Beleidsregels inzake de toepassing van de Verordening rioolheffing 2010 bij recreatieterreinen

Geldend van 01-01-2011 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels inzake de toepassing van de Verordening rioolheffing 2010 bij recreatieterreinen

Beleidsregels inzake de toepassing van de Verordening rioolheffing 2010 bij recreatieterreinen.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

a. perceel: het perceel als bedoeld in de Verordening rioolheffing 2010;

b. recreatieterrein: de onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdeel e, van de Wet waardering onroerende zaken, zijnde het terrein bestemd voor verblijfsrecreatie dat als zodanig wordt geëxploiteerd;

c. heffingstijdvak: de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010;

d. aanslag: de aanslag of kennisgeving als bedoeld in artikel 8 van de Verordening rioolheffing 2010.

Artikel 2 Reikwijdte beleidsregel

Aan de belastingplichtige aan wie voor het heffingstijdvak een aanslag of aanslagen rioolheffing is of zijn opgelegd voor de percelen die zijn gelegen op een recreatieterrein, wordt conform de navolgende regels en voorwaarden vermindering verleend.

Artikel 3 Omvang van de belastingschuld

1. Als maatstaf van heffing voor percelen op een recreatieterrein wordt aangemerkt het aantal kubieke meters water dat vanuit het recreatieterrein in de verbruiksperiode wordt afgevoerd.

2. Het tweede tot en met het vierde lid van artikel 5 van de Verordening rioolheffing 2010 zijn van overeenkomstige toepassing op de berekening van het aantal kubieke meters als bedoeld in het eerste lid, met dien verstande dat in het tweede lid van dat artikel voor ‘perceel’ recreatieterrein moet worden gelezen.

3. De verbruiksperiode is in de gevallen waarin de heffing door middel van afrekeningen van Brabant Water NV plaatsvindt de verbruiksperiode zoals die voor de betrokken belastingplichtige voor de betreffende percelen geldt.

4. In andere gevallen dan bedoeld in het derde lid is de verbruiksperiode gelijk aan het kalenderjaar.

5. De tarieven voor de berekening van de omvang van de belastingschuld zijn de tarieven zoals opgenomen in artikel 6 van de Verordening rioolheffing 2010.

Artikel 4 Voorwaarden voor vermindering

1. De belastingplichtige als bedoeld in artikel 2 heeft aanspraak op vermindering voor zover de op de voet van artikel 3 berekende belastingschuld minder is dan de totale ten aanzien van die belastingplichtige geformaliseerde belastingschuld voor de percelen die zijn gelegen op het recreatieterrein.

2. Vermindering wordt verleend op basis van een daartoe ingediend schriftelijk verzoek bij de heffingsambtenaar.

3. Verzoeken die na 1 juli 2011 zijn ingediend, worden niet gehonoreerd.

4. De heffingsambtenaar kan de in het eerste lid bedoelde vermindering ook ambtshalve verlenen.

Artikel 5 Slotbepalingen

1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

2. Deze beleidsregel kan worden aangehaald als “beleidsregel recreatieterreinen 2010”.