Regeling vervallen per 01-01-2019

De raad van de gemeente Baarle-Nassau;

Geldend van 27-01-2018 t/m 31-12-2018

Intitulé

De raad van de gemeente Baarle-Nassau;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 31 oktober 2017,

gelet op de artikelen 156, eerste en tweede lid, aanhef en onderdeel h  en 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet  en de artikelen 2, tweede lid , en 7 van de Paspoortwet ;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van leges 2018

(Legesverordening 2018)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    dag: de periode van 00.00 uur tot 24.00 uur, waarbij een gedeelte van een dag als een hele dag wordt aangemerkt;

  • b.

    week: een aaneengesloten periode van zeven dagen;

  • c.

    maand: het tijdvak dat loop van ne dag in een kalendermaand tot en met de (n-1)e dag in de volgende kalendermaand, met dien verstande dat als de ne dag in een kalendermaand 30 of 31 januari is, de (n-1)e dag in de volgende kalendermaand altijd de laatste dag van de maand februari is;

  • d.

    jaar: het tijdvak dat loop van de ne dag in een kalenderjaar tot en met de (n-1)e dag in het volgende kalenderjaar;

  • e.

    kalenderjaar: de periode van 1 januari tot en met 31 december.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam "leges" worden rechten geheven voor:

    a. het genot van, door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten;

    b. het verrichten van handelingen ten behoeve van een aanvraag van een Nederlandse dentiteitskaart of een reisdocument;

    een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

  • 2. Hetgeen in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel is bepaald over een Nederlandse identiteitskaart voor een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is van overeenkomstige toepassing op een vervangende Nederlandse identiteitskaart voor personen met een uitreisverbod, ongeacht de leeftijd van de betrokken persoon.

Artikel 3 Belastingplicht

Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst, de Nederlandse identiteitskaart of het reisdocument dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht.

Artikel 4 Vrijstellingen

Leges worden niet geheven voor:

  • a.

    diensten waarvan de kosten krachtens afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening  (grondexploitatie) zijn of worden verhaald;

  • b.

    diensten die ingevolge wettelijk voorschrift zijn vrijgesteld van rechtenheffing of kosteloos moeten worden verleend;

  • c.

    het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in onderdeel 3.2.1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel, alsmede een vergunning als bedoeld in hoofdstuk 6, Titel 3, Brandbeveiligingsverordening, van de bij deze verordening behorende tarieventabel, indien de vergunning wordt aangevraagd ten behoeve van:

    • 1.

      volledig niet-commerciële kleinschalige buurtactiviteiten;

    • 2.

      volledig niet-commerciële activiteiten, die gratis toegankelijk zijn en die voor en door particulieren worden georganiseerd;

    • 3.

      een evenement, welke zonder winstoogmerk bestemd is voor inwoners van deze gemeente, en zelfstandig georganiseerd en uitgevoerd wordt door een vereniging of instelling die zich, blijkens haar statuten, de uitoefening van activiteiten van algemeen maatschappelijke en/of sociaal-culturele aard ten doel stelt en waarvan – eventuele - baten volledig ten goede komen aan die doeleinden dan wel aan een algemeen nut beogende instelling (ANBI), waarbij de activiteiten in hoofdzaak worden verricht door vrijwilligers

  • d.

    bewijs van in leven zijn, ter verkrijging van enige uitkering ten laste van een openbaar lichaam;

  • e.

    beschikkingen of afschriften van aanstelling, benoeming, bevordering enz. met betrekking tot enige gemeentelijke functie of dienstverrichting jegens de gemeente;

  • f.

    het raadplegen van de bij de gemeente beschikbare informatie uit de Basisregistratie Kadaster door ambtenaren, in de uitoefening van hun functie;

  • g.

    diensten, door openbare besturen, ambtenaren of openbare instellingen in het openbaar belang verzocht, voor zover daarin niet reeds op andere plaatsen in deze verordening is voorzien.

Artikel 5 Maatstaven van heffing en tarieven

  • 1. De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overige in dit artikel bepaalde.

  • 2. Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het nemen van een projectuitvoeringsbesluit als bedoeld in artikel 2.10 van de Crisis- en herstelwet  bedraagt het tarief de som van de bedragen die op grond van deze verordening verschuldigd zouden zijn voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning, ontheffing, vrijstelling of enig ander besluit in het kader van de ontwikkeling en verwezenlijking van het project, voor zover het projectuitvoeringsbesluit strekt ter vervanging van deze besluiten, zoals bedoeld in artikel 2.10, derde lid, van de Crisis- en herstelwet .

  • 3. Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 6 Wijze van heffing

De leges worden geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990  moeten de leges worden betaald ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 6:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van uitreiken van de kennisgeving, dan wel in geval van toezending daarvan, binnen veertien dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 2. De Algemene termijnenwet  is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

  • 3. In afwijking van artikel 4:90, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, wordt in geval van contante betaling geen kwitantie afgegeven.

  • 4. Indien de leges op het moment van het in behandeling nemen van een aanvraag om een dienst, niet tot het definitieve bedrag kunnen worden vastgesteld, kan een voorlopige vordering worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de vordering vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Artikel 8 Kwijtschelding

Bij de invordering van de leges wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 9 Vermindering of teruggaaf

Gehele of gedeeltelijke vermindering of teruggaaf van leges voor een in de bij deze verordening behorende tarieventabel omschreven dienst wordt verleend op een aanvraag als bedoeld in artikel 242 van de Gemeentewet en overeenkomstig een met betrekking tot die dienst in die tarieventabel opgenomen bepaling.

Artikel 10 Overdracht van bevoegdheden

Het college is bevoegd tot het wijzigen van deze verordening, indien de wijzigingen:

  • a.

    van zuiver redactionele aard zijn;

  • b.

    een gevolg zijn van nieuwe of gewijzigde rijksregelgeving die in werking treedt binnen drie maanden na de officiële bekendmaking van de inwerkingtreding ervan in het Staatsblad of de Staatscourant en het de volgende hoofdstukken of onderdelen van titel 1 van de tarieventabel betreft:

    • 1.

      onderdeel 1.1.8 (akten burgerlijke stand);

    • 2.

      hoofdstuk 2 (reisdocumenten);

    • 3.

      hoofdstuk 3 (rijbewijzen);

    • 4.

      onderdeel 1.4.5 (papieren verstrekking uit basisregistratie personen);

    • 5.

      hoofdstuk 6 (verstrekkingen op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens);

    • 6.

      onderdeel 1.9 1 (verklaring omtrent het gedrag);

    • 7.

      hoofdstuk 16 (kansspelen);

een en ander voor zover met deze wijzigingen niet reeds bij het vaststellen of latere wijziging van deze verordening bij raadsbesluit rekening is gehouden.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van leges.

Artikel 12 Overgangsrecht

  • 1. De ‘Legesverordening 2017’ laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 14 juni 2017 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 13, tweede lid, opgenomen datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van de leges hiervoor in die periode plaatsvindt.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Legesverordening Baarle-Nassau 2018’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 13 december 2017.
DE RAAD VOORNOEMD
de heer H.H. Dame, mevrouw M.H.M.R. de Hoon-Veelenturf,
Griffier Voorzitter

BIJLAGE

Tarieventabel, behorende bij de Legesverordening 2018 Baarle-Nassau

Titel 1 Algemene dienstverlening

Hoofdstuk 1 Burgerlijke stand

1.1.1

Het tarief bedraagt voor

a.de voltrekking van een huwelijk of registratie van een partnerschap

b.het omzetten van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk

c.het herbevestigen van een huwelijk,

indien daarbij gebruik gemaakt wordt van de trouwzaal of een andere door de gemeente hiertoe aangewezen ruimte, op:

1.1.1.1

maandag tot en met vrijdag van 9.00 uur tot 17.00 uur

€ 264,25

1.1.1.2

maandag tot en met vrijdag voor 9.00 uur en na 17.00 uur

€ 714,00

1.1.1.3

zaterdag van 9.00 uur tot 17.00 uur

€ 714,00

1.1.1.4

zaterdag voor 9.00 uur en na 17.00 uur

€ 714,00

1.1.1.5

zon- en feestdagen tussen 9.00 uur en 17.00 uur

€ 714,00

1.1.1.6

zon- en feestdagen voor 9.00 uur en na 17.00 uur

€ 714,00

1.1.1.7

In geval sprake is van annulering van een voltrekking van een huwelijk, registratie van een partnerschap, het omzetten van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk of het herbevestigen van een huwelijk dan bedraagt het tarief:

