Regeling vervallen per 01-05-2011

Deelname aan het experiment gratis openbaar busvervoer voor ouderen

Geldend van 11-03-2010 t/m 30-04-2011

Intitulé

Deelname aan het experiment gratis openbaar busvervoer voor ouderen

DEELNAME AAN HET EXPERIMENT GRATIS OPENBAAR BUSVERVOER VOOR OUDEREN

Artikel 1 Begrippen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    Belanghebbende: de persoon die ten behoeve van zichzelf en of zijn partner een voorziening in het kader van deze beleidsregel verzoekt.

  • b.

    Partner: de persoon die al of niet gehuwd met de belanghebbende een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad.

  • c.

    Gehuwde: een belanghebbende die met een partner een gezamenlijke huishouding voert.

  • d.

    Gezamenlijke huishouding: bij de beoordeling of er sprake is van een gezamenlijke huishouding wordt aangesloten bij bepalingen die hiervoor in de Wet werk en bijstand gelden.

  • e.

    Ongehuwde: de persoon die niet gehuwd is of die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.

  • f.

    Alleenstaande: de ongehuwde die geen tot zijn last komende kinderen heeft en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad.

  • g.

    Alleenstaande ouder: de ongehuwde die de volledige zorg heeft voor één of meer tot zijn last komende kinderen en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad.

  • h.

    Kind: het eigen kind of stiefkind dat op de peildatum jonger is dan 18 jaar en op de peildatum op het zelfde adres als de belanghebbende staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Zwolle.

  • i.

    Ten laste komend kind: het kind voor wie de alleenstaande ouder of de gehuwde aanspraak op kinderbijslag kan maken.

  • j.

    Voorziening: een voorziening in natura, die recht geeft op het gebruikmaken van het openbaar vervoer in Zwolle.

  • k.

    Inkomen:

    • 1.

      de som van alle netto-inkomsten die in de peilmaand worden genoten door de belanghebbende en of diens partner, met uitzondering van:

      • a.

        uitkeringen ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet;

      • b.

        vakantietoeslagen;

      • c.

        inkomsten van het kind of kinderen;

      • d.

        tegemoetkomingen ingevolge de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;

      • e.

        eigenwoning bijdrage of bijzondere bijdrage ontvangen op grond van de Wet bevordering eigenwoningbezit;

      • f.

        jonggehandicapten korting en alsmede voor alleenstaande ouders van wie het jongste kind jonger dan vijf jaar is, de combinatiekorting en de aanvullende combinatiekorting, bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001;

      • g.

        vergoedingen en tegemoetkomingen, waaronder begrepen de tegemoetkoming ontvangen op grond van het Tijdelijk besluit tegemoetkoming buitengewone uitgaven, voor, alsmede de vermindering of teruggave van, loonbelasting of inkomstenbelasting en van premies, volksverzekering op grond van kosten die niet tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten in de zin van de Wet werk en bijstand behoren;

      • h.

        vrije vergoedingen en vrije verstrekkingen op grond van Hoofdstuk IIA van de Wet op de loonbelasting 1964;

      • i.

        tegemoetkomingen studiekosten, voor zover deze geen betrekking hebben op de voorziening in de algemene bestaanskosten van belanghebbende en of diens partner;

      • j.

        de langdurigheidstoeslag voor langdurig minima, zoals genoemd in artikel 36 van de Wet werk en bijstand;

      • k.

        de financiële tegemoetkoming waarop personen met een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet recht hebben;

      • l.

        doeluitkeringen die niet bestemd zijn voor de voorziening in de algemene bestaanskosten;

    • 2.

      indien de alleenstaande, de alleenstaande ouder of één van de partners op de peildatum 65 jaar of ouder is, wordt voor de vaststelling van de hoogte van inkomen een in de vorm van een periodieke uitkering ontvangen particuliere oudedagssubsidie buiten beschouwing gelaten naar het bedrag dat in artikel 33 lid 5 van de Wet werk en bijstand wordt genoemd.

