Regeling vervallen per 07-10-2016

Algemene subsidieverordening Arnhem 2002

Geldend van 08-03-2012 t/m 06-10-2016

Intitulé

Algemene subsidieverordening Arnhem 2002

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    subsidie: de aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

  • b.

    subsidieplafond:het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift;

  • c.

    instelling:een organisatie die rechtspersoonlijkheid bezit en die zich ten doel stelt om zonder winstoogmerk activiteiten te verrichten ten behoeve van de ingezetenen van de gemeente Arnhem;

  • d.

    activiteit: een met gebruikmaking van de subsidie te leveren product, prestatie of dienst;

  • e.

    activiteitenplan:plan waarin staat welk product, welke prestatie of welke dienst men wil gaan leveren met gebruikmaking van de subsidie en hoe men dat wil realiseren;

  • f.

    verslag:een door de subsidieontvanger te maken overzicht van gerealiseerde activiteiten en de in verband daarmee gemaakte kosten en ontvangen inkomsten;

  • g.

    tussentijds verslag:een gedurende het subsidietijdvak door de subsidieontvanger in te dienen overzicht van de gerealiseerde activiteiten;

  • h.

    boekjaar: van 1 januari tot 31 december;

  • i.

    wet: de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Reikwijdte

Bij een andere verordening kan worden afgeweken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 3 Algemene eisen

  • 1. Subsidiëring van activiteiten vindt slechts plaats indien deze naar het oordeel van

    burgemeester en wethouders in voldoende mate in het algemeen gemeentelijk belang zijn.

  • 2. Een subsidie wordt slechts verleend indien de subsidieaanvrager rechtspersoonlijkheid bezit.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in het tweede lid afwijken.

  • 4. Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt zij verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 5. De instelling die subsidie ontvangt, dient in haar personeelsbeleid gelijke kansen voor vrouwen, gehandicapten en leden van etnische minderheden na te streven.

  • 6. De instelling die subsidie ontvangt dient zich in te spannen om daar waar activiteiten plaatsvinden in een accommodatie deze bereikbaar en toegankelijk te maken voor gehandicapten.

  • 7. De instelling die subsidie ontvangt, dient – voor zover gewerkt wordt met vrijwilligers – te beschikken over een vrijwilligersstatuut, inhoudende een regeling van de verzekeringen van de vrijwilligers, een regeling van de medezeggenschap van de vrijwilligers in het organisatiebeleid en een vergoedingsregeling.

  • 8. De instelling die subsidie ontvangt dient voor de accommodatie waar met subsidiegelden georganiseerde activiteiten plaatsvinden, nadere spelregels op te stellen, gericht op een beperking van het gebruik van alcohol en tabak.

  • 9. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in het vijfde tot en met het achtste lid afwijken.

Artikel 4 Beleidsterrein

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten welke zijn gelegen op een of meerdere van de volgende beleidsterreinen:

    * cultuur: - beeldende kunst en vormgeving

    • -

      amateurkunst

    • -

      culturele evenementen en festivals

    • -

      podiumkunsten

    • -

      film, media en informatietechnologie

    • -

      bibliotheekwerk en letteren

    • -

      cultuurbereik en –educatie

    • -

      cultuurerfgoed

      * educatie: - onderwijsbegeleiding

    • -

      onderwijsvoorrangsbeleid

    • -

      volwasseneneducatie

      * welzijn en zorg: - kinderopvang en peuterspeelzaalwerk

    • -

      jeugd en jongeren

    • -

      samenlevingsopbouw

    • -

      minderheden

    • -

      vrijwilligerswerk

    • -

      ouderen en gehandicapten

    • -

      maatschappelijke dienstverlening

    • -

      integrale veiligheid

    • -

      verslavingszorg

    • -

      volksgezondheid

    • -

      maatschappelijke opvang

* arbeidsinschakeling

* sport: - sportstimulering

-recreatieve activiteiten

* milieu

* economische promotie

* economische relaties, -ontwikkeling en –beheer

* stimuleringsmaatregelen op het gebied van toerisme, recreatie, dienstverlening, handel, industrie en detailhandel

* promotie en public relations

* wonen/volkshuisvesting.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen per beleidsterrein, genoemd in het eerste lid, nadere regels vaststellen, welke betrekking kunnen hebben op:

    • -

      een nadere omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt;

    • -

      de criteria op grond waarvan subsidie kan worden verstrekt;

    • -

      de aanvraag van een subsidie en de besluitvorming daarover;

    • -

      het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

    • -

      de wijze van verdeling van de krachtens een vastgesteld subsidieplafond beschikbare middelen;

    • -

      de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend;

    • -

      de verplichtingen van de subsidieontvanger;

    • -

      de vaststelling van de subsidie;

    • -

      de betaling van de subsidie en het verlenen van voorschotten;

    • -

      het intrekken en wijzigen van de subsidieverlening en –vaststelling.

Artikel 5 Subsidieplafond

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen subsidieplafonds vaststellen voor de verlening van subsidies voor activiteiten binnen beleidsterreinenals genoemd in het eerste lid van artikel 4. Indien van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt, wordt bij de bekendmaking van het subsidieplafond de wijze van verdeling van de beschikbare middelen bekend gemaakt.

  • 2. Een subsidieplafond kan niet worden vastgesteld op een hoger bedrag dan het op de begroting beschikbaar gestelde bedrag.

Artikel 6 Bevoegd bestuursorgaan

  • 1. Burgemeester en wethouders besluiten over het al dan niet verlenen, vaststellen, wijzigen en intrekken van subsidies als bedoeld in het eerste lid van artikel 4.

  • 2. Burgemeester en wethouders besluiten over de aan de verlening te verbinden voorschriften en voorwaarden, alsmede over het aangaan van een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de wet.

  • 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd te beslissen op aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet en tot het afwijzen van aanvragen om subsidie waarvoor noch een wettelijke grondslag bestaat, noch het gestelde in artikel 4:23, derde lid, van de wet van toepassing is. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7 Weigeringsgronden

  • 1. De subsidieverstrekking kan naast de in artikel 4:25 en 4:35 van de wet genoemde gevallen in ieder geval geweigerd worden indien gegronde reden bestaat aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet in voldoende mate in het algemeen gemeentelijk belang zijn;

    • b.

      de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • c.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of naar alle waarschijnlijkheid activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemene belang of de openbare orde;

    • d.

      de aanvrager ook zonder subsidie over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken.