1.1.1.7.1

tussen 4 weken en een half jaar voor de huwelijksdatum

€ 59,50

1.1.1.7.2

vanaf 4 weken en minder voor de huwelijksdatum

€ 119,00

1.1.2

In afwijking van het bepaalde onder 1.1.1. is huwelijksvoltrekking of registratie van partnerschap op maandag om 9 uur en kwart over 9 in een door de gemeente hiertoe aangewezen trouwruimte

gratis

1.1.3

Het tarief bedraagt voor de voltrekking van een administratief huwelijk op maandagochtend, dinsdagochtend en donderdagochtend, van 9.00 uur tot 12.00 uur, in een door de gemeente aangewezen trouwruimte:

€ 119,00

1.1.4

Op een zelf gekozen locatie binnen de gemeente, anders dan die bedoeld onder 1.1.1. wordt het van toepassing zijnde tarief vermeerderd met:

€ 119,00

1.1.5

Voor het van gemeentewege beschikbaar stellen van getuigen bij de voltrekking van een huwelijk of registratie van een partnerschap dan wel het omzetten van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk bedragen de leges per getuige:

€ 23,00

1.1.6

Het tarief bedraagt voor het verstrekken van een trouwboekje of partnerschapsboekje:

1.1.6.1

in een normale uitvoering

€ 24,00

1.1.6.2

Niet van toepassing

1.1.7

Het tarief voor een éénmalige benoeming van een bijzondere ambtenaar van de Burgerlijke Stand (BABS) bedraagt:

€ 59,50

1.1.8

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een stuk als bedoeld in artikel 2 van de Wet rechten burgerlijke stand geldt het tarief zoals dat is opgenomen in het Legesbesluit akten burgerlijke stand.

Hoofdstuk 2 Reisdocumenten en Nederlandse identiteitskaart

1.2

Het tarief bedraagt voor het verrichten van handelingen ten behoeve van een aanvraag

1.2.1

van een nationaal paspoort:

1.2.1.1

voor een persoon die op het moment van de aanvraag 18 jaar of ouder is

€ 65,30

1.2.1.2

voor een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt

€ 52,00

1.2.2

van een nationaal paspoort, een groter aantal bladzijden bevattende dan een nationaal paspoort als bedoeld in subonderdeel 1.2.1 (zakenpaspoort):

1.2.2.1

voor een persoon die op het moment van de aanvraag 18 jaar of ouder is

€ 65,30

1.2.2.2

voor een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt

€ 52,00

1.2.3

van een reisdocument ten behoeve van een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander wordt behandeld (faciliteitenpaspoort):

1.2.3.1

voor een persoon die op het moment van de aanvraag 18 jaar of ouder is

€ 65,30

1.2.3.2

voor een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt

€ 52,00

1.2.4

van een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen:

€ 52,00

1.2.5

van een Nederlandse identiteitskaart:

1.2.5.1

voor een persoon die op het moment van de aanvraag 18 jaar of ouder is

€ 51,05

1.2.5.2

voor een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt

€ 29,05

1.2.6

voor een spoedlevering van de in de onderdelen 1.2.1 tot en met 1.2.5 genoemde documenten, de in die onderdelen genoemde leges vermeerderd met een bedrag van:

€ 47,55

1.2.7

aan huis van de in de onderdelen 1.2.1 tot en met 1.2.5 genoemde documenten, voor zover de aanvrager zelf niet in staat is gebleken om het document op het gemeentehuis aan te vragen, de in die onderdelen genoemde leges zonder verdere vermeerdering.

1.2.8

voor de thuisbezorging van de in de onderdelen 1.2.1 tot en met 1.2.5 genoemde documenten, de in die onderdelen genoemde leges vermeerderd met:

1.2.8.1

in geval van een enkel document

€ 10,00

1.2.8.2

In geval van gelijktijdige bezorging van meerdere documenten

€ 15,00

Hoofdstuk 3 Rijbewijzen

1.3.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het afgeven, vernieuwen of omwisselen van een rijbewijs:

€ 39,45

1.3.2

Het tarief genoemd in onderdeel 1.3.1 wordt:

1.3.2.1

bij een spoedlevering vermeerderd met

€ 34,10

1.3.2.2

bij een aanvraag in verband met beschadiging of vermissing van een eerder afgegeven rijbewijs vermeerderd met

€ 29,75

1.3.2.3

in geval van thuisbezorging vermeerderd met

€ 10,00

1.3.3

Niet van toepassing

1.3.4

De verhogingen genoemd in onderdeel 1.3.2 zijn in voorkomend geval cumulatief verschuldigd.

Hoofdstuk 4 Verstrekkingen uit de basisregistratie personen

1.4.1

Voor de toepassing van dit hoofdstuk, met uitzondering van de onderdelen 1.4.3 en 1.4.4, wordt onder één verstrekking verstaan één of meer gegevens over één persoon waarvoor de basisregistratie personen moet worden geraadpleegd.

1.4.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

1.4.2.1

tot het verstrekken van gegevens, per verstrekking

€ 7,45

1.4.2.2

Niet van toepassing

1.4.2.3

Niet van toepassing

1.4.3

Voor de toepassing van onderdeel 1.4.4 wordt onder één verstrekking verstaan één of meer gegevens over één persoon die niet zijn opgenomen in basisregistratie personen.

1.4.4

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

1.4.4.1

tot het verstrekken van gegevens, per verstrekking

€ 7,45

1.4.4.2

Niet van toepassing

1.4.5

In afwijking van de voorgaande onderdelen bedraagt het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het schriftelijk verstrekken van gegevens bedoeld in artikel 17, tweede lid, van het Besluit basisregistratie personen:

€ 7,50

1.4.6

Het tarief bedraagt voor het op verzoek doornemen van de gemeentelijke basisadministratie, voor ieder daaraan besteed kwartier:

€ 17,25

1.4.7

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een verzoek tot het verstrekken van één persoonslijst dan wel tot het verstrekken van een opgave van derden aan wie gegevens uit de persoonsregistratie, de aanvrager betreffende, zijn verstrekt:

€ 17,25

1.4.8

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het digitaal verstrekken van gegevens, voor ieder daaraan besteed kwartier:

€ 17,25

Hoofdstuk 5 Verstrekkingen uit het Kiezersregister

1.5

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een inlichting betreffende de registratie van de aanvrager als kiezer als bedoeld in artikel D4 van de Kieswet:

€ 7,45

Hoofdstuk 6 Verstrekkingen op grond van Wet bescherming persoonsgegevens

1.6.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een bericht als bedoeld in artikel 35 van de Wet bescherming persoonsgegevens

1.6.1.1

bij verstrekking op papier, indien het afschrift bestaat uit:

1.6.1.1.1

ten hoogste 100 pagina’s, per pagina

€ 0,23

met een maximum per bericht van

€ 5,00

1.6.1.1.2

meer dan 100 pagina’s

€ 22,50

1.6.1.2

bij verstrekking anders dan op papier:

€ 5,00

1.6.1.3

dat bestaat uit een afschrift van een, vanwege de aard van de verwerking, moeilijk toegankelijke gegevensverwerking

€ 22,50

1.6.2

Indien voor hetzelfde bericht op grond van de subonderdelen 1.6.1.1, 1.6.1.2 en 1.6.1.3 meerdere vergoedingen kunnen worden gevraagd, wordt slechts de hoogste gevraagd.

1.6.3

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een verzet als bedoeld in artikel 40 van de Wet bescherming persoonsgegevens:

€ 4,50

Hoofdstuk 7 Bestuursstukken

Niet van toepassing

Hoofdstuk 8 Vastgoedinformatie

1.8.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van

1.8.1.1

een fotokopie van een plan, zoals bestemmingsplan, voorbereidingsbesluit, streekplan, wegenkaart behorende bij de legger bedoeld in subonderdeel 1.8.2.2, structuurplan of stadsvernieuwingsplan:

1.8.1.1.1

per pagina op papier van A4-formaat of kleiner

€ 0,70

1.8.1.1.2

per pagina op papier van A3-formaat

€ 1,00

1.8.1.2

een afdruk/plot van een plan, zoals bestemmingsplan, voorbereidingsbesluit, streekplan, wegenkaart behorende bij de legger bedoeld in subonderdeel 1.8.2.2, structuurplan of stadsvernieuwingsplan per pagina op papier van A2-formaat of groter:

€ 14,90

1.8.1.3

een luchtfoto in kleur op papier van A3-formaat:

€ 39,65

1.8.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een afschrift van of uittreksel uit:

1.8.2.1

de gemeentelijke basisregistratie adressen of de gemeentelijke basisregistratie gebouwen, bedoeld in artikel 2 van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen, per adres of object

€ 17,25

1.8.2.2

de legger bedoeld in artikel 27 van de Wegenwet

€ 17,25

1.8.2.3

een inschrijving in het rijksmonumentenregister die aan de gemeente verzonden is, als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de Erfgoedwet

€ 17,25

1.8.2.4

het gemeentelijk erfgoedregister, bedoeld in artikel 3.16 van de Erfgoedwet, per aangewezen cultureel erfgoed

€ 17,25

1.8.2.5

het gemeentelijke beperkingenregister of de gemeentelijke beperkingenregistratie, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a en b, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken, dan wel tot het verstrekken van een aan die registratie ontleende verklaring, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder c, van die wet

€ 17,25

1.8.3

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van kopieën van:

1.8.3.1

het gemeentelijke adressenbestand of delen daarvan, per adres

€ 17,25;

1.8.3.2

het gemeentelijke relatiebestand adres-kadastraal perceel of delen daarvan, per gelegde relatie

€ 17,25;

1.8.3.3

het gemeentelijke adrescoördinatenbestand of delen daarvan, per adrescoördinaat

€ 17,25.

