Regeling vervallen per 01-01-2012

Uitvoeringsbesluit verordening werkleeraanbod Wet Investeren in Jongeren

Geldend van 27-05-2010 t/m 31-12-2011 met terugwerkende kracht vanaf 11-03-2010

Intitulé

Uitvoeringsbesluit verordening werkleeraanbod Wet Investeren in Jongeren

UITVOERINGSBESLUIT VERORDENING WERKLEERAANBOD WET INVESTEREN IN JONGEREN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    verordening: de verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren;

  • b.

    wet: de Wet investeren in jongeren;

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle;

  • d.

    jongere: een persoon als bedoeld in de wet, die recht heeft op een werkleeraanbod;

  • e.

    werkleeraanbod: het aanbod van algemeen geaccepteerde arbeid en of voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen scholing, opleiding of sociale activering en ondersteuning bij arbeidsinschakeling, zoals bedoeld in de wet;

  • f.

    algemeen geaccepteerde arbeid: arbeid die algemeen maatschappelijk aanvaard is;

  • g.

    voorziening: een instrument binnen het werkleeraanbod dat ingezet wordt om belemmeringen bij aanvaarding van algemeen geaccepteerde arbeid weg te nemen of zelfstandige maatschappelijke participatie mogelijk te maken;

  • h.

    inkomensvoorziening: de inkomensvoorziening als bedoeld in artikel 24 van de wet;

  • i.

    inburgeraar: nieuwkomer of oudkomer die een duaal inburgeringstraject volgt;

  • j.

    startkwalificatie: een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • k.

    traject wachtlijst WSW-geïndiceerd: traject voor de jongere die geïndiceerd is in het kader van de WSW, maar vanwege wachtlijst nog niet geplaatst kan worden bij de Sociale Werkvoorziening;

  • l.

    WSW: Wet Sociale Werkvoorziening;

  • m.

    diagnose: het verkrijgen van inzicht in de capaciteiten, belemmeringen, interesses en motivatie van de jongere (probleemanalyse). Resultaat van de analyse is een geobjectiveerde diagnose van de jongere in relatie tot de afstand op de arbeidsmarkt;

  • n.

    diagnoseplan: een plan van opeenvolgende acties die nodig zijn om de jongere het bij het desbetreffende traject behorende doel te laten bereiken;

  • o.

    begeleiding: de jongere gedurende een re-integratietraject begeleiden, waardoor de voortgang van het traject gemonitord kan worden en problemen tijdig gesignaleerd kunnen worden;

  • p.

    bemiddeling: het realiseren en begeleiden van een individuele plaatsing naar algemeen geaccepteerde arbeid;

  • q.

    nazorg: het monitoren en evalueren van de jongere en waar nodig interveniëren na plaatsing, resulterend in duurzame plaatsing

  • r.

    arbeidsovereenkomst: een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht;

  • s.

    werkgever: onderneming met of zonder winstoogmerk waarmee de jongere een arbeidsovereenkomst heeft;

Artikel 2 Intensiteit werkleeraanbod

  • 1. De omvang van de in het kader van het werkleeraanbod aangeboden algemeen geaccepteerde arbeid en of voorziening is gelijk aan de algemeen gebruikelijke werkweek.

  • 2. Van het gestelde in het eerste lid wordt afgeweken als:

    • a.

      algemeen geaccepteerde arbeid gelijk aan de algemeen gebruikelijke werkweek niet beschikbaar is;

    • b.

      het college vanwege de aard van de voorziening voor een geringere omvang kiest;

    • c.

      bij een alleenstaande ouder sprake is van een situatie genoemd in artikel 5 lid 2 van de verordening;

    • d.

      naar het oordeel van het college de omstandigheden, krachten en bekwaamheden van de jongere hiertoe aanleiding geven.

Artikel 3 Belastbaarheidsonderzoek

  • 1. Het college kan voorafgaand aan het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid en of een voorziening een advies laten uitbrengen over de belastbaarheid van een jongere ten aanzien van het verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid en of deelname aan een voorziening.

  • 2. Een advies, zoals bedoeld in lid 1, bestaat uit een medisch/psychologisch onderzoek en of een arbeidsdeskundig onderzoek;

  • 3. In aanvulling op een advies als bedoeld in lid 1 kan het college een onderzoek laten doen naar de (on)mogelijkheden van de jongere gedurende een langere periode.

  • 4. Een advies zoals bedoeld in lid 1 heeft een doorlooptijd van maximaal twee maanden.

  • 5. Een onderzoek zoals bedoeld in lid 3 heeft een doorlooptijd van maximaal drie maanden.

Artikel 4 Werken met behoud van de inkomensvoorziening

  • 1. Onder werken met behoud van uitkering wordt in dit uitvoeringsbesluit verstaan: de jongere met behoud van de inkomensvoorziening, werkritme op te laten doen en/of te behouden, vaardigheden op te laten doen in een bepaald vakgebied en/of te laten wennen aan aspecten die samenhangen met het verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2. Aan het werken met behoud van de inkomensvoorziening zijn de volgende voorwaarden verbonden:

    • a.

      er wordt aan de jongere geen loon in dienstbetrekking betaald;b.

    • b.

      werken met behoud van de inkomensvoorziening kan alleen plaatsvinden als de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing plaatsvindt;c.

    • c.

      in het diagnoseplan vastgelegd is wat het doel van het werken met behoud van uitkering is.

  • 3. Werken met behoud van de inkomensvoorziening kan ingezet worden in het kader van een

    • a.

      arbeidsmarktgericht traject, zoals bedoeld in artikel 5;

    • b.

      voortraject professionele zelfredzaamheid, zoals bedoeld in artikel 6;

    • c.

      duaal traject voor inburgeraars, zoals bedoeld in artikel 7;

    • d.

      beroepsgerichte scholing, zoals bedoeld in artikel 8;

    • e.

      maatschappelijke participatie, zoals bedoeld in artikel 9;

    • f.

      traject wachtlijst WSW-geïndiceerd, zoals bedoeld in artikel 1

  • 4. De duur van werken met behoud van inkomensvoorziening is maximaal 6 maanden.

  • 5. De in lid 4 genoemde periode kan eenmaal met maximaal 6 maanden worden verlengd.

  • 6. Indien er sprake is van een situatie als bedoeld in lid 3 onder f bedraagt de duur van het werken met behoud van inkomensvoorziening maximaal de wachttijd voor plaatsing WSW.

Artikel 5 Arbeidsmarktgericht traject

  • 1. Een arbeidsmarktgericht traject omvat één of meerdere voorzieningen met als doel duurzame plaatsing in algemeen geaccepteerde arbeid;

  • 2. Het arbeidsmarktgerichte traject bestaat in ieder geval uit:

    • a.

      Diagnose leidende tot een diagnoseplan

    • b.

      Begeleiding

    • c.

      Bemiddeling

    • d.

      Nazorg

  • 3. De duur van een arbeidsmarktgericht traject is maximaal 16 maanden.

Artikel 6 Voortraject professionele zelfredzaamheid

  • 1. Onder een voortraject professionele zelfredzaamheid wordt in dit uitvoeringsbesluit verstaan: één of meerdere voorzieningen gericht op:

    • a.

      oriëntatie;

    • b.

      opdoen van arbeidsritme (werken met behoud van de inkomensvoorziening);

    • c.

      creëren van een reëel zelfbeeld;

    • d.

      trainen van sociale vaardigheden (opbouwen en onderhouden van een netwerk, assertiviteit);

    • e.

      trainingen gericht op professionele zelfredzaamheid (financieel, mobiliteit, problemen aanpakken, formulieren invullen, etc.);f.

    • f.

      ondersteuning bij een beroep op maatschappelijke opvang of medische zorg;g.

    • g.

      activiteiten ter vermindering van verslavingsproblematiek en of dak- en thuisloosheid of het leren omgaan met deze problematiek;h.

    • h.

      taal- en beroepsgerichte scholing;i.

    • i.

      sociale activering.

  • 2. Het voortraject professionele zelfredzaamheid bestaat in ieder geval uit:

    • a.

      Diagnose leidende tot een diagnoseplanb.

    • b.

      Begeleidingc.

    • c.

      Uitvoeren traject gericht op professionele zelfredzaamheidd.

    • d.

      Afronden traject en overdracht

  • 3. De duur van een voortraject professionele zelfredzaamheid is maximaal 16 maanden

Artikel 7 Duale trajecten voor inburgeraars

  • 1. Onder een duaal traject voor inburgeraars wordt in dit uitvoeringsbesluit verstaan: één of meerdere voorzieningen waarbij de inburgering gecombineerd wordt met het opvoeders, sociaal, professioneel of educatief redzaam maken van de jongere, waardoor de jongere door kan stromen naar een vervolgtraject;

  • 2. Het traject koppelt het taalonderwijs direct aan activiteiten die betrekking hebben op de betreffende redzaamheid.

  • 3. Het duale traject voor inburgeraars bestaat in ieder geval uit:

    • a.

      Inburgeringsonderzoek;

    • b.

      Trajectplan;

    • c.

      Uitvoering duaal inburgeringstraject;

    • d.

      Begeleiding;

    • e.

      Afronden traject en overdracht.

  • 4. De duur van een duaal traject voor inburgeraars is maximaal 30 maanden.

Artikel 8 Maatschappelijke Participatie

  • 1. Onder een maatschappelijke participatie wordt in dit uitvoeringsbesluit verstaan: één of meerdere voorzieningen gericht op zelfstandig deelnemen aan maatschappelijke activiteiten, waarbij gebruik wordt gemaakt van reeds bestaande gemeentelijke voorzieningen.

  • 2. Het traject maatschappelijke participatie bestaat in ieder geval uit:

    • a.

      Diagnose leidende tot een diagnoseplan;

    • b.

      Begeleiding;

    • c.

      Afronden traject en overdracht;

  • 3. Onder begeleiding in het kader van maatschappelijke participatie worden die activiteiten verstaan die de uitvoerder onderneemt ter ondersteuning van de jongeren van en naar reeds bestaande gemeentelijke voorzieningen. De exacte inhoud van de begeleiding is afhankelijk van de belemmeringen van de jongere en kan bestaan uit motivatiegesprekken, fysieke begeleiding naar gemeentelijke voorzieningen, afstemming met gemeentelijke voorzieningen en voortgangsgesprekken met de jongere.

  • 4. De duur van een traject maatschappelijke participatie is maximaal 12 maanden

Artikel 9 Beroepsgerichte scholing

  • 1. Onder beroepsgerichte scholing wordt in dit uitvoeringsbesluit verstaan: één of meerdere voorzieningen gericht op het scholen van de jongere tot minimaal niveau startkwalificatie, waardoor de jongere duurzaam geplaatst kan worden in algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2. Beroepsgerichte scholing heeft een duaal karakter, het opdoen van werkervaring en leren worden gecombineerd;

  • 3. Beroepsgerichte scholing bestaat in ieder geval uit:

    • a.

      Diagnose leidende tot een diagnoseplan;

    • b.

      Begeleiding;

    • c.

      Kwalificerende scholing gecombineerd met werkervaring;

    • d.

      Nazorg.

  • 4. De duur van een traject beroepsgerichte scholing is maximaal 30 maanden

Artikel 10 Traject wachtlijst WSW-geïndiceerd

  • 1. Onder traject wachtlijst WSW-geïndiceerd wordt in dit uitvoeringsbesluit verstaan: één of meerdere voorzieningen die aangeboden worden aan jongere die geïndiceerd is in het kader van de WSW, maar vanwege wachtlijst nog niet geplaatst kan worden bij de Sociale Werkvoorziening;

  • 2. Het doel van het traject WSW-geïndiceerd is de jongere voor te bereiden op de instroom in de WSW.

  • 3. De maximale duur van een traject wachtlijst WSW-geïndiceerd is gelijk aan de wachttijd voor plaatsing WSW.

Artikel 11 Loonkostensubsidie

  • 1. Het college kan een loonkostensubsidie aan een werkgever verstrekken om daarmee het opdoen van werkervaring of de overgang naar een reguliere functie bij betreffende werkgever of een andere werkgever voor jongere mogelijk te maken.

  • 2. Loonkostensubsidie aan werkgevers is alleen mogelijk ten behoeve van arbeidsplaatsen die worden vervuld door jongeren.

  • 3. De loonkostensubsidie wordt alleen verstrekt als de werkgever een arbeidsovereenkomst heeft gesloten met de werknemer (jongere) voor de duur van ten minste 12 maanden en deze overeenkomst daadwerkelijk van kracht is

  • 4. De loonkostensubsidie wordt alleen verstrekt, indien deze niet in strijd is met Europese regelgeving inzake werkgelegenheidssteun.

  • 5. De loonkostensubsidie wordt gedurende maximaal 1 jaar verstrekt per jongere en is volgens de volgende systematiek opgebouwd:

    • a.

      Eerste zes maanden: maximaal 50 % van de brutoloonkosten excl. werkgeverslasten.

    • b.

      Volgende zes maanden: maximaal 25 % van de brutoloonkosten excl. werkgeverslasten.

  • 6. De loonkostensubsidie moet door de werkgever worden aangevraagd uiterlijk drie maanden na de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst. Voor het aanvragen van de loonkostensubsidie dient de jongere gebruik te maken van een daarvoor beschikbaar gesteld formulier.

  • 7. Het college stelt de definitieve loonkostensubsidie telkens na afloop van het kalenderjaar of na afloop van de overeengekomen periode vast op basis van de door het college te bepalen en door de werkgever aan te leveren documenten.

  • 8. Het college kan voorschotten verstrekken als aan de voorwaarden van de subsidieverstrekking, zoals bedoeld in lid 2 en 3 is voldaan.

  • 9. Voorschotten worden eerst verrekend met de definitief vastgestelde loonkostensubsidie of met voorschotten over eenzelfde of een volgend kalenderjaar. Als een werkgever meerdere loonkostensubsidies ontvangt, kunnen voorschotten op de ene subsidie met een definitief vastgestelde andere subsidie op grond van dit uitvoeringsbesluit worden verrekend.

  • 10. De loonkostensubsidie is mogelijk ten behoeve van arbeidsplaatsen in organisaties met of zonder winstoogmerk.

Artikel 13 Premie voor de werkgever

  • 1. Het college kan aan een werkgever een premie geven als een jongere algemeen geaccepteerde arbeid wordt geboden.

  • 2. De premie wordt alleen verstrekt als de jongere met het aanvaarden van de algemeen geaccepteerde arbeid, geen beroep meer hoeft te doen op de inkomensvoorziening, zoals bedoeld in de wet.

  • 3. De premie wordt alleen verstrekt indien er geen sprake is van een loonkostensubsidie, zoals bedoeld in artikel 12 van dit uitvoeringsbesluit.

  • 4. De premie wordt alleen verstrekt indien de werkgever geen gebruik heeft gemaakt van de garantieregeling, zoals bedoeld in artikel 14 van dit uitvoeringsbesluit.

  • 5. De premie wordt alleen verstrekt als de werkgever een arbeidsovereenkomst heeft gesloten met de werknemer (jongere) voor de duur van ten minste 6 maanden en deze overeenkomst daadwerkelijk van kracht is.

  • 6. De premie wordt per jongere éénmalig na het verstrijken van een aaneengesloten periode van 6 maanden verstrekt en de arbeidsovereenkomst gedurende deze periode daadwerkelijk is nagekomen.

  • 7. De hoogte van de premie bedraagt € 1.500,00. Bij een eventuele verlenging van het contract wordt geen nieuwe premie zoals omschreven in dit artikel verstrekt.

  • 8. De werkgever premie moet uiterlijk drie maanden na de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst bij het college aanvragen. Voor het aanvragen van de premie dient de werkgever gebruik te maken van een daarvoor beschikbaar gesteld formulier.

  • 9. De premie is mogelijk ten behoeve van organisaties met of zonder winstoogmerk.

Artikel 14 Garantieregeling voor de werkgever

  • 1. Het college kan aan een werkgever een garantieregeling bieden als een jongere gedurende de contractperiode uitvalt.

  • 2. De garantieregeling wordt alleen verstrekt als de werkgever een arbeidsovereenkomst heeft gesloten met de werknemer (jongere) en deze overeenkomst daadwerkelijk nageleefd wordt.

  • 3. De garantieregeling wordt gedurende maximaal 3 aaneengesloten maanden verstrekt bij een contract voor bepaalde tijd, zijnde minimaal 6 aaneengesloten maanden of een contract voor onbepaalde tijd.

  • 4. De hoogte van de garantieregeling is maximaal 100% van de brutoloonkosten excl. werkgeverslasten.

  • 5. De garantieregeling moet bij het college worden aangevraagd uiterlijk twee weken na uitval van jongere. Voor het aanvragen van de garantieregeling dient de werkgever gebruik te maken van een daarvoor beschikbaar gesteld formulier.

  • 6. De garantieregeling is mogelijk ten behoeve van arbeidsplaatsen in organisaties met of zonder winstoogmerk.

Artikel 15 Persoongebonden budget voor de werkgever

  • 1. Het college kan een persoonsgebonden budget aan een werkgever verstrekken voor de begeleiding en scholing (al of niet door derden) van een jongere tijdens het opdoen van werkervaring bij de werkgever.

  • 2. Voorwaarden voor het verkrijgen van dit persoonsgebonden budget zijn:

    • a.

      De jongere voert zelf de regie en levert een actieve bijdrage aan de invulling van de begeleiding en scholing.b.

    • b.

      De werkervaring minimaal 6 maanden achtereenvolgens wordt uitgevoerd en gedurende minimaal 32 uren per week wordt verricht. Als de omstandigheden van de jongere daar aanleiding toe geven kan van 32 uur afgeweken worden, dit ter beoordeling van het college.c.

    • c.

      De werkgever aansluitend op de werkervaringsperiode een arbeidsovereenkomst met jongere sluit voor minimaal 6 aaneengesloten maanden.d.

    • d.

      De jongere door het aangaan van de arbeidsovereenkomst geen beroep, meer op de inkomensvoorziening hoeft te doen. e.

    • e.

      Het college kan van het gestelde onder e afwijken als de omstandigheden van de jongere daar naar het oordeel van het aanleiding toe geven

  • 3. De hoogte van het persoonsgebonden budget is maximaal € 5000,- bij minimaal 6 maanden werkervaring bij betreffende werkgever.

  • 4. Voor het aanvragen van een persoongebonden budget voor de werkgever dient de werkgever gebruik te maken van een daarvoor beschikbaar gesteld formulier.

  • 5. Het persoonsgebonden budget is mogelijk ten behoeve van organisaties met of zonder winstoogmerk.

Artikel 16 Stimuleringspremie voor jongeren

  • 1. Het college kan aan uitkeringsgerechtigde een stimuleringspremie toekennen:

    • a.

      als een jongere algemeen geaccepteerde arbeid accepteert voor naar verwachting 6 aaneengesloten maanden en de jongere als gevolg van de werkaanvaarding geen beroep meer hoeft te doen op de inkomensvoorziening. b.

    • b.

      bij het beëindigen van de inkomensvoorziening en er naar het oordeel van het college sprake is van een situatie die het rechtvaardigt om aan een jongere eenmalig een financiële overbrugging te verstrekken. c.

    • c.

      Samenloop van de onder a en b genoemde situaties is mogelijk, maar in een kalenderjaar bedraagt de premie niet meer dan het bedrag genoemd in artikel 31 lid 2 onder j van de Wet werk en bijstand.

  • 2. De hoogte van de premie bij werkaanvaarding zoals bedoeld in lid 1 onder a bedraagt:

    • a.

      indien een uitkeringsgerechtigde algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt voor naar verwachting 6 aaneengesloten maanden en de uitkeringsgerechtigde als gevolg van de werkaanvaarding geen beroep meer hoeft te doen op algemene bijstand als bedoeld in artikel 5 onder b van de wet:

      • Maximaal 50% indien de uitkeringsgerechtigde op het moment van de werkaanvaarding korter dan 6 maanden onafgebroken algemene bijstand ontvangt.

      • 2

        Maximaal 100% indien de uitkeringsgerechtigde op het moment van de werkaanvaarding gedurende een periode van 6 maanden of langer onafgebroken algemene bijstand ontvangt.

  • 3. Indien een jongere eerder een premie als bedoeld in lid 2 heeft ontvangen en opnieuw algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt voor naar verwachting 6 aaneengesloten maanden en de jongere als gevolg van de werkaanvaarding geen beroep meer hoeft te doen op de inkomensvoorziening bedraagt de premie van het bedrag genoemd in artikel 31 lid 2 onder j van de Wet werk en bijstand:

    • a.

      Maximaal 25% indien de uitkeringsgerechtigde op het moment van de werkaanvaarding gedurende een periode van 6 maanden of korter onafgebroken algemene bijstand ontvangt.

    • b.

      Maximaal 50% indien de uitkeringsgerechtigde op het moment van de werkaanvaarding gedurende een periode van 6 maanden of langer onafgebroken algemene bijstand ontvangt.

  • 4. Het bedrag van de premie zoals bedoeld in lid 2 en 3 wordt als volgt betaalbaar gesteld:

    • a.

      maximaal 50% van het percentage genoemd in lid 2 of 3 op het moment van de werkaanvaarding;

    • b.

      maximaal 50% van het percentage genoemd in lid 2 of 3 in de 7e maand gerekend vanaf de datum van werkaanvaarding als blijkt dat de jongere in de 6 voorafgaande maanden onafgebroken gewerkt heeft en er in die 6 maanden geen inkomensvoorziening is verstrekt.

  • 5. De hoogte van de premie ter overbrugging bij beëindiging van de inkomensvoorziening zoals bedoeld in lid 1 onder b bedraagt maximaal 50% van het bedrag van het bedrag genoemd in artikel 31 lid 2 onder j van de Wet werk en bijstand.

  • 6. Het bedrag van de premie zoals bedoeld in lid 5 wordt in overleg met de jongere in 1 of 2 termijnen betaalbaar gesteld.

  • 7. De premie als bedoeld in lid 1 wordt ambtshalve toegekend. De jongere wordt via een beschikking in kennis gesteld van de toekenning van de premie en de hoogte van de premie.

Artikel 17 Onkostenvergoeding

  • 1. Het college kan aan een jongere, die naar het oordeel van het college aantoonbare en noodzakelijke onkosten maakt om aan een voorziening deel te nemen een financiële vergoeding verstrekken.

  • 2. Deze onkostenvergoeding heeft geen betrekking op de kosten van het al of niet per openbaar vervoer bereiken van de plaats waar de voorziening wordt uitgevoerd.

  • 3. Indien de plaats waar de voorziening wordt uitgevoerd buiten de grenzen van de gemeente ligt, worden ten hoogste de kosten van het openbaar vervoer buiten de grenzen van de gemeente Zwolle vergoed, tenzij de jongere uit andere hoofde hiervoor een vergoeding ontvangt.

  • 4. De onkostenvergoeding is gelijk aan de daadwerkelijk gemaakte kosten, maar bedraagt niet meer dan het bedrag genoemd in artikel 31 lid 2 onder k van de Wet werk en bijstand.

Artikel 17a Voorziening bij het opstarten eigen bedrijf of zelfstandig beroep

  • 1. Aan een belanghebbende als bedoeld in artikel 2 lid 3 van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 kan tijdens de voorbereidingsperiode voor het starten van een bedrijf of zelfstandig beroep een door het college noodzakelijk geachte voorziening worden geboden.

  • 2. Een voorziening als bedoeld in het eerste lid kan bestaan uit:

    • a.

      ondersteuning en of begeleiding door een door het college aan te wijzen deskundige;

    • b.

      een financiële tegemoetkoming voor de aan de voorbereiding verbonden kosten, zoals bedoeld in artikel 29 eerste lid van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004.

  • 3. De duur van de ondersteuning en of begeleiding genoemd in het tweede lid onder a bedraagt ten hoogste de termijn die genoemd wordt in artikel 2 lid 3 van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004.

  • 4. De kosten van de voorziening als bedoeld in het tweede lid onder a verbonden kosten bedragen in totaal niet meer dan € 5.000,--.

  • 5. De aan de voorbereiding verbonden kosten als bedoeld in het tweede lid onder b komen voor vergoeding in aanmerking voor zover deze kosten door het college als noodzakelijk worden beschouwd en niet meer bedragen dan € 3.000,--

  • 6. De financiële tegemoetkoming, als bedoeld in tweede lid onder b wordt verleend overeenkomstig de bepalingen van artikel 29 lid 2 en 3 van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004.

  • 7. Het college kan als de situatie van belanghebbende daartoe aanleiding geeft, afwijken van het gestelde in het derde, vierde lid en vijfde lid.

Artikel 18 Ingangsdatum

Dit uitvoeringsbesluit treedt in werking op de datum van bekendmaking en werkt terug tot 11 maart 2010.