  • 2. In gevallen waarin geen subsidieplafond is vastgesteld en uit de toepasselijke wettelijke voorschriften geen aanspraak op subsidieverstrekking voortvloeit, kunnen burgemeester en wethouders een aanvraag om subsidie afwijzen op de enkele grond dat op de begroting geen gelden beschikbaar zijn gesteld.

Artikel 8 Nadere verplichtingen

Burgemeester en wethouders kunnen aan besluiten als bedoeld in het eerste en derde lid van artikel 6 van deze verordening verplichtingen verbinden, die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Hoofdstuk 2: AANVRAAG SUBSIDIE

Artikel 9 De aanvraag tot subsidieverlening

1.Voor zover door burgemeester en wethouders niet anders is bepaald, dient de aanvraag vóór 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, ingediend te worden.

Burgemeester en wethouders kunnen besluiten aanvragen die na 1 oktober zijn ingediend, niet te behandelen.

  • 2.

    De subsidieaanvraag dient in ieder geval vergezeld te gaan van een activiteitenplan en een begroting met toelichting.

  • 3.

    Bij een eerste subsidie aanvraag legt de instelling tevens over:

    • a.

      een afschrift van de oprichtingsakte van de instelling dan wel van de statuten van de instelling zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd;

    • b.

      een beschrijving van de organisatievorm van de instelling;

    • c.

      een opgave van de bestuurssamenstelling;

    • d.

      de laatst opgemaakte jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop of, indien deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van de aanvraag.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen overlegging eisen van andere bescheiden dan bedoeld in bovenstaande leden, dan wel nadere informatie verlangen, indien zij dit noodzakelijk achten voor een goede beoordeling van de subsidieaanvraag.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen voorschrijven dat een schriftelijke verklaring wordt overgelegd van een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek omtrent de getrouwheid van de in lid 3 sub d. bedoelde bescheiden dan wel een mededeling dat van onjuistheden niet is gebleken.

Artikel 10 Melding

Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

Artikel 11 Ontvangstbevestiging

Burgemeester en wethouders zenden de aanvrager zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag van de subsidie een ontvangstbevestiging, waarin de ontvangstdatum is vermeld.

Hoofdstuk 3: BESLISSING OP DE AANVRAAG

Artikel 12 De beschikking tot subsidieverlening

  • 1. De beslissing op de subsidieaanvraag wordt uiterlijk binnen 3 maanden na binnenkomst van de aanvraag, genomen.

  • 2. Burgemeester en wethouders maken deze beslissing schriftelijk bekend aan de aanvrager binnen drie weken nadat zij is genomen.

Artikel 13 Tussentijds verslag en mededelingsplicht van de subsidieontvanger

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen in de beschikking tot subsidieverlening de verplichting opnemen dat de subsidieontvanger een tussentijds verslag moet indienen over de voortgang van de te verrichten activiteiten.

  • 2. Indien een verplichting zoals vermeld in het eerste lid is opgelegd, wordt in de beschikking tot subsidieverlening een termijn genoemd waarbinnen dit bij burgemeester en wethouders ingediend moet worden.

  • 3. Zo spoedig mogelijk na de ontvangst van het tussentijdse verslag treden burgemeester en wethouders in overleg met de subsidieontvanger omtrent de voortgang van de realisatie van de in de beschikking tot subsidieverlening en/of de subsidieovereenkomst vermelde activiteiten.

  • 4. Indien gedurende het subsidiejaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de voorgenomen activiteiten en de geraamde inkomsten en uitgaven enerzijds en de werkelijke activiteiten en de werkelijke inkomsten en uitgaven anderzijds, doet de subsidieontvanger daarvan onverwijld mededeling aan burgemeester en wethouders onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

Hoofdstuk 4: VASTSTELLING SUBSIDIE

Artikel 14 De aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1. Voor zover door burgemeester en wethouders niet anders is bepaald, dient de subsidieontvanger voor 1 april van het jaar volgend op het jaar waarvoor subsidie is verleend, een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in te dienen bij burgemeester en wethouders.

  • 2. De aanvraag dient vergezeld te gaan van een financieel verslag en een activiteitenverslag.

  • 3. Het activiteitenverslag geeft aan of de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de subsidieverlening en bevat een rapportage over de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de subsidie.

  • 4. Het financiële verslag omvat tevens de balans en de exploitatierekening met een toelichting. De balans geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte en de samenstelling in actief- en passiefposten van het vermogen van de subsidieontvanger aan het einde van het jaar waarop de vast te stellen subsidie betrekking heeft, weer. De exploitatierekening geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte van het exploitatiesaldo van het jaar waarop vast te stellen subsidie betrekking heeft, weer.

  • 5. Het financiële verslag moet zijn voorzien van een schriftelijke verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393 eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, omtrent de getrouwheid van het verslag, voor zover dit betreft de in het derde lid genoemde aspecten, alsmede over de realisering van de afgesproken prestaties.

  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in het vorige lid ontheffing verlenen.

  • 7. Indien de aanvraag tot vaststelling van de subsidie na afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn niet is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders de subsidieontvanger een termijn stellen binnen welke de aanvraag moet zijn ingediend.

Artikel 15 De beschikking tot subsidievaststelling

  • 1. De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig het in dit artikel en in artikel 4:52 van de wet bepaalde.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen de subsidie uiterlijk 3 maanden na binnenkomst van de aanvraag tot subsidievaststelling vast.

  • 3. Burgemeester en wethouders maken deze beslissing schriftelijk bekend aan de aanvrager binnen drie weken nadat zij is genomen.

Hoofdstuk 5: UITBETALING SUBSIDIE

Artikel 16 Betaling subsidie

  • 1. Tenzij het subsidiebedrag in gedeelten wordt betaald, vindt de betaling plaats binnen zes weken na de subsidievaststelling.

  • 2. Het subsidiebedrag kan in gedeelten worden betaald. Bij de subsidieverlening dient te worden bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen aan de subsidieontvanger voorschotten verlenen op basis van een verleende subsidie. De beschikking tot voorschotverlening vermeldt het bedrag van het voorschot, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt berekend.

  • 4. Het voorschot wordt binnen vier weken na de voorschotverlening betaald.

