Regeling vervallen per 29-09-2012

Subsidieverordening gemeente Assen

Geldend van 01-05-2007 t/m 28-09-2012

Intitulé

Subsidieverordening gemeente Assen

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

wet

:

de Algemene wet bestuursrecht;

b.

subsidieontvanger

:

een natuurlijk persoon of een rechtspersoon (instelling) waaraan de gemeente subsidie verstrekt;

c.

activiteitenplan

:

een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en dat per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen vermeldt;

d.

instelling

:

een organisatie of groepering van personen die, zonder winstoogmerk, zich ten doel stelt om activiteiten van ideële en/of materiële aard te ondernemen, waarvan de raad vindt dat ze van waarde zijn voor (een deel van de) inwoners van Assen;

e.

meerjarensubsidie

:

een subsidie die wordt verstrekt voor vooraf bepaalde activiteiten die worden omschreven in de vorm van te verrichten activiteiten. De subsidie wordt meerdere jaren achtereen verstrekt;

f.

eenmalige subsidie

:

een subsidie voor een eenmalige activiteit, die binnen twaalf maanden nadat de aanvraag is ingediend wordt verricht;

g.

waarderingssubsidie

:

een subsidie voor activiteiten die het college van burgemeester en wethouders van belang acht waarvoor geen beleid is vastgesteld, zonder deze activiteiten naar aard en inhoud te willen beïnvloeden;

h.

reserve

:

het door de subsidieontvanger afgezonderd deel van het vermogen met de functie financieringsbron voor de lopende exploitatie (liquiditeitsfunctie), of met de functie financieringsbron voor onvoorziene omstandigheden (weerstandsfunctie);

i.

voorziening

:

het door de subsidieontvanger afgezonderd deel van het vermogen met als functie te voorzien in een toekomstige in omvang redelijkerwijs te schatten verplichting, verlies of risico;

j.

beleidskader

:

een door de gemeenteraad vastgestelde beleidsnota per beleidsveld;

k.

beleidsregels

:

door het college vastgestelde uitvoeringsregels van het door de raad aangegeven beleidskader per beleidsveld.

Artikel 2. Reikwijdte.

Deze verordening is van toepassing op alle gemeentelijke subsidies. Bij beleidsregels kunnen bijzondere regels van toepassing worden verklaard die afwijken van deze verordening.

Paragraaf 1.2. Bevoegdhedenverdeling.

Artikel 3. Bevoegdheden raad.

De raad stelt het beleidskader vast in de programmabegroting.

Artikel 4. Bevoegdheden college van burgemeester en wethouders.

Tenzij in de verordening anders is bepaald, is het college van burgemeester en wethouders belast met de uitvoering van deze verordening en het nemen van besluiten op grond van deze verordening, ongeacht of deze besluiten op aanvraag of ambtshalve worden genomen.

Artikel 5. Subsidieplafond

Het college kan jaarlijks voor het daaropvolgende jaar een subsidieplafond per beleidsproduct vaststellen. Het subsidieplafond wordt gepubliceerd in "Berichten van de Brink".

Hoofdstuk 2. Meerjarensubsidies

Artikel 6.

  • 1.

    Een instelling dient vóór 1 mei van het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft een aanvraag in te dienen voor een meerjarensubsidie bij het college van burgemeester en wethouders. De aanvraag bevat in ieder geval een begroting met inkomsten en uitgaven van de aanvrager en een activiteitenplan. De begrotingsposten worden ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien. De aanvraag bevat eveneens de jaarrekening van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend.

  • 2.

    Indien een aanvraag voor de eerste maal wordt ingediend, overlegt de instelling:

    • a.

      een exemplaar van de laatst vastgestelde statuten;

    • b.

      een beschrijving van de organisatiestructuur, de werkwijze en het activiteitenplan;

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan modellen vaststellen voor het indienen van een aanvraag.

Artikel 7.

Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen 4 weken na de vaststelling van de gemeentebegroting in de raadsvergadering van november van het jaar van aanvraag.

Artikel 8.

  • 1.

    De instelling dient uiterlijk drie maanden na afloop van het boekjaar waarop de subsidie betrekking heeft een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan dat de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, hebben plaatsgevonden conform de verplichtingen door het overleggen van een inhoudelijk en financieel jaarverslag.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan andere dan in het eerste lid genoemde relevante gegevens verlangen voor de beoordeling van de aanvraag tot subsidievaststelling.

Artikel 9.

Het college van burgemeester en wethouders stelt de subsidie binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag vast conform artikel 4:46 van de Awb. Deze termijn kan met maximaal drie maanden worden verdaagd.

Hoofdstuk 3. Eenmalige subsidies.

Artikel 10.

  • 1.

    Een instelling dient uiterlijk 16 weken voor de aanvang van de activiteit een aanvraag voor een eenmalige subsidie in te dienen bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    De instelling overlegt:

    • a.

      een activiteitenplan;

    • b.

      een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;

    • c.

      een exemplaar van de laatst gewijzigde statuten;

    • d.

      een beschrijving van de organisatiestructuur, de werkwijze en het programma van werkzaamheden van de instelling (beleidsplan) waaruit blijkt hoe de activiteit daarin past;

    • e.

      de jaarrekening van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidie wordt ingediend.

Artikel 11.

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders beslist uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders hun beslissing als bedoeld in het eerste lid eenmaal met ten hoogste vier weken verdagen.

  • 3.

    Van een beslissing tot verdaging stelt het college van burgemeester en wethouders de aanvrager vóór het verstrijken van de termijn als bedoeld in het eerste lid op de hoogte onder vermelding van de redenen tot verdaging.

Artikel 12.

  • 1.

     De instelling dient uiterlijk twaalf weken nadat de activiteiten of prestaties hebben plaatsgevonden een aanvraag in tot vaststelling van de verleende subsidie.

  • 2.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden conform de verplichtingen door het overleggen van een inhoudelijk en financieel jaarverslag.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan andere dan in het tweede lid genoemde relevante gegevens verlangen voor de beoordeling van de aanvraag tot subsidievaststelling.

Artikel 13.

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders stelt de subsidie binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag vast conform artikel 4:46 van de Awb.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan de beslissing als bedoeld in het eerste lid uiterlijk vier weken verdagen en stellen de aanvrager hiervan schriftelijk op de hoogte.

Hoofdstuk 4. Waarderingssubsidie

Artikel 14.

  • 1.

    Het college kan een instelling een waarderingssubidie toekennen.

  • 2.

    De aanvraag voor een waarderingssubsidie bevat in ieder geval:

    • -

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • -

      een begroting met inkomsten en uitgaven van de aanvrager, voorzover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 3.

    Een waarderingssubsidie kan maximaal € 1.000,-- bedragen.

Artikel 15.

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beslissen binnen zes weken na ontvangst van de subsidieaanvraag.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders hun beslissing als bedoeld in het eerste lid eenmaal met ten hoogste vier weken verdagen.

  • 3.

    Van een beslissing tot verdaging stelt het college van burgemeester en wethouders de aanvrager vóór het verstrijken van de termijn als bedoeld in het eerste lid op de hoogte onder vermelding van de redenen tot verdaging.

Artikel 16.

De waarderingssubsidie wordt niet vastgesteld.

Hoofdstuk 5. Algemene bepalingen

Artikel 17. Administratie.

  • 1.

    De subsidieontvanger richt zijn administratie zo in dat op eenvoudige wijze een overzicht kan worden verkregen van de besteding van de subsidie in relatie tot de activiteit.

  • 2.

    De instelling richt haar administratie zo in dat bovendien altijd een overzicht kan worden gekregen van de activiteiten, de schulden, de bezittingen, het eigen vermogen en de financiële resultaten van de instelling.

Artikel 18.

  • 1.

