Erfgoedbeleid 2008-2014

Geldend van 01-01-2008 t/m heden

Intitulé

Erfgoedbeleid 2008-2014

Samenvatting

In januari 2001 is de Nota integraal monumenten- en archeologiebeleid Alphen-Chaam door de gemeenteraad vastgesteld. In dit beleid wordt reeds aandacht besteed aan het belang van archeologie maar het is nog niet omgezet naar concrete uitwerking van de omgang met archeologische waarden en archeologische onderzoeksgebieden. Door de invoering van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg op 1 september 2007 is het noodzakelijk de bescherming van archeologische waarden en archeologische onderzoeksgebieden in het bestemmingsplan op te nemen. Om dit te reguleren moeten eerst uitgangspunten voor bescherming in het bestemmingsplan in een beleidsnotitie worden opgenomen. Het zou echter een gemiste kans zijn om niet gelijktijdig het bestaande monumentenbeleid nader te bezien en andere aandachtspunten die samenhangen met de omgang met erfgoed mee te nemen in deze beleidsnotitie. Daarom is ervoor gekozen een nieuw erfgoedbeleid op te stellen. Het probleem waar dit beleid zich op richt is: Hoe kan de gemeente Alphen-Chaam de komende beleidsperiode tot 2012 met het eigen erfgoed omgaan en hoe kan in het nieuwe beleid worden omgegaan met de wijzigingen volgens de Wet op de Archeologische Monumentenzorg?

Met dit beleid wordt gestreefd naar een zorgvuldige omgang met het erfgoed. Erfgoed is om verschillende redenen van belang voor de gemeente denk aan argumenten als educatie toerisme en recreatie economie en identiteit. Voor bebouwde monumenten geldt onveranderd dat behoud beheer en gebruik de drie speerpunten voor de omgang met dit type monumenten blijven. Voor die locaties waarvan bekend is dat het een archeologische waarde heeft geldt dat behoud op de plaats van aantreffen de voorkeur heeft het zogenaamde behoud in situ. Alleen wanneer dit niet mogelijk is wordt gekozen voor behoud ex situ. Dit betekent dat de kennis over ons verleden door middel van een definitief onderzoek gewaarborgd blijft en de vondsten en documentatie buiten de oorspronkelijke vindplaats bewaard worden in depots musea en/of archieven. Naast zorg om het erfgoed is ook communicatie over erfgoed van belang om de interesse in erfgoed onder de bevolking te vergroten om te voorkomen dat kennis verloren gaat om de identiteit van een gebied te versterken etc. Om deze aspecten van het beleid uit te kunnen voeren zijn verschillende medewerkers binnen de gemeente betrokken. Om te beginnen is er een taak voor de ambtenaar die zorg draagt voor het erfgoedbeleid (beleidsambtenaar erfgoed). Er ligt echter ook een taak weggelegd voor diverse projectleiders binnen de gemeente om erfgoed te verwerken in nieuwe fysieke projecten. De medewerker die zich bezighoudt met toerisme en recreatie zal ook aandacht moeten besteden aan het aspect erfgoed. Daarnaast is er een rol weggelegd voor de regioarcheoloog zij ondersteunt de gemeente bij de beoordeling van archeologische onderzoeken en tevens heeft zij een taak als het gaat om het verzamelen en verwerken van informatie over archeologie. De heemkundekringen de musea en de VVV's in Alphen-Chaam zullen ook een actieve rol hebben bij het informeren van de burger.

Om de doelen te bereiken is een actiepuntenlijst opgesteld. De belangrijkste acties zijn:

- Het verwerken van de omgang met archeologie in de te actualiseren bestemmingsplannen. Het gaat dan om het dubbel bestemmen van archeologisch onderzoeksgebied en archeologische waardevol gebied. Aan deze dubbelbestemmingen worden aanlegvergunningenstelsels gekoppeld waaraan dan vervolgens een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek is gekoppeld;

- Het informeren van de burger over gedane opgravingen exposities in de musea en andersoortige erfgoedactiviteiten;

- Het aanleggen van een erfgoeddossier waarin alle informatie over gebouwde monumenten opgravingen meldingen van bodemverstoringen et cetera worden opgenomen.

Hier kan aan worden toegevoegd dat de gemeente het ook van groot belang acht dat op een zorgvuldige manier met gebouwde monumenten wordt omgegaan. Hiervoor is reeds aan eigenaren van monumenten (zowel rijks- als gemeentelijke monumenten) de mogelijkheid geboden om deze monumenten flexibel te gebruiken. Hier moet in de te actualiseren bestemmingsplannen op ingespeeld worden. Functieverandering moet voor deze monumenten veel eenvoudiger zijn dan voor andere gebouwen. Deze flexibiliteit in gebruik wordt nog steeds gezien als een van de belangrijkste punten van het gemeentelijke erfgoedbeleid.

_______________________________________________________________

Het uitwerken van de verschillende actiepunten zal gefaseerd plaatsvinden in de periode 2008-2012. Hierbij moet opgemerkt worden dat een deel van de actiepunten reeds tot het takenpakket van de hiervoor aangewezen medewerkers behoort.

Concluderend kan worden gesteld dat de gemeente Alphen-Chaam een zorgvuldige omgang met het erfgoed noodzakelijk acht en dat dit middels het nieuwe beleid wordt gewaarborgd. De meeste voortvloeisels van het beleid zullen niet tot ingrijpende veranderingen ten opzichte van de huidige situatie leiden. De omgang met archeologisch onderzoeksgebied en archeologisch waardevol gebied de aanleiding voor de aanpassing van het beleid leidt wel tot een verandering ten opzichte van hoe de situatie nu is. De doorvertaling van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving zorgt ervoor dat gemeenten vanaf heden anders om zullen moeten gaan met bepaalde archeologisch interessante gebieden. Om te voorkomen dat waardevolle informatie uit het verleden verloren gaat zal dit dan ook noodzakelijk zijn. De resultaten van het beleid kunnen met name gezocht worden in duidelijke handvatten voor de burger een toegenomen belangstelling voor erfgoed onder burgers van de gemeente en een zorgvuldige uitwerking van het aspect cultuurhistorie en archeologie bij planontwikkelingen.

1 Inleiding

1.1 Geschiedenis van de gemeente

De gemeente Alphen-Chaam kent een rijke historie dit geldt voor alle kernen van de gemeente. De kern Alphen is gelegen op een dekzandrug. Dergelijke hoger gelegen gebieden werden al sinds de prehistorie hooggewaardeerd als woongebied. Op het grondgebied van Alphen zijn tal van belangrijke vondsten en sporen aangetroffen uit de prehistorie de Romeinse tijd en de Middeleeuwen. Ook uit boeken en geschriften is de geschiedenis van Alphen te herleiden. De oudste geschiedenis van Alphen is verbonden aan de abdij van Echternach. Deze abdij werd in 739 door bisschop Willibrord begiftigd met onder meer goederen en rechten gelegen te Alphen.

Ook van Chaam wordt verondersteld dat het voor het eerst bewoond was in de prehistorie wat wordt afgeleid van de plaatsnaam Chaam die verwijst naar de Keltische stam 'Cambo'. Doordat Chaam in een bekengebied ligt is het gebied aantrekkelijk voor bewoning vanwege de vruchtbare aanslibbingen van de stroomgebieden. Abdijen ridderorden en de heren van Breda spelen een belangrijke rol in de geschiedenis van Chaam. Hoewel de voorgeschiedenis van de dorpen Alphen en Chaam sterk verschilt is er van de 15e eeuw tot en met 1810 een bestuurlijke koppeling tussen de twee gemeenten waardoor er geen opmerkelijke afwijkende ontwikkelingen in de beide dorpen hebben plaatsgevonden. Pas sinds 1810 vormt Alphen samen met Riel een bestuurlijke eenheid en is Chaam als zelfstandige eenheid verder gegaan.

Net als Chaam is ook Galder een zeer oude beekdalnederzetting. Uit archeologische gegevens kan worden afgeleid dat Galder reeds in de Karolingische tijd (10e eeuw) een nederzetting is geweest maar ook in de prehistorie en Romeinse tijd is Galder bewoond geweest. De eerste geschreven verwijzing naar de plaatsnaam dateert uit het jaar 1299. Door de bouw van de Sint Jacobus kapel in de tweede helft van de 15e eeuw is de eerdere nederzetting uitgegroeid tot een kapelgehucht.

Strijbeek kent een zeer oude geschiedenis. Door de vondst van een urnenveld bleek dat de hoger gelegen gedeelten van deze bebouwingsconcentratie al sinds de 5e eeuw voor onze jaartelling bewoond zijn. Het zwaartepunt van het dorp heeft zich later verplaatst naar het punt waar twee belangrijke verbindingswegen elkaar kruisten namelijk een oude heerbaan met de verbindingsweg Hoogstraten-Breda. Gezien de vele verwijzingen naar vroege bewoningsvormen is de gemeente Alphen-Chaam een interessante gemeente als het gaat om monumenten en archeologische vindplaatsen. Vooral in en rondom de kernen Alphen en Galder zijn de voorwaarden voor archeologische vindplaatsen zoals landschap en bodemgebruik gunstig.

1.2 Noodzaak tot vernieuwing

In januari 2001 is de Nota integraal monumenten- en archeologiebeleid Alphen-Chaam door de gemeenteraad vastgesteld. De belangrijkste verandering in dit beleid ten opzichte van de voorganger is de toevoeging van het aandachtspunt archeologie. Door het in werking treden van de nieuwe Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) op 1 september 2007 is het noodzakelijk het huidige beleid te vernieuwen en de voor het beleid van 2001 genomen beslissingen nader te bezien. Het beleid uit 2001 besteedt al aandacht aan zowel monumenten als aan archeologie maar legt nog onvoldoende vast over hoe archeologische waarden in de bodem het zogenaamde bodemarchief beschermd kunnen worden. Ook het begrip 'monumenten' dient nader bezien te worden omdat het zich nu beperkt tot rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten waarbij het accent ligt op gebouwen. Er moet een afweging gemaakt worden of dit voor de toekomst nog steeds wenselijk is of dat het begrip verruimd moet worden (denk aan monumentale linten e.d.). Ook moet worden afgevraagd of de gemeentelijke en rijksmonumenten nog up-to-date zijn.

Zorg voor het erfgoed is van steeds groter wordend belang. Hierin klinkt ook gelijk de verbreding van het begrip door. In voorgaande jaren lag de nadruk van monumenten- en archeologiebeleid voornamelijk op monumenten die minimaal vijftig jaar oud waren. Er komt echter ook steeds meer interesse in niet direct zichtbare schatten uit het verleden en dit gaat verder dan monumenten en archeologie. Er is meer aandacht voor architectuur voor nieuwe monumenten voor oude inrichtingen bijzondere landschapselementen etc. Het gebruik van enkel de termen monumenten en archeologie is niet meer toereikend om de breedte van het onderwerp mee te dekken. Het beleid zal daarom vanaf heden 'erfgoedbeleid' heten waarbij erfgoed het geheel is van archeologie cultuurhistorie monumenten architectuur openbare ruimte en culturele planologie.

_______________________________________________________________

1.3 Probleemstelling

Deze nota dient antwoord te geven op de vraag:

Hoe kan de gemeente Alphen-Chaam de komende beleidsperiode, tot 2012, met het eigen erfgoed omgaan en hoe kan in het nieuwe beleid worden omgegaan met de wijzigingen volgens de Wet op de Archeologische Monumentenzorg?

Om deze vraag te kunnen beantwoorden moeten een aantal deelvragen worden beantwoord. De eerste vraag luidt: Wat is het belang van erfgoedbeleid? Deze vraag zal worden uitgewerkt in hoofdstuk 2. Vervolgens wordt gekeken naar hoe de beleidskaders omtrent monumenten en archeologiebeleid eruit zien? Dit zal worden uitgewerkt in hoofdstuk 3 waarin ook aandacht wordt besteed aan beleidsveranderingen. Vervolgens komen de vragen wat de aandachtspunten van het vorige beleid waren welke actiepunten uitgevoerd zijn en welke koers met het nieuwe beleid ingestoken wordt aan de orde. Dit is verwerkt in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 komen de verschillende instrumenten die kunnen worden ingezet om het beleid te realiseren aan de orde (welke instrumenten kunnen worden ingezet om de bescherming van erfgoed te waarborgen?). In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de omgang met archeologisch waardevolle gebieden en archeologische onderzoeksgebieden (hoe wordt omgegaan met archeologie?). In hoofdstuk 7 staat het gebouwde monument centraal (hoe wordt het gebouwde monument beschermd?). En in hoofdstuk 8 gaat het om de communicatie over en ten behoeve van erfgoed (wat kan er verbeterd worden aan de communicatie?). In hoofdstuk 9 worden de aandachtspunten omgezet in een actiepuntenlijst (wat gaat er concreet gebeuren?).