1.8.4

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van

1.8.4.1

een fotokopie van de Grootschalige basiskaart Nederland (GBKN) per pagina op papier van A-3 formaat of kleiner:

€ 16,50;

1.8.4.2

een afdruk/plot van de Grootschalige basiskaart Nederland (GBKN):

1.8.4.2.1

per pagina op papier van A2-formaat

€ 30,50;

1.8.4.2.2

per pagina op papier van A1-formaat

€ 44,50;

1.8.4.2.3

per pagina op papier van A0-formaat

€ 58,50.

Hoofdstuk 9 Overige publiekszaken

1.9

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

1.9.1

tot het verstrekken van een verklaring omtrent het gedrag

€ 41,35

1.9.2

tot het verstrekken van een bewijs van in leven zijn

€ 13,20

1.9.3

tot het legaliseren van een handtekening

€  7,45

1.9.4

tot het verstrekken van een bewijs van Nederlanderschap

€  7,45

1.9.5

tot het verstrekken van een internationaal bewijs van inenting

€ 7,45

Hoofdstuk 10 Gemeentearchief

1.10.1

Het tarief bedraagt voor het op verzoek doen van naspeuringen in de in het gemeentearchief berustende stukken, voor ieder daaraan besteed kwartier:

€ 17,25

1.10.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een afschrift van of uittreksel uit een in het gemeentearchief berustend stuk: het bedrag van de voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag aan de aanvrager meegedeelde kosten, blijkend uit een begroting die door het college van burgemeester en wethouders is opgesteld.

1.10.3

Indien een begroting als bedoeld in subonderdeel 1.10.2 is uitgebracht, wordt een aanvraag in behandeling genomen op de vijfde werkdag na de dag waarop de begroting aan de aanvrager ter kennis is gebracht, tenzij de aanvraag voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken.

1.10.4

Niet van toepassing

1.10.5

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het digitaal verstrekken van gegevens, voor ieder daaraan besteed kwartier:

€ 17,25

Hoofdstuk 11 Huisvestingswet 2014

Niet van toepassing

Hoofdstuk 12 Leegstandwet

1.12.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

1.12.1.1

tot het verlenen van een vergunning tot tijdelijke verhuur van leegstaande woonruimte als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Leegstandwet

€ 89,25

1.12.1.2

tot het verlengen van een vergunning tot tijdelijke verhuur van woonruimte als bedoeld in artikel 15, negende lid, van de Leegstandwet

€ 59,50

1.12.2

Niet van toepassing

Hoofdstuk 13 Gemeentegarantie

Niet van toepassing

Hoofdstuk 14 Markten

1.14.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag op grond van de Marktverordening gemeente Baarle-Nassau:

1.14.1.1

Niet van toepassing

1.14.1.2

Niet van toepassing

1.14.1.3

Niet van toepassing

1.14.1.4

Niet van toepassing

1.14.1.5

Niet van toepassing

1.14.1.6

tot het inschrijven op de wachtlijst

€ 30,90

1.14.1.7

Niet van toepassing

1.14.1.8

Niet van toepassing

1.14.1.9

Niet van toepassing

1.14.1.10

Niet van toepassing

1.14.2

Niet van toepassing

1.14.3

Niet van toepassing

Hoofdstuk 15 Winkeltijdenwet

Niet van toepassing

Hoofdstuk 16 Kansspelen

1.16.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een aanwezigheidsvergunning als bedoeld in artikel 30b van de Wet op de kansspelen:

1.16.1.1

voor een periode van twaalf maanden voor één kansspelautomaat

€ 56,50

1.16.1.2

voor een periode van twaalf maanden voor twee of meer kansspelautomaten, voor de eerste kansspelautomaat

€ 56,50

en voor iedere volgende kansspelautomaat

€ 34,00

1.16.1.3

voor één kansspelautomaat, welke vergunning geldt voor een periode van meer dan vier jaar of voor onbepaalde tijd

€ 226,50

1.16.1.4

voor twee of meer kansspelautomaten, welke vergunning geldt voor een periode van meer dan vier jaar of voor onbepaalde tijd, voor de eerste kansspelautomaat

€ 226,50

en voor iedere volgende kansspelautomaat

€ 136,00

1.16.2

De subonderdelen 1.16.1.1 en 1.16.1.2 zijn van overeenkomstige toepassing, indien de vergunning geldt voor een tijdvak, korter dan twaalf maanden of langer dan twaalf maanden maar ten hoogste vier jaar, met dien verstande dat de daar genoemde bedragen naar evenredigheid van het verschil in looptijd van de vergunning verlaagd onderscheidenlijk verhoogd worden.

1.16.3

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de kansspelen (loterijvergunning):

€ 29,75

1.16.4

n.v.t.

Hoofdstuk 17 Kabels en leidingen

1.17.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor de aanleg, instandhouding of opruiming van kabels en leidingen, als bedoeld in de Algemene verordening ondergrondse infrastructuren (AVOI):

1.17.1.1

indien het betreft tracés tot 250 m1

€ 381,94

1.17.1.2

indien het betreft tracés vanaf 250 m1 tot 1.500m1

€ 430,35

1.17.1.3

indien het betreft tracés vanaf 1.500 m1 tot 5.000 m1

€ 492,60

1.17.1.4

Indien het betreft tracés vanaf 5.000 m1, per m1 tracé

€ 0,10

1.17.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een melding, als bedoeld in de Algemene verordening ondergrondse infrastructuren (AVOI), omtrent plaats, tijdstip en wijze van uitvoering van werkzaamheden voor tracés tot 25 m1:

€ 49,63

1.17.3

Indien met betrekking tot een aanvraag overleg moet plaatsvinden tussen de gemeente, andere beheerders van openbare grond en de beheerder van het netwerk en/of andere netbeheerders of belanghebbenden, wordt het in 1.17.1 genoemde tarief per overleg vermeerderd met:

€ 332,00

Hoofdstuk 18 Verkeer en vervoer

1.18

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

1.18.1

tot het verlenen van een ontheffing als bedoeld in artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 uitsluitend ten behoeve van een parkeerschijf-zone

€ 25,00

1.18.2

tot het verlenen van een ontheffing als bedoeld in artikel 9.1 van de Regeling voertuigen

€ 30,00

1.18.3

tot het verstrekken van een gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in artikel 49 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW)

€ 29,75

eventueel vermeerderd met de kosten voor het inwinnen van medisch advies bij de GGD

€ 50,00

1.18.4

tot het verstrekken van een duplicaat gehandicaptenparkeerkaart

€ 29,75

Hoofdstuk 19 Diversen

1.19.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

1.19.1.1

n.v.t.

1.19.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van

1.19.2.1

gewaarmerkte afschriften van stukken, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen, per pagina:

€ 1,60 met een minumum van € 14,90

1.19.2.2

afschriften, doorslagen, fotokopieën of scans van stukken, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen:

1.19.2.2.1

per pagina op A4-formaat of kleiner

€ 0,40

1.19.2.2.2

per pagina op A3-formaat

€ 0,70

1.19.2.3

kaarten, tekeningen en lichtdrukken, al dan niet behorend bij de in subonderdelen 1.19.2.1 en 1.19.2.2 genoemde stukken, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen:

1.19.2.3.1

per kaart, tekening of lichtdruk van A4 of A3-formaat

€ 4,40

1.19.2.3.2

per kaart, tekening of lichtdruk van A2-formaat of groter

€ 14,90

1.19.2.4

een beschikking op aanvraag, voor zover daarvoor niet elders in deze titel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen

€ 29,75

1.19.2.5

stukken of uittreksels, welke op aanvraag van de aanvrager moeten worden opgemaakt, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen, per pagina

€ 5,95 met minimum van € 29,75

1.19.2.6

milieu-informatie op grond van het Verdrag van Aarhus, voor ieder daaraan besteed kwartier

€ 17,25

1.19.2.7

Een verklaring op grond van artikel 56, lid f van de Pachtwet

€ 14,90

1.19.2.8

Een uittreksel uit het register op grond van artikel 46 Wet Kinderopvang

€ 14,90

1.19.3

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het digitaal verstrekken van gegevens, voor ieder daaraan besteed kwartier:

€ 17,25

Titel 2 Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/ omgevingsvergunning

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

2.1.1

Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder:

2.1.1.1

aanlegkosten:

de aannemingssom, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012; Stcrt. 2012, 1567), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt, een raming van de kosten die voortvloeien uit de aangegane verplichtingen voor de fysieke realisatie (het aanleggen) van de werken of de werkzaamheden, de omzetbelasting daarin niet begrepen, en indien de werken of werkzaamheden geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschieden de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van de werken of de werkzaamheden waarop de aanvraag betrekking heeft, de omzetbelasting daarin niet begrepen;

2.1.1.2

bouwkosten:

de aannemingssom, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012; Stcrt. 2012, 1567), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de kosten die voortvloeien uit aangegane verplichtingen voor de fysieke realisatie (het bouwen) van de bouwwerken, de omzetbelasting daarin niet begrepen, en indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, de omzetbelasting daarin niet begrepen;

2.1.1.3

Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

2.1.2

In deze titel voorkomende begrippen die in de Wabo zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als bij of krachtens de Wabo bedoeld.