  • 5. De voorschotten bedragen in totaal ten hoogste 80 % van de verleende subsidie. Indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, kunnen burgemeester en wethouders tot het volledige bedrag voorschotten verlenen.

Hoofdstuk 6: PER BOEKJAAR VERSTREKTE SUBSIDIES

Artikel 17

De hoofdstukken 1 tot en met 5 en hoofdstuk 7 zijn op de per boekjaar verstrekte subsidies van overeenkomstige toepassing, voor zover in dit hoofdstuk niet anders is bepaald.

Artikel 18 Per boekjaar verstrekte subsidies

  • 1.

    Voor per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid is afdeling 4.2.8. van de wet van toepassing, tenzij burgemeester en wethouders anders bepalen.

  • 2.

    Voor per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen zonder volledige rechtsbevoegdheid, niet zijnde krediet - en garantieverleningen, is afdeling 4.2.8 van de wet

zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, tenzij burgemeester en wethouders anders bepalen.

Artikel 19 Maximaal 4 jaar

Subsidie per boekjaar wordt voor ten hoogste vier jaren verleend.

Artikel 20 De aanvraag tot subsidieverlening

De aanvraag van een subsidie per boekjaar wordt ingediend voor 1 oktober van het jaar dat voorafgaat aan het boekjaar, tenzij burgemeester en wethouders een andere termijn hebben aangegeven.

Artikel 21 De beschikking tot subsidieverlening

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen uiterlijk 1 januari op de aanvraag van de subsidie.

  • 2. Indien burgemeester en wethouders conform het bepaalde in artikel 19 een andere termijn hebben aangegeven, wordt uiterlijk binnen 3 maanden na deze termijn een beslissing op de aanvraag van de subsidie genomen.

Artikel 22 Aanvraag tot subsidievaststelling

De subsidieontvanger dient voor 1 april van het jaar volgend op het tijdvak waarover subsidie is verleend, een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in te dienen bij burgemeester en wethouders.

Artikel 23 De beschikking tot subsidievaststelling

Burgemeester en wethouders beslissen binnen dertien weken na ontvangst op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 24 Betaling subsidie

  • 1. Tenzij het subsidiebedrag in gedeelten wordt betaald, vindt de betaling plaats binnen zes weken na de subsidievaststelling.

  • 2. Het subsidiebedrag kan in gedeelten worden betaald. Bij de subsidieverlening dient te worden bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen aan de subsidieontvanger voorschotten verlenen op basis van een verleende subsidie. De beschikking tot voorschotverlening vermeldt het bedrag van het voorschot, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt berekend.

  • 4. Het voorschot wordt binnen vier weken na de voorschotverlening betaald.

  • 5. De voorschotten bedragen in totaal ten hoogste 80% van de verleende subsidie. Indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, kunnen burgemeester en wethouders tot het volledige bedrag voorschotten verlenen.

Artikel 25 Toestemming

  • 1. De subsidieontvanger behoeft toestemming van burgemeester en wethouders voor het verrichten van de in artikel 4:71 eerste lid, van de wet genoemde handelingen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling of ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 26 Egalisatiereserve

Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat de subsidieontvanger een egalisatiereserve vormt als bedoeld in artikel 4:72 van de wet.

Artikel 27

Artikel 4:76 van de wet is van overeenkomstige toepassing op subsidieontvangers die hun inkomsten in overwegende mate ontlenen aan de subsidie, tenzij bij de subsidieverlening anders is bepaald.

Artikel 28 Accountantscontrole

  • 1. De subsidieontvanger geeft opdracht tot onderzoek van het financiële verslag aan een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk wetboek.

  • 2. De accountant onderzoekt of het financiële verslag voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en of het activiteitenverslag, voor zover hij dat verslag kan beoordelen, met het financiële verslag verenigbaar is.

  • 3. De accountant geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid van het financiële verslag.

  • 4. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van de in het derde lid bedoelde verklaring.

  • 5. De accountant onderzoekt tevens de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 6. Burgemeester en wethouders stellen een aanwijzing over de reikwijdte en de intensiteit van de controle als bedoeld in het tweede lid, vast.

  • 7. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in dit artikel ontheffing verlenen.

Hoofdstuk 7: OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 29 Afwijkingsmogelijkheid

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen in individuele gevallen afwijken van een of meerdere bepalingen uit deze verordening.

  • 2.

    In gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 30 Controle

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd controle uit te oefenen op de getrouwheid van het door de subsidieontvanger in te dienen bescheiden.

  • 2.

    De administratie van de subsidieontvanger dient zodanig inzichtelijk ingericht te zijn dat de in het eerste lid bedoelde controle op eenvoudige wijze mogelijk is.

  • 3.

    De subsidieontvanger is verplicht om de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren inzage te geven in zijn boeken en andere zakelijke bescheiden en toegang te verlenen tot zijn gebouwen voor zover de in het eerste lid genoemde controle dat vereist.

Artikel 31 Liquidatie, splitsing of fusie instelling

  • 1.

    Een instelling welke voor haar inkomsten grotendeels afhankelijk is van gemeentelijke subsidies informeert burgemeester en wethouders terstond over het voornemen om een fusie aan te gaan, dan wel de instelling te liquideren of te splitsen.

  • 2.

    Subsidies en termijnbetalingen worden bij liquidatie, splitsing of fusie voor het nog niet gerealiseerde deel van het doel waarvoor subsidie beschikbaar werd gesteld, terugbetaald aan de gemeente.

  • 3.

    Bij liquidatie worden het batig saldo van de liquidatierekening en een overblijvend eigen vermogen – voor zover deze direct of indirect gevormd zijn met subsidies van de gemeente Arnhem – door burgemeester en wethouders teruggevorderd.

  • 4.

    Bij splitsing of fusie besluiten burgemeester en wethouders, na overleg met betrokken instellingen, over de bestemming van het eigen vermogen voor zover dat direct of indirect gevormd is met subsidies van de gemeente.

  • 5.

    Het is de instelling niet toegestaan om vrije reserves te vervreemden of onder te brengen bij zogenaamde dochterinstellingen behoudens voorafgaande schriftelijke goedkeuring van burgemeester en wethouders.

Artikel 32 Vergoeding vermogensvorming

  • 1.

    In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid van de wet, is de subsidieontvanger aan de gemeente een vergoeding van de vermogenswaarden verschuldigd.

  • 2.

