Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening hondenbelasting 2003

Geldend van 21-12-2013 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening hondenbelasting 2003

De raad van de gemeente Baarle-Nassau;

gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 19 november 2002;

gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2003

(“Verordening hondenbelasting 2003”)

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam “hondenbelasting” wordt een direct belasting geheven ter zake van het houden van een hond binnen de gemeente.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is de houder van een hond.

  • 2. Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

  • 3. Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeente-ambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

Artikel 3 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van honden:

  • a.

    beneden de leeftijd van twee maanden, voor zover deze honden niet op de openbare weg komen;

  • b.

    uitsluitend dienende om blinden te begeleiden;

  • c.

    die door de ‘Stichting sociale honden voor gehandicapten Nederland’ als gehandicaptenhond aan een gehandicapte ter beschikking zijn gesteld;

  • d.

    waarvan de houder in het bezit is van een geldend diploma der Koninklijke Nederlandse Politiehonden Vereniging, mits de houder zich verbindt zijn hond met een geleider, aan wiens bevelen hij gehoorzaamt, op aanvraag ter beschikking van de politie te stellen;

  • e.

    waarvan de houder belastingplichtig is als bedoeld in de verordening op de heffing en invordering van een woonforensenbelasting;

  • f.

    waarvan de houder in deze gemeente verblijft en niet is opgenomen in het bevolkingsregister van deze gemeente, en voor wiens verblijf belasting verschuldigd is als bedoeld in de verordening op de heffing en invordering van een toeristenbelasting.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

Artikel 5 Belastingtarief

  • 1. De belasting bedraagt per belastingjaar:

    • a.

      voor een eerste hond € 33,24;

    • b.

      voor iedere volgende hond € 12,96 meer dan voor de voorafgaande hond verschuldigd is.

  • 2. In afwijking in zoverre van de voorgaande leden bedraagt de belasting voor honden, gehouden in kennels die zijn geregistreerd bij de Raad van beheer op kynologisch gebied in Nederland € 254,04.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Aangifte

  • 1. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar ontstaat dan wel het aantal honden dat door de belastingplichtige wordt gehouden wijziging ondergaat, moet de belastingplichtige binnen veertien dagen na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of de wijziging van het aantal honden heeft plaatsgevonden, bij het college van burgemeester en wethouders verzoeken om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

  • 2. De belastingplichtige die niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen een maand na afloop van die zes maanden bij het college van burgemeester en wethouders een verzoek in te dienen om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 4,54.

  • 4. Belastingbedragen van minder dan € 4,54 worden niet geheven.

Artikel 10 Termijn van betaling

  • 1. De aanslagen moeten worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand, volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het bedrag meer is dan € 45,00 doch minder dan € 2.500,00, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 6 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Machtiging tot overdracht van bevoegdheden

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het verlenen van schriftelijke toestemming met betrekking tot het verdagen van de uitspraak op het bezwaarschrift voor ten hoogste een jaar.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan één of meerdere gemeente-ambtenaren aanwijzen die in zijn plaats treden met betrekking tot de uitvoering van enig wettelijke bepaling betreffende de heffing en invordering van hondenbelasting.

Artikel 12 Verzending van aanslagbiljetten

Het college van burgemeester en wethouders kan bepalen dat voor de toezending of uitreiking van aanslagbiljetten, ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 (Stb. 221) voor de met de invordering van gemeentelijke belastingen belaste gemeenteambtenaar een andere gemeenteambtenaar in de plaats treedt.

Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De ‘Verordening hondenbelasting 1999’ van 19 december 1996, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 20 december 2001, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2003.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening hondenbelasting 2003’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 12 december 2002.

DE RAAD VOORNOEMD

Griffier

H.H. Dame

Voorzitter

Drs. J.P.M.M. Hendrikx