2.1.3

In deze titel voorkomende begrippen die niet nader in de Wabo zijn omschreven en die betrekking hebben op activiteiten waarvoor het toetsingskader in een ander wettelijk voorschrift is uitgewerkt, hebben dezelfde betekenis als in dat wettelijk voorschrift bedoeld.

Hoofdstuk 2 Vooroverleg/beoordeling conceptaanvraag

2.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

2.2.1

tot het houden van vooroverleg in verband met het verkrijgen van een indicatie of een voorgenomen project (voor de activiteit bouwen en/of handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening) binnen een bestemmingsplan past en/of voldoet aan redelijke eisen van welstand, en zodoende in het kader van de Wabo vergunbaar is

€ 178,50

2.2.1.1

Indien uit het vooroverleg als bedoeld in onderdeel 2.2.1 blijkt, dat geen omgevingsvergunning nodig is, worden aan de aanvrager geen leges in rekening gebracht.

2.2.2

tot het nemen van een principebesluit door het college van burgemeester en wethouders op een verzoek tot bouwen en/of gebruik dat afwijkt van het bestemmingsplan

€ 714,00

Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning

2.3

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor een project: de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project geheel of gedeeltelijk bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft en de verschuldigde leges voor de extra toetsen die in verband met de aanvraag moeten worden uitgevoerd, berekend naar de tarieven en overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk en hoofdstuk 4 van deze titel. In afwijking van de vorige volzin kan ook per activiteit, handeling of andere grondslag een legesbedrag worden gevorderd.

2.3.1

Bouwactiviteiten

2.3.1.1

Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief

2.3.1.1.1

indien de bouwkosten minder dan € 19.000 bedragen:

3,38%

van de bouwkosten, met een minimum van:

€ 116,00;

2.3.1.1.2

indien de bouwkosten € 19.000 of meer bedragen maar minder dan € 500.000:

€ 642,20

vermeerderd met

3,05%

van het bedrag waarmee de bouwkosten € 19.000 te boven gaan;

2.3.1.1.3

indien de bouwkosten € 500.000 of meer bedragen:

€15.312,70

vermeerderd met

2,80%

van het bedrag waarmee de bouwkosten € 500.000 te boven gaan.

2.3.1.1.4

Indien, ingeval van een digitaal ingediende aanvraag van de vergunning als bedoeld in subonderdeel 2.3.1.1, bij of na verlening van deze vergunning om de verstrekking van een papieren exemplaar wordt verzocht, wordt het tarief vermeerderd met:

€ 59,50

Extra welstandstoets

2.3.1.2

Onverminderd het bepaalde in subonderdeel 2.3.1.1 bedraagt het tarief, indien zich tijdens de beoordeling van de in dat subonderdeel bedoelde aanvraag wijzigingen voordoen in het bouwplan en daarvoor een nieuwe welstandstoets noodzakelijk is:

€ 217,15

Verplicht advies agrarische commissie

2.3.1.3

Onverminderd het bepaalde in subonderdeel 2.3.1.1 bedraagt het tarief, indien krachtens wettelijk voorschrift voor de in dat subonderdeel bedoelde aanvraag een advies van de agrarische commissie nodig is en wordt beoordeeld:

€ 690,00

Achteraf ingediende aanvraag

2.3.1.4

Onverminderd het bepaalde in subonderdeel 2.3.1.1 en onderdeel 2.3.3

bedraagt het tarief, indien de in dat subonderdeel, respectievelijk onderdeel bedoelde aanvraag wordt ingediend na aanvang of gereedkomen van de bouwactiviteit:

10 % met een minimum van € 185,50 en een maximum van € 1.000,00

van de op grond van dat onderdeel verschuldigde leges.

Beoordeling aanvullende gegevens

2.3.1.5

Niet van toepassing

Toets Verordening ruimte

2.3.1.6

Onverminderd het bepaalde in subonderdeel 2.3.1.1 bedraagt het tarief, indien voor de in dat subonderdeel bedoelde aanvraag een toets op grond van de Verordening ruimte (Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij) noodzakelijk is:

€ 875,00

Bestemmingsplan ouder dan 10 jaar

2.3.1.7

Niet van toepassing

2.3.2

Aanlegactiviteiten

Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een aanlegactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo, bedraagt het tarief

€ 416,50

 2.3.3

Planologisch strijdig gebruik waarbij tevens sprake is van een bouwactiviteit

Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, en tevens sprake is van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1:

2.3.3.1

indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1º, van de Wabo wordt toegepast (binnenplanse afwijking):

€ 357,00

2.3.3.2

indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse kleine afwijking of tijdelijke afwijking):

€ 357,00

2.3.3.3

indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse afwijking = projectafwijkingsbesluit):

het bedrag dat voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag om een omgevingsvergunning aan de aanvrager is medegedeeld en blijkt uit een begroting die ter zake door het college van burgemeester en wethouders is opgesteld.

Voor de toepassing van de vorige volzin geldt als de dag van het in behandeling nemen van de aanvraag, de vijfde werkdag na de dag waarop de begroting van het bedrag aan leges aan de aanvrager ter kennis is gebracht, tenzij de aanvraag voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken.

2.3.3.4

indien artikel 2.12, eerste lid, onder b, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van exploitatieplan):

€ 595,00

2.3.3.5

Niet van toepassing

2.3.3.6

Niet van toepassing

2.3.3.7

indien artikel 2.12, eerste lid, onder d, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van voorbereidingsbesluit):

€ 595,00

 2.3.4

Planologisch strijdig gebruik waarbij geen sprake is van een bouwactiviteit

Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, en niet tevens sprake is van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief

2.3.4.1

indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1º, van de Wabo wordt toegepast (binnenplanse afwijking):

€ 357,00

2.3.4.2

indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse kleine afwijking of tijdelijke afwijking):

€ 357,00

2.3.4.3

indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse afwijking = projectafwijkingsbesluit):

het bedrag dat voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag om een omgevingsvergunning aan de aanvrager is medegedeeld en blijkt uit een begroting die ter zake door het college van burgemeester en wethouders is opgesteld.

Voor de toepassing van de vorige volzin geldt als de dag van het in behandeling nemen, de vijfde werkdag na de dag waarop de begroting aan de aanvrager ter kennis is gebracht, tenzij de aanvraag voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken.