    De wijze waarop de hoogte van de vergoeding wordt bepaald, wordt vermeld in de beschikking tot subsidieverlening.

  • 3.

    Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 4.

    Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.

Artikel 33 Overgangsbepaling

Op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend, blijven de bepalingen van de bij raadsbesluit van 2 december 1996 vastgestelde Algemene Subsidie Verordening 1996 en daarop gebaseerde nadere regels van burgemeester en wethouders van toepassing.

Artikel 34 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking zes weken na bekendmaking ervan.

  • 2.

    De Algemene Subsidie Verordening Arnhem 1996 vervalt op het in het tweede lid bedoelde tijdstip, met dien verstande dat de daarin neergelegde bepalingen van kracht blijven ten aanzien van subsidies die voor dit tijdstip zijn verleend.

Artikel 35 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Algemene subsidieverordening Arnhem 2002.

ALGEMENE TOELICHTING OP DE ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING (ASV)

1. INLEIDING

Bij subsidieverstrekking moet het gemeentebestuur rekening houden met hetgeen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald. De Awb bevat een groot aantal artikelen over de subsidieprocedure (Titel 4.2) waarvan sommige artikelen direct en sommige artikelen indirect van toepassing zijn op de subsidieverstrekking door het gemeentebestuur.

Ingevolge een aantal adviezen van de commissie voor beroep en bezwaar kwam aan het licht dat de ASV zoals deze was vastgesteld in 1996 (oude ASV) niet voorzag in vervulling van de eisen die de Awb sinds 1998 aan de subsidieverlening stelt. Met name bood de oude ASV geen wettelijke grondslag voor de verplichting die artikel 4:23, eerste lid van de Awb stelt. In de oude ASV was namelijk geen bepaling opgenomen waarin de te subsidiëren activiteiten werden genoemd. Hierdoor was het niet mogelijk om rechtsgeldige subsidies te verstrekken die hun grondslag vinden in de oude ASV. Om dit gebrek in de verordening te herstellen is er in 2002 een nieuwe ASV vastgesteld.

In de structuur van de nieuwe ASV (2002) zijn de verschillende rechtsmomenten die de Awb onderscheidt (verlening, vaststelling en betaling van subsidie) verwerkt. De hoofdstukindeling van de nieuwe ASV luidt als volgt:

  • 1.

    Inleidende bepalingen;

  • 2.

    Aanvraag subsidie;

  • 3.

    Beslissing op de aanvraag;

  • 4.

    Vaststelling subsidie;

  • 5.

    Uitbetaling subsidie;

  • 6.

    Per boekjaar verstrekte subsidies;

  • 7.

    Overige bepalingen.

Om de nieuwe verordening vorm te kunnen geven is een aantal keuzes gemaakt. Deze keuzes worden hieronder kort besproken.

2. VORMEN VAN SUBSIDIES

De oude ASV (1996) onderscheidde verschillende soorten subsidies: budgetsubsidies, incidentele subsidies, waarderingssubsidies. Verder werden er subsidies verleend op grond van de begroting.

In de nieuwe ASV (2002) wordt dit onderscheid niet meer gemaakt.

De nieuwe ASV (2002) kent enerzijds subsidies die voor maximaal een jaar worden verstrekt (subsidies op basis van stelposten zoals fonds cultuur, minderheden, etc.). Bij deze subsidies dient er na een jaar weer een nieuwe aanvraag voor subsidiëring te worden ingediend en vindt er een nieuwe beoordeling plaats.

Daarnaast is er een hoofstuk opgenomen (hoofdstuk 6) dat gaat over per boekjaar verstrektesubsidies. Deze kunnen voor maximaal 4 jaar worden verleend. Aan deze subsidies worden strengere eisen gesteld welke in afdeling 4.2.8 van de Awb zijn opgenomen, bv. een accountantscontrole. In de praktijk zullen deze subsidies voornamelijk worden gebruikt voor de grotere instellingen.

Kenmerk van deze per boekjaar verstrekte subsidies is dat deze voor meerdere jaren kunnen worden verleend en dat jaarlijks wordt vastgesteld (zie artikel 4:67 en 4:73 Awb) . In de beschikking tot subsidieverlening dient te worden opgenomen welke gegevens de subsidieontvanger in verband met de vaststelling moet verstrekken alsmede de tijdstippen waarop deze moeten worden overgelegd (zie artikel 4:67, tweede lid, Awb).

a.Incidenteel subsidieverstrekken

Indien men incidenteel een subsidie wil verstrekken dan kan dat op grond van de Awb, zonder wettelijke grondslag. De Awb geeft hiervoor een wettelijk kader. Ingevolge het bepaalde in de Awb mag een incidentele subsidie in incidentele gevallen voor ten hoogste vier jaar worden verstrekt. Met andere woorden, de incidentele subsidie moet in tijdsduur beperkt zijn, maar ook het aantal subsidieontvangers moet beperkt zijn. Hierbij moet gekeken worden vanuit het perspectief van de subsidiegever. Indien het bestuursorgaan elk jaar een dergelijke subsidie verleent, is er geen sprake van een incidentele subsidie.

De intentie van de subsidieverlening ‘nieuwe stijl’ is dat van de incidentele subsidie slechts in incidentele gevallen gebruik gemaakt wordt. Indien een subsidieaanvraag niet onder de beleidsterreinen valt en de desbetreffende subsidie slechts deze ene maal wordt verstrekt.