    De instelling beheert de tot haar beschikking staande middelen zorgvuldig en treft maatregelen ter voorkoming van vermogensschade.

  • 2.

    De instelling is verplicht haar roerende en onroerende zaken voldoende te verzekeren tegen brand, diefstal en overige schade.

  • 3.

    De instelling is verplicht haar personeel en vrijwilligers te verzekeren tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders kan vrijstelling verlenen van het gestelde in het tweede en derde lid, indien de naleving daarvan redelijkerwijs niet kan worden verlangd.

Artikel 19. Vervreemdingen.

  • 1.

    Het is een instelling niet toegestaan aan derden geld en goederen om niet ter beschikking te stellen voorzover dit geschiedt ten laste van het subsidiebudget, tenzij het college van burgemeester en wethouders hiervoor uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan aan de in het eerste lid bedoelde toestemming voorwaarden verbinden.

Artikel 20. Subsidieverlening.

  • 1.

    Als het college van burgemeester en wethouders een subsidie verleent, wordt in de subsidiebeschikking aangegeven, op welk bedrag de subsidieontvanger maximaal aanspraak heeft.

  • 2.

    Bij de beschikking tot verlening van de subsidie geeft het college van burgemeester en wethouders zo concreet mogelijk aan, welke prestaties door de subsidieontvanger met de ter beschikking gestelde subsidie moeten worden verricht, alsmede welke effecten daarmee beoogd worden.

Artikel 21. Weigeringsgronden subsidie.

Naast de artikelen 4:25 en 4:35 van de wet genoemde gevallen, kan de subsidie voorts worden geweigerd indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;

  • b.

    de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • c.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • d.

    de aanvrager ook zonder de subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • e.

    de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente.

Artikel 22. Uitvoeringsovereenkomst.

Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst op grond van de artikelen 4:33, onder a, en 4:36 van de wet worden gesloten.

Artikel 23. Verplichtingen van de subsidieontvanger.

Een subsidieontvanger is verplicht het college van burgemeester en wethouders zo spoedig mogelijk op de hoogte te stellen van:

  • a.

    ontwikkelingen die van belang zijn voor het door de gemeente te voeren beleid;

  • b.

    ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat activiteiten niet kunnen worden verwezenlijkt.

Artikel 24 Overige verplichtingen.

Het college van burgemeester en wethouders kan aan de subsidieverlening overige verplichtingen verbinden. In ieder geval kunnen verplichtingen opgenomen worden ten behoeve van het beperken of wegnemen van nadelige gevolgen van de subsidie voor derden.

Artikel 25. Reserves en voorzieningen.

  • 1.

    Een subsidieontvanger heeft voor het vormen van een reserve voorafgaande schriftelijke toestemming van het college van burgemeester en wethouders nodig, als de instelling nog geen drie jaren achtereen subsidie heeft ontvangen.

  • 2.

    De reserve mag 25% van de subsidie zijn als de instelling drie jaren achtereen subsidie heeft ontvangen en als de subsidie lager is dan € 12.500,--. In laatstgenoemd bedrag wordt een eventuele subsidie in de post huisvestingskosten niet meegeteld.

  • 3.

    Bij instellingen die meer dan € 12.500,-- subsidie ontvangen en die langer dan drie jaren subsidie hebben ontvangen mag de reserve 10% van de subsidie bedragen.

  • 4.

    Op verzoek van de subsidieontvanger kan het college van burgemeester en wethouders besluiten dat de reserve in te bepalen omvang boven de vrijgelaten voet komt te liggen.

  • 5.

    Aanwending van reserves en van voorzieningen leidt niet tot een hogere subsidie, tenzij het bevoegde bestuursorgaan dat heeft besloten.

  • 6.

    Een subsidieontvanger heeft voor het treffen van een voorziening voorafgaande schriftelijke toestemming van het college van burgemeester en wethouders nodig.

Artikel 26. Toezicht en controle

  • 1.

