Verordening individuele studietoeslag gemeente Zwolle 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Intitulé

VERORDENING INDIVIDUELE STUDIETOESLAG GEMEENTE ZWOLLE 2015

Artikel 1. Indienen verzoek

  • 1. Een verzoek om een individuele studietoelage ex artikel 36b Pw wordt ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.

  • 2. De verzoeker dient op de datum van de aanvraag:

    • a.

      een persoon te zijn zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a Pw.

    • b.

      18 jaar of ouder te zijn; en

    • c.

      recht te hebben op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten; en

    • d.

      het bescheiden vermogen als bedoeld in artikel 34 Pw niet te overschrijden; en

    • e.

      met voltijdse arbeid niet in staat te zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

  • 3. De verzoeker doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle omstandigheden en feiten waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn recht op individuele studietoelage.

Artikel 2. De verdiencapaciteit

  • 1. Het college bepaalt of een persoon met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie.

  • 2. Het college kan advies inwinnen over de verdiencapaciteit van de aanvrager.

Artikel 3. Individuele studietoelage per jaar

  • 1.

    Een aanvrager kan slechts eenmaal binnen een schooljaar in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.

  • 2.

    Indien de aanvrager gedurende het schooljaar begint of stopt met een studie, wordt de individuele studietoeslag naar evenredigheid vastgesteld.

  • 3.

    De individuele studietoelage wordt ineens uitbetaald.

  • 4.

    Het college vordert de studietoelage terug voor zover de studietoelage ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen. Het recht op terugvordering vervalt na 5 jaar.

Artikel 4. Hoogte van individuele studietoelage

  • 1.

    een individuele studietoeslag bedraagt maximaal € 3.600 per jaar of zoveel minder als het college bepaalt.

  • 2.

    De individuele studietoeslag wordt geweigerd indien aanvrager

    • a.

      beschikt over een neveninkomen van ten minste het maximumbedrag in het eerste lid.

    • b.

      een studie kiest met weinig relevantie of perspectief voor de arbeidsmarkt.

  • 3.

    Het bedrag genoemd in het eerste lid wordt jaarlijks geïndexeerd conform de ontwikkeling van de gehuwdennorm. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro’s.

Artikel 5. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen artikel 3 of 4 lid 2 buiten toepassing laten of daarvan afwijken voorzover toepassing gelet op het belang van belanghebbende leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

ALGEMENE TOELICHTING VERORDENING INDIVIDUELE STUDIETOELAGE GEMEENTE ZWOLLE 2015

Algemene toelichting

Aanleiding

De Invoeringswet Participatiewet introduceert een studieregeling in de Participatiewet: de individuele studietoeslag. Hiermee krijgt het college de mogelijkheid mensen, van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrekken als ze studeren. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Een diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en iets in zijn mars heeft. Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen een stuk hoger, omdat de kans op een baan later lager is. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan (TK 2013-2014, 33 161, nr. 125, p. 2).

Algemeen

De individuele studietoeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5, sub d, Participatiewet). De individuele studietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen. In artikel 11 van de wet wordt aangegeven wie recht hebben op bijstand. Dit artikel is eveneens van toepassing op de verstrekking van de studietoeslag. Hieruit volgt dat alleen mensen die hier te lande verblijven recht hebben op de inkomenstoeslag. Vreemdelingen die rechtmatig in Nederland verblijven en die voldoen aan het gestelde in artikel 11 lid 2 en 3 recht hebben ook een recht op een inkomenstoeslag.Artikel 13 van de wet bepaalt wie uitgesloten zijn van het recht op bijstand. Het betreft hier zowel de bijstand voor algemene bijstand als de bijzondere bijstand. Ook dit artikel is van toepassing op de verstrekking van de inkomenstoeslag. Dus geen recht op studietoeslag voor een gedetineerde, tenzij er sprake is van een bijzondere vormen van detentie.

Plicht om te verordenen

De Participatiewet legt de gemeenteraad de verplichting op in een verordening regels vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag. Deze verordeningsopdracht is neergelegd in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet. De regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag (artikel 8, derde lid, van de Participatiewet).

Het verlenen van een individuele studietoeslag is een discretionaire bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college aan personen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, een individuele studietoeslag kan toekennen, maar hiertoe niet is gehouden.

De aanvraag moet worden ingediend bij het college. Een individuele studietoeslag kan niet als lening worden verstrekt als een persoon met de studietoeslag schulden wil aflossen (Art 49 jo 36b, tweede lid Participatiewet). De individuele studietoeslag niet kan worden verstrekt in de vorm van een voorschot.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Verzoek

Een verzoek om een individuele studietoeslag kan worden ingediend door personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet. Dit zijn:

  • a)

    personen die algemene bijstand ontvangen;

  • b)

    personen als bedoeld in de artikelen 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, 35, vierde lid, onderdelen b en c, en 36, derde lid, onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d is verleend;

  • c)

    personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet;

  • d)

    personen met een nabestaanden- of wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet;

  • e)

    personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers,

  • f)

    personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, en.

  • g)

    niet-uitkeringsgerechtigden.

Doelgroep

Het college kan aan deze personen, op een daartoe strekkend verzoek, een individuele studietoeslag verlenen. Een persoon dient op datum van de aanvraag aan de voorwaarden te voldoen zoals genoemd in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet. Het college kan vanwege de individuele omstandigheden van een persoon een individuele studietoeslag verlenen. Hiervoor is vereist dat deze persoon op de datum van de aanvraag:

  • 1.