2 Waarom erfgoedbeleid?

2.1 Andere kijk op archeologie

Aandacht voor het zichtbare verleden bestaat al geruime tijd. De laatste jaren is er echter ook sprake van een sterke toename van interesse in het in de bodem verborgen verleden. Archeologie krijgt steeds meer aandacht. Dit heeft meerdere oorzaken. Om te beginnen is er vanuit de wet- en regelgeving meer aandacht voor archeologie. Ook vanuit de maatschappij komt steeds meer de vraag om inzicht in het verleden en realiseert men zich dat ingrepen in het bodemarchief onomkeerbaar zijn. Het gegeven dat er veelvuldig gebouwd is de afgelopen jaren waardoor er ook veel ingrepen in de bodem zijn geweest versterkt het besef van erosie van het bodemarchief.

2.2 Monumenten

Het behoud van monumenten is al geruime tijd een beleidspunt. Echter de maatschappelijke en politieke houding ten opzichte van monumentenbeleid is veranderlijk. Om monumenten te kunnen behouden is het van belang ze in gebruik te houden om verwaarlozing te voorkomen. Het behoud van de monumentale karakteristieken is echter vaak niet verenigbaar met de eisen die aan het gebouw worden gesteld voor het gebruik. Maar juist door de enorme toename van nieuwe bebouwing wordt het behoud van elementen uit het verleden en het historische karakter steeds belangrijker.

2.3 Betekenis van ons cultureel erfgoed

Gebouwde monumenten en het archeologisch bodemarchief geven ons informatie over het verleden. Er kan gesteld worden dat ze onderdeel uitmaken van het erfgoed van een bepaald gebied. Erfgoed is de optelsom van geschiedenis monumenten musea archieven landschap en archeologie. Wanneer deze verschillende onderdelen van erfgoed in onderlinge samenhang worden bekeken komt het verleden van een gebied pas tot leven. De erfenis van een gebied kan een gevoel van betrokkenheid emotie en beleving veroorzaken kan dienen voor het vermeerderen van kennis en kan leiden tot een grotere waardering van plekken. De hier onder genoemde argumenten pleiten voor een actieve benadering van het erfgoed en benadrukken het belang van behoud ervan.

Oudheidkundige en cultuurhistorische argumenten

Ons cultureel erfgoed is een overblijfsel uit ons verleden en kan ons iets tonen van de cultuur van vorige generaties. We leren iets over de materialen en constructies van gebouwen uit vroegere tijden en over de sociale en culturele structuur waarbinnen die gebouwen een plaats hadden. Ze zeggen ons iets over de wijzen van begraven eetgewoonten ziekten gewassen dieren ploegen en infrastructuur.

Bouwkundige en esthetische argumenten

De bouwkundige en esthetische betekenis van monumenten heeft veel te maken met veranderingen in de cultuur. De gebouwen die ons nog resten uit vroeger tijden laten ons zien hoe esthetische principes architectuuropvattingen en bouwtechnische regels niet alleen variëren in de tijd maar ook vaak sterk verschillen naar plaats.

Recreatieve en toeristische argumenten

Monumenten kunnen van groot belang zijn voor het toerisme. Veel steden en dorpen ontlenen hun

toeristische aantrekkingskracht mede aan de aanwezigheid van monumenten. Voor de gemeente Alphen-

Chaam vormt het toerisme een belangrijke bron van inkomsten en om die reden is het instandhouden van het

erfgoed ook van groot belang.

Belangstelling voor monumenten en de historische omgeving in het algemeen is niet langer uitsluitend te

vinden bij mensen met een specifieke belangstelling voor historie bouwkunst etc. Steeds meer vormen van

erfgoed zijn een bijna vanzelfsprekend onderdeel van een toeristisch bezoek en zijn vaak onlosmakelijk

verbonden met het toeristische product. In de afgelopen jaren zien we een toenemende aandacht voor het

cultuurhistorische toerisme. Dit blijkt o.a. uit de populariteit van de Open Monumentendag en historische

rondwandelingen.

Educatieve argumenten

Met de educatieve functie van monumenten wordt bedoeld de bijdrage die zij leveren aan het ontwikkelen van het gevoel voor kunst en schoonheid. In welk opzicht en in welke mate dit het geval is kan moeilijk exact worden vastgesteld. Maar de confrontatie met monumenten bijvoorbeeld door middel van excursies draagt ongetwijfeld bij tot het bevorderen van een cultuurhistorisch besef. Monumenten vervullen een belangrijke rol in het aanschouwelijk onderwijs doordat ze de jeugd op een tastbare en gemakkelijk toegankelijke wijze laten zien hoe mensen vroeger woonden werkten en ontspanden.

Economische argumenten

Bepaalde categorieën gebouwen hebben door de specifieke aard van de ruimte of de beperkte gebruiksmogelijkheden voor woon- en werkdoeleinden slechts weinig economische waarde. Ook al zijn ze soms duur gerestaureerd. Andere gebouwen winnen juist aanzienlijk aan waarde na een restauratie vanwege hun zeldzaamheid bijzondere kenmerken of hun gunstige ligging. Deze laatste groep biedt perspectieven voor het beleggen in monumenten. Restauraties kosten veel geld van de eigenaar maar ook van de overheid. Echter wanneer ze een positieve uitstraling hebben op de omliggende bebouwing zullen ook eigenaren van niet-monumenten eerder besluiten hun woning of bedrijf op te knappen. De restauratie van monumenten kan een sneeuwbaleffect hebben en tot herstel van hele buurten bijdragen.

Maatschappelijke argumenten

Behoud van het cultureel erfgoed is ook vanuit maatschappelijk oogpunt te verdedigen. Een groot deel van de bevolking hecht veel waarde aan het behoud van monumenten. Monumenten en historische elementen vormen dikwijls het woon- en leefmilieu van groepen mensen die daar al jaren wonen en werken. Om die groepsstructuren niet te ontwrichten is het nodig om het ruimtelijk kader hiervoor niet alleen in stand te houden maar ook te verbeteren. Monumenten fungeren vaak als karakter- en gezichtsbepalende elementen van buurten steden en dorpen en hebben daarom een sterk symboolkarakter. Dat maakt de identificatie met een bepaalde plek mogelijk. Zeker in de huidige samenleving waar omgevingen binnen een generatie vaak meerder keren drastisch veranderen is deze identificatie van grote waarde. Deze vorm van identificatie kan leiden tot meer verbondenheid met de leefomgeving en zo tot meer sociale cohesie.

Sociaal-psvchologische argumenten

Oude architectuur is voor velen onvervangbaar omdat ze een bij ons passende proportie een op ons afgestemde maat en schaal hebben en ons daardoor een idee geven van intimiteit en geborgenheid. Het ervaren en bevestigen van de eigen identiteit het 'anders dan anderen zijn' wordt beïnvloed door de factor herkenbaarheid. Herkenbaarheid is bij monumenten door hun bijzonder kenmerkende karakter en/of grote rijkdom aan stijl in hoge mate aanwezig. Deze factor is belangrijk voor de oriëntatie in het ruimtelijk milieu. Het is voor vele mensen gemakkelijker zich met een 'oud' dan met een 'modern' ruimtelijk milieu te identificeren.

2.4 Verbrede bescherming

Het cultureel erfgoed dient om bovenstaande redenen gewaarborgd te worden en het is taak van de verschillende overheden waaronder dus ook die van de gemeente om daar richting aan te geven. Afhankelijk van het type erfgoed kan voor een vorm van bescherming worden gekozen. In andere gevallen is het scheppen van mogelijkheden omtrent gebruik een passendere manier om de waarden van een gebouwd object te beschermen dan enkel conserveren. In de gemeente Alphen-Chaam is ervoor gekozen om naast de rijksmonumenten ook gemeentelijke monumenten aan te wijzen. Daarnaast komt er vanuit hogere overheden steeds vaker de vraag om ook bepaalde landschappelijke elementen te beschermen. Zowel de manier van beschermen dient verbreed te worden als het aantal soorten beschermingswaardige objecten.

_______________________________________________________________

3 Beleidskaders

3.1 Verweving Malta in Nederlandse wetgeving

In 1992 is het Verdrag van Malta ondertekend. Dit Europese verdrag is vanaf 1 september 2007 verwerkt in de nieuwe WAMZ (wet op de archeologische monumentenzorg) waardoor het na 15 jaar wettelijk verankerd is. Deze wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Een grote verandering die als gevolg van de WAMZ wordt doorgevoerd is dat degene die de bodem gaat verstoren ook degene is die moet betalen voor archeologische onderzoeken. Het streefbeleid is om archeologische waarden in de bodem te behouden het zogenaamde behoud "in situ" wanneer dit mogelijk is. In principe mag alleen op worden gegraven als er geen alternatieven zijn. Opgraven wordt behoud ex situ genoemd.

De invoering van de WAMZ heeft zowel op nationaal als provinciaal en gemeentelijk niveau zijn weerklank. Het heeft gevolgen voor de rol van de provincie en er moet met nieuwe factoren rekening worden gehouden in het gemeentelijke beleid. Uiteindelijk zal de invoering van de WAMZ ook doorwerken naar het bestemmingsplan.

De WAMZ is geen losstaande wet maar behelst wijzigen ten opzichte van de Monumentenwet 1988 de Woningwet de Wet milieubeheer en de Ontgrondingswet. Ook bij de herziening van de Wet op de Ruimtelijke Ordening zal aandacht besteed worden aan archeologische monumentenzorg.

3.2 Monumentenwet 1988

De Monumentenwet 1988 is op essentiële onderdelen aangepast door de invoering van de WAMZ. Alleen de paragrafen ten aanzien van de archeologische monumentenzorg en het bodemarchief zijn gewijzigd de delen die betrekking hebben op het behoud van gebouwde monumenten zijn in stand gebleven.

3.3 Nota Belvédère

De WAMZ heeft voornamelijk gevolgen op de zorg voor archeologische monumenten en op de zorg voor gebieden waarvan verwacht wordt dat de archeologische waarde hoog is. In 1999 is de nota Belvédère uitgekomen. Deze nota werpt een nieuw licht op de omgang met cultureel erfgoed in het algemeen en vormt zo een aanvulling op de WAMZ en de Monumentenwet. Cultureel erfgoed moet gezien worden als drager van de kwaliteit van de ruimtelijke omgeving. Deze nota stimuleert het behoud van historische elementen en het koppelen van historische ondergrond met nieuw te ontwikkelen bovengrond. Daarnaast worden bepaalde vormen van erfgoed door deze nota beschermd.

3.4 Regionaal beleid

De gemeente Alphen-Chaam behoort samen met een achttal andere gemeenten in de regio Breda tot het werkgebied van de regioarcheoloog mevrouw M. Parlevliet. Zij ondervangt de afwezigheid van gespecialiseerde ambtenaren op dit gebied in de desbetreffende gemeenten. Zij ondersteunt de gemeente Alphen-Chaam bij het beoordelen van onderzoeksrapporten het opstellen van programma's van eisen en ondersteunt bij beleidsvraagstukken. Door haar aanstelling is de gemeente voor haar taak als bevoegd gezag niet meer afhankelijk van de provincie maar kan de gemeente zelfstandig beslissingen nemen.

3.5 Doorvertalen naar gemeentelijk beleid

De bovengenoemde veranderingen hebben hun weerklank op het beleid op alle niveaus (nationaal provinciaal en gemeentelijk). Middels het nieuwe erfgoedbeleid worden de nieuwe ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving die nader worden toegelicht in bijlage 1 ook op gemeentelijk niveau doorvertaald.

