Beleidsregels voor de toepassing van artikel 2.12 lid 1 onder a sub 2 Wabo

Geldend van 04-02-2013 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels voor de toepassing van artikel 2.12 lid 1 onder a sub 2 Wabo

Burgemeester en wethouders van Alphen-Chaam:

Overwegende, dat de gemeenteraad van Alphen-Chaam bij besluit van 21 december 2000 beleidsregels heeft vastgesteld voor de toepassing van artikel 19 lid 3 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO);

Dat deze beleidsregels door burgemeester en wethouders bij besluit van 5 maart 2002 opnieuw en ongewijzigd zijn vastgesteld;

Dat burgemeester en wethouders bij besluit van 25 juni 2002 een (eerste) herziening van de beleidsregels hebben vastgesteld, welke in werking is getreden op 15 juli 2002;

Dat burgemeester en wethouders bij besluit van 2 oktober 2007 een (tweede) herziening van de beleidsregels hebben vastgesteld, welke in werking is getreden op 22 oktober 2007;

Dat op 1 juli 2008 de Wet ruimtelijke Ordening (Wro) in werking is getreden en de WRO is komen te vervallen, dat artikel 3.23 Wro het equivalent vormt van het vervallen artikel 19 lid 3 WRO en dat voor de toepassing van artikel 3.23 Wro door burgemeester en wethouders op 23 juni 2009 beleidsregels zijn vastgesteld;

Dat op 1 oktober 2010 de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking is getreden met aanverwante regelgeving, zoals het Besluit omgevingsrecht (Bor);

Dat artikel 4 van Bijlage II Bor het equivalent vormt van het vervallen artikel 3.23 Wro;

Verwijzend naar de bij deze beleidsregels gesloten toelichting:

Gelet op het bepaalde in artikel 2.1 lid 1 onder c juncto artikel 2.12 lid 1 onder a sub 2 Wabo juncto artikel 4 Bijlage II Bor, en de artikelen 4:81 tot en met 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUITEN :

de volgende beleidsregels vast te stellen:

Artikel 1 Begripsbepalingen

Naast de in artikel 1 lid 1 van Bijlage II Bor opgenomen begripsbepalingen wordt in deze beleidsregels verstaan onder:

Bebouwde kom: (i) de bebouwde kom zoals deze in de feitelijke situatie is aangegeven, mede gelet op de aard en omvang van het gebied, dan wel (ii) de gebieden die zijn gelegen binnen de grenzen volgens de planverbeelding van de bestemmingsplannen “Kom Chaam 2005”, “Kom Alphen 2009” en “Kom Galder 2008”;

Bouwlaag: de begane grond of een daarboven gelegen ruimte, waarbij (i) een onder een kap gelegen verdieping die zich qua omvang, functie en vormgeving onderscheidt van de begane grond, en/of (ii) een onderkeldering in achtererfgebied, niet onder een bouwlaag worden begrepen.

Bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop volgens het bestemmingsplan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

Bijgebouw: een ‘bijbehorend bouwwerk’ als bedoeld in artikel 1 lid 1 van Bijlage II Bor, welk gebouw door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

Kleinschalig logeren: kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van het verstrekken van logies en ontbijt, met name gerichte op trekkende toeristen die voor een of enkele nachten een onderkomen zoeken (‘bed and breakfast’).

Omgevingsvergunning: een vergunning ex artikel 2.1 lid 1 onder c juncto artikel 2.12 lid 1 onder a sub 2 Wabo voor planologisch strijdig gebruik c.q. voor een afwijking van het bestemmingsplan.

Woning: een complex van ruimten, bestaande uit een hoofdgebouw met al dan niet daaraan gebouwde bijgebouwen, bedoeld voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, met dien verstande dat een recreatiewoning niet als een woning wordt aangemerkt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze beleidsregels wordt gemeten op de wijze als omschreven in artikel 1 lid 2 van Bijlage II Bor, en ter eventuele aanvulling op de wijze als omschreven in het desbetreffende bestemmingsplan.

Artikel 3 Cumulatiebepaling

Een omgevingsvergunning waarbij tevens sprake is van een bouwactiviteit wordt eenmalig per bouwperceel verleend. Een in het verleden verleende bouwvergunning met vrijstelling (art. 19 lid 3 WRO) of ontheffing (art. 3.23 Wro) voor het bouwperceel wordt als een verleende omgevingsvergunning beschouwd.

Artikel 4 Toetsing aanvraag omgevingsvergunning

Bij de toepassing van deze beleidsregels vindt een volledige belangenafweging plaats en moet rekening gehouden worden met eventuele beperkingen vanuit andere beleidsvelden dan wel met het rijks- en provinciaal beleid.

Artikel 5 Uitbreiding van of een bijgebouw bij een woning

A. Burgemeester en wethouders kunnen binnen de bebouwde kom een omgevingsvergunning verlenen voor een overkapping (carport) bij een woning onder de navolgende randvoorwaarden:

a. de overkapping moet zijn voorzien op 1m achter de voorgevel en bijgevolg in achtererfgebied;

b. de hoogte van de carport mag niet meer dan 3m bedragen;

c. de oprichting van de carport mag niet tot gevolg hebben dat het bouwperceel voor meer dan 50% wordt bebouwd;

d. de oppervlakte van de carport mag niet meer dan 30m2 bedragen.

B. Burgemeester en wethouders verlenen geen omgevingsvergunning voor een uitbreiding van een woning gelegen buiten de bebouwde kom.

C. Burgemeester en wethouders kunnen bij een woning gelegen buiten de bebouwde kom een omgevingsvergunning verlenen voor een vrijstaand bijgebouw van maximaal 30m2 en met één bouwlaag, indien:

minimaal eenzelfde oppervlakte aan bijgebouwen op het erf gesloopt wordt en naar objectieve maatstaven op die wijze een kwaliteitsverbetering plaatsvindt, of

het bijgebouw wordt opgericht op een erf bij een tot beschermd rijks- of gemeentelijk monument aangewezen woning.

Artikel 6 Kleinschalig logeren binnen de bebouwde kom

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het gebruiken van ruimten binnen een woning of een vrijstaand bijgebouw voor kleinschalig logeren, mits:

a. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning wordt gebruikt voor kleinschalig logeren;

b. maximaal 100m2 van de woning of het vrijstaande bijgebouw wordt gebruikt voor kleinschalig logeren;

c. de voorziening voor kleinschalig logeren ondergeschikt blijft aan de woonfunctie;

d. de aanvrager van de omgevingsvergunning volgens de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven als hoofdbewoner op het betreffende adres.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de eerste maandag na bekendmaking daarvan. De bij besluit van 23 juni 2009 vastgestelde beleidsregels komen te vervallen gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze beleidsregels.

Artikel 8 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen aangehaald worden als: “Beleidsregels voor de toepassing van artikel 2.12 lid 1 onder a sub 2 Wabo”.

Alphen NB, 22 januari 2013

Burgemeester en wethouders van Alphen-Chaam

mr. M.M. Hendrickx, secretaris en drs. H.W.S.M. Nuijten, burgemeester

Bijlagen

toelichting