    18 jaar of ouder is; en

  • 2.

    recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten; en

  • 3.

    het bescheiden vermogen als bedoeld in artikel 34 Participatiewet niet overschrijdt; en

  • 4.

    met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Dat een persoon recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming, betekent niet dat deze persoon ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het recht op studiefinanciering bestaat, afhankelijk van iemands gekozen opleiding, leeftijd en inkomen. Of van dit recht gebruik gemaakt wordt is niet in de Participatiewet geregeld en is geen vereiste voor het ontvangen van een individuele studietoeslag op grond van de Participatiewet. Voor het recht op een individuele studietoeslag is het dan ook voldoende dat een persoon recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming. De aanvrager zal voor de toeslag aannemelijk moeten maken dat hij recht op studiefinanciering of een tegemoetkoming heeft, bijvoorbeeld door een beschikking van DUO of door een bewijs van inschrijving bij een bepaalde opleiding te overleggen.

Formulier

Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend, bepaalt artikel 1 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het college vastgesteld formulier. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). De aanvrager is, zowel ten tijde van het verzoek als gedurende de looptijd van de individuele studietoeslag, verplicht om alle relevante inlichtingen aan het college te verstrekken voor het vaststellen en uitbetalen van de toeslag.

Artikel 2. De verdiencapaciteit

Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet regelt in welke gevallen het college op verzoek van een persoon, gelet op diens individuele omstandigheden, een individuele studietoeslag kan verlenen. Dit is het geval indien een persoon voldoet aan de gestelde voorwaarden.

Met betrekking tot het laatst genoemde criterium, de zgn verdiencapaciteit, wint het college eventueel advies in bij een externe deskundige bijvoorbeeld het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de werkgever. Het gaat om advies over het oordeel of een persoon met voltijdse arbeid wel of niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Artikel 3. Individuele studietoeslag per jaar

Een persoon kan slechts eenmaal in een schooljaar in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag. Doorgaans starten opleidingen in augustus en duurt het schooljaar tot augustus van het volgende kalenderjaar. Voor de beoordeling of een belanghebbende in aanmerking komt voor een individuele studietoeslag wordt de situatie op de datum van de aanvraag beoordeeld (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet). Studeert een persoon na afloop van het schooljaar nog steeds en voldoet hij nog aan de voorwaarden van artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, dan kan hij opnieuw in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag. Als de aanvrager gaandeweg het jaar ophoudt met studeren, dient hij dit te melden aan het college en zal de toeslag worden beëindigd vanaf het moment einde studie. De al betaalde toeslag zal pro rata moeten worden terugbetaald

Indien de aanvrager halverwege het schooljaar instroomt, de zogenaamde februari instroom, is het redelijk om de studietoelage naar evenredigheid toe te kennen.

Artikel 4. Hoogte van individuele studietoelage

In artikel 4 van deze verordening is de hoogte van de individuele studietoeslag geregeld. Hierbij wordt de studietoeslag per persoon die voldoet aan de voorwaarden toegekend. Een individuele studietoeslag bedraagt maximaal € 3.600, - per jaar. De hoogte van het bedrag is gebaseerd op de studieregeling van het UWV en stemt ongeveer overeen met gemiddelde tijdsbesteding (11 u p.wk.) en bijbehorend loonniveau van een bijbaantje. Als er sprake is van gehuwden die allebei afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden voor een individuele studietoeslag, dan komen zij afzonderlijk in aanmerking voor een individuele studietoeslag.

Het vastgestelde jaar bedrag is een maximum voor het komende schooljaar. Het college kan op grond van alle relevante omstandigheden en factoren een lager bedrag toekennen. Gedacht kan worden aan een aanvrager die al jaren een bijbaantje vervulde waarmee hij een lager bedrag verdiende, bijvoorbeeld € 2.000, - per jaar. Indien deze aanvrager het bijbaantje opgeeft om zich ten volle te richten op de studie, is een studietoeslag ter grootte van de eerdere verdiensten ad € 2.000, - redelijk. Ook het hebben van een bijbaantje of gering arbeidshandicap kan reden zijn tot verlaging van de toe te kennen studietoelage. De vaststelling van de studietoeslag is een inschatting van de omstandigheden voor de duur van het komende jaar. Er wordt geen studietoelage gegeven als iemand al een bijbaantje heeft waarmee hij evenveel of meer verdient. En ook niet als iemand een studie kiest waarmee hij zijn kansen op de arbeidsmarkt nauwelijks verhoogd.

In het laatste lid, van deze verordening, is een indexeringsbepaling opgenomen. Deze bepaling voorkomt dat de verordening telkens opnieuw moet worden vastgesteld, enkel voor indexatie van de bedragen. Het is van belang de nieuwe bedragen (na indexatie) intern duidelijk te communiceren. We sluiten aan bij de verhoging van de gehuwdennorm.

Artikel 5. Hardheidclausule

In de verordening zijn de hoofdlijnen voor de studietoelage vastgelegd. Er kunnen zich echter concrete gevallen voordoen waarin de verordening niet voorziet. Artikel 5 bepaalt dat het college in dergelijke situaties beslist in afwijking van de verordening. Redelijkheid is hierbij het uitgangspunt. Bij de besluitvorming dient in de geest van de wet en de verordening gehandeld te worden.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015. De nieuwe verordening gaat onmiddellijk werken voor alle gevallen. Vanaf die datum geldt de verordeningsopdracht voor de gemeenteraad om regels in de verordening vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag.