Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2016

Intitulé

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN PARKEERBELASTINGEN 2016

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam "parkeerbelastingen" worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning en/of ontheffing voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning en/of ontheffing aangegeven plaats en wijze.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b.

    houder: degene die naar omstandigheden beoordeeld als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • c.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • d.

    centrale computer: computer van het bedrijf c.q. de bedrijven waarmee de gemeente Zwolle een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon en/of internet.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 1, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

      • 1.

        indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

      • 2.

        indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel a, wordt niet geheven van:

    • -

      degene die op voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning en/of ontheffing heeft aangevraagd.

Artikel 4 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning en/of ontheffing wordt verleend.

  • 3. Indien de belastingplicht als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, in de loop van het jaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Indien de belastingplicht als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na einde van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven. Deze ontheffing vindt alleen plaats indien deze ten minste € 25,00 bedraagt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 6 Wijze van heffing en termijn van betaling

  • 1. De belasting genoemd in artikel 1, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting genoemd in artikel 1, onderdeel b, wordt geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving en moet worden betaald op het tijdstip waarop deze wordt gedaan of uitgereikt. Voldoen via een daartoe afgegeven machtiging tot automatische incasso wordt hier met betalen gelijkgesteld.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen een maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer.

  • 4. Een naheffingsaanslag moet worden betaald op het tijdstip dat het acceptgiroformulier is uitgereikt of toegezonden.

Artikel 7 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 8 Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting genoemd in artikel 1, onderdeel a, bedragen € 60,00.

Artikel 9 Kwijtschelding

Het bepaalde in artikel 26 van de Invorderingswet 1990 inzake de verlening van kwijtschelding vindt geen toepassing op de invordering van deze belasting.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelastingen.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De "Verordening Parkeerbelastingen 2015" van 8-12-2014, laatstelijk gewijzigd op 5 oktober 2015, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing. Zij blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Op grond van artikel 10 van deze verordening zijn het Aanwijzingsbesluit parkeerbelastingen 2010 en het Bekostigingsbesluit parkeerbelastingen 2010 van 09-02-2010 tevens van toepassing op deze verordening.

  • 3. De verordening treedt in werking met ingang van de derde dag na die van de bekendmaking.

  • 4. De datum van ingang van heffing is 1 januari 2016.

  • 5. Deze verordening wordt aangehaald als " Verordening Parkeerbelastingen 2016".

Artikel

Tarieventabel behorende bij de Verordening Parkeerbelastingen 2016