Bijvoorbeeld: Champion Gelderland heeft dit ene jaar een tekort op de begroting en het gemeentebestuur wil voor dit tekort wel subsidie verstrekken. Indien het hier gaat om een eenmalige subsidie, kan het gemeentebestuur deze subsidie verstrekken via de weg van de incidentele subsidies. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat de gemeente wederom het jaar daarop via de incidentele subsidie een dergelijk tekort aanvult. Mocht een dergelijk geval zich vaker voordoen, dan dient de gemeente een wettelijke voorziening te treffen inzake het subsidiëren van een dergelijk evenement. Dat kan de ASV zijn.

b.Subsidies ter waardering

Soms zal het gemeentebestuur via een geldelijke bijdrage zijn waardering uit willen dragen voor bijvoorbeeld de bijzondere activiteiten die een organisatie voor een bepaalde doelgroep verricht. Hierbij behoeft er dan geen verband te bestaan tussen de kosten die de subsidieontvanger voor de activiteit maakt en de subsidie die hij ontvangt. Deze zogenaamde ‘waarderingssubsidies’ kunnen op grond van de ASV worden verstrekt. De definitie van subsidie in de ASV geeft immers geen verband aan tussen de hoogte van subsidie en de kosten die gemoeid zijn de activiteit. Indien het bestuursorgaan een dergelijke subsidie wil toekennen dan kan het de ‘normale weg’ van de ASV volgen.

c.Investeringssubsidies

Investeringssubsidies (subsidies voor bijvoorbeeld de aankoop van onroerend goed) komen niet vaak voor. Deze subsidies kunnen worden verleend door middel van het opnemen van deze subsidie in de begroting. Er moet dan in de (toelichting op de) begroting vermeld worden wie de subsidieontvanger is en wat het maximale bedrag is dat deze ontvanger aan subsidie kan ontvangen (zie artikel 4:23, derde lid, aanhef en sub c, van de Awb). Indien deze weg niet mogelijk is of te omslachtig (omdat de begroting dan gewijzigd moet worden) kan een dergelijke (niet veel voorkomende) subsidie langs de weg van een incidentele subsidie worden verleend.

3. ALGEMENE OF SPECIFIEKE VERORDENING

Het uitgangspunt is dat door het gemeentebestuur verstrekte subsidies een wettelijke grondslag krijgen in de ASV. In bijzondere gevallen kan een specifieke verordening in het leven worden geroepen. Dit soort situaties kan zich voordoen indien er een duidelijke reden is om van de regelingen van de ASV af te wijken. Een dergelijke reden kan zijn dat de termijnen van aanvraag en verstrekking van subsidie anders dienen te liggen dan in de ASV bepaald, indien een wet in formele zin eist dat er een aparte verordening in het leven wordt geroepen voor deze specifieke subsidies of indien het onderwerp van een dergelijke subsidie zo bijzonder is dat dit zich niet goed leent voor regeling in de ASV.

4. BEVOEGDHEIDSVERDELING

De Staatscommissie dualisme en lokale democratie bepleitte in haar aanbevelingen dat er een duidelijke scheiding wordt aangebracht tussen de positie en bevoegdheden van de gemeenteraad en die van burgemeester en wethouders. In dit dualistische systeem kan de gemeenteraad vooraf kaders stellen voor het beleid met zijn budgettaire en regelgevende functie en achteraf de uitvoering controleren met alle hem ter beschikking staande controle-instrumenten. Burgemeester en wethouders nemen de uitvoering van het beleid op zich.

Bij het opstellen van de nieuwe ASV (2002) is bij de verdeling van de bevoegdheden gekozen voor een dergelijk systeem. De gemeenteraad stelt de algemene kaders vast waarbinnen de subsidies verleend moeten worden. Hij werkt de beleidsterreinen globaal uit in de ASV en stelt de begroting vast.

Burgemeester en wethouders mogen binnen dat kader subsidies verstrekken, vaststellen, wijzigen en intrekken.

De controle van het gebruik van de bevoegdheden kan op de gebruikelijke weg geschieden, bij de behandeling van de jaarrekening.

5. PRAKTISCHE UITVOERING

De bovenstaande fundamentele keuzes hebben geleid tot de keuze van een bepaalde systematiek voor subsidieverstrekking. Dit systeem ziet er als volgt uit. De regels voor de hoofdlijnen van het verstrekken van de subsidies staan in de Awb en de ASV. De regels die verdere uitwerking geven aan deze hoofdlijnen dienen - op grond van het bepaalde in artikel 4, tweede lid, van de ASV - in nadere regels van burgemeester en wethouders te worden opgenomen.

Hieronder worden enkele onderwerpen nader uitgewerkt die van belang zijn voor de systematiek van de subsidieverstrekking.

a.Beleidsterreinen

In de ASV zijn de beleidsterreinen genoemd waarvoor men subsidies kan verstrekken. Deze beleidsterreinen dienen verder gespecificeerd en uitgewerkt te worden in door burgemeester en wethouders vast te stellen nadere regels. In deze nadere regels kunnen de aspecten worden geregeld die door de raad in artikel 4, tweede lid, van de ASV zijn genoemd.

Zolang op een bepaald in de ASV 2002 genoemd beleidsterrein door burgemeester en wethouders géén nadere regels zijn vastgesteld, moet het desalniettemin mogelijk worden geacht dat burgemeester en wethouders voor activiteiten op die in artikel 4, eerste lid, genoemde beleidsterreinen subsidie kunnen verstrekken. Een dergelijke situatie (subsidiëring - bij het ontbreken van nadere regels - énkel op basis van artikel 4, eerste lid, van de ASV 2002) moet echter zoveel mogelijk worden voorkomen. De wederzijdse rechten en plichten van zowel de subsidieontvanger als de subsidiegever zijn in zo’n situatie immers niet duidelijk omlijnd. Het risico bestaat dat onder bepaalde omstandigheden een subsidie niet kan worden geweigerd, alhoewel dat vanuit beleidsmatig oogpunt wel wenselijk zou zijn. Dit is vanuit het oogpunt van beheersbaarheid van de overheidsuitgaven een ongewenste zaak. Het is ook denkbaar dat de bestuursrechter in een dergelijke situatie (subsidiëring - bij het ontbreken van nadere regels - énkel op basis van artikel 4, eerste lid, van de ASV 2002) een tegenovergestelde redenering volgt. In dat geval zal hij bepalen dat de desbetreffende subsidie een onvoldoende wettelijke grondslag kent en daarom niet is toegestaan (artikel 4:23, eerste lid, van de Awb).

Wat hier verder ook van zij, het mag duidelijk zijn dat subsidiëring enkel op grondslag van artikel 4, eerste lid, van de ASV 2002 en niet mede op basis van nadere regels van burgemeester en wethouders, zoveel mogelijk moet worden voorkomen.

b.Subsidieplafond

Het subsidieplafond biedt een oplossing voor het gemeentebestuur indien het aantal aanvragen voor subsidie en daarmee de omvang van het beroep op een subsidieregeling vooraf onbekend is. De regeling in afdeling 4.2.2 van de Awb geeft het gemeentebestuur de mogelijkheid om een subsidieplafond in te stellen waardoor de wettelijke (financiële) aanspraken worden beperkt. Indien een subsidieplafond op de juiste wijze is vastgesteld en bekendgemaakt levert overschrijding van het subsidieplafond een verplichte weigeringsgrond voor een subsidieaanvraag op. In de weigeringsbeschikking behoeft dan nog slechts verwezen te worden naar het subsidieplafond en het feit dat dit plafond bereikt is.