_______________________________________________________________

4 Oude doelen en nieuwe ambities

4.1 Hoofdlijnen van het beleid uit 2001 (Integraal Monumenten en Archeologiebeleid)

In de beleidsnota 2001-heden heeft de gemeente Alphen-Chaam ervoor gekozen een eigen koers te varen betreffende omgang met monumenten. Door de invoering van eigen beleidsregels om gemeentelijke monumenten aan te wijzen in 1997 door de oprichting van een eigen monumentencommissie en door de eigen subsidieregeling voor restauratiebudget voor gemeentelijke monumenten uit 1999 is hier reeds invulling aan gegeven. Het monumentenbeleid kende drie speerpunten:

  • -

    het bevorderen van het behoud van het aanwezige cultureel erfgoed;

  • -

    het stimuleren van het beheer van het aanwezige cultureel erfgoed;

  • -

    het bevorderen van een beter gebruik van het aanwezige cultureel erfgoed.

Er wordt opgemerkt dat het opleggen van beperkingen in veel gevallen de oplossing is om monumentale of archeologische waarden of beter gezegd cultureel erfgoed te waarborgen. Echter niet altijd is dit de beste oplossing vaak is het meer succesvol als er preventief onderhoud plaatsvindt er geregeld inspecties van monumentale panden plaatsvinden om het benodigde onderhoud in beeld te brengen en als er periodieke reparaties plaatsvinden. Het beste alternatiefis het functionele gebruik van monumenten hierdoor worden zaken als achterstallig onderhoud ook aanzienlijk verminderd. Door in de te actualiseren bestemmingsplannen mogelijkheden voor functieverandering op te nemen kan dit ondervangen worden. Wanneer over monumenten wordt gesproken wordt een brede definitie bedoeld. Het omvat zowel gebouwde monumenten (kerken woonhuizen boerderijen landgoederen) als (pre)historische cultuurlandschappen en het archeologische bodemarchief. Er is gestreefd naar een integrale benadering waaronder zaken als het behoud van monumenten verbetering van de leefbaarheid vergroting van het aantal banen in de bouw verbetering van het vestigingsklimaat voor bedrijven het aantrekken van toeristen het behoud van cultuurhistorisch landschap en behoud van het aanwezige archeologische bodemarchief vallen. In deze omschrijving staan steeds de drie speerpunten behoud beheer en gebruik centraal.

4.2 Actiepunten vorig beleid

In het beleid van 2001-heden zijn een aantal actiepunten opgenomen die zijn voortgevloeid uit de bovengenoemde beleidsdoelstellingen. Deze actiepunten zijn in een actiepuntenlijst opgenomen.___________

Actie

Voltooid ?

Voortzetten in nieuw beleid ?

Inventariseren en selectie van monumenten Chaam

Ja

n.v.t.

Inventarisatie en selectie van de cultuurhistorische waardevolle gebieden en/of landschapselementen die voor bescherming in aanmerking komen

Nee

Ja

Gemeentelijke loketfunctie voor de monumentenzorg en archeologie opzetten

Gedeeltelijk

Ja maar in andere vorm

Stimuleren van het laten uitvoeren van bouwkundige inspecties op grond van de subsidieverordening gemeentelijk monumenten

Ja

Ja maar in andere vorm

Documentatie en informatie van rijksmonumenten gemeentelijke monumenten en MlP-panden archeologisch waardevolle gebieden in de gemeente verzamelen aanvullen en actualiseren. Vervolgens de documentatie in boekvorm per categorie samenvoegen.

Nee

Ja maar in andere vorm

Tijdige en volwaardige inbreng van cultuurhistorische waarden in de ruimtelijke ordening inrichting en vormgeving van de leefomgeving

Nee

Ja

Functioneel gebruik van monumenten bevorderen door de mogelijkheid van herbestemmen op te nemen in het bestemmingsplan

Gedeeltelijk

Ja

Belangstelling voor het belang van monumenten stimuleren door in overleg met eigenaren en particuliere organisaties deel te nemen aan de landelijke Open Monumentendag

Nee

Ja

Cultuurhistorische waarden in de gemeente meenemen in het beleidsveld recreatie en toerisme

Gedeeltelijk

Ja

_______________________________________________________________

4.3 Erfgoedbeleid van 2008-2012; de ambitie

Het erfgoedbeleid heeft tot doel de zorg voor het erfgoed te waarborgen. Zoals uit hoofdstuk twee is gebleken zijn er verschillende redenen aan te voeren voor het belang hiervan. Gezien de vele argumenten die worden aangedragen is het van belang de zorg voor het cultureel erfgoed in een vroeg stadium van het planproces te betrekken.

Voor de beleidsperiode van deze nota wordt de insteek van de vorige beleidsnota overgenomen. Wederom ligt de nadruk op de punten behoud beheer en gebruik. Ten opzichte van de vorige periode zal worden geprobeerd het bestaande monumentenbeleid te optimaliseren. Actiepunten die niet zijn uitgewerkt of weerstand hebben ondervonden worden nogmaals bekeken en waar nodig wordt gezocht naar nieuwe oplossingen. In het vorige monumentenbeleid lag vooral de nadruk op een integrale benadering van de omgang met gebouwde monumenten en minder op monumentale objecten en monumentale waarden in de grond. Daarnaast zal er nader in worden gegaan op de omgang met archeologische waarden en archeologische verwachtingswaarden en zal meer nadruk komen te liggen op de communicatie omtrent cultureel erfgoed.

De vergrote nadruk op archeologie komt voort uit de veranderende regelgeving. Doordat het Verdrag van Malta wettelijk is verankerd middels de Wet op de Archeologische Monumentenzorg die sinds 1 september 2007 van kracht is moet het aspect archeologie concreter worden uitgewerkt. Het is van belang dat het voor de burger duidelijk wordt wanneer er wel en wanneer er geen rekening met het zogenoemde bodemarchief gehouden moet worden omdat dit voor de meeste burgers onbekend terrein is. Uitgangspunt bij het gemeentelijke beleid is het volgende: Indien behoud en bescherming van archeologische objecten niet realiseerbaar zijn dan dienen deze op deskundige wijze onderzocht en gedocumenteerd te worden. Met archeologische objecten worden zowel archeologisch waardevolle gebieden als archeologische verwachtingswaarden bedoeld.

Met communicatie wordt zowel interne communicatie als communicatie naar de burger bedoeld. Hierbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld centrale informatieverzameling binnen de gemeente één aanspreekpunt als het over erfgoedzaken gaat het verzorgen van nieuwsflitsen etc.

Door de bredere benadering van het monumentenbeleid is in deze nota ook voor een nieuwe naamgeving gekozen te weten "erfgoedbeleid". Dit verduidelijkt dat het niet langer alleen om onze (zichtbare) monumenten gaat maar om de omgang met het gehele cultureel erfgoed.

Naast gemeentelijke standpunten zal er de komende periode ook meer nadruk komen te liggen op regionale verbanden. De participatie van de gemeente Alphen-Chaam binnen de regio van de regioarcheoloog kan hieraan bijdragen. Deze participatie moet tot een snellere afwikkeling van archeologische onderzoeken leiden en eveneens tot regionale kennisverbetering op het gebied van archeologie.

Om de drie speerpunten van het beleid te kunnen realiseren is het belangrijk dat er draagvlak wordt gecreëerd voor dit beleid. Dit kan door aansluiting te zoeken bij andere beleidsterreinen zodat de visie op erfgoed breder zal worden gedragen. De gemeente zal altijd met grote voorzichtigheid en zorgvuldigheid optreden wanneer er initiatieven worden ontwikkeld die de verwachte archeologische waarden de bekende archeologische waarden monumentale waarden of andere cultuurhistorische waarden in het geding brengen. De gemeente zal bij plannen die invloed hebben op de ruimtelijke inrichting en in bredere zin het gebruik van de ruimte per geval de op de CHW vastgestelde waarden mee laten wegen in de besluitvorming.

Om het erfgoedbeleid goed uit te kunnen voeren is het van belang inzicht te krijgen in de rol van de verschillende medewerkers met betrekking tot erfgoed en een inschatting te maken van de benodigde uren voor het uitvoeren van bepaalde taken. Momenteel is voor het coördineren van erfgoedtaken 02 fte vrijgemaakt. Daarnaast moeten de financiële middelen om het erfgoedbeleid uit te kunnen voeren tegen het licht worden gehouden. Zo kunnen niet renderende middelen worden afgeschaft en mogelijk nieuwe middelen worden toegevoegd.

_______________________________________________________________

5 Inzet instrumenten

Er zijn verschillende middelen om het erfgoed te beschermen. Denk hierbij aan de volgende instrumenten:

  • -

    Monumentenverordening (die ook van toepassing is op archeologische monumenten);

  • -

    Monumentenwet 1988;

  • -

    bestemmingsplan (het bestemmingsplan kan beschermingswaardige zaken vastleggen en biedt ook mogelijkheden om verplichtingen verboden en bepalingen omtrent het gebruik aan beschermingswaardige objecten te verbinden);

  • -

    aanlegvergunningenstelsel (maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan en leidt tot een nadrukkelijke bescherming van monumentale en dan met name archeologisch monumentale waarden).

Echter niet alles is wettelijk te verankeren zoals in het bestemmingsplan gebeurt. Een andere manier om zorg te dragen voor het erfgoed kan zijn door simpelweg standaard in een vroeg stadium van het planproces rekening te houden met het erfgoed. Ook de Cultuur Historische Effect Rapportage (CHER) die onderdeel uit kan maken van de Milieu Effect Rapportage (MER) biedt de mogelijkheid om in een vroeg stadium inzicht te krijgen in de cultuurhistorische waarden gelegen bij de locatie waar nieuwe ontwikkelingen plaats kunnen vinden. Er kan tot slot gedacht worden aan instrumenten van volledig andere strekking zoals bijvoorbeeld het verspreiden van een nieuwsflits. De verschillende instrumenten zullen verderop in deze nota worden toegelicht.

6 Aandachtspunten archeologie

6.1 Uitgangspunt: behoud in situ

Met de invoering van de Wet op Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) is de verantwoordelijkheid voor het behoud en beheer van het archeologisch erfgoed gedecentraliseerd naar de gemeente. Het gevolg hiervan is dat de gemeente bij bodemingrepen het behoud van het erfgoed af moet wegen tegen andere maatschappelijke belangen. Hierdoor is het van belang dat een gemeente in beeld heeft waar archeologische waarden aanwezig zijn en waar de verwachting hoog is dat er archeologische waarden aangetroffen kunnen worden. Het uitgangspunt voor het behoud van archeologisch erfgoed is dat het beschermd dient te worden op de plaats waar het wordt aangetroffen dit heet behoud in situ.

Het probleem met archeologische waarden is dat ze in principe niet zichtbaar zijn en wanneer ze zichtbaar worden door toevallige bodemverstorende werkzaamheden ze onherstelbaar beschadigd kunnen raken. Om toch een inschatting te kunnen maken van de archeologische verwachting van een gebied wordt met archeologische verwachtingskaarten gewerkt. In deze kaarten worden reeds bekende archeologische waarden vermeld maar ook de kans dat op een bepaalde locatie archeologische waarden aangetroffen kunnen worden. Indicatoren die hier voor gebruikt worden zijn onder andere landschapskenmerken geomorfologie en archeologische onderzoek in het verleden en geschiedkundige vermeldingen. Deze archeologische verwachtingskaarten vormen het uitgangspunt bij beslissingen omtrent bodemverstorende activiteiten. Wanneer uit deze kaarten blijkt dat een nader onderzoek noodzakelijk is zal aanvankelijk gestart worden met een bureauonderzoek mogelijk gevolgd door een inventariserend veldonderzoek. Dit inventariserend veldonderzoek kan variëren van een veldverkenning een verkennend booronderzoek of karterend booronderzoek of anderszins geofysisch onderzoek tot een proefsleuven- of proefputtenonderzoek. Naar aanleiding van het bureauonderzoek of aanvullend het inventariserend veldonderzoek wordt een selectieadvies opgesteld. In dit selectieadvies wordt aangegeven en gemotiveerd of er zich behoudenswaardige archeologische vindplaatsen in het plangebied bevinden en wat hierbij wordt voorgesteld om deze vindplaatsen voor de toekomst te behouden. Hierbij zijn vier mogelijkheden:

- behoud in situ: de planvorming wordt aangepast de vindplaats wordt niet

verstoord en bijvoorbeeld planologisch ingepast.

- behoud ex situ: de planvorming gaat door maar de vindplaats zal door een

opgraving ex situ worden behouden.