2.3.4.4

indien artikel 2.12, eerste lid, onder b, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van exploitatieplan):

€ 595,00

2.3.4.5

Niet van toepassing

2.3.4.6

Niet van toepassing

2.3.4.7

indien artikel 2.12, eerste lid, onder d, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van voorbereidingsbesluit):

€ 595,00

2.3.5

In gebruik nemen of gebruiken bouwwerken in relatie tot brandveiligheid

2.3.5.1

Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder d, van de Wabo, bedraagt het tarief bij een bruto vloeroppervlakte:

2.3.5.1.1

minder dan 100 m²

€ 570,80

2.3.5.1.2

100 m² tot 1.000 m²

€ 932,10

2.3.5.1.3

1.000 m² tot 2.000 m²

€ 1.412,30

2.3.5.1.4

2.000 m² of meer, het tarief zoals genoemd in subonderdeel 2.3.5.1.3 voor elke 500 m² of gedeelte daarvan, tot een maximaal vloeroppervlak van 20.000 m², vermeerderd met

€ 149,10

2.3.5.2

Indien de aanvraag tot het verlenen van een tijdelijke omgevingsvergunning ten behoeve van een evenement betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder d, van de Wabo, bedraagt het tarief:

€ 58,45

2.3.6

Activiteiten met betrekking tot monumenten

2.3.6.1

Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit met betrekking tot een beschermd monument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de Wabo, of op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de Wabo met betrekking tot een krachtens gemeentelijke verordening aangewezen monument, waarvoor op grond van die gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist, bedraagt het tarief:

2.3.6.1.1

voor het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een monument

€ 297,50

2.3.6.1.2

voor het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een monument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht

€ 297,50

2.3.6.2

Niet van toepassing

2.3.7

Sloopactiviteiten anders dan bij monumenten

Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op het slopen van een bouwwerk in gevallen waarin dat in een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit is bepaald, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder g, van de Wabo, bedraagt het tarief bij een hoeveelheid sloopafval:

€ 178,50

2.3.8

Aanleggen of veranderen weg

Niet van toepassing

2.3.9

Uitweg/inrit

Niet van toepassing

2.3.10

Kappen

Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op het vellen of doen vellen van houtopstand, waarvoor op grond van een bepaling in een provinciale verordening of artikel 4.11 van de Algemene plaatselijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wabo, bedraagt het tarief:

€ 119,00

2.3.11

Opslag van roerende zaken

Niet van toepassing

2.3.12

Natura 2000-activiteiten

Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2aa, aanhef en onder a, van het Besluit omgevingsrecht (Natura 2000-activiteit) bedraagt het tarief

€ 238,00

2.3.13

Flora- en fauna-activiteiten (bescherming van soorten)

Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2aa, aanhef en onder b, van het Besluit omgevingsrecht (flora- en fauna-activiteit) bedraagt het tarief

€ 238,00

2.3.14

Andere activiteiten

Onverminderd het bepaalde in de andere onderdelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, indien voor een aanvraag om een omgevingsvergunning in het kader van veehouderij en gezondheid een advies moet worden gevraagd aan de GGD:

€ 1.400,00

2.3.15

Omgevingsvergunning in twee fasen

Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning op verzoek in twee fasen plaatsvindt, als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, van de Wabo, bedraagt het tarief:

2.3.15.1

voor het in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een beschikking met betrekking tot de eerste fase:

het bedrag dat voortvloeit uit toepassing van de tarieven in dit hoofdstuk voor de activiteiten waarop de aanvraag voor de eerste fase betrekking heeft;

2.3.15.2

voor het in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een beschikking met betrekking tot de tweede fase:

het bedrag dat voortvloeit uit toepassing van de tarieven in dit hoofdstuk voor de activiteiten waarop de aanvraag voor de tweede fase betrekking heeft.

2.3.16

Beoordeling bodemrapport

Onverminderd het bepaalde in de andere onderdelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, indien krachtens wettelijk voorschrift voor de in dat onderdeel bedoelde aanvraag een bodemrapport wordt beoordeeld:

2.3.16.1

voor de beoordeling van een milieukundig bodemrapport:

€ 119,00

2.3.16.2

n.v.t.

2.3.17

Advies

2.3.17.1

Onverminderd het bepaalde in de andere onderdelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, indien een daartoe bij wettelijk voorschrift aangewezen bestuursorgaan of andere instantie advies moet uitbrengen over de aanvraag of het ontwerp van de beschikking op de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning:

€ 238,00

2.3.17.2

Niet van toepassing

2.3.18

Verklaring van geen bedenkingen

2.3.18.1

Onverminderd het bepaalde in de andere onderdelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, indien een daartoe bij wet of algemene maatregel van bestuur aangewezen bestuursorgaan een verklaring van geen bedenkingen moet afgeven voordat de omgevingsvergunning kan worden verleend, als bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, van de Wabo:

2.3.18.1.1

indien de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen moet afgeven:

€ 238,00

2.3.18.1.2

indien een ander bestuursorgaan een verklaring van geen bedenkingen moet afgeven:

€ 357,00

2.3.19

Persoonsgebonden beschikking

2.3.19.1

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag ter verkrijging van een persoonsgebonden beschikking:

€ 416,50

Hoofdstuk 4 Vermindering

2.4.1

Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning is voorafgegaan door een aanvraag om vooroverleg als bedoeld in hoofdstuk 2, waarop de eerstgenoemde aanvraag betrekking heeft, worden de ter zake van de beoordeling van het vooroverleg geheven leges in mindering gebracht op de leges voor het in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning bedoeld in hoofdstuk 3.

2.4.2

Niet van toepassing

Hoofdstuk 5 Teruggaaf

2.5.1

Teruggaaf als gevolg van intrekking aanvraag omgevingsvergunning voor bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten

Als een aanvrager zijn aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor een project, dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten als bedoeld in de onderdelen 2.3.1, 2.3.2, 2.3.6 en 2.3.7, intrekt terwijl deze reeds in behandeling is genomen door de gemeente, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De teruggaaf bedraagt:

2.5.1.1

indien de aanvraag wordt ingetrokken binnen een termijn van 4 weken na het in behandeling nemen ervan

50 %

van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges;

2.5.1.2

indien de aanvraag wordt ingetrokken na een termijn van 4 weken na het in behandeling nemen ervan

30 %

van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges.

2.5.1.3

Niet van toepassing

2.5.2

Teruggaaf als gevolg van intrekking verleende omgevingsvergunning voor bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten

Als de gemeente een verleende omgevingsvergunning voor een project, dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten als bedoeld in de onderdelen 2.3.1, 2.3.2, 2.3.6 en 2.3.7, intrekt op aanvraag van de vergunninghouder, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges, mits deze aanvraag is ingediend binnen 2 jaar na verlening van de vergunning en van de vergunning geen gebruik is gemaakt. De teruggaaf bedraagt:

30 %

van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges.

2.5.3

Teruggaaf als gevolg van het weigeren van een omgevingsvergunning voor bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten

Niet van toepassing

2.5.4

Minimumbedrag voor teruggaaf

Een bedrag minder dan:

€ 178,50

wordt niet teruggegeven.

2.5.5

Geen teruggaaf legesdeel advies of verklaring van geen bedenkingen

Van de leges verschuldigd op grond van de onderdelen 2.3.17 en 2.3.18 wordt geen teruggaaf verleend.

Hoofdstuk 6 Intrekking omgevingsvergunning

2.6

Niet van toepassing

Hoofdstuk 7 Wijziging omgevingsvergunning als gevolg van wijziging project

2.7

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het wijzigen van een omgevingsvergunning als gevolg van een, naar de omstandigheden beoordeeld, geringe wijziging in het project:

€ 178,50

Hoofdstuk 8 Bestemmingswijzigingen zonder activiteiten

2.8.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het vaststellen van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening:

het bedrag dat voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag om een omgevingsvergunning aan de aanvrager is medegedeeld en blijkt uit een begroting die ter zake door het college van burgemeester en wethouders is opgesteld.

Voor de toepassing van de vorige volzin geldt als de dag van het in behandeling nemen, de vijfde werkdag na de dag waarop de begroting aan de aanvrager ter kennis is gebracht, tenzij de aanvraag voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken.

2.8.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het wijzigen van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening:

het bedrag dat voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag om een omgevingsvergunning aan de aanvrager is medegedeeld en blijkt uit een begroting die ter zake door het college van burgemeester en wethouders is opgesteld.

Voor de toepassing van de vorige volzin geldt als de dag van het in behandeling nemen, de vijfde werkdag na de dag waarop de begroting aan de aanvrager ter kennis is gebracht, tenzij de aanvraag voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken.

Hoofdstuk 9 Bouwvergunning eerste of tweede fase op grond van oude wetgeving

Vervallen

Hoofdstuk 10 In deze titel niet benoemde beschikking

2.10

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

2.10.1

tot het nemen van een andere, in deze titel niet benoemde beschikking

€ 178,50

2.10.2

Niet van toepassing

2.10.3

tot het verkrijgen van een ontheffing voor hogere grenswaarden in het kader van de Wet geluidhinder

€ 595,00

Hoofdstuk 11 Archeologisch (voor)onderzoek

2.11

Het tarief bedraagt voor het:

2.11.1

adviseren, begeleiden en overleggen, namens het bevoegd gezag, van/met derden, particulieren, projectontwikkelaars ten aanzien van de archeologische monumentenzorg in het kader van ruimtelijke ordeningsprocessen en omgevingsvergunningtrajecten, per daaraan besteed half uur

€ 59,50;

2.11.2

beoordelen, namens het bevoegd gezag, van aangeleverde Plannen van Aanpak inzake archeologisch (voor)onderzoek

€ 297,50

2.11.3

opstellen, namens het bevoegd gezag, van Programma’s van Eisen inzake archeologisch (voor)onderzoek, overeenkomstig de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie

€ 1.309,00

2.11.4

beoordelen, namens het bevoegd gezag, van aangeleverde Programma’s van Eisen inzake archeologisch (voor)onderzoek, overeenkomstig de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie

€ 833,00;

2.11.5

opstellen, namens het bevoegd gezag, van een archeologische paragraaf in het kader van ruimtelijke ordeningsprocessen

€ 714,00

2.11.6

beoordelen, namens het bevoegd gezag, van een archeologische paragraaf in het kader van ruimtelijke ordeningsprocessen

€ 357,00

2.11.7

beoordelen, namens het bevoegd gezag, van evaluatieverslagen die voortvloeien uit archeologisch (voor)onderzoek

€ 357,00

2.11.8

beoordelen, namens het bevoegd gezag, van rapportages die voortvloeien uit archeologisch (voor)onderzoek

€ 714,00

Titel 3 Dienstverlening vallend onder Europese dienstenrichtlijn en niet vallend onder titel 2

Hoofdstuk 1 Horeca

3.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van:

3.1.1

een aanvraag tot het verlenen van een vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet

€ 163,95

3.1.2

een aanvraag tot het verlenen van een vergunning tot het exploiteren van een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:28 van de Algemene plaatselijke verordening

€ 54,65

3.1.3

een aanvraag tot het verlenen van een ontheffing van de sluitingstijd voor een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:29, tweede lid van de Algemene plaatselijke verordening

3.1.3.1

voor het eerste uur of gedeelte daarvan

€ 32,45

3.1.3.2

voor elk daaropvolgend uur of gedeelte daarvan het tarief zoals genoemd in subonderdeel 3.1.3.1 vermeerderd per uur met

€ 19,45

3.1.4

Niet van toepassing

3.1.5

een melding als bedoeld in artikel 30 van de Drank- en Horecawet

€ 54,65

3.1.6

een aanvraag tot het wijzigen van het aanhangsel als bedoeld in artikel 30a, tweede lid, van de Drank- en Horecawet

€ 54,65

3.1.7

een aanvraag tot het verlenen van een ontheffing als bedoeld in artikel 35 van de Drank- en Horecawet

€ 32,45

Hoofdstuk 2 Organiseren evenementen of markten

3.2.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een vergunning voor het organiseren van een evenement als bedoeld in artikel 2.25, eerste lid van de Algemene plaatselijke verordening (evenementenvergunning), indien het betreft

3.2.1.1

een vergunning voor een evenement, geldig voor één dag, voor:

3.2.1.1.1

0 – 500 bezoekers

€ 179,05

3.2.1.1.2

501 – 750 bezoekers

€ 298,55

3.2.1.1.3

751 – 1000 bezoekers

€ 447,80

3.2.1.1.4

meer dan 1000 bezoekers

€ 597,05

3.2.1.2

een vergunning voor een evenement, geldig voor meerdere dagen, voor:

3.2.1.2.1

0 – 500 bezoekers

€ 358,25

3.2.1.2.2

501 – 750 bezoekers

€ 597,05

3.2.1.2.3

751 – 1000 bezoekers

€ 895,55

3.2.1.2.4

meer dan 1000 bezoekers

€ 1.194,10

3.2.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot verkrijgen van een vergunning voor het organiseren van:

3.2.2.1

een snuffelmarkt als bedoeld in artikel 5:23 van de Algemene Plaatselijke Verordening

€ 179,10

3.2.2.2

een jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, lid 1 sub h van de Gemeentewet

€ 179,10

3.2.3

Niet van toepassing

3.2.4

Niet van toepassing

3.2.5

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning tot:

3.2.5.1

het maken van muziek door middel van muziekinstrumenten alsmede langs mechanische weg, tot het houden of doen houden van vertoningen, vergaderingen of toespraken op of aan een openbare weg, in een café of in andere voor het publiek toegankelijke inrichtingen, lokalen en samenkomsten geldig voor

3.2.5.1.1

één dag of een gedeelte daarvan

€ 32,45

3.2.5.1.2

één week of gedeelte daarvan, doch langer dan één dag

€ 53,55

3.2.5.1.3

één maand of een gedeelte daarvan, doch langer dan een week

€ 77,60

3.2.5.1.4

één kwartaal of een gedeelte daarvan, doch langer dan een maand

€ 107,50

3.2.5.1.5

één half jaar of een gedeelte daarvan, doch langer dan een kwartaal

€ 208,95

3.2.5.1.6

één kalenderjaar of gedeelte daarvan, doch langer dan een half jaar

€ 417,85

3.2.5.2

het uitoefenen van een beroep op of aan de openbare weg, voor elke dag of gedeelte daarvan waarvoor de vergunning geldt

€ 32,45

3.2.5.3

het houden van tentoonstellingen in gebouwen of besloten plaatsen, per dag of gedeelte daarvan

€ 32,45

3.2.5.4

het houden van toneel- of cabaretuitvoeringen, waarbij het verwacht aantal bezoekers meer bedraagt dan 50 personen, per voorstelling

€ 32,45

3.2.5.5

het houden van toneel- of cabaretuitvoeringen, waarbij het verwacht aantal bezoekers maximaal 50 personen bedraagt, per voorstelling

€ 16,20

3.2.5.6

het houden van een bioscoop- of filmvoorstelling, per voorstelling

€ 32,45

3.2.5.7

het geven van muziek- of zanguitvoeringen in gebouwen of besloten plaatsen, voor zover niet hiervoor is genoemd per voorstelling

€ 32,45

3.2.5.8

het gelegenheid geven tot dansen, geldig voor:

3.2.5.8.1

één dag of een gedeelte daarvan

€ 32,45

3.2.5.8.2

één week of een gedeelte daarvan, doch langer dan één dag

€ 97,40

3.2.5.8.3

één kalenderjaar of gedeelte daarvan, doch langer dan één week

€ 584,10

3.2.5.9

het gelegenheid geven tot dansles of danscursussen per jaar of gedeelte daarvan waarvoor de vergunning geldt

€ 52,65

Hoofdstuk 3 Seksbedrijven

3.3.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag

3.3.1.1

tot het verlenen of verlengen van een vergunning als bedoeld in artikel 3.3, van de Algemene plaatselijke verordening:

3.3.1.1.1

voor een escortbedrijf

€ 32,45

3.3.1.1.2

voor andere prostitutiebedrijven dan bedoeld in subonderdeel 3.3.1.1.1

€ 32,45

3.3.1.1.3

voor andere seksbedrijven dan bedoeld in de subonderdelen 3.3.1.1.1 en 3.1.1.1.2

€ 32,45

3.3.1.2

tot het wijzigen van een in subonderdeel 3.3.1.1 bedoelde vergunning in verband met een wijziging van:

3.3.1.2.1

de exploitant aan wie de vergunning is verleend

€ 32,45

3.3.1.2.2

de op de vergunning vermelde of te vermelden beheerder of beheerders

€ 32,45

3.3.1.2.3

Niet van toepassing

3.3.1.2.4

Niet van toepassing

3.3.1.2.5

Niet van toepassing

3.3.1.2.6

Niet van toepassing

3.3.1.2.7

Niet van toepassing

3.3.2

Niet van toepassing

3.3.2.2

Niet van toepassing

3.3.2.2

Niet van toepassing

3.3.3

Niet van toepassing

3.3.4

Niet van toepassing

3.3.5

indien voor de vergunning zoals genoemd in artikel 3.3.1.1 een hygiëneverklaring van de G.G.D. vereist is wordt het tarief vermeerderd met

€ 459,50

Hoofdstuk 4 Huisvestingswet 2014

Niet van toepassing

Hoofdstuk 5 Brandbeveiligingsverordening

3.5.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een vergunning met betrekking tot het brandveiliggebruik van een inrichting, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Brandbeveiligingsverordening:

€ 734,30

3.5.2

Het tarief bedraagt voor het verlenen van een vergunning tot het in gebruik hebben of houden van een tijdelijke inrichting met een maximale looptijd van 21 aaneengesloten dagen, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Brandbeveiligingsverordening:

3.5.2.1

met een gebruiksoppervlakte van minder dan 200 m2

€ 206,95

3.5.2.2

met een gebruiksoppervlakte van 200 m2 en meer

€ 328,35

Hoofdstuk 6 In deze titel niet benoemde vergunning, ontheffing of andere beschikking

3.6.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag

3.6.1.1

tot het verlenen van een ontheffing als bedoeld in artikel 4.6 van de Algemene plaatselijke verordening (geluidhinder)

3.6.1.1.1

voor een dag

€ 15,65

3.6.1.1.2

voor een jaar

€ 64,35

3.6.1.2

tot het verlenen van een andere, in deze titel niet benoemde vergunning of ontheffing of tot het nemen van een andere beschikking

€ 69,00

3.6.1.3

Niet van toepassing

Behoort bij het raadsbesluit van 13 december 2017.

