Regeling vervallen per 01-01-2020

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Alkmaar houdende regels omtrent de heffing en invordering van leges Legesverordening Alkmaar 2019

Geldend van 28-02-2019 t/m 31-12-2019

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Alkmaar houdende regels omtrent de heffing en invordering van leges Legesverordening Alkmaar 2019

De raad van de gemeente Alkmaar;

Gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders, d.d. 30-10-2018;

Gelet op het advies van de commissie : Bestuur en middelen;

Gelet op het bepaalde in artikelen 156, eerste en tweede lid, aanhef en onderdeel h, en 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet en de artikelen 2, tweede lid , en 7 van de Paspoortwet;

B e s l u i t

vast te stellen de Legesverordening Alkmaar 2019;

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    dag: de periode van 00.00 uur tot 24.00 uur, waarbij een gedeelte van een dag als een hele dag wordt aangemerkt;

  • b.

    week: een aaneengesloten periode van zeven dagen, beginnend met maandag;

  • c.

    maand: het tijdvak dat loopt van 1e dag in een kalendermaand tot en met de laatste dag van die kalendermaand;

  • d.

    jaar: het tijdvak dat loopt van de 1e dag in een kalenderjaar tot en met de (n-1)e dag in het volgende kalenderjaar;

  • e.

    kalenderjaar: de periode van 1 januari tot en met 31 december.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam leges worden rechten geheven voor:

    • a.

      het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten;

    • b.

      het verrichten van handelingen ten behoeve van een aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart of een reisdocument;

    een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

  • 2. Hetgeen in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel is bepaald over een Nederlandse identiteitskaart voor een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is van overeenkomstige toepassing op een vervangende Nederlandse identiteitskaart voor personen met een uitreisverbod, ongeacht de leeftijd van de betrokken persoon.

Artikel 3 Belastingplicht

Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst, de Nederlandse identiteitskaart of het reisdocument dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht.

Artikel 4 Vrijstellingen

Leges worden niet geheven voor:

  • a.

    diensten waarvan de kosten krachtens afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (grondexploitatie) zijn of worden verhaald;

  • b.

    diensten die ingevolge wettelijk voorschrift zijn vrijgesteld van rechtenheffing of kosteloos moeten worden verleend;

  • c.

    het in behandeling nemen van een aanvraag tot verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (wijzigen rijksmonument);

  • d.

    het in behandeling nemen van een aanvraag van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (veranderen provinciaal/gemeentelijk monument);

  • e.

    het in behandeling nemen van een aanvraag omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (kappen bomen, vellen houtopstanden) voor zover noodzakelijk als gevolg van stormschade, ouderdom of ziekte, en indien op gemeentegrond voor zover noodzakelijk;

  • f.

    het afgeven van stukken, nodig voor de ontvangst van pensioenen, lijfrenten, wachtgelden, loon of bezoldiging;

  • g.

    de aan belanghebbenden uit te reiken beschikkingen of afschriften daarvan, voortvloeiende uit de rechtstoestandsregelingen voor het personeel van de gemeente;

  • h.

    het verstrekken aan de publiciteitsmedia van de voorstellen aan de raad en van de gemeentebegroting met de daarbij behorende bijlagen;

  • i.

    een vergunning voor het gebruik van de openbare weg dan wel openbare groenvoorziening voor een wijkfeest, buurtfeest, straatfeest en buurt- of straatrommelmarkt;

  • j.

    een ontheffing op grond van de Zondagswet voor een wijkfeest, buurtfeest, straatfeest en buurt- of straatrommelmarkt;

  • k.

    een ontheffing op grond van artikel 35 van de Drank- en Horecawet voor een wijkfeest, buurtfeest, straatfeest en buurt- of straatrommelmarkt;

  • l.

    een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Huisvestingsverordening;

  • m.

    het houden van collectes, inzamelingsacties en een klein kansspel door liefdadigheidsorganisaties en verenigingen zonder winstoogmerk;

  • n.

    een vergunning voor het van gemeentewege plaatsen van bloembakken op de openbare weg;

  • o.

    het voor ten hoogste van twee dagen op de openbare weg plaatsen van een container in gebruik voor de afvoer van afvalstoffen of de opslag van goederen;

  • p.

    het in behandeling nemen van een aanvraag voor het verkrijgen van een verklaring omtrent gedrag zoals bedoeld in titel I hoofdstuk 7 van de Tarieventabel behorende bij deze verordening, indien deze verklaring noodzakelijk is voor de uitvoering van vrijwilligerswerk;

  • q.

    het in behandeling nemen van een aanvraag voor een exploitatieverklaring voor een kinderdagverblijf of een gastoudergezin;

  • r.

    het in behandeling nemen van een aanvraag om een vergunning voor het houden van niet commerciële kleinschalige activiteiten tot maximaal 250 deelnemers en/of bezoekers, ingediend door natuurlijke personen of organisaties zonder winstoogmerk, die zich blijkens haar statuten of anderszins de uitoefening ten doel stelt van activiteiten van maatschappelijke, sociale, liefdadige, godsdienstige, culturele aard of tot bevordering van het algemeen belang, waarbij de activiteiten in hoofdzaak worden verricht door vrijwilligers. De vrijstelling wordt uitsluitend verleend voor de leges als bedoeld in artikel 3.2.1.1, 3.1.2, 1.15.16 en 1.15.17 van de Tarieventabel behorende bij de Legesverordening.

Artikel 5 Maatstaven van heffing en tarieven

  • 1. De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2. Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het nemen van een projectuitvoeringsbesluit als bedoeld in artikel 2.10 van de Crisis- en herstelwet bedraagt het tarief de som van de bedragen die op grond van deze verordening verschuldigd zouden zijn voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning, ontheffing, afwijking of enig ander besluit in het kader van de ontwikkeling en verwezenlijking van het project, voor zover het projectuitvoeringsbesluit strekt ter vervanging van deze besluiten, zoals bedoeld in artikel 2.10, derde lid, van de Crisis- en herstelwet

  • 3. Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 6 Wijze van heffing

De leges worden geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur.

Het gevorderde bedrag wordt

  • 1.

    mondeling,

  • 2.

    dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de leges worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 6:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van uitreiken van de kennisgeving, dan wel in geval van toezending daarvan, binnen veertien dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 8 Vermindering of teruggaaf

  • 1. Gehele of gedeeltelijke vermindering of teruggaaf van leges voor een in de bij deze verordening behorende tarieventabel omschreven dienst wordt alleen verleend overeenkomstig een met betrekking tot die dienst in die tarieventabel opgenomen bepaling.

  • 2. Voor de toepassing van artikel 28, vierde lid, van de Invorderingswet 1990 wordt de teruggaaf van leges, bedoeld in het eerste lid, aangemerkt als een vermindering van de belastingaanslag.

Artikel 9 Voorlopige aanslag

Indien een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen of een wijzigingsvergunning wordt ingediend en de bouwkosten, genoemd in titel 2, hoofdstuk 2 van de tarieventabel, op het moment van in behandeling nemen van de aanvraag niet tot het definitieve bedrag kunnen worden vastgesteld, wordt een voorlopige vordering opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de vordering, rekening houdend met de bijzonderheden van de betreffende aanvraag, vermoedelijk zal worden vastgesteld. De voorlopige vordering moet bij gereed melding van het gebouwde op eerste verzoek van het bevoegd gezag gevolgd worden door een kennisgeving van het definitief gevorderde bedrag. Ter bepaling van de hoogte van die definitieve vordering kunnen de definitieve bouwkosten door de gemeente opgevraagd worden bij vergunninghouder. Opgave van de definitieve bouwkosten dient, wanneer de kosten van een verbouwing de € 50.000 overstijgen, door een registeraccountant akkoord te zijn bevonden, dan wel te zijn afgedekt door een verklaring die daaraan door het college van burgemeester en wethouders gelijk te stellen is

Artikel 10 Overdracht van bevoegdheden

Het college is bevoegd tot het wijzigen van deze verordening, indien de wijzigingen:

  • a.

    van zuiver redactionele aard zijn;

  • b.

    een gevolg zijn van nieuwe of gewijzigde rijksregelgeving die in werking treedt binnen drie maanden na de officiële bekendmaking van de inwerkingtreding ervan in het Staatsblad of de Staatscourant en het de volgende hoofdstukken of onderdelen van Titel I van de tarieventabel betreft:

    • hoofdstuk 1 onderdeel 1.1.6 (akten burgerlijke stand);

    • hoofdstuk 2 (reisdocumenten);

    • hoofdstuk 3 (rijbewijzen);

    • hoofdstuk 4 onderdeel 1.4.5 (verstrekking uit de basisregistratie personen);

    • hoofdstuk 7 onderdeel 1.7.1.1 (verklaring omtrent het gedrag);

een en ander voor zover met deze wijzigingen niet reeds bij het vaststellen of latere wijziging van deze verordening bij raadsbesluit rekening is gehouden.

Artikel 11 Overgangsrecht

  • 1. De Legesverordening Alkmaar 2018 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 12, tweede lid, opgenomen datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van de leges hiervoor in die periode plaatsvindt.

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

Artikel 13 Citeertitel

  • -

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Legesverordening Alkmaar 2019

Ondertekening

Alkmaar, 13-12-2018;

De raad voornoemd,

P.M. Bruinooge, voorzitter

F.A.J.M. van Beek, griffier

Tarieventabel legesverordening Alkmaar 2019

Tarieventabel behorende bij de Legesverordening Alkmaar 2019.

Indeling tarieventabel

Titel 1 Algemene dienstverlening

Hoofdstuk 1 Burgerlijke stand

Hoofdstuk 2 Reisdocumenten

Hoofdstuk 3 Rijbewijzen

Hoofdstuk 4 Verstrekkingen uit de basisregistratie personen en basisregistratie niet ingezetenen

Hoofdstuk 5 Bestuurs- en andere stukken

Hoofdstuk 6 Vastgoedinformatie

Hoofdstuk 7 Overige publiekszaken

Hoofdstuk 8 (vervallen)

Hoofdstuk 9 Kansspelen

Hoofdstuk 10 Kabels en leidingen (telecommunicatie)

Hoofdstuk 11 Verkeer en vervoer

Hoofdstuk 12 Prostitutiebedrijven

Hoofdstuk 13 Leegstandswet

Hoofdstuk 14 Huisvestingswet

Hoofdstuk 15 Diversen

 

Titel 2 Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Hoofdstuk 2 Principeverzoek

Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning

Hoofdstuk 4 Teruggaaf/reductie (vermindering)

Hoofdstuk 5 Wijziging omgevingsvergunning als gevolg van wijziging project

Hoofdstuk 6 Bestemmingswijzigingen zonder activiteiten

 

Titel 3 Dienstverlening vallend onder Europese dienstenrichtlijn

Hoofdstuk 1 Horeca

Hoofdstuk 2 Organiseren evenementen of markten

Titel 1 Algemene dienstverlening

Hoofdstuk 1 Burgerlijke stand

1.1.1

Het tarief bedraagt voor de voltrekking van een huwelijk of registratie van een partnerschap op een andere tijd en/of andere wijze dan waarop zij ingevolge artikel 4 van de Wet rech­ten burger­lijke stand (Stbl. 1879, 72) koste­loos plaats heeft, dan wel het omzetten van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk indien daarbij gebruik wordt gemaakt van de in dit artikel genoemde ruimten op de daarbij vermelde tijden:

 

1.1.1.1

maandag tot en met vrijdag

 

 

  • a.

    in de raadzaal (inclusief locatiekosten)

584,85

 

  • b.

    in de Polderkamer (inclusief locatiekosten)

449,50

 

  • c.

    in de overige aangewezen trouwlocaties (exclusief locatiekosten)

344,00

 

  • d.

    vrije locatie incidenteel aangewezen (exclusief locatiekosten)

423,60

1.1.1.2

op zaterdag

 

 

  • a.

    in de raadzaal (inclusief locatiekosten)

836,90

 

  • b.

    in de Polderkamer (inclusief locatiekosten)

597,20

 

  • c.

    in de overige aangewezen trouwlocaties (exclusief locatiekosten)

481,50

 

  • d.

    vrije locatie (exclusief locatiekosten)

423,60

1.1.1.3

op dinsdagmiddag in de Schagenkamer op het stadhuis (inclusief locatiekosten)

237,60

1.1.1.4

op zondag op een vrije locatie incidenteel aangewezen (exclusief locatiekosten)

530,00

1.1.2

Indien er sprake is van een locatie zoals genoemd onder 1.1.1.1 onder c of 1.1.1.2 onder c wordt het basistarief verhoogd met een toeslag voor de huurkosten van de betreffende locatie zoals deze aan de gemeente in rekening worden gebracht.