    • 3.

      indien als gevolg van wisselende of eenmalige inkomsten het inkomen in de peilmaand hoger is dan de norm wordt uitgegaan van een gemiddeld inkomen. Het gemiddeld inkomen wordt berekend door de som van het inkomen dat gedurende 12 maanden voorafgaand aan de peilmaand is genoten te delen door 12.

    • 4.

      indien het inkomen uit arbeid van een uitkeringsgerechtigde die een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand ontvangt op grond van artikel 31 lid 2 onder o van de Wet werk en bijstand gedeeltelijk wordt vrijgelaten, wordt in het kader van deze verordening het vrijgelaten bedrag niet als inkomen beschouwd.

    • 5.

      indien de belanghebbende of diens partner in een inrichting verblijft wordt het inkomen dat overeenkomstig het gestelde onder 1 tot en met 4 is vastgesteld verminderd met een bedrag dat gelijk is aan de verschuldigde bijdrage in de verzorgingskosten.

  • l.

    Peildatum: de 1e van de maand voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag is ontvangen.

  • m.

    Peilmaand: de maand voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag is ontvangen.

  • n.

    Inrichting:

    • 1.

      een instelling die zich blijkens haar doelstelling en feitelijke werkzaamheden richt op het bieden van verpleging of verzorging aan aldaar verblijvende hulpbehoevenden.

    • 2.

      een instelling die zich blijkens haar doelstelling en feitelijke werkzaamheden richt op het bieden van slaapgelegenheid, waarbij de mogelijkheid van hulpverlening of begeleiding gedurende meer dan de helft van ieder etmaal aanwezig is.

  • o.

    Norm:

    • 1.

      bedrag voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Het norm bedrag voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan wordt vastgesteld:

      • a.

        op de voor belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm genoemd in de artikelen 22 en 23 van de Wet werk en bijstand en

      • b.

        vervolgens verminderd met de in de Wet werk en bijstand geldende vakantietoeslag.

    • 2.

      indien de belanghebbende of diens partner in een inrichting verblijft wordt de norm verhoogd met het bedrag genoemd in artikel 23 lid 2 Wet werk en bijstand.

  • p.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle.

Artikel 2 Wie komt voor een voorziening in aanmerking?

  • 1. Om voor de subsidie in aanmerking te komen:

    • a.

      dient de belanghebbende en zijn partner op de peildatum 65 jaar of ouder te zijn en

    • b.

      dient de belanghebbende en zijn partner op de peildatum in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Zwolle ingeschreven te staan en

    • c.

      mag het inkomen over de peilmaand niet meer bedragen dan 115% van de norm.

  • 2. Indien er sprake is van een situatie waarbij slechts één van de partners voldoet aan het gestelde in lid 1 onder a en of b komt alleen de partner die voldoet aan de voorwaarden genoemd in lid 1 onder a en of b voor de voorziening in aanmerking.

Artikel 3 Afwijking voor mensen met schulden

In afwijking van het gestelde in artikel 2 lid 1 onder c kan een belanghebbende ongeacht de hoogte van het inkomen voor een voorziening in aanmerking komen als hij een overeenkomst in het kader van schuldhulpverlening heeft gesloten met de afdeling Schuldhulpverlening van de gemeentelijke eenheid Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 4 Wie komt niet voor een voorziening in aanmerking?

  • 1. Een voorziening wordt niet verstrekt als een belanghebbende en/of zijn partner op de peildatum als vreemdeling niet rechtmatig verblijf houdt in Nederland in de zin van artikel 8 onder a tot en met e en l van de Vreemdelingenwet 2000;

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing als een belanghebbende en zijn partner als vreemdeling na rechtmatig verblijf te hebben gehouden in de zin van artikel 8 onder a tot en met e en l van de Vreemdelingenwet 2000, rechtmatig in Nederland verblijf heeft op grond van artikel 8, onder g of h van de Vreemdelingenwet 2000.