De griffier,

E.W. Kooi

Wnd. griffier

Bijlage behorende bij Tarieventabel

BIJLAGE BEHORENDE BIJ TARIEVENTABEL LEGESVERORDENING 2018

Besluit vaststelling Uniforme administratieve voorwaarden voor de

uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012

(UAV 2012)

Geldend van 01-03-2012 t/m heden

Besluit vaststelling Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van

technische installatiewerken 2012 (UAV 2012)

De Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Economische Zaken, Landbouw

en Innovatie;

Overwegende dat het wenselijk is de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van

werken te herzien;

Besluiten:

Vast te stellen de in de bijgaande bijlage 1 vervatte Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de

uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012.

Deze beschikking zal in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 19 januari 2012

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.W.E. Spies

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M.J.M. Verhagen

Tekst van de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van

technische installatiewerken 2012 (UAV 2012)

Hoofdstuk I. Algemeen

§ 1. Aanduidingen, begripsbepalingen

1.Verstaan wordt onder:

de aannemer: de natuurlijke of rechtspersoon, aan wie het werk is opgedragen;

de aannemingssom: het bedrag, waarvoor de aannemer zich heeft verbonden het werk tot

stand te brengen, de omzetbelasting daarin niet begrepen;

het bestek: de beschrijving van het werk, de daarbij behorende tekeningen, de voor het

werk geldende voorwaarden, de nota van inlichtingen en het proces-verbaal van

aanwijzing;

bouwstoffen: de in het werk te brengen materialen, voorwerpen, onderdelen, installaties of

onderdelen daarvan, grond van allerlei soort en dergelijke;

dag: kalenderdag;

de opdrachtgever: de natuurlijke of rechtspersoon, die het werk opdraagt;

de overeenkomst: de tussen opdrachtgever en aannemer tot stand gekomen overeenkomst

van aanneming van werk;

UAV: deze Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van

technische installatiewerken 2012;

het werk: het uit te voeren werk, technische installatiewerk of de te verrichten levering;

werkdag: een kalenderdag, tenzij deze valt op een algemeen

of ter plaatse van het werk erkende, of door de overheid dan wel bij of krachtens collectieve

arbeidsovereenkomst voorgeschreven rust- of feestdag, vakantiedag of andere niet individuele

vrije dag.

2.Indien in het bestek een afzonderlijke termijn is gesteld, binnen welke een deel van het werk

moet worden opgeleverd, wordt voor de toepassing van de §§ 6, vierde lid, 8, 8a, 9, 10, 11, 12,

42 en 44 dat deel als een afzonderlijk werk aangemerkt.

3.Indien in het bestek een afzonderlijke termijn is gesteld, binnen welke de uitvoering van het

werk tot een bepaalde stand moet zijn gevorderd, voordat de oplevering plaats vindt, is het

bepaalde in de §§ 8, 8a, 9 en 42 van overeenkomstige toepassing.

4.Indien aan de totstandkoming van de overeenkomst geen aanbesteding is voorafgegaan, wordt

voor de toepassing van de §§ 2, tweede lid, 6, elfde en dertiende lid, 48, tweede lid, en 49,

tweede lid, in plaats van ‘de dag van aanbesteding’ gelezen ‘de dag van de prijsaanbieding van

de aannemer’.

5.Bij meerjarige onderhoudswerken, opgedragen voor een bepaalde som per jaar wordt, indien

sprake is van ‘aannemingssom’ of van ‘termijn van betaling’, bedoeld de aannemingssom per

jaar of de termijn van betaling van het betrokken onderhoudsjaar.

§ 2. Van toepassing zijnde voorschriften, tegenstrijdige bepalingen

1.De bepalingen van de UAV gelden voor zover daarvan in het bestek niet uitdrukkelijk is

afgeweken.

2.Tot het bestek behoren mede, als waren zij er letterlijk in opgenomen, de op het werk van

toepassing verklaarde technische normvoorschriften zoals deze drie maanden voor de dag van

aanbesteding luiden.

  • 3.

    Op de overeenkomst is van toepassing het Nederlandse recht.

  • 4.

    Indien onderdelen van het bestek onderling tegenstrijdig zijn, wordt, tenzij een andere

bedoeling uit het bestek voortvloeit, de rangorde daarvan bepaald aan de hand van de

volgende regels:

a.een nieuw geschreven of getekend document gaat voor een oud geschreven of getekend

document;

  • b.

    de beschrijving gaat voor een tekening;

  • c.

    een bijzondere regeling gaat voor een algemene regeling;

met dien verstande, dat regel a gaat voor de regels b en c , en regel b voor regel c .

Indien toepassing van deze regels geen uitkomst biedt, wordt de tegenstrijdigheid, met

inachtneming van de billijkheid, uitgelegd ten nadele van degene door of namens wie het

bestek is opgesteld.

5.Het in het vierde lid bepaalde laat onverlet de verplichting van de aannemer om de directie te

waarschuwen in geval van een klaarblijkelijke tegenstrijdigheid tussen onderdelen van het

bestek.

Hoofdstuk II. Vertegenwoordiging van partijen

§ 3. Directie

1.De opdrachtgever is gerechtigd een of meer personen aan te wijzen om als directie op te

treden of de directie bij te staan dan wel als zodanig aangewezen personen door anderen te

vervangen.

2.Indien de opdrachtgever niet een of meer personen wil aanwijzen om als directie op te treden,

is hij verplicht hiervan vóór de uitvoering van het werk schriftelijk mededeling te doen aan de

aannemer. Indien door het niet aanwijzen of niet vervangen van een of meer personen om als

directie op te treden meer van de aannemer wordt verlangd dan redelijkerwijs van hem kan

worden gevergd, heeft hij recht op bijbetaling.

3.De opdrachtgever geeft van elke aanwijzing als bedoeld in het eerste lid, indien deze niet

reeds in het bestek is gedaan, en van elke wijziging of intrekking daarvan, onverwijld schriftelijk

kennis aan de aannemer.

4.Zolang en voor zover de opdrachtgever niet schriftelijk aan de aannemer van het tegendeel

doet blijken, vertegenwoordigt de directie de opdrachtgever in alle zaken het werk betreffende.

In de gevallen echter, waar in de UAV uitdrukkelijk de opdrachtgever is genoemd, is alleen

deze bevoegd.

5.Indien meer dan één persoon als directie is aangewezen, wordt ieder der aangewezen

personen geacht de directie te vertegenwoordigen.

6.De directie oefent het toezicht uit op de uitvoering van het werk en op de naleving van de

overeenkomst.

7.Personen, die zijn aangewezen om de directie bij te staan, binden deze in zoverre het

tegendeel niet schriftelijk aan de aannemer is medegedeeld.

8.De directie is bevoegd te bepalen, dat door haar aan te duiden werkzaamheden niet mogen

worden uitgevoerd dan in tegenwoordigheid van de directie of van door haar aangewezen

personen.

9.Indien en zolang de opdrachtgever van zijn in het eerste lid bedoelde bevoegdheid geen

gebruik heeft gemaakt, treedt hij daar, waar in de UAV sprake is van de directie, in haar plaats.

§ 4. Gevolmachtigde van de aannemer

1.De aannemer is te allen tijde gerechtigd één of meer personen aan te wijzen om hem in zaken

het werk betreffende te vertegenwoordigen. De aanwijzing door de aannemer van personen

die hem in zaken het werk betreffende zullen vertegenwoordigen, moet geschieden met

gebruikmaking van een volmacht overeenkomstig Bijlage A van de UAV. Ditzelfde geldt bij

wijziging van bedoelde volmacht.

2.Een door de aannemer gewaarmerkt afschrift van de volmacht wordt onverwijld aan de directie

verschaft.

3.De aanwijzing van iedere gevolmachtigde geschiedt voor het werk of voor een bepaald

gedeelte ervan.

Hoofdstuk III. Algemene verplichtingen van partijen

§ 5. Verplichtingen van de opdrachtgever

  • 1.

    De opdrachtgever zorgt er voor, dat de aannemer tijdig kan beschikken:

    • a.

      over de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke toestemmingen, die voor de opzet van het

werk volgens het bestek vereist zijn;

  • b.

    over het terrein of het water, waarop of waarin het werk moet worden uitgevoerd;

  • c.

    over de benodigde tekeningen en andere gegevens;

  • d.

    over de verstrekkingen, die de opdrachtgever ingevolge de overeenkomst doet.

Indien de aard van het werk hiertoe aanleiding geeft, houdt de directie vóór de aanvang van

het werk een bouwbespreking met de aannemer en de leidingbeheerders, waarbij de

aannemer wordt ingelicht omtrent de juiste ligging van de zich in of nabij het werk en het

werkterrein bevindende ondergrondse kabels en leidingen en waarbij wordt vastgesteld wat

daarmee moet geschieden. Indien de directie deze bouwbespreking niet houdt, zal de

aannemer vóór de aanvang van het werk om het houden van die bespreking verzoeken. De

directie zal aan dit verzoek gevolg geven.