 

1.1.3

De omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk in het Stadskantoor.

94,80

1.1.4

Het tarief bedraagt voor het verstrekken van;

 

1.1.4.1

een trouwboekje of partnerschapsboekje

35,20

1.1.4.2

een Bode-getuige: per getuige

64,20

1.1.4.3

Eenmalige benoeming buitengewoon ambtenaar burgerlijke stand

129,80

1.1.5

Het tarief bedraagt voor het op verzoek van aanvrager aanwijzen van een zogenaamde vrije locatie als incidentele huwelijkslocatie

318,20

1.1.6

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een stuk als bedoeld in artikel 2 van de Wet rechten burgerlijke stand (Stbl. 1879, 72) geldt het tarief zoals dat is opgenomen in het Legesbesluit akten burgerlijke stand (Stbl. 1969, 36) of zoals dit besluit laatstelijk is vervangen of gewijzigd.

 

 Hoofdstuk 2 Reisdocumenten 

1.2.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

(zie ook Wettelijk tarief volgens Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – Rijksdienst voor Identiteitsgegevens)

 

1.2.1.1

tot het verstrekken van een nationaal paspoort, een Nederlandse Identiteitskaart, een faciliteitenpaspoort voor de duur van 5 jaar, alsmede een tweede paspoort voor de duur van 2 jaar voor personen < 18 jaar:

en het verstrekken van reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen aan een persoon ongeacht de leeftijd (max. 5 jaar geldig):

en het verstrekken van een vervangende Nederlandse Identiteitskaart voor personen met een uitreisverbod voor de duur van 5 jaar, ongeacht de leeftijd.

 

 

  • a.

    Nationaal paspoort, vluchtelingen, vreemdelingen en faciliteitenpaspoort

53,97

 

  • b.

    Nederlandse identiteitskaart

29,95

 

  • c.

    Zakenpaspoort

53,97

 

  • d.

    Tweede paspoort

53,97

 

  • e.

    Vervangende Nederlandse identiteitskaart

29,95

 

  • f.

    Toeslag voor versnelde uitreiking voor zaken genoemd onder 1.2.1.1 a t/m e

48,60

1.2.1.2

tot het verstrekken van een nationaal paspoort, een Nederlandse identiteitskaart, een faciliteitenpaspoort voor de duur van 10 jaar, alsmede een tweede paspoort voor de duur van 2 jaar, voor personen 18 jaar en ouder

 

 

  • a.

    Nationaal paspoort en faciliteitenpaspoort

71,37

 

  • b.

    Nederlandse identiteitskaart

56,83

 

  • c.

    Zakenpaspoort

71,37

 

  • d.

    Een tweede paspoort

71,37

 

  • e.

    Vervangende Nederlandse identiteitskaart

56,83

 

  • f.

    Toeslag voor versnelde uitreiking voor zaken genoemd onder 1.2.1.2 a t/m e

48,60

 Hoofdstuk 3 Rijbewijzen 

1.3.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het afgeven, vernieu­wen of omwisselen van een rijbewijs

39,78

1.3.2

Het tarief genoemd in onderdeel 1.3.1 wordt bij spoedlevering vermeerderd met een bedrag van (wettelijk tarief RBW)

34,10

 Hoofdstuk 4 Verstrekkingen uit de Basisregistratie personen / Registratie niet ingezetenen 

1.4.1

Voor de toepassing waarvoor de basisregistratie personen / basisregistratie niet ingezetene dan wel andere persoonsregistraties moeten worden geraadpleegd.

 

1.4.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag

 

1.4.2.1

tot het verstrekken van gegevens omtrent één of meerdere leden van een huishouding of het verstrekken van gegevens van een persoon per verstrekking

8,90

1.4.2.2

voor een afschrift van een akte uit de burgerlijke stand

13,40

1.4.2.3

voor een uittreksel van een geboorte- huwelijks- partnerschaps- of overlijdensakte

13,40

1.4.2.4

Voor een verklaring omtrent de huwelijksbevoegdheid zoals bedoeld in artikel 49a van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek

23,60

1.4.2.5

tot het verstrekken van gegevens, meertalig, per verstrekking

13,30

1.4.2.6

tot het verstrekken van een bewijs van aanmelding voor opneming in de basisregistratie personen gegevens inzake zijn/haar voorgenomen vestiging

8,90

1.4.2.7

Tot het verstrekken van een verklaring van in leven zijn

8,90

1.4.3

Het tarief bedraagt voor het op verzoek maken van selecties met als doel verstrekkingen uit de basisregistratie personen voor ieder daaraan bestede 10 minuten

26,50

1.4.4

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een afschrift van de persoonslijst

26,50

1.4.5

In afwijking van de voorgaande onderdelen bedraagt het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het schriftelijk verstrekken van gegevens bedoeld in artikel 17, tweede lid, van het Besluit basisregistratie personen

7,50

1.4.6

Administratiekosten voor het innen van leges bij het weigeren van de eenmalige machtiging

33,35

 Hoofdstuk 5 Bestuurs- en andere stukken 

1.5.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van:

 

1.5.1.1

een exemplaar van de begroting/meerjarenraming, van de productenraming, van de rekening of productenrealisatie, van de beleidsrapportage of van de managementrapportage

31,50

1.5.1.2

fotokopieën of op andere wijze gereproduceerde afschriften, aangevraagd op basis van de Wet openbaarheid van bestuur en anderszins:

 

 

1. per bladzijde A-0 formaat in kleur

15,90

 

2. per bladzijde A-0 formaat zwart/wit

7,90

 

3. per bladzijde A-1 formaat in kleur

10,60

 

4. per bladzijde A-1 formaat zwart/wit

5,30

 

5. per bladzijde A-2 formaat in kleur

7,90

 

6. per bladzijde A-2 formaat zwart/wit

4,00

 

7. per bladzijde A-3 formaat in kleur

2,15

 

8. per bladzijde A-3 formaat zwart/wit

1,10

 

9. per bladzijde A-4 formaat in kleur

1,10

 

10. per bladzijde A-4 formaat zwart/wit

0,55

1.5.1.3

Verstrekking van gemeentelijke bestanden alleen op één door de gemeente ter beschikking te stellen USB-stick,

Bij een tijdsbesteding < 15 minuten inclusief USB-stick

13,25

 

Bij een tijdsbesteding > 15 minuten treedt het tarief ingevolge art. 1.14.12 van deze tabel in werking.

 

 Hoofdstuk 6 Vastgoedinformatie 

1.6.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van inlichtingen omtrent de kadastrale, dan wel de plaatselijke aanduiding, per object

Zie Besluit Kadastrale tarieven

1.6.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een hypothecair uittreksel, per object

Zie Besluit Kadastrale tarieven

1.6.3

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een uittreksel kadastrale kaart

Zie Besluit Kadastrale tarieven

1.6.4

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een uittreksel uit het schepenregister, per schip

Zie Besluit Kadastrale tarieven

1.6.5

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een verzoek om informatie inzake de makelaarsmail voor taxatie van onroerend goed:

 

1.6.5.1

per woning

83,70

1.6.5.2

per bedrijfspand

139,50

1.6.6

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een afschrift van of uittreksel uit het gemeentelijke beperkingenregister of de gemeentelijke beperkingenregistratie, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a en b, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken, dan wel tot het verstrekken van een aan die registratie ontleende verklaring, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder c, van die wet

9,40

1.6.7

Het tarief bedraagt voor het verkrijgen van een afschrift van een sonderingsrapportage, per adres of object

83,70

 Hoofdstuk 7 Overige publiekszaken 

1.7.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

 

1.7.1.1

tot het verkrijgen van een verklaring omtrent het gedrag

41,35

1.7.1.2

tot het verkrijgen van een bewijs van Nederlanderschap

8,90

1.7.1.3

tot het verkrijgen van een legalisatie van een handtekening of het waarmerken van een foto of andere stukken

13,30

1.71.4

tot het verkrijgen van een attestatie de vita (artikel 19k van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek)

13,40

1.7.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot naturalisatie (zie Wettelijk tarief volgens Min. v. Justitie en Veiligheid)

 

1.7.2.1

Enkelvoudig standaard

881,00

1.7.2.2

Enkelvoudig verlaagd

655,00

1.7.2.3

Gemeenschappelijk standaard

1124,00

1.7.2.4

Gemeenschappelijk verlaagd

899,00

1.7.2.5

Mee-naturaliserend minderjarig kind

130,00

1.7.3

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot naturalisatie met gebruikmaking van de optieregeling

 

1.7.3.1

Enkelvoudig standaard

187,00

1.7.3.2

Meervoudig standaard

319,00

1.7.3.3

Mee-opterend minderjarig kind

21,00

 Hoofdstuk 8 (vervallen)

 Hoofdstuk 9 Kansspelen 

1.9.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een aanwezigheidsvergunning ingevolge artikel 30b van de Wet op de kansspelen (Stbl. 1964, 483):

 

1.9.1.1

voor een periode van twaalf maanden voor de eerste speelautomaat

Zie maximale tarief Speelauto-maten-besluit 2000

1.9.1.2.

voor een periode van twaalf maanden voor de tweede en voor iedere daarop volgende speelautomaat

Zie maximale tarief Speelauto-maten-besluit 2000

1.9.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de Kansspelen (loterijvergunning)

26,50

 Hoofdstuk 10 Kabels & Leidingen 

1.10.