- archeologische begeleiding: de planvorming gaat door de vindplaats is niet

behoudenswaardig genoeg om te beschermen of op te graven maar de vindplaats kan ook niet zomaar worden opgegeven.

- geen verder onderzoek: de planvorming gaat door er is geen vindplaats aangetroffen

of de vindplaats is niet behoudenswaardig gebleken. Het selectieadvies dient vervolgens door burgemeester en wethouders in een selectiebesluit te worden bekrachtigd. De procedure is schematisch weergegeven in figuur 6.1.

Het inventariserend veldonderzoek moet dus tot een heroverweging van de geplande ontwikkeling leiden. Is er een andere locatie voorhanden? Is het mogelijk archeologievriendelijk te bouwen? Indien er geen alternatief voorhanden is of wanneer een ontwikkeling op een andere locatie niet gewenst dan pas dient archeologisch (vervolg)onderzoek in de vorm van een opgraving plaats te vinden.

6.2 Planning archeologie

Omdat het uitgangspunt voor het behoud van archeologisch erfgoed "behoud in situ" is is het belangrijk dat reeds in een vroeg stadium duidelijkheid bestaat over de (te verwachten) archeologische waarden. Als uit het vooronderzoek naar voren komt dat de archeologische waarden behoudenswaardig zijn moet dat in het selectiebesluit worden meegenomen. Deze beslissing kan alleen weloverwogen worden gemaakt als hier al vroeg in het planproces duidelijkheid over ontstaat. Zo kan in het plan nog naar alternatieven worden gezocht zoals elders binnen de locatie bouwen op een andere locatie bouwen of archeologievriendelijk bouwen. Om tot een goede afweging te komen is een vroegtijdige planning van groot belang. Dit geldt zowel bij bestemmingsplannen als bij de vrijstelling van artikel 19 WRO en in de nieuwe WRO voor het projectbesluit. Daarnaast is het om een andere reden raadzaam het archeologische onderzoek uit te laten

_______________________________________________________________

voeren alvorens er een definitief plan voor de desbetreffende locatie is uitgewerkt. Zo kunnen verwijzingen naar mogelijke archeologische vindplaatsen en vondsten in het plan worden verwerkt. Hierdoor vindt er een accent verschuiving plaats van archeologie als noodzakelijk kwaad naar archeologie als vruchtbaar onderdeel en inspiratie voor de planontwikkeling.

6.3 Gebruik van de archeologische verwachtingswaardekaart

De aandacht voor archeologie bestaat niet alleen uit aandacht voor bekende archeologische waarden maar ook uit aandacht voor gebieden waar verwacht wordt dat er archeologische waarden aanwezig zijn de zogenaamde archeologische verwachtingswaarde. De gemeente zal informatie beschikbaar stellen waaruit blijkt wat de archeologische verwachtingswaarde van een stuk grond is. Informatie die hiervoor van belang is bestaat onder andere uit bodeminformatie informatie over vestigingsvoorkeuren in het verleden landschappelijke informatie en geografische gegevens. Deze informatie samen leidt tot een kaart die de archeologische verwachting voor een bepaalde locatie aangeeft en ook de werkelijk archeologisch waardevolle locaties. De provincie heeft reeds een archeologische verwachtingswaardekaart opgesteld. Het betreft de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW). Deze kaart geeft voor de gemeente Alphen-Chaam tot op gedetailleerd niveau informatie over de (te verwachten) archeologische waarden binnen de gemeente. De provincie heeft een archeologische verwachtingswaardekaart opgesteld. Het betreft de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW). Deze kaart geeft ook voor de gemeente Alphen-Chaam informatie over de (te verwachten) archeologische waarden binnen de gemeente. In eerste instantie is de provinciale CHW een bruikbaar instrument om meer duidelijkheid te kunnen geven over de archeologische onderzoeksgebieden en archeologische verwachtingsgebieden binnen de gemeente Alphen-Chaam. Daarom wordt in eerste instantie

voorgesteld om deze kaart door de gemeenteraad vast te laten stellen als zijnde de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart. De kaart dient echter in de nabije toekomst voor de gemeente Alphen-Chaam in meer detail te worden ingevuld. Dit is één van de actiepunten die uit deze beleidsnota voortvloeien. Uit de CHW komen een tweetal interessante archeologische gebieden naar voren. Het gaat dan om gebieden waarvan bekend is dat er archeologische waarden aanwezig zijn (archeologisch waardevolle gebieden) en gebieden waarvoor een middelhoge en hoge verwachting bestaat dat er archeologische waarden aanwezig zijn (archeologische onderzoeksgebieden). Daarnaast zijn op de CHW gebieden aangegeven met een lage archeologische verwachting en gebieden waarvoor vanwege de ligging binnen de bebouwde kom geen gegevens bekend zijn (niet-gekarteerde gebieden). Wanneer er in een gebied archeologisch vooronderzoek gedaan moet worden hangt af van de archeologische verwachtingswaarde en het oppervlak dat verstoord wordt.

In onderstaand overzicht staat vermeld welke onderzoeksverplichting nodig is bij welke bodemingreep in welk gebied. Deze regels zullen in de bestemmingsplanprocedure(s) worden doorvertaald.

Middelhoge en hoge verwachting (archeologische onderzoeksgebieden)

  • -

    bodemverstoringen binnen bebouwde kom dieper dan 30 cm groter dan 100 m2 archeologisch vooronderzoek nodig;

  • -

    bodemverstoringen buiten bebouwde kom dieper dan 30 cm groter dan 500 m2 archeologisch vooronderzoek nodig;

  • -

    bodemverstoringen binnen bouwblok buiten bebouwde kom dieper dan 3 0 cm groter 1000 m2 archeologisch vooronderzoek nodig;¹

  • -

    door middel van verkennend booronderzoek kan bepaald worden in hoeverre bodem nog intact is. Als blijkt dat de bodem zodanig verstoord is dat aannemelijk gemaakt kan worden dat archeologische waarden verdwenen of noemenswaardig aangetast zullen zijn kan de waardering van het gebied naar laag worden bijgesteld;

  • -

    door middel van verkennend booronderzoek kan bepaald worden wat de dikte van het eventueel aanwezige esdek is. Als de dikte voor een terrein redelijkerwijs aangetoond kan worden dan mogen bodemverstorende activiteiten tot een dieper niveau worden uitgevoerd. Deze diepte wordt bepaald door de dikte van het esdek te nemen - 20 cm (veiligheidsmarge);

  • -

    type archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek verkennende boringen proefsleuven geofysisch onderzoek. Het inzetten van karterende boringen en een veldverkenning heeft alleen nut als er geen sprake is van een esdek.

Onbekende verwachting

  • -

    voor deze gebieden (kom Alphen en kom Chaam) dient advies ingeroepen te worden bij expert (regioarcheoloog) of dit als een (middel)hoge verwachting of lage verwachting moet worden behandeld;

  • -

    uitgangspunt is dat er sprake is van een (middel)hoge archeologische verwachtingswaarde omdat het hier om de ontstaanskernen van beide dorpen gaat. Alleen als aangetoond kan worden dat het bodemarchief dermate verstoord is dat van een redelijke waarneming geen sprake meer kan zijn zal de verwachting naar laag kunnen worden bijgesteld.

Lage verwachting

  • -

    zolang lage verwachting gebaseerd is op de provinciale CHW-kaart en niet op een eigen gemeentelijke verwachtingskaart zal de lage verwachting altijd door expert-judgment moeten worden gecontroleerd (check bij regioarcheoloog plaatsvinden). Dit omdat de CHW-kaart vanuit provinciale blik is opgesteld en uit ervaring bekend is dat hierbij kleinschalige gebieden met een hoge archeologische verwachting (bv een kasteelterrein) nog wel eens over het hoofd zijn gezien;

  • ¹

    Voor agrarische bouwblokken is een uitzonderingspositie geformuleerd. Binnen agrarische bouwblokken bestaat namelijk de mogelijkheid om zonder aanlegvergunning te bouwen. In het kader van de archeologische monumentenzorg wordt het niet mogelijk geacht binnen deze bouwblokken helemaal geen onderzoeksverplichting in te stellen maar is ervoor gekozen de onderzoeksplicht bij een grotere bodemingreep in te stellen. Dit beleid moet gezien worden als overgangsbeleid vanwege verworven rechten in het verleden. Bij een volgend beleidsplan zal deze uitzonderingspositie niet meer gelden.

  • -

    bodemverstoringen die vanwege hun omvang MER-plichtig zijn archeologisch vooronderzoek nodig (bij de gemeente Breda houdt men aan dat bij een bodemverstorende activiteit groter dan 5 hectare ook bij een lage archeologische verwachtingswaarde archeologisch vooronderzoek noodzakelijk is);

  • -

    type vooronderzoek: bureauonderzoek verkennende boringen waarderende boringen (als geen esdek aanwezig is) proefsleuven geofysisch onderzoek;

  • -

    conform artikel 53 van Monumentenwet 1988 meldingsplicht bij het (onverhoeds toch) aantreffen van archeologische overblijfselen. Vervolgens mogelijkheid om hierbij waarneming te doen.

Archeologische waardevolle gebieden

  • -

    uitgangspunt is behoud in situ;

  • -

    geen bodemverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm toegestaan zonder toestemming van gemeente;

  • -

    indien gemeente toestemming verleend voor bodemverstorende activiteit dient dit voorafgegaan te worden door een definitief archeologisch onderzoek (opgraving) of dient de werkzaamheid archeologisch te worden begeleid dit naar oordeel van de gemeente op advies van een expert (regioarcheoloog). Bij dergelijke gebieden dient ook altijd de provinciaal archeoloog en de RACM gekend te worden in wat hun visie ten aanzien van deze terreinen is.

6.4 Verstoordersprincipe

De WAMZ regelt dat de kosten voor archeologisch vooronderzoek altijd volledig ten laste van de initiatiefnemer komt. Pas als er sprake is van een definitief onderzoek (opgraving) en de kosten bijzonder hoog uitpakken kan in bepaalde gevallen aanspraak gemaakt worden op de rijkssubsidie voor excessieve kosten van archeologisch onderzoek. In deze gevallen zal ook de gemeente een deel van de kosten moeten subsidiëren.

6.5 Archeologieparagraaf

Nieuwe bestemmingsplannen moeten over een archeologieparagraaf beschikken waarin uiteengezet wordt hoe de gemeente om wil gaan met het belang van cultuurhistorische waarden. Bij gebieden met een (middel)hoge verwachting dient altijd archeologisch vooronderzoek plaats te vinden. Het rapport met de resultaten van dit vooronderzoek wordt als bijlage aan het bestemmingsplan toegevoegd indien het de onderzoeken betreft van gronden die in gemeentelijk eigendom zijn en die noodzakelijk zijn voor het opstellen van een bestemmingsplan. In alle andere planologische procedures waarin archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is (artikel 19 lid 1 van de WRO projectbesluit etc) zal het archeologische onderzoek onderdeel uit moeten maken van de aan te leveren ruimtelijke onderbouwing.

6.6 Dubbelbestemming

Archeologische waarden en archeologische onderzoeksgebieden dienen planologisch te worden beschermd in het bestemmingsplan. Dit kan worden gedaan middels het toepassen van dubbelbestemmingen op de bestemmingsplankaart. Er zijn verschillende dubbelbestemmingen mogelijk. Een terrein kan een dubbelbestemming archeologisch onderzoeksgebied of archeologisch waardevol gebied krijgen. Hiervoor dienen nieuwe voorschriften te worden opgesteld.

6.7 Aanlegvergunningen

Het opnemen van een aanlegvergunningenstelsel in een bestemmingsplan moet eraan bijdragen dat archeologische waarden beschermd worden. Bij het uitvoeren van werkzaamheden hangt het van de aard van de werkzaamheden af of ze aanlegvergunningplichtig zijn. Een aanlegvergunningenstelsel moet gekoppeld worden aan het (laten) uitvoeren van archeologische onderzoek. Pas wanneer de archeologische waarden van een gebied met een bepaalde omvang en bepaalde verwachting zijn vastgesteld kan een aanlegvergunning worden verleend. Een aanlegvergunning wordt daarom ingesteld voor die activiteiten waarvan wordt verwacht dat ze archeologische waarden in het geding kunnen brengen.

