Regeling vervallen per 31-12-2017

Verordening op de heffing en de invordering van baatbelasting aanleg riolering buitengebied gemeente Asten, fase 2j

Geldend van 29-12-2006 t/m 30-12-2017

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van baatbelasting aanleg riolering buitengebied gemeente Asten, fase 2j

De raad van de gemeente Asten,

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 31 oktober 2006;

gelet op artikel 222 van de Gemeentewet en het bekostigingsbesluit aanleg riolering buitengebied gemeente Asten 2004 fase 2, bekostigingsgebieden 2a tot en met 2j, vastgesteld bij raadsbesluit van 25 januari 2005;

gezien het advies van de Commissie Algemene Zaken & Control van 30 november 2006;

Besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van baatbelasting aanleg riolering buitengebied gemeente Asten, fase 2j (Verordening baatbelasting drukriolering fase 2j)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder een onroerende zaak:

  • 1.

    een gebouwd eigendom;

  • 2.

    een ongebouwd eigendom, indien hierop een bouwbestemming rust op grond van het vigerende bestemmingsplan;

  • 3.

    een gedeelte van een onder 1 bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

  • 4.

    een samenstel van twee of meer van de onder 1 of 2 bedoelde eigendommen of onder 3 bedoelde gedeelten daarvan die naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam ‘baatbelasting drukriolering fase 2j’ wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven terzake van de onroerende zaken in de gemeente binnen de groene omlijning op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, die op de 1 maart 2006zijn gebaat door de in de tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde voorzieningen omvatten de aanleg van een openbaar drukriool met alle daarvoor benodigde werken en voorzieningen, met uitzondering van de perceelaansluitleidingen.

    plichtige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zes gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

    • 3.

      De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit op beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3. Indien de lasten die zijn verbonden aan de voorzieningen genoemd in artikel 2, tweede lid, ter zake van een onroerende zaak krachtens overeenkomst zijn voldaan, wordt de belasting ter zake van die onroerende zaak niet geheven.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De maatstaf van heffing is een bedrag per onroerende zaak.

Artikel 5 Tarief

De belasting bedraagt per onroerende zaak € 1.900,-.

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 10 jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij de heffingsambtenaar te worden ingediend.

  • 2. Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 3. De jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde bedrag, berekend op basis van een periode van 10 jaren en een rentevoet van 4,75% per jaar.

  • 4. De belasting over de nog niet aangevangen belastingjaren kan door de belastingplichtige elk jaar worden afgekocht. Hiertoe dient een schriftelijk verzoek te worden ingediend bij de heffingsambtenaar, voorafgaand aan het eerste belastingjaar van de periode waarop de afkoop betrekking heeft. De afkoopsom wordt bepaald op een contante waarde van de op 1 januari van het belastingjaar waarop de afkoop betrekking heeft nog te verschijnen belastingbedragen voor resterende belastingjaren in de in het derde lid genoemde periode, berekend naar de in het derde lid genoemde rentevoet per jaar.

  • 5.

    • a.

      Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van het eigendom, bezit op beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende, krachtens eigendom, bezit of beperkt recht met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid in dit artikel.

    • b.

      In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in datonderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a. schriftelijk bij de heffingsambtenaar te worden ingediend.

  • 6. Indien in de periode gelegen tussen de peildatum en in de ingang van de heffing van deze verordening het genot van een gedeelte van een op de peildatum bestaande onroerende zaak is danwel wordt overgedragen, wordt voor de vaststelling van de belastingschuld voor de na de overdracht op de datum van ingang van de heffing bestaande onroerende zaken uitgegaan van een evenredige verdeling van de oorspronkelijke belastingschuld over het aantal gebouwde eigendommen dat op de riolering is aangesloten naar de hoeveelheid aangesloten gebouwde eigendommen.

  • 7. Het vorige artikel is eveneens van toepassing indien het genot van een gedeelte van een bij de inwerkingtreding van deze verordening bestaande onroerende zaak is danwel wordt overgedragen in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid, tenzij de aanslag voor het laatste heffingsjaar reeds is opgelegd.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 8 termijn van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belasting

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van de baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Nadere regels

Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en invordering van de baatbelasting.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van heffing is 1 januari 2007.

  • 3. Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening baatbelasting drukriolering fase 2j.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Asten d.d. 19 december 2006.
De raad voornoemd,
de griffier,
ir. C.W.J.B. Verborg
de voorzitter,
ir. J. Beenakker