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een instemmingsbesluit omtrent tijdstip, plaats en werkwijze van uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in artikel 5,4. eerste lid, van de Telecommunicatiewet of voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 5 van de Verordening werkzaamheden kabels en leidingen:

 

1.10.1

Voor een tracé van 25m1 tot 250 m1

317,15

1.10.2

Voor een tracé van 250m1 tot 1.000 m1

457,00

1.10.3

Voor een tracé van 1.000m1tot 2.500 m1

633,95

 

Hoofdstuk 11 Verkeer en vervoer

  

1.11

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag voor een ontheffing voor:

 

ONTHEFFINGEN VERKEER

Ontheffingen op grond van artikel 87 RVV 1990 en het Ontheffingenbeleid 2019

1.11.1

Ontheffing 1 a: onbeperkt toegang en parkeren buiten de vakken  

 

1.11.1.1

0-5 dagen

6,00

1.11.1.2

per maand

20,00

1.11.1.3

per jaar

12,50

1.11.2

Ontheffing 1 b: onbeperkt toegang

 

1.11.2.1

per dag

3,00

1.11.2.2

per maand

20,00

1.11.2.3

per jaar

12,50

1.11.3

Ontheffing 2 a: onbeperkt toegang bewonersgebied afgesloten binnenstad en beperkt toegang kernwinkelgebied (van 17.00-11.00 uur) en parkeren buiten de vakken

 

1.11.3.1

0-5 dagen

3,00

1.11.4

Ontheffing 2 b: onbeperkt toegang bewonersgebied afgesloten binnenstad en beperkt toegang kernwinkelgebied (van 17.00-11.00 uur)

 

1.11.4.1

0-5 dagen

3,00

1.11.4.2

per maand

20,00

1.11.4.3

per jaar

12,50

1.11.5

Ontheffing 3 a: onbeperkt toegang bewonersgebied afgesloten binnenstad en parkeren buiten de vakken

 

1.11.5.0

0-5 dagen

3,00

1.11.5.2

Per maand

20,00

1.11.5.3

Per jaar

12,50

1.11.6

Ontheffing 3 b: onbeperkt toegang bewonersgebied afgesloten binnenstad

 

1.11.6.1

0-5 dagen

3,00

1.11.6.2

Per maand

20,00

1.11.6.3

Per jaar

12,50

1.11.7

Fietsontheffing, voor voetgangersgebied

 

1.11.7.1

Per 5 jaar

37,00

1.11.7

Het verstrekken van een duplicaat-ontheffing bij verlies of diefstal van een papieren ontheffing

19,12

1.11.8

Kenteken wijziging bij papieren ontheffing

12,50

GEHANDICAPTENPARKEREN EN ARTSENPLAATSEN

1.11.9

Het verkrijgen van een gehandicaptenparkeerkaart (GPK) als bedoeld in artikel 49 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer

 

1.11.9.1

per kaart met een geldigheidsduur van vijf jaar, voor het eerste jaar een instaptarief van

21,90

1.11.9.2

Per opvolgend jaar dat de kaart geldig is, doch met een maximum van 4 jaar, wordt leges in een aanvullend tarief in rekening gebracht van

7,28

1.11.10

 

Aanleg van een gehandicaptenparkeerplaats of een artsenparkeerplaats op kenteken (betreft doorberekening kosten ogv WVW art. 156 / BABW art. 29),

indien voor de te reserveren parkeerplaats geen vakmarkering behoeft te worden aangebracht:

284,14

1.11.11

Aanleg van een gehandicaptenparkeerplaats of een artsenparkeerplaats op kenteken,

indien voor de te reserveren parkeerplaats vakmarkering moet worden aangebracht:

408,13

1.11.12

Verplaatsing van een gehandicaptenparkeerplaats of een artsenparkeerplaats op kenteken,

indien voor de te reserveren parkeerplaats geen vakmarkering behoeft te worden aangebracht

113,25

1.11.13

Verplaatsing van een gehandicaptenparkeerplaats of een artsenparkeerplaats op kenteken,

indien voor de te reserveren parkeerplaats vakmarkering moet worden aangebracht

247,98

1.11.14

vervanging kentekenplaat voor het onder 1.11.8 t/m 1.11.10 genoemde:

22,94

FIETSSTALLINGEN

1.11.15

Aanschaf elektronische pas (eenmalig)

20,46

1.11.16

Vervangen elektronische pas bij verlies of diefstal

20,46

  Hoofdstuk 12 Prostitutiebedrijven 

1.12.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot de afgifte van een vergunning als bedoeld in artikel 3.5 Apv. voor:

 

1.12.1.1

een raamprostitutie-inrichting

426,00

1.12.1.2

vermeerderd met

60,90

 

per werkplek

 

1.12.1.3

een andere seksinrichting

472,25

1.12.1.4

het wijzigen niet zijnde een wijziging tenaamstelling, van een vergunning als bedoeld in artikel 3.5 Apv. op een andere naam, indien de inrichting door de nieuwe vergunninghouder op dezelfde wijze wordt voortgezet

251,55

 

Hoofdstuk 13 Leegstandswet

 

1.13.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor de afgifte van een vergunning voor tijdelijke verhuur van leegstaande woonruimte als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Leegstandswet.

79,45

1.13.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor de verlenging van een vergunning voor tijdelijke verhuur van leegstaande woonruimte als bedoeld in artikel 15, vierde lid, van de Leegstandswet.

47,65

 

Hoofdstuk 14 Huisvestingswet

 

1.14.1

Onttrekkingsvergunning

 

1.14.1.1

De leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning tot geheel of gedeeltelijke onttrekking van woonruimte aan de bestemming tot bewoning als bedoeld in artikel 21, onderdeel a, Huisvestingswet bedragen per woning die verloren gaat

990,10

1.14.1.2

met een maximum tot 5 stuks:

4.590,50

1.14.2

Omzettingsvergunning

 

1.14.2.1

De leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning tot omzetting van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte als bedoeld in artikel 21, onderdeel c, van de Huisvestingswet bedragen per woning die verloren gaat:

990,10

1.14.3

Woningvormingsvergunning

 

1.14.3.1

De leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning voor het verbouwen van een woonruimte tot twee of meer woonruimten als bedoeld in artikel 21, onderdeel d, van de Huisvestingswet bedragen per woning die wordt toegevoegd:

990,10

1.14.4

Legalisatie

 

1.14.4.1

Indien sprake is van legalisatie door middel van de in 1.14.1, 1.14.2 en 1.14.3 genoemde vergunning, wordt het betreffende tarief verhoogd met:

50%

1.14.5

Teruggaaf

 

1.14.5.1

Indien na het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning op grond van de Huisvestingswet als bedoeld in de onderdelen 1.14.1, 1.14.2 en 1.14.3 maar nog niet is beschikt, deze aanvraag wordt ingetrokken of indien de gevraagde vergunning niet wordt verleend, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De teruggaaf bedraagt:

40%

 

van de op grond van die onderdelen voor de betreffende vergunning verschuldigde leges.

 

 

1.14.5.2

Op de eventuele toeslag volgens 1.14.4 wordt geen teruggaaf verleend.

 

 

Hoofdstuk 15 Diversen

 

1.15.

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor de afgifte van:

 

1.15.1

een vergunning voor het afleveren van vuurwerk als bedoeld in artikel 21 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.

59,95

1.15.2

een ontheffing voor het opslaan en verkopen van consumentenvuurwerk als bedoeld in de Apv.

59,95

1.15.3

een vergunning voor een vaste (commerciële) verkoopstandplaats als bedoeld in de Apv.

194,75

1.15.3.1

een vergunning voor een incidentele standplaats met een maatschappelijk doeleinde als bedoeld in het standplaatsenbeleid.

17,00

1.15.4

een vergunning voor het innemen van een standplaats met huurauto (taxi) per maand of gedeelte daarvan

43,30

1.15.5

een vergunning voor de exploitatie van een speelautomatenhal als bedoeld in artikel 3 van de Verordening op de Kansspelen.

485,30

1.15.6

het wijzigen niet zijnde een wijziging in tenaamstelling van een vergunning voor de exploitatie van een speelautomatenhal als bedoeld in artikel 3 van de Verordening op de Kansspelen

262,65

1.15.7

een ligplaatsvergunning als bedoeld in artikel 2.2 van de Verordening openbaar water, geldig voor maximaal:

 

1.15.7.1

1. een zomer- of winterseizoen als bedoeld in artikel 2 van de Verordening Havengelden

7,30

1.15.7.2

2. een periode van 5 jaar

52,15

1.15.8

een vergunning voor het plaatsen van voorwerpen of stoffen op, aan of boven een openbare plaats als bedoeld in de Apv geldig voor:

 

1.15.8.1

1. ten hoogste één jaar

7,90

1.15.8.2

2. voor meer dan één jaar, per jaar

7,90

 

met een maximum van

47,65

 

Indien voorwerpen of stoffen als bedoeld in de Apv al zijn aangebracht voor verlening van de vergunning, wordt het tarief voor de vergunning verhoogd met

58,25

1.15.9

Het tarief bedraagt voor een lijkschouwing door de gemeentelijke lijkschouwer, anders dan ingeval van een niet natuurlijke dood

42,95

1.15.10

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een verklaring als bedoeld in artikel 2 van het Crematiebesluit

42,95

1.15.11

een ontheffing geluidhinder als bedoeld in artikel 4.5 Apv. m.u.v evenementen als bedoeld in 3.2.1 / artikel 8.3, lid 2 Bouwbesluit 2012

59,95

1.15.12

Het tarief bedraagt voor in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken of vergaren van gegevens, het doen van onderzoek in gemeentelijke gegevens bestanden aan particulieren, bedrijven, instellingen, niet zijnde publiekrechtelijke lichamen ongeacht het onderwerp,

per iedere daaraan bestede 15 minuten of een gedeelte daarvan:

15,90

1.15.14

een ontheffing tot het houden van een collecte of inzameling anders dan genoemd in artikel 4 onder p van de legesverordening.

37,85

1.15.15

een vergunning op grond van de Wet Luchtvaart

79,45

1.15.16

een vergunning voor het organiseren van een schaatstocht op natuurijs bedraagt

12,90

1.15.16.1

Indien een schaatstocht op natuurijs waarvoor vergunning is verleend, doorgang heeft wordt er een naheffing in rekening gebracht, deze naheffing bedraagt De minimumleges bedraagt

40,05

1.15.17

een vergunning of ontheffing op grond van de Apv, voor zover daarvoor niet elders in de legestabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen, per vergunning of ontheffing

52,95

1.15.18

Een ontheffing op grond van de Winkeltijdenwet/Winkeltijdenverordening, per vergunning of ontheffing

52,95

 Titel 2 Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/ omgevingsvergunning 

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen 

2.1.1

Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder:

 

2.1.1.1

                     

Bouwkosten (Omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit):

de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012; Stcrt. 2012, 1567), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt, het bedrag waarvoor de aannemer zich heeft verbonden het werk tot stand te brengen (de aannemingssom), de omzetbelasting daarin niet begrepen], of voor zover deze ontbreekt een raming van de kosten die voortvloeien uit aangegane verplichtingen voor de fysieke realisatie (het bouwen) van de bouwwerken, de omzetbelasting daarin niet begrepen en indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, de omzetbelasting daarin niet begrepen;

 

2.1.1.2

                 

Aanlegkosten:

de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012; Stcrt 2012, 1567), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt, het bedrag waarvoor de aannemer zich heeft verbonden het werk tot stand te brengen (de aannemingssom), de omzetbelasting daarin niet begrepen], of voor zover deze ontbreekt, een raming van de kosten die voortvloeien uit de aangegane verplichtingen voor de fysieke realisatie (het aanleggen) van de werken of de werkzaamheden, de omzetbelasting daarin niet begrepen, en indien de werken of werkzaamheden geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschieden de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van de werken of de werkzaamheden waarop de aanvraag betrekking heeft, de omzetbelasting daarin niet begrepen;

 

2.1.1.3

Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

2.1.1.4

Drempelbedrag

Het minimale tarief dat wordt geheven voor een aanvraag van een activiteit uit het omgevingsrecht alsmede voor een principeverzoek.

 

2.1.1.5

Duurzaamheidsmaatregelen

Maatregelen die het duurzame karakter van de gemeente ondersteunen.

Te denken valt aan:

  • -

    Zonnepanelen / -boiler op een bouwwerk, mits dit bij dat bouwwerk bijdraagt aan een verbeterde energieprestatie (minimaal 25% lager)

  • -

    Meer of betere isolatie van wanden en daken, mits dit bijdraagt aan een verbeterde energieprestatie (minimaal 25% lager) van het betreffende gebouw.

  • -

    Zonneweides (mimimaal 0,1 Mwp)

  • -

    Windturbines, de installatie.

  • -

    Bio-maatregelen voor duurzame energie opwekking

en andere nieuw te ontwikkelen technieken.

Als gevolg van legesheffing op de toegevoegde duurzame onderdelen wordt het rendement ernstig gedrukt waardoor de duurzaamheidsmaatregel teniet wordt gedaan. De investering is dan niet rendabel en zal daarom niet worden gedaan.

 

2.1.2

In deze titel voorkomende begrippen die in de Wabo zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als bij of krachtens de Wabo bedoeld.

 

2.1.3

In deze titel voorkomende begrippen die niet nader in de Wabo zijn omschreven en die betrekking hebben op activiteiten waarvoor het toetsingskader in een ander wettelijk voorschrift is uitgewerkt, hebben dezelfde betekenis als in dat wettelijk voorschrift bedoeld.