6.8 Bevoegd om op te graven

Het doen van opgravingen is alleen toegestaan voor particulieren en instellingen waaraan door de Minister een vergunning is verleend. De uiteindelijke vergunningverlening wordt verstrekt door CvAK het College

voor de Archeologische Kwaliteit. Zij toetsen een aanvraag om opgravingen te mogen doen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA 3.1). De vergunning wordt alleen verleend indien de aanvrager aantoont bekwaam te zijn in het doen van opgravingen.

6.9 Registratie vondsten

Hoewel de formele meldpunten voor archeologische opgravingsresultaten en vondsten de gemeente en de minister van onderwijs cultuur en wetenschap zijn vormt het registreren en natrekken van vondstmeldingen ook een vast onderdeel van de provinciale taak. Met het provinciaal archeologisch informatiecentrum en de ROB - sinds 2006 de Rijksdienst voor Archeologie Cultuurlandschap en Monumenten de RACM - zijn afspraken gemaakt over de te volgen procedure. De provincie vervult tevens een belangrijke rol bij het archiveren en bewaren van archeologische vondsten uit opgravingen in het provinciale depot voor bodemvondsten. Dit depot is het depot waar alle vondsten uit de provincie Noord-Brabant worden bewaard mits gemeenten zelf een goedgekeurde aanvraag voor een depot hebben ingediend. Het provinciale depot krijgt steeds meer de functie van provinciaal archeologische informatiecentrum. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om tijdelijk vondsten die gedaan zijn op het grondgebied van de gemeente te lenen van het provinciale depot. Zo kan op eigen bodem een wisselende collectie worden gepresenteerd zonder dat de verantwoordelijkheid voor een eigen depot genomen hoeft te worden. De bodemschatten in het archeologisch depot van de provincie weerspiegelen de rijkdom van het gemeentelijke bodemarchief. Zij zijn niet alleen afkomstig van archeologische opgravingen. Ook de bevolking draagt bij aan het verzamelen van informatie door vondstmeldingen waarnemingen en zelfs het afgeven van vondsten. De regioarcheoloog kan voor de gemeente bijvoorbeeld als een particulier met een vondst aan komt zetten ook melding doen van vondsten en deze laten registreren. Het provinciaal depot draagt zorg voor behoud en beheer van de vondsten. Daarnaast waarborgt de provincie een centrale toegankelijkheid van de archeologische vondsten en vondstmeldingen en de provincie heeft een taak in het vasthouden van inhoudelijke kennis met name continuïteit in kennis. Een aparte depotvoorziening op gemeentelijk niveau is daarom niet noodzakelijk en gezien de beperkte capaciteit van de gemeente ook niet gewenst.

6.10 Illegaal handelen

Het doen van illegale opgravingen is volgens de Wet op de Archeologische Monumentenzorg strafbaar. Wanneer iemand opzettelijk handelt in strijd met de artikelen 1137 eerste lid 45 eerste lid 53 eerste lid dan wel opzettelijk handelt in strijd met een maatregel getroffen op grond van artikel 56 wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste eenjaar of geldboete van de vijfde categorie. Deze feiten zijn misdrijven.

6.11 Meldingsplicht

Conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988 bestaat een meldingsplicht bij het onverhoeds toch aantreffen van archeologische overblijfselen. Te allen tijde dient de melding ook bij de gemeente Alphen-Chaam te worden gedaan en dient de regioarcheoloog van de melding op de hoogte te worden gesteld.

7 Aandachtspunten gebouwde monumenten

7.1 Bescherming monumenten, eigen verantwoordelijkheden

De gemeente Alphen-Chaam wil zorg dragen voor een goed gemeentelijk beleid omtrent erfgoed. Om monumenten te beschermen kan om te beginnen worden verwezen naar de Monumentenwet 1988. Ook is door de gemeenteraad een monumentenverordening vastgesteld zodat de gemeente haar eigen koers kan varen op het gebied van erfgoed. De monumentenverordening is gebaseerd op het meest recente VNG-model. Over de samenstelling van de monumentencommissie wordt reeds enige tijd gesproken over een mogelijke samenwerking met de commissie van de gemeente Baarle-Nassau. De monumentencommissie blijft onafhankelijk van de samenstelling de welstandscommissie adviseren over de bouwplannen voor monumenten.² Verder zijn voor het aanwijzen van gemeentelijke monumenten in 1997 door de gemeenteraad beleidsregels opgesteld (zie bijlage 4 bij deze nota).

7.2 Geldelijke ondersteuning ter instandhouding

Binnen het gemeentelijke beleid valt ook een subsidieverordening voor de restauratie van gemeentelijke monumenten. Restauratie moet echter zo veel mogelijk voorkomen worden omdat restauratie bij monumenten die al langere tijd op één van de monumentenlijsten staan gezien kan worden als een vorm van achterstallig onderhoud. Daarom moet nagegaan worden in hoeverre deze subsidieverordening nog toereikend is en of de gemeente Alphen-Chaam in de toekomst niet richting een subsidieverordening moet waarin voornamelijk onderhoud gestimuleerd wordt en restauratie alleen nog in specifieke gevallen (denk aan nieuw aangemerkte monumenten). Daar komt bij dat er nauwelijks gebruik gemaakt wordt van deze subsidieregeling voor gemeentelijke monumenten en evenmin van de mogelijkheid een abonnement te verkrijgen op "Monumentenwacht" ook wordt nauwelijks gebruik gemaakt van de mogelijkheid periodiek een bouwkundige controle uit te laten voeren.

Er moet om bovengenoemde redenen voor de komende beleidsperiode gezocht worden naar een vorm van (geldelijke) ondersteuning die het voor eigenaren aantrekkelijker maakt hun gemeentelijke monument in goede staat te behouden.

7.3 Functiewijziging

Het handhaven van het oorspronkelijke gebruik van monumenten is een moeilijke taak. Echter in veel gevallen is het ondanks dat het oorspronkelijke gebruik niet kan worden voortgezet wel wenselijk dat het monument behouden blijft. Leegstand zou dan het gevolg kunnen zijn indien er geen andere mogelijkheden voor het gebruik van het monument worden geboden. Het bieden van de mogelijkheid tot functiewijziging blijkt meer kansen te bieden voor het behoud van monumenten. Rijks- en gemeentelijke monumenten zijn veel breder te gebruiken dan andersoortige panden. Zo wordt het aantrekkelijker en eenvoudiger om monumenten te beheren en te onderhouden. Het verdient daarom aanbeveling om in de te vernieuwen bestemmingsplannen een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 11 van de wet op de ruimtelijke ordening of een vrijstellingsbevoegdheid ex artikel 15 van de WRO op te nemen om het behoud van monumenten en het onderhoud ervan te waarborgen door een breder gebruik mogelijk te maken. Het functioneel gebruiken van monumenten is immers de beste garantie voor goed onderhoud van monumenten. Uiteraard zal bij iedere gewenste verandering van gebruik worden nagegaan wat hiervan de consequenties op de cultuurhistorische waarden zullen zijn. Wanneer een monument in gebruik blijft en zodoende het onderhoud van het pand niet wordt verwaarloosd is de uitstraling van het monument op de omgeving ook groter dan wanneer het niet in gebruik is en als gevolg daarvan leegstaat. Er moet een planologische afweging worden gemaakt om vast te stellen welke vormen van gebruik wel wenselijk zijn en welke niet.

7.4 Dynamiek van monumenten

Het begrip monumenten is een dynamisch begrip. Het staat voortdurend bloot aan veranderende opvattingen over ons cultuurhistorisch erfgoed. Dat betekent ook dat wat vandaag als monument wordt beschouwd

² Op 19 september 2006 is de monumentencommissie door burgemeester en wethouders ontbonden. Tot aan de samenstelling dan wel instelling van een nieuwe monumentencommissie worden plannen tot wijziging van beschermde monumenten ter advisering voorgelegd aan het Monumentenhuis Brabant.

orgen niet meer aan onze opvattingen hierover kan voldoen. Dit blijkt uit de discussie over het toevoegen van naoorlogs erfgoed en ook uit de discussie over de monumentale waarde van lanenstructuren buitenplaatsen en historisch-geografische structuren. Op gemeentelijk niveau wordt deze discussie gevoerd over de monumentale status van langgevelboerderijen. Er bestaat daarom niet zoiets als dé monumentenlijst. Zodra een monument is opgenomen op de bestemmingsplankaart is deze dynamiek verdwenen omdat een bestemmingsplankaart een statisch instrument is. Vernoeming op de plankaart is echter noodzakelijk om de functieverandering te kunnen waarborgen.

Een ander aandachtspunt is het opnieuw bezien van de gemeentelijke monumentenlijst. Er moet worden gekeken of er nog historisch elementen zoals lanen wegen groenstructuren zijn die op de gemeentelijke monumentenlijst moeten worden geplaatst. Ook moet de bestaande lijst met gemeentelijke monumenten opnieuw worden bekeken. Zijn er als gevolg van veranderende opvattingen zaken bijgekomen of juist zaken afgevallen? Er moet voornamelijk worden gekeken of de monumenten in het voormalige Nieuw-Ginneken waarvan de inventarisatie het meest gedateerd is moet worden aangepast.

8 Communicatie voor alle vormen van erfgoed

8.1 Algemeen

Naast een aantal specifieke maatregelen voor de omgang met archeologische waarden en archeologische onderzoeksgebieden en een aantal specifieke regels voor zichtbare monumentale waarden zijn er ook een aantal acties die voor beide typen erfgoed van toepassing zijn. Deze acties hebben vooral te maken met het bewust maken van de burger van de aanwezigheid van waardevol erfgoed.

8.2 Educatie

Na het verrichten van archeologisch onderzoek moet de slag worden gemaakt van archeologische vondsten naar educatie. Ook de zichtbare monumenten kunnen een rol vervullen op het gebied van educatie omdat hierin duidelijk de geschiedenis zichtbaar is. Voor het verzorgen van deze educatie ligt vooral een rol weggelegd voor de plaatselijke musea en heemkundekringen. Zij vervullen een belangrijke rol als het gaat om scholieren op de hoogte stellen van de geschiedenis van de gemeente. De musea worden regelmatig bezocht door scholen of groepen scholieren van zowel binnen als buiten de gemeente. Er zijn gidsen die een rondleiding af kunnen stemmen op de doelgroep. In Chaam wordt in overleg met de scholen de tentoonstelling aangepast aan de wensen van de scholen. Om ervoor zorg te dragen dat de musea deze taak kunnen blijven vervullen is het belangrijk dat ze structureel op de hoogte worden gesteld van historische ontdekkingen binnen de gemeente.

8.3 Verwerken van archeologische informatie

De ambtenaar die verantwoordelijk is voor het erfgoedbeleid beschikt niet over de deskundigheid om een deskundige analyse van het uitgevoerde archeologisch onderzoek uit te voeren. Dit is echter wel noodzakelijk om tot nieuwe ideeën te komen aangaande de geschiedenis van de gemeente. Het vormen van nieuwe ideeën over het verleden kan wanneer er sprake is van een goede informatie-uitwisseling met de heemkundekringen deels bij deze verenigingen worden neergelegd. Er is hier echter ook een rol voor de regioarcheoloog weggelegd om oude met nieuwe informatie te combineren om zo tot kennisvermeerdering en regionale verbanden te komen. Om tot nieuwe ideeën en inzichten te komen aangaande de historie van de gemeente moet in de komende beleidsperiode meer aandacht worden besteed aan het informeren van de heemkundekringen en het intensiveren van de samenwerking met de regioarcheoloog .Het is daarom van belang dat er binnen de gemeente één persoon is die op de hoogte wordt gesteld van archeologische onderzoeken en andere zaken die erfgoed aangaan. Dat betekent ook dat interne beslissingen bijvoorbeeld over de uitvoering van archeologisch vooronderzoek bij deze persoon gemeld dienen te worden.

