraag voldoende gegevens zijn gevoegd voor een goede beoordeling van de aanvraag (zie artikel 4:5 Awb). Dit artikellid kan worden beschouwd als een invulling van artikel 4:13, lid 1, van de Awb.

Lid 3 omvat de weigeringsgronden voor de ligplaatsvergunning.

Op grond van lid 3, onder e, is het mogelijk om een vergunningaanvraag af te wijzen indien het uiterlijk van een woonschip door achterstallig onderhoud afbreuk doet aan het aanzien van de gemeente. Daarmee wordt voorkomen dat een slecht onderhouden woonschip jarenlang het aanzien van de omgeving negatief kan beïnvloeden. Door het versneld (vóórdat een vergunningaanvraag wordt gedaan) uitvoeren van het benodigde onderhoud kan de eigenaar een vergunningweigering natuurlijk voorkomen.

Het bepaalde in het derde lid, onder i, sluit aan bij de bepaling over overbevolking in de Bouwverordening 2004 (paragraaf 7.1).

Het college van burgemeester en wethouders kan afwijken van het bepaalde in artikel 4, lid 3 onder b, c, h, j en, indien het de maatvoering van een reeds eerder bewoond woonschip betreft, d. Het college kan afwijken in het belang van de volkshuisvesting, maar ook wanneer strikte toepassing van deze bepalingen leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn indien een aanvrager van een ligplaatsvergunning ná verhuizing naar een nieuw woonschip elders in de gemeente een tweede woonschip heeft, dat nog verkocht moet worden. Ook de omstandigheid dat een vergunning wordt verstrekt voor een woonschip, dat nog gebouwd moet worden maar niet binnen 12 weken afgebouwd is, kan zo’n omstandigheid zijn. Bij aankoop van een woonschip, dat reeds bewoond is geweest (een tweedehands woonschip), kan sprake zijn van overschrijding van de maximale maten. Indien die overschrijding van beperkte (orde van grootte van 5 tot 10 cm) aard is kan het college bij de verlening van de ligplaatsvergunning afwijken van de maximale maatvoering, mits de omgeving dat toelaat. Overigens moet dan wel zijn voldaan aan de overige voorschriften.

Een vergunning wordt in de regel voor onbepaalde termijn verstrekt. Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen dat dit niet mogelijk of gewenst is. In die gevallen heeft het college de mogelijkheid aan de vergunning een termijn te koppelen. Die mogelijkheid is opgenomen in het 6e lid.

In het 7e lid is opgenomen dat in de vergunning voorwaarden kunnen worden opgenomen. Bij voorwaarden op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieuhygiëne kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de verplichting tot het hebben van deugdelijke elektriciteitsinrichting, de drinkwaterinstallatie en de vuilwaterafvoer (voorzieningen voor aansluiting op de riolering). Bij nieuw af te geven vergunningen zal de aanvraag in ieder geval worden getoetst op de aanwezigheid van zodanige voorzieningen op het woonschip, dat aansluiting op het rioleringsnet mogelijk is (3e lid, onder g).

Bij verkoop van het woonschip ontvangt de nieuwe eigenaar in principe een ligplaatsvergunning voor het betreffende woonschip. Wel moet voldaan zijn aan de voorschriften in de verordening. De afwijzingsgronden zoals die in lid 3 zijn genoemd, gelden hier in principe ook. Het kan echter zijn dat een woonschip bij invoering van deze verordening niet voldeed aan de maatvoeringeisen van de ligplaatsenkaart. De oude eigenaar van het woonschip had een geldige ligplaatsvergunning voor dit schip, omdat op grond van artikel 11, lid 1 (overgangsbepalingen) een reeds afgegeven vergunning geacht wordt verstrekt te zijn overeenkomstig de bepalingen uit deze verordening. Het is dan bij verkoop van dit schip niet billijk om te eisen dat het woonschip alsnog gaat voldoen aan eisen van deze verordening waar het bij invoering van deze verordening al niet aan voldeed. Mits de afwijking van de eisen na invoering van de verordening niet groter is geworden, kan aan de nieuwe eigenaar in zo’n geval toch een vergunning worden verleend. Dit ‘overgangsrecht’ geldt overigens alleen voor zover het de maatvoering van het schip betreft. Aan de overige voorwaarden van de verordening moet wel voldaan zijn.