 

 Hoofdstuk 2 Principeverzoek 

2.2

Principeverzoek

 

2.2.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een principeverzoek voor een éénmalige beoordeling (planologie en welstand) van een aanvraag omgevingsvergunning voor zover het om de activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a en/of c, van de Wabo gaat:

25 %

 

van de leges zoals deze bij een daadwerkelijke aanvraag om een omgevingsvergunning voor het project zouden worden vastgesteld,

 

2.2.1.1

met een minimum van (drempelbedrag)

125,20

 

voor een éénmalige planologische beoordeling.

 

2.2.1.2

met een minimum van

283,90

 

voor een éénmalige planologische beoordeling incl. een éénmalige beoordeling door welstand.

 

2.2.1.3

met een maximum van

3.913,75

2.2.2

Indien binnen de termijn van één jaar nadat er schriftelijk uitspraak is gedaan op het verzoek tot beoordeling van een principeverzoek als bedoeld in het voorgaande lid, een aanvraag omgevingsvergunning wordt ingediend die volledig overeenkomt met de betreffende uitspraak, wordt de in het eerste lid bedoelde en geheven leges op de definitieve aanvraag zoals bedoeld in 2.3.1 in mindering gebracht minus het minimumbedrag volgens 2.2.1.1 resp. 2.2.1.2, afhankelijk welke er is toegepast:

125,20

of

283,90

2.2.3

Er vindt voorts, buiten de situatie omschreven onder 2.2.2, geen separate restitutie plaats van de op grond van artikel 2.2.1 in rekening gebrachte leges principeverzoek.

 

 Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning 

2.3

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project:

de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project geheel of gedeeltelijk bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft en de verschuldigde leges voor de extra toetsen die in verband met de aanvraag moeten worden uitgevoerd, berekend naar de tarieven en overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk en hoofdstuk 4 van deze titel. In afwijking van de vorige volzin kan ook per activiteit, handeling of andere grondslag een legesbedrag worden gevorderd.

 

2.3.1

Bouwactiviteiten

 

2.3.1.1

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief:

 

 

indien de bouwkosten niet de € 2.500 te boven gaan, het drempeltarief:

125,20

2.3.1.2.

indien de bouwkosten minder dan € 250.000 bedragen:

125,20

 

vermeerderd met

1,83%

 

van de bouwkosten voor zover die de € 2.500 te boven gaan

 

 

doch tot aan € 250.000;

 

2.3.1.3

indien de bouwkosten € 250.000 tot € 1.650.000 bedragen:

4.651,65

 

vermeerderd met:

2,13%

 

van de bouwkosten zover die de € 250.000 te boven gaan

 

 

doch tot aan € 1.650.000;

 

2.3.1.4

indien de bouwkosten € 1.650.000 tot € 5.125.000 bedragen:

34.471,65

 

vermeerderd met:

2,06%

 

van de bouwkosten zover die de € 1.650.000 te boven gaan

 

 

doch tot aan € 5.125.000;

 

2.3.1.5

indien de bouwkosten € 5.125.000 tot € 7.175.000 bedragen:

106.056,65

 

vermeerderd met:

1,97%

 

van de bouwkosten zover die de € 5.125.000 te boven gaan

 

 

doch tot aan € 7.175.000;

 

2.3.1.6

Indien de bouwkosten € 7.175.000 of meer bedragen:

146.441,65

 

vermeerderd met:

1,85%

 

van de bouwkosten zover die de € 7.175.000 te boven gaan.

 

2.3.1.7

Het maximum aan te heffen leges voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo bedraagt:

361.630,00

2.3.1.8

De tarieven volgens onderdelen 2.3.1.1 t/m 2.3.1.7, 2.5.3 en 2.5.4 worden bij elke extra beoordeling door welstand, met uitzondering van de eerste twee beoordelingen, vermeerderd met:

125,20

2.3.2

Civieltechnische werken

 

 

In afwijking van het bepaalde onder 2.3.1 bedraagt het drempeltarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo voor een civieltechnisch werk zoals een brug, tunnel, viaduct e.d.:

125,20

 

vermeerderd met:

0,60%

 

van de op een veelvoud van € 500 naar boven afgeronde bouwkosten.

 

2.3.3

Achteraf ingediende aanvraag

 

 

Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1, 2.3.2 en 2.3.11 bedraagt het tarief, indien de in dat onderdeel bedoelde aanvraag wordt ingediend na aanvang of gereedkomen van de betreffende activiteit:

150%

 

van de op grond van dat onderdeel verschuldigde leges.

 

2.3.4

Aanlegactiviteiten

 

2.3.4.1

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo, bedraagt het drempeltarief:

125,20

2.3.4.1.1

vermeerderd met:

0,60%

2.3.4.1.2

van de op een veelvoud van € 500 naar boven afgeronde aanlegkosten.

 

2.3.4.2

Indien de aanvraag betrekking heeft op werken of werkzaamheden, waarvoor in het kader van archeologisch onderzoek in samenhang met bepalingen uit het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten moet worden verleend, bedraagt het tarief:

249,40

2.3.5

Planologisch strijdig gebruik waarbij tevens sprake is van een bouwactiviteit 

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, en tevens sprake is van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1:

 

2.3.5.1

indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1º, van de Wabo (binnenplanse afwijking) van toepassing is:

125,20

2.3.5.2

indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de Wabo (buitenplanse kleine afwijking) van toepassing is:

125,20

2.3.5.3

indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo (ingrijpende buitenplanse afwijking) van toepassing is, en:

 

2.3.5.3.1

  • indien de bouwkosten berekend volgens 2.3.1. van deze verordening lager zijn dan € 2.000.000

 

10.314,00

2.3.5.3.2

  • indien de bouwkosten, berekend volgens artikel 2.3.1 van deze verordening € 2.000.000 of hoger bedragen

 

15.470,00

2.3.5.4

[vervallen]

 

2.3.5.5

indien artikel 2.12, eerste lid, onder b, van de Wabo

(afwijking van exploitatieplan) van toepassing is:

283,90

2.3.5.6

indien de aanvraag een project van provinciaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van provinciale regelgeving):

567,80

2.3.5.7

indien de aanvraag een project van nationaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en bij toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo (afwijking van nationale regelgeving):

567,80

2.3.5.8

indien artikel 2.12, eerste lid, onder d, van de Wabo

(afwijking van voorbereidingsbesluit) van toepassing is:

283,90

2.3.6

Planologisch strijdig gebruik waarbij geen sprake is van een bouwactiviteit

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, en niet tevens sprake is van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief:

 

2.3.6.1

indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1º, van de Wabo (binnenplanse afwijking) van toepassing is:

283,90

2.3.6.2

 

indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de Wabo

(buitenplanse kleine afwijking) van toepassing is:

283,90

2.3.6.3

indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo

(buitenplanse afwijking) van toepassing is:

 

13.025,90

2.3.6.4

[vervallen]

 

2.3.6.5

indien artikel 2.12, eerste lid, onder b, van de Wabo

(afwijking van exploitatieplan) van toepassing is:

283,90

2.3.6.6

indien de aanvraag een project van provinciaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en bij toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo (afwijking van provinciale regelgeving):

567,80

2.3.6.7

indien de aanvraag een project van nationaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en bij toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo (afwijking van nationale regelgeving):

567,80

2.3.6.8

indien artikel 2.12, eerste lid, onder d, van de Wabo

(afwijking van voorbereidingsbesluit) van toepassing is:

283,90

2.3.7

Verklaring van geen bedenkingen

 

2.3.7.1

Onverminderd het bepaalde in de voorgaande onderdelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, indien een daartoe bij wet of algemene maatregel van bestuur aangewezen bestuursorgaan een verklaring van geen bedenkingen moet worden gevraagd  voordat een omgevingsvergunning kan worden verleend, als bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, van de Wabo:

934,25

2.3.8

In gebruik nemen of gebruiken van bouwwerken en tijdelijke bouwwerken in relatie tot brandveiligheid 

 

2.3.8.1

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder d, van de Wabo, bedraagt het tarief:

567,80

 

vermeerderd met:

283,90

 

Indien in de inrichting meer dan 500 personen per dag aanwezig zijn.

 

2.3.8.2

Indien de aanvraag betrekking heeft op een onderwijsgebouw dan worden de tarieven zoals genoemd in onderdeel 2.3.8 van deze legestabel gereduceerd tot:

50%

 

met een minimum van:

283,90

2.3.9

Sloopactiviteiten anders dan bij monumenten of in beschermd stads- of dorpsgezicht

 

2.3.9.1

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het slopen van een bouwwerk in gevallen waarin dat in een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit is bepaald, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder g, van de Wabo bedraagt het tarief

125,20

2.3.10

Uitweg/inrit

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het maken, hebben, veranderen of veranderen van het gebruik van een uitweg/inrit waarvoor een vergunning of ontheffing is vereist, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo, bedraagt het tarief

125,20

2.3.11

Reclamevergunning

 

2.3.11.1

Indien de aanvraag omgevingsvergunning betrekking heeft op het voeren van reclame op of aan de gevel in een door het college aangewezen gebied, ingevolge de Reclameverordening bedraagt het tarief:

567,80

2.3.11.2

Indien de aanvraag omgevingsvergunning betrekking heeft op het voeren van reclame op of aan de gevel buiten een door het college aangewezen gebied of binnen een door het rijk aangewezen beschermd stads- en dorpsgezicht, ingevolge de Reclameverordening bedraagt het tarief:

283,90

2.3.12

Omgevingsvergunning in twee fasen

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning op verzoek in twee fasen plaatsvindt, als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, van de Wabo, bedraagt het tarief:

 

2.3.12.1

voor het in behandeling nemen van de aanvraag voor een beschikking met betrekking tot de eerste fase: het bedrag dat voortvloeit uit toepassing van de tarieven in dit hoofdstuk voor de activiteiten waarop de aanvraag voor de eerste fase betrekking heeft, met dien verstande dat wat betreft de activiteit bouwen er 1/3 deel van de onder 2.3.1 berekende leges worden meegenomen met een opslag van:

283,90

2.3.12.2

voor het in behandeling nemen van de aanvraag voor een beschikking met betrekking tot de tweede fase: het bedrag dat voortvloeit uit toepassing van de tarieven in dit hoofdstuk voor de activiteiten waarop de aanvraag voor de tweede fase betrekking heeft, met dien verstande dat wat betreft de activiteit bouwen er 2/3 deel van de onder 2.3.1 berekende leges worden meegenomen met een opslag van:

283,90

2.3.13

Natura 2000- en Flora- en fauna-activiteiten

 

2.3.13.1

Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2aa, aanhef en onder a, van het Besluit ruimtelijke ordening (Natura 2000-activiteit) bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere onderdelen van dit hoofdstuk indien tevens sprake is van de in die onderdelen bedoelde activiteiten:

283,90

2.3.13.2

Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2aa, aanhef en onder b, van het Besluit omgevingsrecht (flora- en fauna-activiteit) bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere onderdelen van dit hoofdstuk indien tevens sprake is van de in die onderdelen bedoelde activiteiten:

283,90

 

per vergunning/ontheffing.

 

2.3.14

Andere activiteiten

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het verrichten van een andere activiteit of handeling dan in de voorgaande onderdelen van dit hoofdstuk bedoeld en die activiteit of handeling behoort tot:

 

2.3.14.1

een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de Wabo, bedraagt het tarief:

283,90

2.3.14.2

een bij provinciale verordening, gemeentelijke verordening of waterschapsverordening aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving, als bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, van de Wabo, bedraagt het tarief:

283,90

2.3.14.2.1

en voor zover het een gemeentelijke verordening betreft: het bedrag dat op grond van deze tarieventabel voor de betreffende vergunning of ontheffing verschuldigd is als de activiteit zou worden uitgevoerd zonder omgevingsvergunning. Als de activiteit in geen enkel geval kan worden uitgevoerd zonder omgevingsvergunning bedraagt het tarief:

125,20

2.3.14.2.2

en voor zover het een provinciale of waterschapsverordening betreft: het bedrag van de voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag om een omgevingsvergunning aan de aanvrager meegedeelde kosten, blijkend uit een begroting die door het college van burgemeester en wethouders is opgesteld. Indien een begroting als bedoeld in de eerste volzin is uitgebracht, wordt een aanvraag in behandeling genomen op de vijfde werkdag na de dag waarop de begroting aan de aanvrager ter kennis is gebracht, tenzij de aanvraag voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken.