8.4 Erfgoed en toerisme en recreatie

De bouwkundige en toeristisch recreatieve argumenten voor het behoud van cultuurhistorisch erfgoed hangen sterk met elkaar samen. Om erfgoed onderdeel uit te laten maken van het toeristische pakket is het van belang dat het erfgoed beleefd kan worden. In de nieuwe toeristische routes zoals het fietsknooppuntennetwerk en sinds zomer 2007 ook het wandelknooppuntennetwerk is hier reeds aandacht aan besteed. Het museum in Alphen heeft ook een aantal eigen fietsroutes die bij de VVV bekend zijn. Het museum in Ulvenhout heeft ook eigen wandelroutes maar deze zijn niet bekend bij de plaatselijke VVV. In Chaam worden rondleidingen georganiseerd door de heemkundekring in de protestants-christelijke kerk en de rooms-katholieke kerk en wordt een wandeling georganiseerd door Chaam. Deze wandeling is ook bij de plaatselijke VW bekend.

Ook de organisatie van de Open Monumentendag valt onder erfgoedbelevenis. Onder toerisme en recreatie valt ook museumbezoek. Vanuit de toeristische informatievoorziening kan extra aandacht worden besteed aan de historische musea binnen de gemeente en de activiteiten die zij organiseren. De verbinding tussen erfgoedbeleid en het beleid op gebied van toerisme en recreatie moet worden versterkt. Het biedt een kans om in marketing van de gemeente Alphen-Chaam, de combinatie van toerisme en recreatie en erfgoedbeleving meer te promoten. Aandacht voor het erfgoed is reeds als aandachtspunt opgenomen in het beleid voor recreatie en toerisme evenals aandacht voor een betere marketing van hetgeen binnen de gemeente te beleven is hier kan dan ook bij aangesloten worden. Onderzocht moet worden of er behoefte en mogelijkheden zijn voor specifieke thematische routes waarbij in eerste instantie gedacht wordt aan historische routes waarbij

landschap en historische elementen gecombineerd worden in één route. Daarnaast moet geprobeerd worden om tot een betere afstemming te komen tussen de verschillende organisaties die op dit gebied actief zijn (zoals VVV, heemkundekringen musea en gemeente).

8.4 Erfgoed en maatschappelijk belang

Niet alleen wanneer mensen het erfgoed willen consumeren zoals gebeurt bij toerisme en recreatie ook voor inwoners van de gemeente is het van belang om op de hoogte te zijn van het erfgoed binnen de gemeente. Erfgoedelementen zijn bepalend voor de identiteit van een gebied en voor de leefbaarheid in een bepaalde omgeving. Daarom is bewustwording van het erfgoed van groot belang. Hierbij kan gedacht worden aan de inzet van verschillende communicatiemiddelen. De inzet van de nieuwsflits op internet lijkt niet alleen het meest eenvoudige maar ook het wijdst reikende middel. De inzet van de nieuwsflits moet frequent worden ingezet. Iedere keer wanneer er een archeologische vondst wordt gedaan iets wordt georganiseerd op het gebied van erfgoed er een tentoonstelling wordt geopend er rondleidingen zijn etc. kan hier melding van worden gemaakt op de website van de gemeente Alphen-Chaam. Deze verschillende nieuwsflitsen moeten op termijn resulteren in een duidelijk overzicht op de gemeentelijke website van de ontwikkelingen op het gebied van erfgoed. Dit zal worden neergelegd bij de ambtenaar die verantwoordelijk is voor het erfgoedbeleid.

8.5 Erfgoed en ruimtelijke inrichting

Momenteel wordt vaak in een te laat stadium onderzoek gedaan naar erfgoed. Het gevolg hiervan is dat pas laat inzicht wordt verkregen in de mogelijke archeologische waarden. Dit komt omdat momenteel archeologie nog te vaak wordt gezien als een verplicht onderdeel van het planproces. Echter één van de argumenten voor het belang van erfgoed is het creëren van een identiteit en leefbaarheid. Veel gehoord commentaar op nieuwbouw projecten is dat ze overal hadden kunnen staan en zijn losgeraakt uit de context. Door toevoeging van verwijzingen naar erfgoed in de planvorming kan de relatie met het verleden en de link met de context worden gemaakt. De gemeente zal er de komende jaren naar streven dergelijke verwijzingen in eigen plannen naar voren te laten komen en zal nagaan hoe ook particulieren gestimuleerd kunnen worden het verleden in nieuwbouwprojecten niet verloren te laten gaan. Erfgoed moet een onderdeel gaan vormen van de ontwerpopgave en de gemeente moet hier zelf een voorbeeldfunctie in gaan vervullen. Hier kan wederom de hulp van heemkundekringen worden ingeschakeld omdat zij vaak informatie hebben over de geschiedenis die behoort bij bepaalde erfgoedelementen. Voor de projecten waarin erfgoed een belangrijke rol speelt zal worden nagegaan of gebruik gemaakt kan worden van de stimuleringssubsidie die in het kader van de nota Belvédère wordt verstrekt. Het verwerken van erfgoed in nieuwe plannen kan tot het takenpakket van de desbetreffende projectleider worden gerekend. De projectleider moet per plan tijd incalculeren voor de verwerking van erfgoed in de plannen.

8.6 Heemkundekringen

De heemkundekringen zijn al een aantal keer genoemd als belangrijke informatiebron voor de gemeente Alphen-Chaam. De heemkundekringen zorgen in samenwerking met de plaatselijke musea voor de conservering van de lokale geschiedenis. De heemkundekring is verbonden met het museum waarbij het museum een algemeen voorlichtende taak heeft en de heemkundekring zich in beginsel beperkt tot de eigen ledenkring. De heemkundekringen en musea hebben samen twee belangrijke taken; ze verzamelen informatie over het verleden van de gemeente en ze dragen de informatie uit naar de plaatselijke bevolking. Wanneer de gemeente structureel informatie doorgeeft aan de heemkundekringen en musea kan de rol van de kringen vergroot worden in de communicatie van het erfgoed. Daarom moet gezocht worden naar een voor beide partijen zinvolle en vruchtbare overlegvorm tussen heemkundeverenigingen en de gemeente. Hierbij kan gedacht worden aan het telefonisch doorgeven van geplande opgravingen vanuit de gemeente en het doorgeven van activiteiten van de heemkundekringen aan de gemeente en het versturen van (kopieën van) archeologische onderzoeksrapporten aan de heemkundekringen. Daarnaast is het zinvol om twee maal per jaar een overleg tussen de heemkundekringen en de gemeente te plannen dat indien er onvoldoende ontwikkelingen zijn teruggebracht kan worden naar één maal per jaar. Het is echter belangrijk één contactmoment per jaar over te houden zodat de relatie tussen de heemkundekringen en de gemeente wordt onderhouden.

9 Actielijst

Punt

Wat?

Wie?

Wanneer?

1

Vaststellen van de provinciale CHW als gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart

Raad

Maart 2008

2

Gemeentelijke monumentenlijst beginnende bij de voormalige gemeente Nieuw-Ginneken opnieuw bekijken en gemeentelijke monumentenlijst nalopen op historische elementen historische structuren bijzondere buitenplaatsen et cetera

Beleidsambtenaar erfgoed

2009-2010

3

Uitzoeken van de subsidiemogelijkheden voor subsidiëring van erfgoedbeleid³

Beleidsambtenaar erfgoed

2008

4

De huidige subsidieregeling voor gemeentelijke monumenten analyseren en zoeken naar een effectievere maatregel

Beleidsambtenaar erfgoed

2008

5

Verwerken van de omgang met erfgoed in de te actualiseren bestemmingsplannen. Het gaat dan om zaken als dubbelbestemmingen aanlegvergunningenstelsel et cetera.

Projectleiders (actualiseren bestemmingsplannen)

2008-2010

6

Organiseren tijdelijk uitlenen vondsten van provinciaal depot

Ambtenaar kunst

2008-2009

7

Organiseren van standaard erfgoedvoorlichting op scholen m.b.v. museum en heemkundekringen

Beleidsambtenaar erfgoed

2010

8

Organiseren van doorlopende kennisgeving van opgravingen exposities erfgoed gerelateerde activiteiten etc. op de gemeentelijke website en het aanleggen van een erfgoedoverzicht op de website. In geval van opgravingen is extra kennisgeving naar heemkundekringen nodig.

Beleidsambtenaar erfgoed

Doorlopend

9

Eén of tweemaal per jaar overleg met de heemkundekringen relatie met heemkundekringen en musea wordt onderhouden relevante informatie uitwisselen

Beleidsambtenaar erfgoed

Doorlopend

10

Documenteren van archeologisch onderzoek zorgdragen dat archeologische onderzoeken offertes et cetera in een algemene map erfgoedstukken terechtkomen die voor iedereen inzichtelijk (en digitaal) te raadplegen is

Beleidsambtenaar erfgoed Projectleiders

Doorlopend

11

Verwerken van erfgoedverwijzingen in eigen plannen

Projectleiders

Onderdeel van stedenbouwkundige opgave

12

Uitzoeken of het iets toevoegt om erfgoed te verwerken in thematische toeristische routes waarbij de nadruk op erfgoed ligt. Indien hier behoefte aan blijkt te zijn, plan verder uitwerken

Beleidsambtenaar toerisme en recreatie

Begin 2010

13

Erfgoed tijdig verwerken in plannen en planning van archeologische onderzoeken verbeteren

Projectleiders

Onderdeel van standaard onderzoek

14

Organiseren van een Open Monumentendag

Beleidsambtenaar erfgoed Ambtenaar kunst

Jan-aug. 2008 (herhaling in volgende jaren wanneer er sprake is van succes)

-----------------------------------------------

³ De provincie heeft een subsidiepot "kennis en beleving". Het onderdeel beleving stimuleert projecten die erfgoedonderwerpen naar een breder publiek vertalen. Voor zaken als wandel- en fietsroutes en een publieksboekje over archeologisch onderzoek kan gedacht worden aan de inzet van gelden uit deze subsidiepot die nog beperkt gebruikt wordt. Daarnaast kan ook aan Belvédère-subsidies worden gedacht.

Lijst van (extern) geraadpleegde personen

- mevrouw M. Parlevliet Regio-archeoloog voor de gemeenten Aalburg Alphen-Chaam Baarle-Nassau Drimmelen Etten-Leur Moerdijk Werkendam Woudrichem en Zundert;

- de heer J.P.C.A. Hendriks hoofd Bureau Cultureel Erfgoed/ Archeoloog gemeente Breda;

- de heer Geppaard heemkundekring Ledevaert te Chaam;

- de heer Leijten heemkundekring Paulus van Daesdonck te Ulvenhout;

- de heer Hardeveld heemkundekring Carel de Roy te Alphen.

Bijlagen

  • 1

    Beleidskaders

  • 2

    Overzicht gemeentelijke monumenten

  • 3

    Overzicht rijksmonumenten

  • 4

    Beleidsregels gemeentelijke monumenten

  • 5

    Monumentenverordening

Bijlage 1 Beleidskaders

BeleidskadersEuropees beleid

Verdrag van Valletta

In 1992 is het Europese Verdrag van Valletta gesloten. Dit verdrag staat beter bekend als het Verdrag van Malta of kortweg Malta. Dit verdrag regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Het belangrijkste aandachtspunt van het verdrag is het inzichtelijk krijgen welke archeologische waarden verstoord dreigen te worden als gevolg van voorgenomen ingrepen in de bodem.

Om te voorkomen dat waardevolle informatie uit de bodem verloren gaat moet er vooronderzoek worden gedaan voordat er kan worden gebouwd. Hierbij is het doel archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem te behouden oftewel behoud in situ. Op deze wijze zullen er ook voor toekomstige generaties nog sporen en herinneringen uit het verleden in de bodem aanwezig zijn. Opgraven is het alternatief wanneer behoud in situ niet tot de mogelijkheden behoort bijvoorbeeld omdat er geen alternatieve locatie voor de gewenste ontwikkeling beschikbaar is. Bij zowel behoud in situ als behoud ex situ is het behouden van de informatie die in de grond verborgen ligt het doel. Een ander belangrijk aspect van het Verdrag van Valletta is dat degene die het initiatief neemt tot verstoring van de bodem, ook degene is die zorg draagt voor de kosten van archeologisch onderzoek.

Dit Europese beleid wordt op verschillende niveaus doorvertaald. Het heeft zowel nationaal provinciaal als gemeentelijk zijn weerklank.