  • 3. Indien een situatie zoals genoemd in lid 1 of 2 zich slechts ten aanzien van één van de partners voordoet, wordt bij de beoordeling of er aanspraak bestaat op een voorziening de partner op wie het gestelde in lid 1 van toepassing is buiten beschouwing gelaten.

Artikel 5 Omvang en voorwaarden van de voorziening

  • 1. De belanghebbende en of diens partner die in aanmerking komt voor een voorziening kan via een door het college aangewezen vervoerder binnen de grenzen van de gemeente Zwolle gebruik maken van openbaar vervoer per bus.

  • 2. Het gestelde in lid 1 is niet van toepassing op de lijnen van het interlokaal busvervoer, die binnen de gemeentegrens rijden.

  • 3. Om gebruik te maken van de voorziening als bedoeld in het eerste lid dienen belanghebbende en of diens partner in het bezit te zijn van een “Persoonlijke OV-chipkaart”.

  • 4. De kosten voor het aanschaffen van de “Persoonlijke OV-chipkaart” komen voor rekening van belanghebbende en of diens partner.

  • 5. Voor het busvervoer als bedoeld in het eerste lid is belanghebbende en of diens partner geen financiële bijdrage verschuldigd.

Artikel 6 Aanvraag

Om voor de subsidie in aanmerking te komen dient:

  • a.

    de belanghebbende:

    • 1.

      een aanvraag in te dienen bij het college;

    • 2.

      voor het aanvragen gebruik te maken van een formulier dat doorhet college is vastgesteld.

      b.de partner er schriftelijk mee in te stemmen dat de belanghebbende mede namens hem een aanvraag in dient.

Artikel 7 Ambtshalve toekenning

In afwijking van het gestelde in artikel 6 wordt de voorziening ambtshalve toegekend aan een belanghebbende en of diens partner, die op 1 mei 2010 65 jaar en ouder is en die over het kalenderjaar 2009 of 2010 een bijdrage op grond van de gemeentelijke subsidieregeling voor chronisch zieken of ouderen heeft ontvangen en of die deelneemt aan de collectieve zorgverzekering van de gemeente Zwolle.

Artikel 8 Looptijd van de voorziening

De voorziening wordt toegekend voor de duur van het experiment.

Artikel 9 Citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als “BeleidsregelDEELNAME AAN HET EXPERIMENT GRATIS OPENBAAR BUSVERVOER VOOR OUDEREN

Artikel 10 Ingangsdatum

Deze beleidsregel treedt in werking op de datum van bekendmaking.

TOELICHTING BELEIDSREGEL:

DEELNAME AAN HET EXPERIMENT GRATIS OPENBAAR BUSVERVOER VOOR OUDEREN

De gemeenteraad van de gemeente Zwolle heeft naar aanleiding van een initiatiefvoorstel besloten te komen tot een experiment waarbij Zwolse ouderen gratis gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer binnen Zwolle. Het doel van het experiment is het bevorderen van het gebruik van het openbaar vervoer door mensen van 65 jaar of ouder en het terugdringen van het gebruik van de eigen auto (milieuoverwegingen). De nadere uitwerking van het experiment is opgedragen aan het college van burgemeester en wethouders. Het college heeft vervolgens besloten gedurende maximaal 2 jaar een experiment uit te voeren. Het experiment start op 1 mei 2010 vooralsnog voor 1 jaar. Afhankelijk van de uitkomsten van een evaluatie wordt het experiment met 1 jaar verlengd. Ouderen met een inkomen tot 115% van de norm voor algemene bestaanskosten op grond van de Wet werk en bijstand kunnen vervolgens gratis gebruik maken van het openbaar vervoer in Zwolle. Het gaat hierbij om het busvervoer binnen de grenzen van de gemeente Zwolle. Het gebruik van de interlokale buslijnen die binnen Zwolle rijden is uitgesloten.

In deze beleidsregel wordt aangegeven wie deel kan nemen aan het experiment en onder welke voorwaarden.