    Door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren of andere personen hebben desgevraagd inzage in administratieve en financiële bescheiden van de subsidie-ontvanger, daaronder begrepen adviezen van externe deskundigen. Zij ontvangen alle inlichtingen die voor een juiste uitoefening van hun functie in het algemeen en voor de beoordeling van de gesubsidieerde activiteiten nodig zijn.

  • 2.

    De door het college van burgemeester en wethouders aangewezen accountant heeft de bevoegdheid tot review op de verrichtte werkzaamheden van de controlerend accountant van de subsidieontvanger. De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat de accountant hiermee instemt.

  • 3.

    Als een derde de administratie voert, is de subsidieontvanger verplicht om volledige medewerking te verlenen en zo nodig toestemming te geven voor inzage bij deze derde.

Artikl 27. Tussentijdse intrekking of wijziging subsidieverlening.

  • 1.

    Artikel 4:48 van de wet is van toepassing op de intrekking of wijziging van de subsidieverlening.

  • 2.

    Bij toepassing van artikel 4:48 van de wet kan het college van burgemeester en wethouders besluiten tot het wijzigen van de subsidieverlening ten nadele van de instelling door daarop een kortingspercentage toe te passen.

Artikel 28. Intrekking of wijziging subsidievaststelling.

  • 1.

    Artikel 4:49 van de wet is van toepassing op de intrekking of wijziging van de subsidievaststelling.

  • 2.

    Bij toepassing van artikel 4:49 van de wet kan het college van burgemeester en wethouders besluiten de subsidievaststelling ten nadele van de instelling te wijzigen door daarop een kortingspercentage toe te passen.

Artikel 29. Voorschotten.

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders draagt er zorg voor dat de subsidie in gedeeltes bij vooruitbetaling wordt betaald. In beginsel wordt 90% van het verleende bedrag bij voorschot verstrekt. De resterende 10% wordt na de definitieve vaststelling uitgekeerd.

  • 2.

    Bij de voorschotverlening houdt het college van burgemeester en wethouders rekening met de betalingsverplichting van de subsidieontvanger in relatie met de te organiseren activiteiten.

  • 3.

    Hetgeen in het eerste lid is bepaald ten aanzien van de voorschotverlening gaat niet op voor waarderingssubsidies.

Artikel 30. Vermogensvorming.

  • 1.

    In de gevallen vermeld in artikel 4:41, tweede lid, van de wet, alsmede als de subsidieontvanger fuseert, of een andere vorm van samenwerking aangaat, dan is de instelling aan het college van burgemeester en wethouders een vergoeding van de vermogenswaarden verschuldigd.

  • 2.

    De wijze waarop de hoogte van de vergoeding wordt bepaald, wordt vermeld in de beschikking tot subsidieverlening, -vaststelling of -beëindiging.

  • 3.

    Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding wordt ontvangen.

  • 4.

    Als het onroerende zaken betreft, verzorgt een onafhankelijke deskundige de waardebepaling.

Hoofdstuk 6. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 31.Hardheidsclausule.

In bijzondere gevallen, en voorzover toepassing van deze verordening zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan het college van burgemeester en wethouders afwijken van het in deze verordening bepaalde.

Artikel 32. Overgangsbepaling.

  • 1.

    Op een aanvraag, die is ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening, wordt op grond van de voor dat tijdstip geldende regels beslist.

  • 2.

    Meerjarenafspraken over budgetsubsidiëring die zijn gemaakt voor de inwerkingtreding van deze verordening behouden de overeengekomen looptijd, mits deze niet langer is dan 31 december 2008.

Artikel 33. Inwerkingtreding.

  • 1.

    Deze kan worden aangehaald als Subsidieverordening gemeente Assen.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 mei2007.

  • 3.

    De Subsidieverordening gemeente Assen, laatstelijk gewijzigd op 20 november 2003 wordt ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 22 maart 2007
 
De raad voornoemd,
  , voorzitter
   , griffier