Rijksuitgangspunten

Wet op de Archeologische Monumentenzorg

Monumentenzorg had lange tijd een centralistisch karakter. De rijksoverheid hield zich bezig met de bescherming van gebouwen die onderdeel van de ruimtelijke inrichting vormden op gemeentelijk niveau. Hierdoor ontstond er een frictie in het beleid van de rijksoverheid en de gemeentelijke overheid. Sinds de invoering van de Monumentenwet 1988 is het accent meer decentraal komen te liggen. De rol van de rijksoverheid wordt steeds meer die van een voorwaardenscheppend orgaan. Het accent van de monumentenzorg verschuift mede als gevolg van bovengenoemde veranderingen naar een meer actief beheer van het cultuurhistorisch bezit. Monumentenzorg wordt meer en meer integraal benaderd waarbij niet langer alleen het monument op zich beschermingswaardig is. De functie van het monument en de effecten die het heeft op de omliggende omgeving worden zeker zo belangrijk geacht voor de waarde van een monument. Het gaat dus meer om wat het monument in en voor de ruimtelijke inrichting doet dan om wat het feitelijk is. Hoewel de nadruk binnen het monumentenbeleid steeds meer komt te liggen op integrale monumentenzorg (monument in de ruimtelijke context) blijft ook de traditionele objectzorg bestaan. De rijksoverheid bevordert restauraties van monumenten stimuleert het onderhoud ervan en biedt fiscale mogelijkheden voor particuliere eigenaren van rijksmonumenten om restauratiekosten te verminderen op hun belastingaangifte. Daarnaast heeft de rijksoverheid de taak de lijst met rijksmonumenten te blijven actualiseren waarbij ook naoorlogse bouwkunst in beeld komt om als rijksmonument te worden aangemerkt.

Archeologische elementen

Het Verdrag van Valletta wordt nu opgenomen in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ). De wet die per 1 september 2007 in werking is getreden betreft vooral vernieuwingen op het gebied van archeologische monumentenzorg. Deze archeologische monumentenzorg richt zich op het beheer van het bodemarchief waarin informatie ligt opgeslagen over vroegere samenlevingen. De WAMZ omvat een wijziging van de Monumentenwet 1988 en is ook gericht op de implementatie van het genoemde Verdrag van Valletta daarnaast staan er aanvullingen op of wijzigingen in de Woningwet de Wet milieubeheer

en de Ontgrondingswet in. Een aantal belangrijke uitgangspunten van de Monumentenwet 1988 blijft ongewijzigd. Het betreft de volgende zaken:

- De minister wij st gebieden als beschermd archeologisch monument aan;

- Wijzigingen en verstoringen van het monument zijn vergunningsplichtig;

- Verzoek tot schadevergoeding kan worden ingediend bij de minister als de schade een gevolg is van een weigering van een vergunning of een vergunningverlening onder belastende voorwaarden.

Belangrijke aanvullingen op de Monumentenwet 1988 zijn de mogelijkheid om bij de vergunningaanvraag een archeologisch onderzoeksrapport te vragen en aan de vergunning voorschriften te verbinden. De meest essentiële aanvulling van het wetsvoorstel heeft betrekking op de verankering van de WAMZ in de bestemmingplannen en de introductie van het veroorzakersprincipe waardoor de kosten van archeologisch (vooronderzoek verhaald kunnen worden op de verstoorder. In de nieuwe wet is de verplichting opgenomen om in nieuw vastte stellen bestemmingsplannen in de voorbereidingsfase inventariserend archeologisch onderzoek te laten uitvoeren. Wanneer behoud van archeologische vindplaatsen in situ niet mogelijk is pas dan is het doen van opgravingen toegestaan. Om tot het doen van opgravingen over te kunnen gaan is wel een opgravingsvergunning noodzakelijk die kan worden verstrekt door het College voor de Archeologische Kwaliteit. Zij toetsen een aanvraag om opgravingen te mogen doen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA 3.1).

Nota Belvedère; behoud door ontwikkeling

De nota Belvedère (1999) geeft vanuit de rijksoverheid nadere invulling aan welke ontwikkelingsrichting Nederland aangaande de cultuurhistorie van het fysieke leefmilieu voorogen heeft. Uitgangspunt in de nota is dat cultuurhistorische waarden in belangrijke mate bepalend zijn voor de kwaliteit van onze ruimtelijke omgeving. Om de kwaliteit en identiteit van deze omgeving te behouden dienen cultuurhistorische waarden sterker in de ruimtelijke inrichting van ons land te worden betrokken. Dit kan worden bereikt door deze waarden niet enkel te conserveren maar juist op te nemen in de gewenste ontwikkelingen. Herbestemmen en functie geven aan cultuurhistorisch waardevolle elementen is hierbij het credo (Rapport RAAP en website Belvédère).

Oprichting RACM

De bredere benadering van erfgoed bij de rijksoverheid blijkt ook uit de samenvoeging van de ROB Rijksdienst Oudheidkundige Bodemonderzoek en de Rijksdienst Monumentenzorg (RDMZ). De nieuwe rijksdienst die sinds 2006 bestaat heet RACM wat staat voor Rijksdienst voor Archeologie Cultuurlandschap en Monumenten. Deze term dekt de zorg voor de historie en het cultureel erfgoed boven en onder de grond en in het water volledig. Daar waar monumentale archeologische of cultuurlandschappelijke waarden van nationaal of internationaal belang in het geding zijn neemt de dienst het voortouw in behoud wettelijke bescherming instandhouding en onderzoek van het erfgoed. De dienst treedt ook op als pleitbezorger bij andere overheden maar ook bij publiekrechtelijke en private partijen voor de verwezenlijking van algemeen geaccepteerde vormen van omgang met ons erfgoed.

Provinciale overheid

De provinciale vertaling van het rijksbeleid is vastgelegd in het provinciale streekplan "Brabant in Balans". De basis voor de aandacht voor archeologische ontwikkelingen ligt in de lagenbenadering die in het streekplan naar voren komt. Archeologie valt onder het aandachtsveld van de onderste laag. De visie die hieruit voortvloeit benadrukt dat cultuurhistorische en andere landschappelijke waarden gerespecteerd dienen te worden en gebruikt moeten worden als inspiratiebron voor de verhoging van landschappelijke kwaliteit van het onbebouwde en bebouwde gebied. Hieruit blijkt de integrale benadering van erfgoedbeleid bij de provincie. Er moet naar gestreefd worden het juiste evenwicht te vinden tussen behoud van waardevolle landschappelijke karakteristieken structuren en elementen en ontwikkelingen in de provincie. De visie op welke zaken cultuurhistorisch waardevol zijn zijn vastgelegd op de Cultuur Historische Waardenkaart (CHW). Op de CHW zijn de volgende gegevens verwerkt: Historische bouwkunst historische stedenbouw (met rijksbeschermd stads/dorpsgezicht) historische geografie (zowel vlakken als lijnen) historisch groen historische zichtrelaties archeologische monumenten en indicatieve archeologische waarden. De CHW dient daarom zowel als inspiratiebron voor ruimtelijke ontwikkeling als toetsingskader voor gemeentelijke

plannen. De provincie heeft namelijk als taak om gemeentelijke plannen integraal te toetsen. Dat betekent dat er voor ieder plan wordt nagegaan of de archeologische waarden in voldoende mate in beeld zijn gebracht.

Als gevolg van de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening die (waarschijnlijk) per 1 januari 2009 in werking zal treden zal de rol van de provincie omtrent zorg voor cultuurhistorische waarden veranderen. Bestemmingsplannen hoeven niet meer ter goedkeuring langs de provincie echter de provincie blijft in de mogelijkheid om archeologische waarden die zij van provinciaal belang acht te beschermen. Dit kan vastgelegd worden in een Structuurvisie. Hierin kan eveneens worden vastgesteld welke instrumenten de provincie inzet om deze belangen te beschermen. Daarnaast krijgt de provincie de mogelijkheid gebieden die archeologisch waardevol zijn of naar verwachting archeologisch waardevol zijn aan te wijzen als archeologische attentiegebieden. Het aanwijzen van archeologische attentiegebieden is echter tot op heden niet gebeurd maar is momenteel wel één van de aandachtspunten van het provinciale beleid. Provinciale Staten houden bij het vaststellen of de herziening van een streekplan rekening met de aangewezen attentiegebieden. Ter bescherming van een aangewezen attentiegebied stelt de gemeenteraad binnen een door de Provinciale Staten te stellen termijn een bestemmingsplan vast.

De provincie heeft ook een rol als het gaat om het beheren van archeologische vondsten en documentatie. De provincie fungeert als tussenpersoon tussen de vinder en het rijk. De provincie verwerkt meldingen en zet deze over naar het landelijke ARCHIS-systeem. Door de aanstelling van de regioarcheoloog kan deze meldingsplicht ook door de regioarcheoloog worden uitgevoerd. Vondsten worden opgeslagen in het provinciale depot. Het Provinciale Depot Bodemvondsten Noord-Brabant stelt archeologische vondsten beschikbaar voor wetenschappelijk onderzoek exposities en educatieve projecten. Daarnaast heeft de provincie ook taken op het gebied van het behoud van beschermde en onbeschermde monumenten een provinciale Onderhoudsregeling Monumenten opgesteld. Door het beschikbaar stellen van kennis en informatie over monumentenzorg aan gemeenten en andere betrokkenen participeert de provincie in het Steunpunt Monumentenzorg Noord-Brabant. Met de invoering van de subsidieregeling Brrm-1997 is de rol van de provincies in de monumentenzorg aanzienlijk uitgebreid omdat zij als tussenpersoon optrad tussen rijksoverheid en gemeentelijke overheid. Echter de tussenkomende rol van de provincie is sinds 2006 stopgezet. De belangrijkste subsidieregelingen worden rechtstreeks vanuit het rijk verstrekt. Alleen nog enkele specifieke regelingen zoals voor kerken en molens worden door de provincie verstrekt. Daarnaast beschikt de provincie over de subsidieregeling "Kennis en Beleving". In het kader van deze regeling kan subsidie worden aangevraagd voor onderzoek (kennis) en publieksvoorlichting (beleving) in relatie tot de monumentenzorg.

Regionaal beleid

De gemeente Alphen-Chaam behoort samen met een achttal andere gemeenten in de regio tot het werkgebied van de regioarcheoloog mevrouw M. Parlevliet. Zij ondervangt de afwezigheid van gespecialiseerde ambtenaren op dit gebied in de desbetreffende gemeenten. Zij ondersteunt de gemeente Alphen-Chaam bij het beoordelen van onderzoeksrapporten het opstellen van programma's van eisen en ondersteunt bij beleidsvraagstukken. Tevens levert zij een bijdrage aan kennisvermeerdering op het gebied van archeologie in de regio. Door haar aanstelling is de gemeente voor haar taak als bevoegd gezag niet meer afhankelijk van de provincie maar kan de gemeente zelfstandig beslissingen nemen. Met de aanstelling van mevrouw M. Parlevliet door de regio is een stukje expertise in huis gehaald op het voor gemeenten relatief nieuwe kennisveld van de archeologie. Doordat de regioarcheoloog door een negental gemeenten gezamenlijk is aangesteld kan dit ook tot nieuwe samenwerkingsvormen op het gebied van archeologie leiden.