 

2.3.15

Advies

 

2.3.15.1

Onverminderd het bepaalde in dit hoofdstuk bedraagt het tarief, indien een daartoe bij wettelijk voorschrift aangewezen bestuursorgaan of andere instantie advies moet uitbrengen over de aanvraag of het ontwerp van de beschikking op de aanvraag om een omgevingsvergunning:

283,90

2.3.15.2

Verplicht advies agrarische beoordelingscommissie

 

2.3.15.2.1

Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1 en 2.3.2 bedraagt het tarief, indien krachtens wettelijk voorschrift voor de in dat onderdeel bedoelde aanvraag een advies van de agrarische commissie nodig is en wordt beoordeeld:

283,90

 

verhoogd met de werkelijke kosten van de Agrarische beoordelingscommissie. Deze worden separaat doch achteraf in rekening gebracht.

 

2.3.15.2.2

[vervallen]

 

2.3.15.3

Beoordeling bodemrapport

 

2.3.15.3.1

Onverminderd het bepaalde in de voorgaande onderdelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, indien krachtens wettelijk voorschrift voor de in dat onderdeel bedoelde aanvraag een bodemrapport wordt beoordeeld:

 

2.3.15.3.2

voor de beoordeling van een milieukundig bodemrapport voor een bouwterrein waarvan de oppervlakte niet meer dan 1.000 m² bedraagt

138,80

2.3.15.3.3

voor een bouwterrein met een oppervlakte van meer dan 1.000 m²

193,05

2.3.15.3.4

voor de beoordeling van een archeologisch bodemrapport

gratis

2.3.16

Kappen bomen, vellen houtopstanden

 

2.3.16.1

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op kappen van particuliere bomen en/of het vellen van particuliere houtopstanden, tenzij dit door stormschade, ouderdom of ziekte noodzakelijk is en waarvoor een vergunning is vereist, als bedoeld in artikel 2.1.5, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wabo, bedraagt het tarief:

125,20

2.3.17

Hogere grenswaarde

 

2.3.17.1

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwwerk ten aanzien van waarvan een hogere grenswaarde procedure dient plaats te vinden, bedraagt het tarief:

283,90

 Hoofdstuk 4 Teruggaaf / Reductie 

2.4.1

Teruggaaf als gevolg van intrekking aanvraag op verzoek van de aanvrager van de omgevingsvergunning voor bouw- of aanlegactiviteiten en voor zover nog niet verleend.

 

 

Als een aanvrager zijn aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw- of aanlegactiviteiten, als bedoeld in de onderdelen 2.3.1, 2.3.2 en 2.3.4, intrekt terwijl deze reeds in behandeling is genomen door de gemeente, maar nog niet is beschikt, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De teruggaaf bedraagt:

 

2.4.1.1

indien de aanvraag wordt ingetrokken binnen een termijn van 6 weken na het in behandeling nemen ervan en voor zover hierop nog niet is beschikt

75%

 

van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges, gerekend vanaf het drempelbedrag van

125,20

 

per activiteit.

 

2.4.1.2

indien de aanvraag wordt ingetrokken na 6 weken en binnen 12 weken na het in behandeling nemen ervan en voor zover hierop nog niet is beschikt

50%

 

van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges, gerekend vanaf het drempelbedrag van

125,20

 

per activiteit.

 

2.4.2

Teruggaaf op verzoek van de aanvrager als gevolg van intrekking verleende omgevingsvergunning voor bouw- of aanlegactiviteiten binnen 2 jaar na onherroepelijk worden van de vergunning

40%

 

van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteiten verschuldigde leges, gerekend vanaf het drempelbedrag van

125,20

 

per activiteit.

 

2.4.3

 

Teruggaaf als gevolg van het weigeren van een omgevingsvergunning voor bouw-, civiel- of aanlegactiviteiten

 

2.4.3.1

 

Als de gemeente een omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw-, civiel- of aanlegactiviteiten als bedoeld in de onderdelen 2.3.1, 2.3.2, en 2.3.4 weigert, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges nadat is gebleken dat de weigering een onherroepelijk karakter heeft verkregen en voor zover de legesheffing is voldaan. De teruggaaf bedraagt:

50%

 

van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges gerekend vanaf het drempelbedrag:

125,20

 

per activiteit.

 

2.4.3.2

 

Onder een weigering bedoeld in onderdeel 2.4.3.1 wordt mede verstaan een vernietiging van de beschikking bij rechterlijke uitspraak.

 

2.4.3.3

Een verzoek tot teruggaaf als bedoeld in onderdeel 2.4.3.1 dient uitsluitend schriftelijk en binnen 6 maanden nadat de weigering onherroepelijk is, te worden gedaan.

 

2.4.4

Geen teruggaaf legesdeel advies of verklaring van geen bedenkingen

 

 

Van de leges verschuldigd op grond van de onderdelen 2.3.5, 2.3.6, 2.3.7, 2.3.14 en 2.3.15 wordt geen teruggaaf verleend.

 

2.4.5

Minimumbedrag voor teruggaaf

 

 

Het minimumbedrag voor teruggaaf bedraagt:

55,00

2.4.6

Regelingen uitsluitend behorend bij duurzaamheidsmaatregelen

 

2.4.6.1

Reductie leges bij activiteit Bouwen

Uitsluitend indien het (vergunningplichtige) project past in de door de gemeente gestelde duurzaamheidsprogramma kan aanspraak gemaakt worden op een reductie van de leges voor de activiteit bouwen, door middel van het verlagen van de bouwkosten volgens onderdeel 2.1.1.1 en 2.1.1.5. De verlaging van de bouwkosten betreft uitsluitend het in mindering brengen van die onderdelen die als toegevoegde waarde zijn opgenomen in de bouwkosten en uitsluitend bedoeld zijn voor het verhogen van het duurzame karakter van het project.

Voorbeeld: de zonnepanelen bij zonneweides. Hierin zijn bijv. de onderliggende constructieve onderdelen wel legesplichtig maar de zonnepanelen niet, terwijl het een onlosmakelijk onderdeel is.

 

2.4.6.2

Uitstelregeling

Uitsluitend indien de aanvrager een vergunning volgens onderdeel 2.3.1 nodig heeft voor het verkrijgen van duurzaamheidssubsidies van hogere overheden, kan de aanvrager een verzoek doen voor het uitstellen van de betaling van de te heffen leges. Het schriftelijke verzoek dient gelijktijdig met de aanvraag ingediend te worden. Het verzoek bestaat minimaal uit:

  • opgave van duurzaamheidsmaatregelen

  • kopie van de betreffende subsidieaanvraag

  • opgave termijn waarbinnen de subsidie toegekend zal gaan worden

  • bouwkosten, gesplitst naar:

    • o

      bouwkundige werken volgens onderdeel 2.1.1.1

    • o

      de extra duurzaamheidsonderdelen

De aanvrager krijgt schriftelijk mededeling of de aanvraag voor de uitstelregeling in aanmerking komt. Aan deze mededeling kunnen voorwaarden worden verbonden.

 

2.4.7

Regelingen uitsluitend behorend bij combinatie met de (gemeentelijke of provinciale) monumentenvergunning volgens artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de Wabo.

 

2.4.7.1

Uitsluitend indien er een vergunning wordt verleend voor de activiteit bouwen in combinatie met een monumentenvergunning volgens art. 2.2, eerste lid, onder b, van de Wabo en de betreffende activiteit bouwen heeft uitsluitend betrekking op het constructieve herstel in verband met behoud van het monument, bestaat er een mogelijkheid voor reductie van de leges volgens onderdeel 2.3.1. De reductie bedraagt:

60%

 

van de volgens onderdeel 2.3.1. te heffen leges, gerekend vanaf het drempelbedrag:

125,20

 Hoofdstuk 5 Wijziging omgevingsvergunning als gevolg van wijziging project  

2.5.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot wijziging van de tenaamstelling van een verleende omgevingsvergunning:

125,20

2.5.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot wijziging van een omgevingsvergunning als gevolg van een, naar de omstandigheden beoordeeld, geringe wijziging in het project waarvoor geen welstandelijke toetsing nodig is, waarvoor geen nieuwe constructieve gegevens hoeven te worden beoordeeld en die evenmin hoeft te worden gepubliceerd:

125,20

2.5.3

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot wijziging van een omgevingsvergunning als gevolg van een, naar de omstandigheden beoordeeld, geringe wijziging in het project waarvoor wel een (éénmalige) welstandelijke toetsing nodig is of waarvoor nieuwe constructieve gegevens moeten worden beoordeeld.

283,90

2.5.4

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot wijziging van een omgevingsvergunning als gevolg van een, naar de omstandigheden beoordeeld, geringe wijziging in het project waarvoor een éénmalige welstandelijke toetsing nodig is en waarvoor nieuwe constructieve gegevens moeten worden beoordeeld en die past binnen het bestemmingsplan:

567,80

2.5.5

Indien de wijziging naar de omstandigheden beoordeeld van ingrijpende aard is dan gelden onverminderd de tarieven volgens de onderdelen zoals genoemd in Hoofdstuk 3.

 

 Hoofdstuk 6 Bestemmingswijzigingen zonder activiteiten 

2.6

Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het vaststellen van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening voor zover het de kosten van ambtelijke begeleiding betreft, bedraagt:

11.552,00

 

vermeerderd met de kosten voor het feitelijk opstellen van het bestemmingsplan, indien de gemeente hiertoe opdracht geeft. Hiervoor zal een separate begroting aan aanvrager worden overgelegd.

 

2.6.1

Het tarief voor het in behandeling nemen van een verzoek waarbij gebruik wordt gemaakt van de in een bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid volgens artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening

6.830,00

 

vermeerderd met de kosten voor het feitelijk opstellen van bijbehorende regels, toelichting etc.. Hiervoor zal een separate begroting aan de aanvrager worden overgelegd.

 

Titel 3 Dienstverlening vallend onder Europese dienstenrichtlijn 

Hoofdstuk 1 Horeca 

3.1.

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor:

 

3.1.1.

een vergunning ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Drank- en Horecawet

259,55

3.1.2

een ontheffing van artikel 35 van de Drank- en Horecawet

22,25

3.1.3

[vervallen]

 

3.1.4

een vergunning tot het exploiteren van een horecabedrijf als bedoeld in de Apv.

346,65

3.1.5

het wijzigen, niet zijnde een wijziging tenaamstelling, van een vergunning tot het exploiteren van een horecabedrijf of drank en horecavergunning en de daarbij behorende bijlage(n).

78,65

3.1.6

een enkele aanvraag terrasvergunning zoals bedoeld in de Apv.