Indien er geen sprake is van een openeindregeling en van beleidsvrijheid (meestal bij budgetsubsidies) is geen subsidieplafond nodig, hierbij is afwijzing op beleidsmatige gronden - gerelateerd aan wettelijke weigeringsgronden - mogelijk. Het bestuursorgaan kan hierbij ook weigeren op grond dat onvoldoende gelden beschikbaar zijn (zie artikel 7, tweede lid, van de ASV).

c.Wijze van verdeling

Indien voor een bepaald beleidsterrein een subsidieplafond wordt vastgesteld, moet de wijze van verdeling van het beschikbare subsidiebedrag volgens artikel 4:26 van de Awb geschieden bij wettelijk voorschrift of door het bestuursorgaan dat de bevoegdheid daartoe aan een wettelijk voorschrift ontleent.

Mogelijkheden voor de verdeling zijn:

  • 1.

    ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’;

  • 2.

    tendersysteem: de aanvragen moeten op een bepaald tijdstip worden ingediend. Hierna kan op grond van kwalitatieve criteria een rangorde worden bepaald. Die criteria kunnen dan worden opgenomen in de nadere regels;

  • 3.

    Proforma aanvragen: men kan ook verdelingsregel hanteren dat aanvragen pas voor subsidie in aanmerking komen indien ze volledig zijn. Hiermee voorkom je dat eerder ingediende - maar niet volledige - aanvragen eerder moeten worden behandeld dan later ingediende - wél volledige - aanvragen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 3

In dit artikel staan enkele algemene eisen voor subsidieverlening.

Het tweede lid geeft aan dat subsidie in beginsel slechts verleend kan worden aan een instelling met rechtspersoonlijkheid. Op basis van het derde lid hebben burgemeester en wethouders evenwel de mogelijkheid om van het tweede lid af te wijken. Zij kunnen derhalve eventueel subsidie verstrekken aan organisaties zonder (volledige) rechtspersoonlijkheid of aan natuurlijke personen.

Het vierde lid geeft aan dat indien de begroting nog niet is vastgesteld de subsidie slechts wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld. Deze voorwaarde kan overigens niet worden gesteld indien er sprake is van subsidieverlening in het kader van een openeinderegeling, dat wil zeggen een wettelijke subsidieregeling die bepaalt dat de subsidie moét worden verleend indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan.

Vanwege het rechtszekerheidsbeginsel dient een eventueel gemaakt begrotingsvoorbehoud in ieder geval altijd in de verleningsbeschikking vermeld te worden (zie artikel 4:34 van de Awb).

Artikel 4

Artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat de eis dat er voor verstrekking van een subsidie een wettelijke grondslag moet bestaan: ‘een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.’ Voor de gemeente betekent dit dat subsidiëring in het algemeen gebaseerd moet zijn op een (autonome) verordening. In de Algemene subsidieverordening (ASV) is ten gevolge van deze wettelijke eis in het eerste lid van artikel 4 een lijst opgenomen met beleidsterreinen waarop subsidie kan worden verstrekt. Zo stelt de gemeenteraad de kaders waarbinnen de subsidiëring dient plaats te vinden.

De nadere uitwerking van deze op grond van het eerste lid subsidiabele activiteiten dient vervolgens plaats te vinden door middel van de vaststelling van nadere regels, per beleidsterrein, door het college van burgemeester en wethouders. In deze nadere regels vult het college de meer gedetailleerde onderwerpen in, binnen de door de raad in het eerste lid van artikel 4 gestelde kaders.

In het tweede lid is sprake van delegatie van wetgevende bevoegdheid door de raad aan het college op de voet van artikel 156 van de Gemeentewet. De ‘nadere regels’ van het college van burgemeester en wethouders zijn derhalve algemeen verbindende voorschriften, wettelijke voorschriften, en geen beleidsregels. Op deze wijze wordt voldaan aan de eis dat de essentialia van subsidieverlening in wettelijke voorschriften moeten zijn geregeld. Daarnaast is het per definitie zo dat de rechtzekerheid het meest is gediend bij regeling per wettelijk voorschrift.

Artikel 5

In dit artikel is vastgelegd dat burgemeester en wethouders een subsidieplafond kunnen vaststellen. Met de vaststelling van een subsidieplafond wordt voorkomen dat een subsidieregeling tot onbegrensde uitgaven leidt. Een subsidie moet namelijk worden geweigerd, voor zover door verstrekking van de subsidie een vastgesteld subsidieplafond zou worden overschreden (artikel 4:25, tweede lid, van de Awb). De regeling van het subsidieplafond beoogt enerzijds recht te doen aan de rechtszekerheid van subsidieaanvragers, anderzijds aan de begrotingsdiscipline. Burgemeester en wethouders krijgen de bevoegdheid om te bepalen hoe wordt omgegaan met het verdelen van de beschikbare subsidiegelden (zie artikel 4:26 van de Awb). Per beleidsterrein stellen zij de verdeelregels vast.

Het subsidieplafond dient jaarlijks apart te worden gepubliceerd in de Arnhemse Koerier. Tegelijkertijd met het publiceren van het subsidieplafond, wordt tevens de wijze van verdeling vermeld.

Voor de duidelijkheid wordt nog opgemerkt dat de vaststelling van de begrotingspost door de raad niet tevens de vaststelling van het subsidieplafond impliceert. De vaststelling van het plafond moet plaatsvinden bij een afzonderlijk besluit van burgemeester en wethouders. Het is mogelijk om het subsidieplafond vast te stellen op een lager bedrag dan het bedrag van de begrotingspost.

In het tweede lid is voor alle duidelijkheid expliciet bepaald dat het subsidieplafond nimmer kan worden vastgesteld op een hoger bedrag dan het in de begroting beschikbaar gesteld bedrag. Aldus stelt de raad het college van burgemeester en wethouders ook een financieel kader en wordt de begrotingsdiscipline benadrukt.