Bijlage 2

Overzicht gemeentelijke monumenten

Adres

Plaats

Object(en)

Annevillelaan 97

Ulvenhout AC

woning

Annevillelaan 99

Ulvenhout AC

boerderij

Baarleseweg 1

Alphen

streekmuseum

Baarleseweg 38

Chaam

woonhuis

Bleeke Heidestraat 1

Chaam

langgevelboerderij

Boshovensebaan2

Alphen

spoorwachtershuisje

Bredaseweg 57-59

Chaam

voormalige schoolcomplex

Bredaseweg 79

Chaam

dwarshuisboerderij

Cauwelaerseweg 2

Ulvenhout AC

bakhuis

Cauwelaerseweg 4

Ulvenhout AC

woning

Chaamseweg 28

Ulvenhout AC

boerderij schuur bakhuis

Dorpsstraat 59

Chaam

winkel/woonhuis

Dorpsstraat 78

Chaam

woonhuis

Dorpsstraat 82

Chaam

voormalige leerlooierij

Galderseweg 9

Galder

boerderij

Galderseweg 19

Galder

boerderij

Gilzeweg 7

Chaam

woonhuis

Ginderdoorstraat 4

Chaam

langgevelboerderij

Goedentijd 1

Alphen

schuur

Goedentijd 15-17

Alphen

winkel met woning

Goorstraat 1

Alphen

woning

Heistraat 16

Ulvenhout AC

woning

Heistraat 18

Ulvenhout AC

woning schuur

Heistraat 20

Ulvenhout AC

Vlaamse schuur

Heuvelstraat

Alphen

H. Hartbeeld

Hondsdonkseweg 1

Ulvenhout AC

woning kleine schuur

Hooispoor la

Alphen

langgevelboerderij

Kapelweg 2

Chaam

langgevelboerderij

Kerkdreef4-6

Chaam

langgevelboerderij schuur bakhuis/brouwhuis

Kloosterstraat 17

Chaam

langgevelboerderij

Kloosterstraat 18

Chaam

langgevelboerderij

Kwaalburg 18

Alphen

langgevelboerderij

Legstraat 8a

Chaam

langgevelboerderij

Legstraat 16-16a

Chaam

woonhuis

Looneind 3-b

Alphen

langgevelboerderij

Meerleseweg 20

Chaam

langgevelboerderij

Meerleseweg 25

Chaam

langgevelboerderij

Meerleseweg 29

Chaam

woonhuis

Notselseweg 1

Strijbeek

langgevelboerderij en bakhuis

Notselseweg 2

Strijbeek

boerderij schuur en bakhuis

Oosterwijksestraat21

Alphen

langgevelboerderij

OudeBredasebaanll

Chaam

woonhuis

Raadhuisstraat 2

Alphen

voormalig raadhuis

Stationstraat 39

Alphen

woning

Stationstraat achter nr. 39

Alphen

leerlooierij

Strijbeekseweg 27-a

Ulvenhout AC

koetshuis/oranjerie

Torenpad ong.

Chaam

torenspits

Wildertstraat 7

Chaam

langgevelboerderij

Bijlage 3

Overzicht rijksmonumenten

Adres

Plaats

Object(en)

Annevillelaan 101 e.a.

Ulvenhout AC

Historische buitenplaats "Anneville" Complex (8 onderdelen): landhuis (Annevillelaan 101) historische tuin- en parkaanleg koetshuis (Annevillelaan 103) portierswoning (Annevillelaan 95) schuur (Annevillelaan 99) volière hek en tuinsieraden.

Baarleseweg 54 e.v.

Alphen

Voormalige marechausseekazerne

Cauwelaerseweg 2

Ulvenhout AC

Boerderij twee schuren

Cauwelaerseweg 5

Ulvenhout AC

Boerderij Vlaamse schuur

Chaamseweg 34 e.v.

Ulvenhout AC

Historische buitenplaats "Hondsdonk" Complex (15 onderdelen) waaronder: hoofdgebouw Chaamseweg 34 (onderdeel 1), duiventil nabij nr. 34 (onderdeel 6) boerderij annex koetshuis bij nr. 34 (onderdeel 9) dienstwoning bij nr. 34 (onderdeel 10) boerderij schuur enbakhuisjeHondsdonkseweg7 (onderdelen 11-12-13) boerderij met schuur Chaamseweg 36 (onderdeel 14) voormalige boswachterswoning Chaamseweg 32 (onderdeel 15).

Daesdonckseweg 5

Galder

Boerderij

Dorpsstraat 1

Chaam

NHKerk

Dorpsstraat 7

Chaam

Pastorie

Galderseweg 13

Galder

Boerderij

Galderseweg 115

Galder

Boerderij karhuis Vlaamse schuur bakhuis

Gilzeweg 2

Chaam

Pastorie

Gilzeweg 59

Chaam

Dienstwoning (voormalige boswachterswoning)

Goedentijd 12

Alphen

Looierij met aangebouwd woonhuis

Goorstraat 4 e.a.

Alphen

Complex (5 onderdelen): boerderij met jachtkamer karschop bakhuis twee Vlaamse schuren

Grazenseweg 3

Galder

Boerderij twee Vlaamse schuren bakhuis

Heuvelstraat 2

Alphen

Café/woning

Hoge Akkerpad 1

Chaam

Dienstwoning (voormalige boswachterswoning)

Kloosterstraat 29

Chaam

Boerderijencomplex: boerderij schuur karschop en waterput

Luchtenburgseweg 1 e.a.

Ulvenhout AC

Historische buitenplaats "Luchtenburg" Complex (5 onderdelen): huis park met ontginningsstmctuur etc boerderij met bakhuis, tiendschuur koetshuis.

Molenstraat 8

Alphen

Woning

Oosterwrjksestraat 12

Alphen

Boerderij schuur paardenstal/karschop

OudeTilburgsebaan4

Alphen

Boerderij

Raadhuisplein 1

Chaam

Raadhuis

Raadhuisstraat 4 (ook: Heuvelstraat 1)

Alphen

Kerktoren

Stationstraat 11

Alphen

Herenhuis

St. Jacobsstraat 2

Galder

Kapel

Strrjbeekseweg 59-a

Strijbeek

Kapel

Woeststraat 1

Chaam

Boerderij stal

1 Bijlage 4 Beleidsregels gemeentelijke monumenten (datum raadsbesluit: 26 juni 1997)

De Raad van de gemeente Alphen - Chaam;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 18 juni 1997;

overwegende dat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen voor aanwijzing van een onroerend monument als een beschermd gemeentelijk monument;

gelet op artikel 3 van de Monumentenverordening en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

de navolgende beleidsregels vastte stellen met betrekking tot plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst:

1.architectonisch en kunsthistorische criteria:

a. het object is een goed voorbeeld van een bepaalde stijl of bouwtrant, of van het werk van een (bekend) architect stedebouwkundige of kunstenaar;

b. het object is gaaf qua stijl en detaillering;

c. het object vertegenwoordigt een zeldzame (bouwtechniek of onvervangbaar (bouw)type of is typerend voor de ontwikkeling van de industriële techniek;

d. het object heeft esthetische waarde op grond van de kwaliteit van exterieur en/of interieur in de vorm en detaillering.

2.Planologische/landschappelijke/stedebouwkundige criteria:

a. het object vormt samen met bijgebouwen kleine artefacten en erfbeplanting of tuinaanleg een karakteristiek geheel;

b. het object maakt deel uit van een historisch groter geheel of complex;

c. het obj eet sluit met name in historisch en geomorfologisch opzicht aan bij het landschap;

d. het object maakt deel uit van een gebied met grote continuïteit, waardoor het historisch patroon van verkaveling wegen en waterlopen goed geconserveerd is gebleven;

e. het object vormt een onderdeel van een historisch stedebouwkundige structuur of nederzetting;

f. het obj eet is karakteristiek voor de gemeente.

3.Sociaal- en cultuurhistorische criteria:

a. aan het object zijn historische herinneringen verbonden in de ruimste zin van het woord;

b. het object vertegenwoordigt een aspect van sociale en/of economische geschiedenis;

c. het obj eet is representatief voor een bepaalde fase in de ontwikkeling van de gemeente.

32 Bijlage 5 Monumentenverordening (datum raadsbesluit: 21 december 2006)

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

a. monument:

1. zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

2. terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder 1;

b. gemeentelijk archeologisch monument: monument bedoeld in onderdeel a onder 2;

c. gemeentelijk monument: onroerend monument dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen;

d. gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken;

e. beschermd rijksmonument: onroerend monument dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

f. kerkelijk monument: onroerend monument dat eigendom is van een kerkgenootschap kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;

g. monumentencommissie: de op basis van artikel 15 lid 1 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988 de verordening en het monumentenbeleid;

h. bouwhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument.

Artikel 2Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Artikel 3De aanwijzing tot gemeentelijk monument

  • 1.

    Het college kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.

  • 2.

    Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt vraagt hij advies aan de monumentencommissie. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege blijven.

  • 3.

    Het college kan ten behoeve van de aanwijzing van een gemeentelijk monument bepalen dat bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.

  • 4.

    Het college brengt de raad in kennis van het besluit over de aanwijzing van een gemeentelijk monument.

  • 5.

    Voordat het college een kerkelijk monument als gemeentelijk monument aanwijst voert hij overleg met de eigenaar.

  • 6.

    Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de registratie als bedoeld in artikel 6 plaatsvindt dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd zijn de artikelen 9 tot en met 13 van overeenkomstige toepassing.

  • 7.

    De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Noord-Brabant.

Artikel 4 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

1. De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van het college.

2. Het college beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag.

Artikel 5 Mededeling aanwijzingsbesluit

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3 eerste lid wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.

Artikel 6 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1.

    Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2.

    De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding de datum van de aanwijzing de kadastrale aanduiding de tenaamstelling en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 7 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1.

    Het college kan de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

  • 2.

    Artikel 3 tweede tot en met vijfde lid alsmede artikel 4 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3.

    Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3 tweede tot en met vijfde lid alsmede artikel 4 eerste lid achterwege.

  • 4.

    De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing

  • 1.

    Indien het college de aanwijzing intrekt zijn artikel 3 tweede vierde en vijfde lid en artikel 4 van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of indien aanwijzing op grond van de monumentenverordening van de provincie Noord-Brabant plaatsvindt.

  • 3.

    De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 9 Verbodsbepaling

Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen ofte vernielen.

Artikel 10 Vergunning

Het is verboden zonder vergunning van het college of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

  • a.

    een gemeentelijk monument af te breken te verstoren te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

  • b.

    een gemeentelijk monument te herstellen te gebruiken ofte laten gebruiken op een dusdanige wijze dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Artikel 11 Termijnen advies en vergunningverlening

  • 1.

    Het college vraagt advies aan de monumentencommissie voordat zij beslist op de aanvraag op grond van artikel 10.

  • 2.

    Binnen acht weken na de adviesaanvraag brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het college.

  • 3.

    Het college beslist binnen 4 weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie maar in ieder geval binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 4.

    Het college kan de in het derde lid genoemde termijn van 12 weken met ten hoogste 14 weken verlengen mits zij de aanvrager daarvan kennis geeft binnen de in het derde lid genoemde termijn.

  • 5.

    Indien het college niet voldoet aan het derde of vierde lid wordt de vergunning geacht te zijn verleend.

Artikel 12 Kerkelijk monument

Het college verleent met betrekking tot een kerkelijk monument geen vergunning ingevolge de bepalingen van artikel 10 dan in overeenstemming met de eigenaar indien en voor zover het een vergunning betreft waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Artikel 13 Intrekken van de vergunning

  • 1.

    De vergunning kan door het college worden ingetrokken indien:

    • a.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 10 niet naleeft;

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

    • d.

      niet binnen één jaar van de vergunning gebruik wordt gemaakt.

  • 2.

    Het besluit tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de monumentencommissie.

Artikel 14 Vergunning voor beschermd rijksmonument

  • 1.

    Het college zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument aan de monumentencommissie.

  • 2.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3.

    Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben.

Artikel 15 Schadevergoeding

  • 1.

    Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

    • a.

      de weigering van het college een vergunning als bedoeld in artikel 10 te verlenen;

    • b.

      voorschriften door het college verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 10; schade lijdt of zal lijden die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven kent het college hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

  • 2.

    Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met de artikelen 9 en 10 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 17 Toezichthouders

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: degenen die ingevolge artikel 100 van de Woningwet belast zijn met het bouw- en woningtoezicht.

  • 2.

    Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Artikel 18 Inwerkingtreding

  • 1.

    Voor zover deze verordening betrekking heeft op gemeentelijke monumenten treedt zij in werking op de eerstvolgende maandag na het verstrijken van een termijn van twee weken na bekendmaking.

  • 2.

    De monumentenverordening vastgesteld bij besluit van de raad van 23 december 2004 voor zover het betreft bepalingen over gemeentelijke monumenten vervalt op de datum waarop het eerste lid toepassing vindt.

  • 3.

    Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15 tweede lid van de Monumentenwet 1988.

  • 4.

    De monumentenverordening vastgesteld bij besluit van de raad van 23 december 2004 voor zover het betreft bepalingen over beschermde rijksmonumenten vervalt op de datum waarop het derde lid toepassing vindt.

  • 5.

    De op grond van de ingevolge het tweede lid vervallen verordening geregistreerde gemeentelijke monumenten worden geacht aangewezen te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 6.

    De gemeentelijke monumenten geregistreerd op de monumentenlijst van de ingevolge het tweede lid genoemde vervallen verordening worden geacht geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 7.

    Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in het tweede lid ingetrokken verordening.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: "Monumentenverordening Alphen-Chaam 2006".