78,65

 Hoofdstuk 2 Organiseren evenementen of markten 

3.2.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor:

 

3.2.1.1

een ontheffing van het verbod tot het maken van akoestische muziek door middel van muziekinstrumenten als bedoeld in de Apv. voor zover het betreft een ontheffing geldig voor:

 

3.2.1.1.1

één dag

9,65

3.2.1.1.2

niet langer dan 14 al dan niet achtereenvolgende dagen

20,45

3.2.1.1.3

één jaar

65,85

3.2.1.1.4

 

 

 

 

 

3.2.1.1.1

een ontheffing van het verbod tot het maken van versterkte muziek door middel van muziekinstrumenten als bedoeld in de Apv, voor zover het betreft een ontheffing geldig voor:

 

3.2.1.1.1.1

één dag

20,45

3.2.1.1.1.2

niet langer dan 14 al dan niet achtereenvolgende dagen

40,90

3.2.1.1.1.3

één jaar

92,05

 

 

 

3.2.1.1.2

een ontheffing van het verbod tot het maken van live- muziek door middel van muziekinstrumenten als bedoeld in de Apv, voor zover het betreft een ontheffing geldig voor:

 

3.2.1.1.2.1

één dag

92,05

3.2.1.1.2.2

niet langer dan 14 al dan niet achtereenvolgende dagen

143,20

3.2.1.1.2.3

één jaar

214,85

 

 

 

3.2.1.2

een ontheffing sluitingsuur als bedoeld in de Apv.

per dag dat de ontheffinggeldig is:

11,00

3.2.1.3

een klein evenement (<500 bezoekers) als bedoeld in de Apv.

22,85

3.2.1.4

een groot evenement met gevolgen voor de openbare orde/woon- en leefmilieu (>= 500 bezoekers) als bedoeld in de Apv.

157,55

 

Indien de aanvraag voor een evenementvergunning als bedoeld in 3.2.1.3 en 3.2.1.4, minder dan 8 weken voorafgaand aan het evenement wordt aangevraagd wordt het tarief voor de vergunning verdubbeld

 

3.2.1.5

het houden van een snuffelmarkt of themamarkt (< 500 bezoekers) als bedoeld in de Apv.

22,85

3.2.1.6

het houden van een snuffelmarkt of themamarkt (>= 500 bezoekers) als bedoeld in de Apv.

157,55

 

Indien de aanvraag voor esnuffelmarkt of themamarkt als bedoeld in 3.2.1.5 en 3.2.1.6, minder dan 8 weken voorafgaand aan het evenement wordt aangevraagd wordt het tarief voor de vergunning verdubbeld.

 

3.2.1.7

Een ontheffingvan de Zondagswet

52,95

Alkmaar, 13-12-2018;

De raad voornoemd,

P.M. Bruinooge, voorzitter

F.A.J.M. van Beek, griffier

Toelichting op de Legesverordening Alkmaar 2019

A Algemeen

1 Wettelijke basis

De leges worden geheven op basis van artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet. De legesheffing voor reisdocumenten en de Nederlandse identiteitskaart berust niet op artikel 229 van de Gemeentewet, maar op artikel 7 van de Paspoortwet, in samenhang met artikel 2, tweede lid, van die wet (wijziging Paspoortwet per 9 maart 2014).

In 1995 is het begrip “leges” komen te vallen onder het begrip “rechten” (artikel 229 Gemeentewet). In de verordening is ervoor gekozen de rechten ‘leges’ te blijven noemen, omdat het hier gaat om een ingeburgerd en herkenbaar begrip. Bovendien gaat het in vrijwel alle gevallen om het in behandeling nemen van aanvragen voor vergunningen e.d. en om het verstrekken van documenten.

In de verordening en tarieventabel is gekozen is voor een zogenaamd ‘aangekleed’ model, dat wil zeggen dat de tekst van hogere wettelijke regelingen, waar nodig voor de duidelijkheid, is overgenomen. Daarmee kan de aanvrager de wettelijke grondslag direct natrekken.

In verband met artikel 10 van de Legesverordening Alkmaar 2017 (overdracht van bevoegdheden) is in de aanhef eveneens artikel 156, eerste en tweede lid, onder h, van de Gemeentewet genoemd.

2 Opzet

De Legesverordening Alkmaar bestaat uit twee gedeelten, namelijk de verordening zelf met de formele en materiële bepalingen en de tarieventabel met een omschrijving van de belastbare feiten, de heffingsmaatstaven en de tarieven.

Zowel voor de verordening als voor de tarieventabel is de gemeenteraad het bevoegd gezag.

Voordeel van deze opzet is dat wijzigingen van tarieven op eenvoudige wijze in de tarieventabel zijn te verwerken zonder dat de onderlinge samenhang van de artikelen in de verordening verloren gaat.

De indeling van de tarieventabel is als volgt:

Titel I, Algemene dienstverlening.

Hieronder vallen alle diensten op verzoek van aanvragers te verstrekken voor zover niet vallend onder de navolgende titels

Titel II. Dienstverlening op grond van de Wet Algemene bepalingen omgevingsvergunning, de fysieke leefomgeving.

Dit behoeft geen verdere toelichting. In Alkmaar is voor de eenduidigheid daaraan toegevoegd de dienstverlening op grond van de Brandbeveiligingsverordening, materieel gelijk te stellen aan onderdelen van de Wabo, feitelijk een vangnet.

Titel III dienstverlening vallend onder de Europese Dienstenrichtlijn.

De mogelijkheden tot kruissubsidiëring zijn door de komst van de Europese Dienstenrichtlijn (EDR) beperkter geworden.

De EDR maakt kruissubsidiëring binnen een cluster van samenhangende vergunningstelsels mogelijk. Dit betreft alleen de diensten aan dienstverrichters waarop de EDR van toepassing is. De wetgever heeft hierin geen aanleiding gezien om artikel 229b van de Gemeentewet te wijzigen. De EDR doorkruist daarmee de wettelijke regeling van artikel 229b Gemeentewet.

3 De tarieven

Het staat elke gemeente in beginsel vrij voor haar diensten zelf de tarieven vast te stellen. Alleen voor een aantal taken die de gemeente in medebewind voor bijvoorbeeld de provincie of het rijk uitvoert, kan bij of krachtens de wet de hoogte van de te heffen tarieven zijn bepaald. Daar is de vrijheid van de gemeente dus ingeperkt. Bijvoorbeeld reisdocumenten of legitimatiebewijzen, maar ook de kosten van kadastrale uittreksels als die door de gemeente worden verstrekt.

Maar de heffingsvrijheid zoals in de eerste zin beschreven is ook overigens niet onbeperkt. Het ministerie van Binnenlandse zaken heeft in de “Handleiding model kostentoerekening leges” aangegeven binnen welke marges de gemeente haar tarieven kan en mag vaststellen.

Een basisuitgangspunt is maximaal kostendekkend. Een gemeente is geen commerciële onderneming maar monopolist voor te verlenen diensten. De legestarieven mogen dus niet meer dan kostendekkend worden berekend. Die berekening van de kostendekkendheid vindt niet plaats per geleverde dienst maar voor clusters van geleverde diensten. Binnen door het rijk gedefinieerde samenhangende clusters van diensten kan zelfs sprake zijn van zogenoemde kruissubsidiëring. Dat wil zeggen dat als voor de ene dienst niet kostendekkend wordt geheven, het tekort op de uitvoering dan in een méér dan kostendekkend tarief binnen hetzelfde cluster mag worden gecompenseerd. Maar ook daar zijn weer grenzen aan. De op te leggen leges moet wel in enige redelijke verhouding staan tot de geleverde dienst en het individuele voordeel dat een aanvrager met deze dienst kan bereiken.

Stel dat de behandeling van een aanvraag voor een collecte en een aanvraag voor een optreden als straatartiest allebei € 75,= aan behandelingskosten hebben. Voor de collecte wordt € 10 geheven maar voor de vergunning straatartiest € 140, zodat het totaal bij gelijke aantallen nog kostendekkend is. Maar de opbrengst die de straatartiest met zijn vergunning denkt te kunnen behalen zal waarschijnlijk voor 100% door de leges worden afgeroomd. En dat zal niet de bedoeling zijn. Het uitgangspunt van kostendekkendheid kan dus haaks staan op het maatschappelijk doel dat met het verstrekken en gebruik maken van een vergunning wordt nagestreefd. Vaak is duidelijk dat de voor deze zaken vastgestelde tarieven voor < 20% kostendekkend zijn terwijl kruissubsidiëring niet echt voor de hand ligt. Feitelijk is er dan sprake van een vorm van indirecte subsidie. Door echter van te voren per product te berekenen wat de kosten zijn die met vergunningverlening gepaard gaan, wordt de hoogte van de verborgen subsidie ook duidelijk.

Voorafgaand aan de verlening van diensten moet ook worden meegenomen of de deregulering niet tot de mogelijkheid behoort. Daarmee kan er zowel bij de gemeente kosten worden bespaard als bij de potentiële aanvrager.

Titel 2 van de tarieventabel, alle diensten voortvloeiend uit de Wet algemene bepalingen omgevingsvergunning, wordt door het ministerie als één cluster aangemerkt. Daarin kan de gemeente geen wijziging brengen.

Als er voor dienstverlening wettelijk vastgestelde maximumtarieven zijn, staan deze in de tarieventabel vermeld. Deze tarieven zijn niet alleen niet kostendekkend, ook kan er sprake zijn van een rijkskostendeel dat de gemeente aan het rijk moet afdragen. In dergelijke situaties geldt in theorie dat de gemeente voor het deel dat niet kostendekkend is in de Algemene uitkering gemeentefonds is of wordt gecompenseerd. In ieder geval mag voor de legesheffing op deze taken geen kruissubsidiëring worden toegepast ten laste van andere heffingen.

Voor diensten waarvoor ingevolge het bepaalde in artikel 4 van de Legesverordening géén leges wordt geheven geldt dat deze voor de berekening kostendekkendheid volledig buiten beschouwing moeten blijven. Het gemis aan opbrengsten mag niet worden gecompenseerd met andere legesheffingen.

Zie ook de toelichting op artikel 5 en de tarieventabel.

4 Het begrip ‘dienst’

Er kan leges worden geheven voor door de gemeente verstrekte diensten (artikel 229 eerste lid, onderdeel b van de Gemeentewet). Als de gemeente op verzoek van een aanvrager een dienst verleent, moet er in beginsel sprake zijn van een individueel belang van aanvrager bij die dienst. Voor een dienst die de gemeente uit eigen initiatief verleent kan geen leges worden geheven.

Een ander kenmerk is dat leges geheven wordt voor het louter in gang zetten van de dienstverlening (het in behandeling nemen van een aanvraag), dus voor de inspanningsverplichting en niet voor een resultaatverplichting. Dus ook als de dienst uiteindelijk wordt geweigerd blijft er leges verschuldigd. Er kan dan wel sprake zijn van een gedeeltelijke restitutie.

Leges kunnen dus uitsluitend geheven worden voor door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. Dit blijkt uit het arrest van de Hoge Raad van 9 december 1987 (nr. 24.892, BNB 1988/117, Belastingblad 1988, blz. 65).

Het begrip ‘dienst’ is niet nader gedefinieerd in de wet. Wel is in de jurisprudentie invulling gegeven aan het begrip ‘dienst’. Op grond van de jurisprudentie is het antwoord op de vraag of er sprake is van een dienst dat doorslaggevend is of degene te wiens behoeve de dienst wordt verleend een individueel belang heeft bij die dienst. Dit individuele belang is in beginsel altijd aanwezig indien de dienstverlening wordt gevraagd.

Indien de dienst ambtshalve wordt verleend, is er naar het oordeel van de wetgever geen sprake van een dienst (Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21 591, nr. 3, blz. 78). Dit betekent dat vanaf 1 januari 1995 voor het ongevraagd verlenen van diensten geen legesheffing meer mogelijk is.

Is het algemene belang groter dan het individuele belang van de aanvrager dan wel van degene te wiens behoeve de dienst wordt verleend, dan is er geen sprake van een dienst die legesheffing rechtvaardigt.

Ten slotte merken wij op dat het ‘verlenen’ van een dienst, zoals geformuleerd in de legesverordening, uitsluitend betrekking heeft op het in gang zetten van de dienstverlening, dus van een inspanningsverplichting.

Geen leges kan worden geheven voor het in behandeling nemen van een verzoek om informatie gebaseerd op de Wet openbaarheid van bestuur. De openbaarheid van gemeentelijke informatie is immers geen individualiseerbaar belang maar rust op het algemene belang. Wel kan de gemeente leges heffen voor het maken van kopieën, voor de tijdsbesteding die nodig is voor het opzoeken van de informatie. Daarmee is immers een particulier belang gediend.