Artikel 6

Dit artikel legt de bevoegdheid tot het verlenen, vaststellen, wijzigen en intrekken van subsidies, die in het eerste lid van artikel 4 zijn beschreven, bij burgemeester en wethouders.

De in het tweede lid genoemde overeenkomst is de zogenaamde uitvoeringsovereenkomst die gesloten kan worden met de subsidieontvanger. Hierbij moet in de eerste plaats gedacht worden aan overeenkomsten van geldlening of borgtocht, ingeval de subsidie een vorm heeft van een krediet of garantie. Ook de bijzondere vorm van een uitvoeringsovereenkomst, de zogenaamde afdwingovereenkomst, behoort dankzij het tweede lid van artikel 4:36 Awb tot de mogelijkheden.

In het derde lid is geregeld dat burgemeester en wethouders ook bevoegd zijn te beslissen op aanvragen om subsidie in gevallen waarin op grond van artikel 4:23, derde lid, van de Awb subsidie mag worden toegekend ondanks het feit dat geen wettelijke grondslag aanwezig is. Het gaat hierbij met name om incidentele subsidieverstrekking en de verstrekking van subsidie in een situatie waarin de begroting de subsidieontvanger én het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt.

Artikel 7

De in dit artikel genoemde weigeringsgronden bevatten een aanvulling op de weigeringsgronden die reeds in de Awb zijn vermeld. Zij zijn opgenomen om ervoor te zorgen dat de subsidiegelden op de juiste wijze worden besteed.

De weigeringsgronden van de Awb vallen uiteen in subjectieve en objectieve weigeringsgronden (artikel 4:35 van de Awb). De subjectieve gronden geven het bestuursorgaan de gelegenheid te toetsen of er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

  • ·

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • ·

    de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • ·

    de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

De objectieve gronden betreffen het verwijtbaar leveren van onjuiste gegevens en het voorkomen dat de subsidie in een failliete of in een in surseance gaande of verkerende boedel terechtkomt.

Meer specifieke weigeringsgronden zullen moeten worden opgenomen in de nadere regels die burgemeester en wethouders op grond van het tweede lid van artikel 4 kunnen vaststellen.

Het is overigens gewenst dat op elk beleidsterrein spoedig nadere regels worden opgesteld. Zie hetgeen hiervoor is vermeld in het algemeen deel van de Toelichting, onder punt 5. (‘Praktische uitvoering’) onder a. (‘Beleidsterreinen’).

Artikel 8

De subsidieverlener dient aan de subsidieontvanger duidelijkheid te geven omtrent de verplichtingen die aan de subsidieverlening zijn gekoppeld. In artikel 4:37 Awb staan reeds standaardverplichtingen die het bestuursorgaan op kan leggen aan de subsidieontvanger. De verplichtingen waarvan sprake is in artikel 8, zijn de verplichtingen zoals genoemd in artikel 4:38 Awb. Artikel 8 beoogt de voorgeschreven wettelijke grondslag te creëren die ervoor zorgt dat er nadere verplichtingen opgelegd kunnen worden die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

De bovenstaande verplichtingen moeten opgenomen worden in de verleningsbeschikking. Uiteraard mogen de verplichtingen niet verder strekken dan redelijkerwijs nodig is om de doeleinden van de subsidie te kunnen bereiken.

Artikel 9

In dit artikel van de ASV staat de datum waarvoor de instelling de aanvraag voor subsidie in moeten dienen. Deze datum dient in ‘normale’ gevallen aangehouden te worden. In ‘bijzondere’ gevallen kunnen burgemeester en wethouders een andere datum bepalen. Deze andere datum kan eventueel in de nadere regels van burgemeester en wethouders worden vastgelegd.

Elke instelling die een subsidieaanvraag indient, moet een activiteitenplan en een begroting overleggen. In dit activiteitenplan zal inzicht moeten worden verschaft in de kwantiteit en de kwaliteit van de te verrichten activiteiten. De begroting zal hierop aangepast dienen te zijn d.w.z. dat voor de activiteiten een afzonderlijk kostenoverzicht wordt overgelegd.

Indien aan de instelling voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten en burgemeester en wethouders zijn niet genegen deze subsidie voort te laten duren, dan is artikel 4:51 Awb van belang. Ingevolge dit artikel zal, indien veranderende omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen de voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, een redelijke termijn in acht genomen moeten worden.

Indien een organisatie niet eerder een subsidieaanvraag heeft gedaan, zal deze nog extra informatie moeten overleggen, zodat onder andere geconstateerd kan worden of de organisatie volledige rechtspersoonlijkheid bezit.

Artikel 10

Dit artikel is van belang om ervoor te zorgen dat een activiteit niet ‘overgesubsidieerd’ wordt. Indien (een redelijk percentage van) de kosten reeds door andere subsidies wordt gedekt, kan het bestuursorgaan daar rekening mee houden bij de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 13

Burgemeester en wethouders kunnen de subsidieontvanger opleggen dat hij halverwege het kalenderjaar voorlopige verantwoording moet afleggen over de voortgang van de afgesproken activiteiten. Hierdoor kunnen tijdig afwijkingen gesignaleerd worden waar burgemeester en wethouders weer op hun beurt op kunnen reageren. Als een dergelijke verplichting wordt opgelegd, dan dient in de beschikking tot subsidieverlening een termijn te worden genoemd waarbinnen het tussentijdse verslag bij burgemeester en wethouders ingediend dient te worden.

Indien een subsidieontvanger de afgesproken activiteiten (nog) niet heeft gerealiseerd, dient hij de oorzaak daarvoor aan te geven. Op basis hiervan kunnen burgemeester en wethouders de betaling van het subsidiebedrag of een voorschot opschorten, de subsidie op een lager bedrag vaststellen of overgaan tot terugvordering van het ter beschikking gestelde subsidiebudget . Aan een dergelijke beslissing dient uiteraard een zorgvuldig onderzoek naar de oorzaken van de geconstateerde afwijkingen vooraf te gaan. Tot dat onderzoek behoort ook het voeren van overleg met de instelling.

Artikel 14

Dit artikel schept de verplichting voor de subsidieontvanger om te rapporteren over de efficiency en effectiviteit van de ingezette subsidiemiddelen. In het verslag wordt een overzicht opgenomen van de verrichtte activiteiten en de daarbij gemaakte kosten.