Artikel 5

Als een wijziging van de ligplaatsvergunning nodig is (bijvoorbeeld omdat aan het schip veranderingen zullen worden aangebracht), moet de vergunninghouder een nieuwe ligplaatsvergunning aanvragen (lid 1). Een dergelijke wijziging kan worden beschouwd als een nieuwe aanvraag. Vandaar dat dezelfde procedureregels gelden, met uitzondering van de bepaling dat de vergunning wordt geweigerd als voor die ligplaats al vergunning is verleend. De bestaande vergunning geldt immers nog.

Artikel 6

Het sluitstuk van handhaving van de bepalingen uit de verordening is intrekking van de verstrekte ligplaatsvergunning. Voordat het zover is, is al een weg afgelegd. Deze weg is afhankelijk van de geconstateerde overtreding.

De termijn van 1 jaar, zoals genoemd in het zesde lid, sluit aan bij hetgeen bij woningen als maximaal redelijk termijn van leegstand wordt gezien.

De in het zevende lid opgenomen bepaling is bedoeld om te kunnen optreden tegen excessen. Gedacht wordt bijvoorbeeld aan een ernstig verwaarloosd woonschip.

Bij de in het achtste lid genoemde omstandigheden kan, zonder volledig te zijn, gedacht worden aan een ondeugdelijke gas- en elektriciteitsinstallatie, de wijze waarop houtkachels zijn geplaatst (inclusief ventilatie). Maar ook als het schip zodanig slecht is onderhouden of schade heeft opgelopen, dat het risico van zinken aanwezig is, kan worden ingegrepen.

Een besluit tot intrekking van een ligplaatsvergunning wordt genomen met inachtneming van de eisen die de Algemene Wet Bestuursrecht daaraan stelt (het uiten van het voornemen om de vergunning in te trekken, het bieden van de mogelijkheid aan de vergunninghouder om een zienswijze in te dienen, het afwegen van de belangen, het al dan niet intrekken van de vergunning).

Artikel 9

Het innemen van een ligplaats buiten de aangewezen ligplaatsen, het innemen en hebben van een ligplaats zonder ligplaatsvergunning, het niet nakomen van aanwijzingen en het niet voldoen aan de voorschriften als bedoeld in artikel 3, lid 3, is een overtreding. Artikel 154, lid 1, van de Gemeentewet laat aan de gemeentelijke wetgever de keuzemogelijkheid om op overtreding van verordeningen een geldboete te stellen van de tweede of de eerste categorie. In artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht zijn de geldboetecategorieën opgenomen. De op te leggen boete voor strafbare feiten in de eerste categorie is maximaal € 225,00; voor de tweede categorie maximaal € 2.250,00. Het is de gemeente niet toegestaan om een hogere geldboete op te nemen dan in genoemde categorieën. Gelet op de wens om enige preventieve werking te bereiken, is de keuze voor de geldboete van de tweede categorie voor de hand liggend.

Artikel 10

Onder omstandigheden kan het noodzakelijk zijn om zonder toestemming van de bewoner een woonschip binnen te treden. Artikel 149a gemeentewet bepaalt dat dit alleen toegestaan is indien het gaat om handhaving van de openbare orde of veiligheid, of bescherming van leven en gezondheid van personen. De in deze verordening opgenomen bevoegdheid tot binnentreden laat onverlet dat een machtiging op grond van de ‘Algemene wet op het binnentreden’ vereist is om van deze bevoegdheid gebruik te kunnen maken. Die machtiging wordt in beginsel door de burgemeester afgegeven.

Artikel 11

Deze verordening is niet alleen op toekomstige situaties van toepassing, maar ook op reeds bestaande rechtsverhoudingen. Daarom zijn overgangsbepalingen opgenomen.

Ligplaatsvergunningen die zijn afgegeven op grond van de oude verordening, worden geacht vergunningen op grond van deze nieuwe

verordening te zijn (lid 1). Lopende aanvragen worden afgehandeld op grond van de nieuwe verordening (lid 2).