Leges kan evenmin worden geheven voor het afdoen van meldingen, van kennisgevingen die als gevolg van enige wettelijke regeling bij de gemeente worden ingediend. Er volgt immers geen te leveren dienst, geen besluit. De afgelopen jaren is juist vanwege de insteek van vermindering van administratieve lasten een aantal vergunningen omgezet in een melding, voor aanvragers een veel lichtere procedure.

B Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van een aantal in de tarieventabel voorkomende begrippen is daarvan een omschrijving opgenomen in artikel 1.

Artikel 2 Belastbaar feit

De omschrijving van het belastbaar feit valt in tweeën uiteen. Enerzijds betreft het belastbaar feit het genot van verleende diensten, anderzijds betreft het belastbaar feit het verrichten van handelingen ten behoeve van een aanvraag van een reisdocument of een Nederlandse identiteitskaart.

De verordening kent zeer uiteenlopende diensten waarvoor leges worden geheven. Daarom is naast de in artikel 2 opgenomen algemene omschrijving van het belastbare feit voor iedere dienst afzonderlijk een verdere omschrijving van het belastbare feit in de tarieventabel opgenomen. Dat is dan ook de reden dat in artikel 2 wordt gesproken van ‘een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel’. Omdat artikel 217 van de Gemeentewet bepaalt dat het voorwerp van de belasting en het tarief moeten zijn vermeld in de belastingverordening, mag er geen twijfel over bestaan dat de tarieventabel deel uitmaakt van de verordening. Vandaar dat de woorden ‘daarbij behorende’ zijn gebruikt. In de tarieventabel en in de bij de verordening en de tarieventabel behorende bijlagen wordt dit eveneens uitdrukkelijk aangegeven.

De omschrijving van het belastbare feit is van belang voor de vraag of en wanneer de materiële belastingschuld ontstaat..

In deze verordening is het belastbare feit in het algemeen het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een vergunning. Dit heeft als voordeel dat leges al verschuldigd zijn op het moment van het in behandeling nemen van de aanvraag. Niet bepalend is het moment waarop de vergunning wordt verleend. Ook is niet van belang of de vergunning wordt verleend of geweigerd. Zou het belastbare feit zijn ‘het verlenen van de vergunning’ dan heeft op het moment van het in behandeling nemen van de aanvraag het belastbare feit zich nog niet voorgedaan. Ook kan dan niet worden geheven als de vergunning wordt geweigerd, hoewel de gemeente wel op verzoek van aanvrager de kosten van behandeling heeft gemaakt. En deze kosten kunnen, met name bij een aanvraag Omgevingsvergunning, aanzienlijk zijn. Alleen bij diensten zoals benoemd onder hoofdstuk 11 van Titel I is sprake van een resultaatsverplichting

Overigens kan op grond van wettelijke bepalingen niet in alle gevallen het belastbare feit worden omschreven als ‘het in behandeling nemen van een aanvraag’. Zo kan alleen voor het voltrekken van een huwelijk, en niet voor het in behandeling nemen van de aanvraag daarvan, leges geheven worden, dit op grond van de Wet rechten burgerlijke stand.

Artikel 3 Belastingplicht

De belastingverordening moet vermelden wie de belastingplichtige is (artikel 217 van de Gemeentewet). Vanwege het uiteenlopende karakter van de verschillende diensten is gekozen voor een ruime omschrijving van de belastingplicht, om te voorkomen dat in bepaalde situaties geen belastingplichtige aangewezen zou kunnen worden.

Het gebruik van de woorden ‘dan wel’ is bedoeld om te voorkomen dat voor dezelfde dienst van twee belastingplichtigen, te weten de aanvrager en degene te wiens behoeve de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht, leges worden geheven.

Vanuit de systematiek van de verordening ligt het voor de hand in eerste instantie de aanvrager in de heffing te betrekken. Als het niet mogelijk is een aanvrager als belastingplichtige aan te wijzen, bijvoorbeeld als de aanvrager duidelijk niet de belanghebbende is, dan kan degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht als belastingplichtige aangemerkt worden. Dit laatste zal zich niet snel voordoen omdat, zoals al eerder is geconstateerd, de aanvrager per definitie een belang heeft bij de dienstverlening of de handelingen.

Artikel 4 Vrijstellingen

Onderdeel a

In onderdeel a is een (verplichte) vrijstelling opgenomen voor diensten waarvan de kosten krachtens afdeling 6.4 (grondexploitatie) van de Wet ruimtelijke ordening dienen te worden verhaald. Deze vrijstelling houdt verband met de zogenaamde Grondexploitatiewet die op 1 juli 2008 in werking is getreden en onderdeel uitmaakt van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Het uitgangspunt is dat er voor een en dezelfde zaak maar één keer kan worden geheven.

Het verplichtende karakter van het kostenverhaal op grond van 6.4 Wro houdt ook in, dat het niet toegestaan is voor de gemeente om af te zien van het kostenverhaal van verleende diensten via het stelsel van 6.4 Wro, om deze kosten vervolgens alsnog via de leges te verhalen. De gemeente heeft dus geen keuzevrijheid om de kosten voor verleende diensten via 6.4 Wro, dan wel via de leges te verhalen, maar moet verplicht het stelsel van 6.4 Wro gebruiken.

Per 1 november 2010 zijn op bovengenoemde verplichting tot kostenverhaal via het exploitatieplan drie uitzonderingen van kracht geworden De gemeente hoeft geen exploitatieplan vast te stellen en kan, als het kostenverhaal ook niet heeft plaatsgehad via een privaatrechtelijke overeenkomst, alsnog overgaan tot het heffen van leges voor de geleverde diensten (Stb. 2010, 684; artikel 6.2.1a Besluit ruimtelijke ordening).

Onderdeel b

Onderdeel b heeft betrekking op het oprichten, het veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een (milieu-)inrichting of mijnbouwwerk (artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Hiervoor kunnen geen leges worden geheven op grond van artikel 2.9, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Dit is dus ook een wettelijke vrijstelling, die voor een goed begrip is opgenomen in de legesverordening. Dat heeft tot gevolg dat de voor het in behandeling nemen van een dergelijke aanvraag de te maken kosten niet in de berekening van kostendekkendheid voor Titel 2 mogen worden meegenomen. Ook hier geldt dat deze te maken kosten in theorie destijds via een verhoging van de Algemene uitkering gemeentefonds zijn verdisconteerd.

Onderdelen c en d.

Het algemeen belang is gediend bij het in stand houden van monumentale panden. Om die reden wordt in Alkmaar geen leges geheven voor aanvragen omgevingsvergunning voor het wijzigen van een monument, er rekening mee houdend dat voor een dergelijke wijziging al leges verschuldigd is voor de activiteit bouwen.

Onderdeel e.

Het kappen van bomen dient te worden gereguleerd. Om te voorkomen dat voor het aanvragen van een vergunning een te grote financiële drempel wordt opgeworpen waardoor het kappen mogelijk illegaal gebeurt is een zogenoemd nul tarief opgelegd voor de niet-particuliere bomen en houtopstanden, particuliere bomen en houtopstanden indien dit door stormschade, ouderdom of ziekte noodzakelijk is.

Onderdelen f en g.

Dit als gevolg van wettelijk voorschrift

Onderdeel h.

Het is in het belang van de gemeente om de communicatie met de media zonder financiële belemmeringen te laten verlopen.

Onderdelen i, j en k

Het gaat hier om activiteiten die wel enige regulering behoeven maar waar legesheffing, mede in relatie tot het algemene belang dat met deze activiteiten, die vooral gericht zijn op het bevorderen van de sociale samenhang in buurten en wijken, is gediend, een nul tarief met zich meebrengt.

Onderdeel l.

De huisvestingsvergunning dient de toets op inkomen en maatschappelijke/economische gebondenheid van huurders van woningen onder de huurprijsgrens. Deze toets is noodzakelijk maar wordt gedaan door de sociale verhuurders. Vandaar een nul tarief.

Onderdeel m.

Er moet getoetst worden of inzamelingen/collectes rechtmatig geschieden maar het maatschappelijke doel prevaleert.

Onderdeel n.

De aankleding van de openbare ruimte moet wel worden gereguleerd maar het belang is groter dan dat van zeer beperkt mogelijke legesheffing

Onderdeel o.

Met het ordentelijk afvoeren van incidenteel groot afval is een aanzienlijk maatschappelijk (milieu)belang gediend. Vandaar een nul tarief voor leges, overigens wel precario voor het gebruik van de openbare weg.

Onderdeel p.

Het beleid is gericht op het bevorderen van vrijwilligerswerk. Financiële drempels moeten daarbij zo veel mogelijk worden voorkomen.

In onderdeel d en eventueel volgende onderdelen kan de gemeente andere vrijstellingen opnemen. Een aantal vrijstellingen vloeien rechtstreeks voort uit hogere wet- en regelgeving en hoeven formeel niet in de verordening te worden opgenomen. Voor de volledigheid staan ze wel vermeld. Vrijstellingen passen in beginsel niet bij de aard van de legesheffing. Het gaat immers om een heffing voor dienstverlening die op verzoek plaatsvindt en dient ter bestrijding van de gemeentelijke kosten. Het is wel mogelijk om voor algemeen nut beogende of sociaal belang behartigende instellingen vrijstellingen van legesheffing te verlenen voor vergunningen/vrijstellingen uit de Algemene Plaatselijke Verordening te verlenen, bijvoorbeeld voor collectes waarbij de opbrengst bestemd is voor het goede doel of voor buurt- en straatfeesten. Maar ook voor diensten en activiteiten die het algemeen belang anders dienen, zoals het belang van het in standhouden van monumenten, het belang van een goede leefomgeving etc. In al deze situaties is er een generiek nul tarief.

Het is in beginsel niet toegestaan om vrijstelling te verlenen als deze het karakter heeft van inkomenspolitiek, tenzij het gaat om een dienst die aangevraagd moet worden als gevolg van wetgeving. Hiervan is bijvoorbeeld sprake van bij het aanvragen van legitimatiebewijzen. Hierover dient iedereen onder voorwaarden te beschikken. In het kader van het minima beleid kan hiervoor wel individuele vrijstelling van legesheffing worden verleend.

Onderdeel q.

Het belang dat wordt gehecht aan voldoende en kwalitatief hoogwaardige opvang voor jongere kinderen, juist vanwege het positieve effect dat een dergelijke opvang heeft voor het bevorderen van toetreding tot de arbeidsmarkt van vrouwen, achten wij dermate groot dat wij om die reden geen financiële belemmering willen opwerpen voor de ondernemers in de betreffende branche danwel de particulieren die als gastoudergezin optreden. Daarbij speelt in niet geringe mate mee dat de kinderopvang, niet alleen als gevolg van de voortdurende recessie, maar ook anderszins, sterk onder druk staat. Verhogen van die druk kan er toe bijdragen dat er te weinig plaatsen worden gerealiseerd waarmee afbreuk kan worden gedaan aan onze primaire doelstelling.

Onderdeel r.

Het gaat hier om niet commerciële activiteiten die wel regulering behoeven maar waar legesheffing, mede in relatie tot het algemene belang dat met deze activiteiten, natuurlijke personen of organisaties zonder winstoogmerk, die zich blijkens haar statuten of anderszins de uitoefening ten doel stelt van activiteiten van maatschappelijke, sociale, liefdadige, godsdienstige, culturele aard of tot bevordering van het algemeen belang en waarbij de activiteiten in hoofdzaak worden verricht door vrijwilligers, voor deel een nul tarief met zich meebrengt.

Artikel 5 Maatstaven van heffing en tarieven

Eerste lid

Voor de maatstaven van heffing en tarieven wordt in dit artikel verwezen naar de bij de verordening behorende tarieventabel die, zoals in de toelichting op artikel 2 reeds is opgemerkt, integraal deel uitmaakt van de verordening.