De verrichte activiteiten dienen zowel kwalitatief als kwantitatief in het verslag behandeld te worden. Verder dient er vermeld te worden welke doelgroepen de instelling heeft bereikt met de activiteiten. Het verslag dient verder een vergelijking tussen de nagestreefde en gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen te bevatten. Bovendien wordt vermeld hoe de subsidiemiddelen doelgericht zijn ingezet.

Het vijfde lid bevat de verplichting een accountantsrapport bij te voegen. Dit accountantsrapport dat wordt uitgebracht aan het bestuur van de instelling, heeft betrekking op de in het vierde lid van dit artikel genoemde aspecten. Tevens dient de accountant te rapporteren over de mate waarin de afgesproken prestaties inderdaad overeenkomstig de subsidieverlening gerealiseerd zijn.

Artikel 15

Burgemeester en wethouders stellen na afloop van de subsidieperiode op basis van het verslag van de subsidieontvanger de subsidie vast. Indien uit het verslag blijkt dat de subsidieontvangende instelling de in de subsidieverlening afgesproken activiteiten heeft verwezenlijkt, stellen burgemeester en wethouders de subsidie vast conform de subsidieverlening (artikel 4:46 van de Awb).

Artikel 16

Burgemeester en wethouders kunnen met de subsidieontvanger nadere afspraken maken over de wijze waarop de betaling van de subsidie zal worden verricht.

Een eventuele bevoorschotting bedraagt maximaal 80% van het verleende subsidie. In bijzondere omstandigheden kunnen b&w tot het volledige bedrag voorschotten verlenen.

Artikel 17 t/m 27

Dit hoofdstuk handelt over subsidies welke voor meer dan 1 jaar tot maximaal 4 jaar worden verleend.

Aan deze subsidies worden strengere eisen gesteld welke in afdeling 4.2.8 van de wet zijn opgenomen. In de praktijk zullen per boekjaar verstrekte, meerjarige subsidies voornamelijk worden gebruikt voor de grotere instellingen, welke altijd een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid zullen zijn (artikel 4:66 van de Awb).

Hoofdregel bij deze - eventueel - meerjarige, subsidies is dat voor meerdere jaren wordt verleend en dat jaarlijks wordt vastgesteld (zie artikel 4:67 en 4:73 van de Awb).

Artikel 25

In artikel 4:71 wordt de mogelijkheid gegeven toestemming voor te schrijven voor een aantal handelingen die invloed kunnen hebben op de vermogenspositie van de subsidieontvanger.

Artikel 26

Door middel van deze bepaling wordt gebruik gemaakt van de door artikel 4:72 Awb gegeven mogelijkheid de ontvanger van boekjaarsubsidie te verplichten een egalisatiereserve aan te houden. Deze reserve is een buffer, waarmee tekorten in het ene jaar kunnen worden opgevangen met overschotten in het andere jaar.

De mogelijkheden om de subsidie op een lager bedrag vast te stellen dan bij de subsidieverlening is bepaald, zijn beperkt.

Artikel 4:46 van de wet verplicht ertoe de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast te stellen, tenzij zich een situatie voordoet als genoemd in het tweede en derde lid van dat artikel. Het geval dat de subsidieontvanger de activiteit geheel conform de subsidiebeschikking heeft uitgevoerd, doch erin is geslaagd dit te doen tegen lagere kosten of met een hogere opbrengst dan begroot, behoort daar niet toe. Terughalen van overgebleven subsidiegelden bij de subsidievaststelling is dan dus niet mogelijk.

Artikel 27

Omdat de ontvangers van gemeentelijke boekjaarsubsidies tevens inkomsten kunnen hebben uit andere bron, is in deze bepaling gebruik gemaakt van de mogelijkheid van artikel 4:77 Awb om in die gevallen artikel 4:76 Awb van overeenkomstige toepassing te laten zijn.

Artikel 28

Artikel 4:78 Awb eist ten behoeve van de vaststelling van boekjaarsubsidies steeds een accountantsverklaring (behoudens vrijstelling of ontheffing).

De accountantsverklaring vereenvoudigt de vaststelling van de subsidie in aanzienlijke mate en vormt een waarborg tegen onjuist gebruik van die gelden.

Volgens het vijfde lid kan van de subsidieontvanger worden gevergd, dat hij de accountant ook laat onderzoeken of aan alle dan wel bepaalde subsidieverplichtingen is voldaan.

Artikel 31

In het derde lid wordt gesproken over het terugvorderen van een batig saldo van liquidatie van een instelling. Het spreekt vanzelf dat een subsidieontvanger bij liquidatie het restantvermogen retourneert aan de gemeente voor zover dat vermogen is opgebouwd met subsidies van de gemeente. Onder direct wordt hier verstaan een directe toevoeging van de subsidie aan het vrije vermogen van de subsidieontvanger. Onder indirect worden alle bestemde reserves verstaan die de subsidieontvanger heeft opgebouwd, inclusief die van de investeringen.

Bij een fusie tussen twee of meer subsidie ontvangende instellingen moeten in het algemeen alle reserves en schulden van de fuserende instellingen ingebracht worden in de nieuw te vormen instelling. Burgemeester en wethouders kunnen na overleg met de instellingen besluiten een batig liquidatiesaldo te laten bij de nieuwe instelling.

Om bepaalde juridische of financiële redenen kunnen subsidieontvangers ertoe overgaan zogenaamde dochtermaatschappijen op te richten. Op zich is dit een vrijheid die instellingen hebben. Het kan echter niet zo zijn dat daarmee ook een eventuele reserve die of een batig exploitatiesaldo dat direct of indirect is opgebouwd met gemeentelijke subsidie, wordt overgeheveld naar een dochterinstelling.

Het staat de subsidieontvanger wel vrij een te leveren prestatie 'uit te besteden' (uitvoeren van een activiteit) bij een dochterinstelling. De subsidieontvangende instelling blijft evenwel te allen tijde verantwoordelijk voor de te leveren prestatie en de verantwoording van de bestede middelen via het verslag.

Artikel 32

Het artikel geeft de mogelijkheid om te regelen dat de subsidieontvanger in een aantal gevallen een vergoeding verschuldigd is aan het bestuursorgaan, indien de subsidie bij de subsidieontvanger heeft geleid tot vermogensvorming. Omdat het niet redelijk en doenlijk is iedere vermogenstoename af te romen, is de vergoedingsplicht aan enkele beperkingen gebonden.