Zwolle kent de gemeentelijk Verordening inkomensondersteunende maatregelen 2006. Op grond van deze verordening kunnen Zwolse inwoners die moeten rondkomen van een inkomen tot 115% van de norm voor algemene bestaanskosten op grond van de Wet werk en bijstand in aanmerking komen voor gemeentelijke maatregelen in het kader van armoedebestrijding. Deze beleidsregel sluit nauw aan bij de genoemde verordeningen. Hierdoor ontstaat samenhang met het armoedebeleid wat onder andere tot uitdrukking komt in een zelfde (financieel) toetsingskader. De beleidsregel geeft aan dat men voor deelname aan het experiment een aanvraag moet indienen. Door de aansluiting met het armoedebeleid beschikt de gemeente voor een deel van de doelgroep over de benodigde gegevens. De beleidsregel maakt het mogelijk dat aan deze mensen de deelname aan het experiment ambtshalve toegekend kan worden.

De voorzieningen in het kader van het armoedebeleid worden in het algemeen voor de periode van 1 kalenderjaar toegekend. In afwijking hiervan bepaalt deze beleidsregel dat toestemming wordt verleend voor deelname voor de duur van het experiment.

Voor deelname aan het experiment moet de deelnemer beschikken over een “Persoonlijke OV-chipkaart”. Via een technische handeling wordt deze kaart geschikt gemaakt voor deelname aan het experiment. Op deze wijze werkt de kaart niet stigmatiserend omdat niet te zien is dat men over een laag inkomen beschikt. Het Zwolse experiment sluit aan op een initiatief van de provincie Overijssel, waarbij ouderen gedurende 2 maanden gratis gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer in Overijssel. Ook hiervoor moet men beschikken over een “Persoonlijke OV-chipkaart”. De provincie wil met dit initiatief bevorderen dat ouderen gebruik maken van de OV-chipkaart en het openbaar vervoer.

De beleidsregel geeft aan dat de kosten voor de aanschaf van de “Persoonlijke OV-chipkaart” (kosten kaart € 7,50 en een pasfoto) voor rekening van de deelnemer aan het experiment komen. Naar verwachting zullen veel mensen over een dergelijke kaart beschikken, als gevolg van het initiatief van de provincie. Zwolse ouderen met een laag inkomen kunnen een beroep doen op de gemeentelijke subsidie aan chronisch zieken en ouderen. Voor ouderen is deze subsidie onder bestemd voor de kosten van deelname aan activiteiten. De hoogte van deze subsidie bedraagt € 175,00 per huishouden. Deze mensen kunnen de subsidie gebruiken voor het aanschaffen van de “Persoonlijke OV-chipkaart”

Mensen met schulden die een hoger inkomen hebben dan de genoemde grens van 115% van de bijstandsnorm hebben als gevolg van inhoudingen of beslagleggingen veelal daadwerkelijk een besteedbaar inkomen dat lager is dan de genoemde grens. Het volgen van een schuldregelingstraject of een schuldsaneringstraject is vaak een langdurige en financieel moeilijke opgave. Als stimulans om een dergelijk traject te volgen of het volhouden hiervan, geeft de eerder genoemde verordening inkomensondersteunende maatregelen aan dat iemand die een schuldregelingsrelatie heeft met de afdeling Schuldhulpverlening ongeacht de hoogte van het inkomen in aanmerking kan komen voor een subsidie. Dit zelfde beginsel geldt ook voor deze beleidsregel.

In de beleidsregel wordt op een aantal plaatsen aangegeven wie wel of niet voor een subsidie in aanmerking komt. Bij een echtpaar of ongehuwd samenwonenden kan er sprake zijn van een situatie waarbij slechts één van de partners 65 jaar of ouder is. In een dergelijke situatie komt alleen de partner die 65 jaar of ouder is voor deelname aan het experiment in aanmerking. Daarnaast kan er sprake zijn van een situatie dat de ene partner wel aan de voorwaarden voldoet en de andere partner niet. In een dergelijke situatie wordt de partner die wel aan de voorwaarden voldoet als een alleenstaande of alleenstaande ouder beschouwd. Met het inkomen van de niet rechthebbende partner wordt in een dergelijke situatie geen rekening gehouden.