Tweede lid

Voor woningbouwprojecten en voor bij algemene maatregel van bestuur aangewezen projecten kan de gemeenteraad op verzoek of ambtshalve een projectuitvoeringsbesluit nemen (artikel 2.9 en 2.10 Crisis- en herstelwet). Het projectuitvoeringsbesluit vervangt de bestaande vergunningen, ontheffingen, vrijstellingen of andere besluiten die zonder de Crisis- en herstelwet (Chw) voor de ontwikkeling en verwezenlijking voor het project nodig zouden zijn. In veel gevallen zal sprake zijn van grondexploitatie, waarop afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van toepassing is.

In verband hiermee is bij de tariefstelling aangesloten bij de in de tarieventabel opgenomen tarieven die voor de vergunningen, ontheffingen en dergelijke verschuldigd zouden zijn geweest als de Chw niet zou gelden. Voor de overzichtelijkheid is de tariefbepaling in artikel 5 opgenomen.

Derde lid

In het tweede lid van dit artikel is een regeling opgenomen voor die diensten, waarbij als maatstaf van heffing het aantal uren, bladzijden en dergelijke is gehanteerd. Door deze bepaling behoeft in de tarieventabel niet steeds te worden vermeld dat gedeelten van bijvoorbeeld uren of bladzijden voor een geheel uur of een gehele bladzijde zullen worden gerekend.

Artikel 6 Wijze van heffing

Op grond van artikel 233 van de Gemeentewet kunnen gemeentelijke belastingen worden geheven bij wijze van aanslag, bij wijze van voldoening op aangifte of op andere wijze. In de belastingverordening zal moeten worden geregeld welke wijze van heffing geldt.

In deze verordening is in beginsel gekozen voor de heffing op andere wijze, omdat deze wijze van heffing wordt gekenmerkt door een grote mate van vorm vrijheid, wat goed aansluit bij het karakter van de heffing van leges. Bij heffing moet worden gewezen op de bezwaarmogelijkheid.

Er zijn grosso modo twee wijzen van heffing:

  • 1.

    Direct aan het (digitale) loket als er sprake is van een zogenaamde transactiehandeling, dan gaat het om vormen van contante betaling, waartoe ook gerekend elektronisch betalen;

  • 2.

    Via een aanslag/rekening, direct bij het in behandeling nemen van een aanvraag. Deze omschrijving leidt er bij aanvragen omgevingsvergunning en bij andere aanvragen op vergunning die niet onder het transactiemodel vallen, toe dat de leges verschuldigd zijn op het moment van het in behandeling nemen van de aanvraag. Betaling dient dan binnen veertien dagen na het uitbrengen van de rekening te hebben plaatsgevonden. In het algemeen mag bij niet of niet tijdig betalen de behandeling van de aanvraag niet worden gestaakt.

Artikel 7 Termijnen van betaling

Eerste lid

In de praktijk zullen aanvragers van diensten waarvoor leges geheven worden vaak aan het loket verschijnen. Kan de aanvraag onmiddellijk in behandeling worden genomen dan ligt het voor de hand dat de leges onmiddellijk worden betaald. Hierin voorziet het bepaalde in het eerste lid. Als de kennisgeving mondeling wordt gedaan, dan dient er betaald te worden op het moment van het doen van de kennisgeving. Wordt de kennisgeving (bijvoorbeeld een nota) uitgereikt, dan dient er betaald te worden op het moment van het uitreiken van de kennisgeving.

Wordt de kennisgeving toegezonden, dan kan in het eerste lid, onderdeel b, bepaald worden binnen hoeveel dagen betaald moet worden.

De dagtekening van de kennisgeving (bijvoorbeeld een stempelafdruk) is onder andere van belang voor de belastingplichtige in verband met de termijn waarbinnen hij bezwaar kan maken tegen het van hem gevorderde bedrag. Het tijdstip waarop uiterlijk betaald moet worden is van belang voor het eventueel in gang zetten van de dwanginvordering.

Het ontstaan van de (materiële) belastingschuld is overigens niet in de verordening geregeld. Dit hangt samen met het feit dat bij de leges het ontstaan van de belastingschuld samenvalt met het tijdstip waarop het belastbaar feit zich voordoet.

Tweede lid

Deze bepaling is van belang voor het einde van betaaltermijnen. Als de laatste dag voor de betaling een algemeen erkende feestdag, zondag of zaterdag is, schuift deze laatste betaaldag door het bepaalde in het tweede lid niet op naar de eerstvolgende werkdag.

Artikel 8 Vermindering of teruggaaf

De tarieventabel kent vermindering- en teruggaafbepalingen bij parkeer vergunningen en bij de omgevingsvergunning. Voor het parkeren zijn de teruggaafbepalingen opgenomen in hoofdstuk 11 van titel I. In hoofdstuk 4 van titel II zijn teruggaafbepalingen opgenomen voor de situaties dat de vergunningaanvraag voor een bouw-, aanleg- of sloopactiviteit tijdens de behandeling wordt ingetrokken, de vergunning op verzoek wordt ingetrokken zonder dat deze is gebruikt of de vergunning wordt geweigerd of door de rechter wordt vernietigd.

De vermindering of teruggaaf kan ambtshalve worden toegepast (artikel 65 AWR) of op aanvraag worden verleend (artikel 242 Gemeentewet). De verminderingsbeschikking leidt tot een verlaging/neerwaartse aanpassing van de legesschuld. De teruggaafbeschikking laat de legesbeschikking intact, maar leidt er ook toe dat men een deel van de leges terugkrijgt.

Hierin kiezen wij voor een pragmatische benadering. Als de legesrekening nog niet is betaald wordt de openstaande vordering verlaagd met het bedrag van vermindering van leges. Daarvan krijgt aanvrager bericht, hij betaalt dan de nieuwe verlaagde rekening, de eerste is dan vervallen. Is de heffing wel reeds betaald dan volgt er een teruggave van het te veel betaalde. Dat kan zowel ambtshalve of op verzoek van aanvrager.

Artikel 9. Voorlopige/definitieve aanslag.

Met name bij aanvragen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, waar de hoogte van de te heffen leges is gekoppeld aan de hoogte van de te realiseren bouwsom, is het ook voor aanvrager en/of de gemeente niet altijd mogelijk van te voren een correcte inschatting te maken van de feitelijke bouwkosten. Daarom kan er bij het indienen van de aanvraag een voorlopige heffing worden opgelegd. Die voorlopige heffing dient dan direct na gereed melding van het bouwwerk en de acceptatie daarvan door de gemeente, te worden gevolgd door een opgave door vergunninghouder van de definitief gemaakte bouwkosten De bevoegdheid tot het opleggen van een naheffingsaanslag vervalt op grond van artikel 20, derde lid, van de AWR vijf jaren na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. Ter verificatie zal daarvoor in de regel een accountantsverklaring of een daaraan door het college van burgemeester en wethouders gelijk te stellen verklaring moeten worden overgelegd. Daarna volgt de definitieve heffing. Als die hoger ligt dan de primaire volgt een navordering. Als die lager ligt dan de primaire vordering volgt een terugbetaling van het te veel betaalde. De teruggaaf wordt dan ambtshalve verleend (artikel 65 AWR). Van toepassing is dan de Legesverordening zoals die gold op het moment dat de aanvraag. Voor de toepassing van dit artikel ontstaat de belastingschuld vervolgens op het moment waarop aanvrager zijn afrekening indient, dan wel het moment waarop de gemeente deze afrekening, vanwege het in gebreke blijven van aanvrager, zelf vast stelt. Omdat een naheffing dan wel teruggave meestal geruime tijd tot aan meerdere jaren plaatsvindt nadat de primaire heffing heeft plaatsgevonden en het betreffende begrotingsjaar dan altijd is afgesloten in de jaarrekening, komen de naheffing ten gunste en de teruggave weer ten laste van het jaar waarin de naheffing plaatsvindt. Voor de berekening kostendekkendheid in het naheffing/teruggave jaar blijven deze zaken echter buiten beschouwing omdat anders de gegenereerde inkomsten een vertekend beeld zouden vertonen.

Artikel 10 Overdracht van bevoegdheden

Bij wijzigingen in rijksregelgeving die gevolgen hebben voor de leges, kan de besluitvormingsprocedure voor belastingverordeningen (van ambtelijke voorbereiding tot en met raadsbesluit) belemmerend werken. Ook kan het gewenst zijn een redactionele wijziging op korte termijn door te voeren. Om de gewenste flexibiliteit en de te betrachten spoed te bereiken, kan de raad de bevoegdheid tot vaststelling van de legesverordening onder strikte voorwaarden aan het college overdragen (delegeren). Artikel 156, eerste en tweede lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet maakt dit mogelijk. Artikel 11 van de verordening voorziet in een beperkte overdracht van die vaststellingsbevoegdheid aan het college. In verband met dit artikel hebben wij artikel 156 van de Gemeentewet in de aanhef van de verordening genoemd.

Op grond van artikel 11 is het college bevoegd tot wijziging van de legesverordening als sprake is van een zuiver redactionele wijziging (tekstuele wijzigingen die geen materiële gevolgen hebben) en bij wijzigingen in rijksregelgeving die direct moeten worden vertaald in de Verordening en/of de tarieventabel. Dan dient de implementatieperiode na bekendmaking in het Staatsblad of de Staatscourant korter te zijn dan drie maanden. Het moet bovendien gaan om tariefbepalingen waarbij een rijkskostendeel onderdeel uitmaakt van het tarief of waarvoor bij of krachtens een wet een (maximum)tarief is gesteld. Daarnaast moet de raad niet zelf al met deze wijzigingen rekening heeft gehouden.

Implementatieperiode gewijzigde rijksregelingen.

De implementatieperiode van drie maanden is de termijn die gemeenten doorgaans nodig hebben om een belastingverordening te wijzigen (van ambtelijke voorbereiding tot en met raadsbesluit). De implementatieperiode van drie maanden is ook opgenomen in aanwijzing 174 van de Aanwijzingen voor de regelgeving en in de zogenaamde Code Interbestuurlijke Verhoudingen (een afspraak tussen het kabinet, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) over hoe overheden met elkaar willen samenwerken, januari 2005). Voor wijzigingen in rijksregelgeving die meer dan drie maanden voor de inwerkingtreding officieel worden bekendgemaakt, blijft de raad te allen tijde bevoegd.

De beperking tot de situaties waarin de centrale overheid de hoogte van de tarieven (mede) is opgenomen in de verordening zelf.

Een voorwaarde voor de uitoefening van de gedelegeerde bevoegdheid is verder dat de raad nog niet zelf bij het vaststellen van de verordening de wijziging heeft aangebracht of met de wijziging rekening heeft gehouden (‘een en ander voor zover met deze wijzigingen niet reeds bij het vaststellen of latere wijziging van deze verordening bij raadsbesluit rekening is gehouden’).

Artikel 11. Overgangsrecht

Voor de vraag welke legesverordening van toepassing is geldt de algemene regel, “die van het jaar waarin een aanvraag die aan legesheffing onderworpen is ingediend”. Dat geldt dan tot aan de definitieve afwikkeling ( betaling, naheffing, bezwaar en beroep). Om dat een dergelijke zaak over de jaargrens heen kan schieten is dit overgangsrecht noodzakelijk.

Artikel 12 Inwerkingtreding

.

Vanaf 1 januari 2014 is bekendmaking langs elektronische weg verplicht voor de decentrale overheden en dus voorwaarde voor de inwerkingtreding. Daarnaast geldt op grond van artikel 140 Gemeentewet en artikel 7, derde lid, van de Europese Dienstenrichtlijn dat de legesverordening elektronisch beschikbaar en raadpleegbaar moet zijn.

Artikel 13 Citeertitel

Behoeft geen verdere toelichting.