2.De opdrachtgever draagt de verantwoordelijkheid voor de door of namens hem

voorgeschreven constructies en werkwijzen, daaronder begrepen de invloed die daarop door

de bodemgesteldheid wordt uitgeoefend, alsmede voor de door of namens hem gegeven

orders en aanwijzingen.

3.Indien bouwstoffen of hulpmiddelen, die de opdrachtgever ter beschikking heeft gesteld,

gebreken mochten hebben, is de opdrachtgever aansprakelijk voor de daardoor veroorzaakte

schade.

  • 4.

    De opdrachtgever is aansprakelijk voor de functionele ongeschiktheid:

    • a.

      van door hem voorgeschreven bouwstoffen;

    • b.

      van bouwstoffen, die bij een door hem voorgeschreven leverancier moeten worden

betrokken, tenzij de aannemer een keuzemogelijkheid had met betrekking tot deze

bouwstoffen.

Onder de functionele ongeschiktheid van bouwstoffen wordt verstaan het naar hun aard niet

geschikt zijn van deze bouwstoffen voor het doel waarvoor zij blijkens het bestek zijn bestemd.

  • 5.

    (Vervallen).

  • 6.

    Indien wettelijke voorschriften of beschikkingen van overheidswege hogere eisen aan het werk

stellen dan in de overeenkomst is bepaald, zullen wijzigingen van het werk, welke nodig zijn

om aan die eisen te voldoen, worden verrekend als meer werk.

7.De opdrachtgever zal het aan de aannemer toekomende volgens de in de overeenkomst

gestelde regelen voldoen.

8.Indien het bouwterrein, de uit het werk komende oude bouwstoffen of de door de

opdrachtgever ter beschikking gestelde bouwstoffen verontreinigd zijn, wordt de aard en de

omvang daarvan, voor zover voor de uitvoering van het werk van belang, in het bestek

vermeld. De opzet van het werk zal zodanig zijn, dat daardoor schade aan personen, goederen

of milieu zoveel mogelijk wordt beperkt.

§ 6. Verplichtingen van de aannemer

1.De aannemer is verplicht het werk uit te voeren naar de bepalingen van de overeenkomst

zonder aanspraak op verrekening, bijbetaling of schadevergoeding te kunnen doen gelden dan

in de gevallen, waarin dat bepaaldelijk voorgeschreven of kennelijk bedoeld is.

Hij is verplicht al datgene te verrichten, wat naar de aard van de overeenkomst door de wet, de

billijkheid of het gebruik wordt gevorderd of tot een behoorlijke aanwending der bouwstoffen

behoort.

2.De aannemer is verplicht het werk uit te voeren volgens de door de directie te verstrekken en

de door haar goed te keuren tekeningen. Hij is verplicht de orders en aanwijzingen op te

volgen, die hem door de directie worden gegeven.

  • 3.

    De verplichtingen van de aannemer omvatten mede:

    • a.

      de levering van de nodige bouwstoffen en het verrichten van de nodige werkzaamheden;

    • b.

      de beschikbaarstelling van gereedschap, materieel,

hulpmaterialen, hulpstoffen, hulpwerken en andere hulpmiddelen, nodig voor de uitvoering

van het werk en het verrichten van de nodige hulpwerkzaamheden;

  • c.

    de betaling van precario, kosten van aansluiting van hulpleidingen en dergelijke.

    • 4.

      Het werk en de uitvoering daarvan zijn voor rekening van de aannemer met ingang van de

datum van aanvang of zoveel eerder als de aannemer ingevolge § 7, tweede lid, met het werk

begint, tot en met de dag waarop het werk overeenkomstig het bepaalde in § 10, eerste of

tweede lid, als opgeleverd wordt beschouwd. Onder het werk en de uitvoering daarvan worden

mede begrepen de voorbereiding, de aanvoer van bouwstoffen, de uitvoering van hulpwerken,

de doelmatigheid en capaciteit van werktuigen en gereedschappen.

5.De uitvoering van het werk moet zodanig zijn, dat de totstandkoming van het werk

overeenkomstig de volgens § 8, eerste lid, in het bestek voorgeschreven termijn verzekerd is.

6.De wijze van uitvoering van het werk moet zodanig zijn, dat voor de opdrachtgever dan wel

voor derden geen nodeloze hinder is te duchten. De aannemer dient het werk zodanig uit te

voeren, dat daardoor schade aan personen, goederen of milieu zoveel mogelijk wordt beperkt.

7.Onvoldoend werk wordt binnen een door de directie in billijkheid te stellen termijn tot haar

genoegen door de aannemer verbeterd of vernieuwd. Deze verbetering of vernieuwing

geschiedt op kosten van de aannemer, tenzij het onvoldoend werk het gevolg is van een

omstandigheid die voor rekening van de opdrachtgever komt.

8.De aannemer is aansprakelijk voor schade aan met het werk in verband staande werken van

de opdrachtgever en aan andere werken en eigendommen van de opdrachtgever, voor zover

deze door de uitvoering van het werk is toegebracht en is toe te rekenen aan nalatigheid,

onvoorzichtigheid of verkeerde handelingen van de aannemer, zijn personeel, zijn

onderaannemers of zijn leveranciers.

9.De aannemer vrijwaart de opdrachtgever tegen aanspraken van derden tot vergoeding van

schade, voor zover deze door de uitvoering van het werk is toegebracht en is toe te rekenen

aan nalatigheid, onvoorzichtigheid of verkeerde handelingen van de aannemer, zijn personeel,

zijn onderaannemers of zijn leveranciers.

10.De aannemer zorgt voor de tijdige verkrijging van publiekrechtelijke en privaatrechtelijke

toestemmingen, die hij nodig heeft of wenst, voor zover zij niet behoren tot die, waarvoor de

opdrachtgever ingevolge het bepaalde in § 5, eerste lid, sub a zorg draagt.

11.De aannemer wordt geacht bekend te zijn met de voor de uitvoering van het werk van belang

zijnde wettelijke voorschriften en beschikkingen van overheidswege, voor zover deze op de

dag van aanbesteding in werking zijn getreden. De aan de naleving van deze voorschriften en

beschikkingen verbonden gevolgen zijn voor zijn rekening.

12.De gevolgen van de naleving van voorschriften van bijzondere aard zijn voor rekening van de

aannemer, tenzij redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat hij deze voorschriften niet

behoefde te kennen. In dit laatste geval heeft hij aanspraak op bijbetaling.

13.De gevolgen van de naleving van wettelijke voorschriften of beschikkingen van overheidswege,

die na de dag van aanbesteding in werking treden, komen voor rekening van de

opdrachtgever, tenzij redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de aannemer die gevolgen

reeds op de dag van aanbesteding had kunnen voorzien. Indien echter in de overeenkomst

bepalingen zijn opgenomen betreffende de verrekening van wijzigingen van lonen en sociale

lasten of van prijzen, huren en vrachten, komen de gevolgen daarvan slechts voor rekening

van de opdrachtgever, indien en voor zover zulks uit die bepalingen voortvloeit.

14.Indien de constructies, werkwijzen, orders en aanwijzingen, bedoeld in § 5, tweede lid, dan wel

de bouwstoffen of hulpmiddelen, bedoeld in § 5, derde lid, klaarblijkelijk zodanige fouten

bevatten of gebreken vertonen, dat de aannemer in strijd met de eisen van redelijkheid en

billijkheid zou handelen door zonder de directie daarop te wijzen tot uitvoering van het

desbetreffende onderdeel van het werk over te gaan, is hij voor de schadelijke gevolgen van

zijn verzuim aansprakelijk. Het in dit lid bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de in §

5, vierde lid, en deze paragraaf, zevenentwintigste lid, bedoelde gevallen.

15.Indien de aannemer meent, behalve op de aannemingssom, op de vergoeding van de

omzetbelasting en op de verrekening ingevolge de §§ 35 tot en met 39, nog andere

aanspraken jegens de opdrachtgever te hebben, geeft hij daarvan zo spoedig mogelijk

schriftelijk aan deze kennis en in elk geval op zodanig tijdstip dat de directie de ter zake nodige

gegevens kan verzamelen. Aan het verzamelen van die gegevens verleent de aannemer zijn

medewerking. De opdrachtgever of de directie kan van de aannemer nadere inlichtingen

verlangen omtrent de door hem kenbaar gemaakte aanspraken.

16.De aannemer zorgt voor orde en veiligheid op het werk. Hij zorgt tevens voor een zodanige

verlichting, dat een goede uitvoering van het werk gewaarborgd is.

16a.Wanneer bij de uitvoering van het werk voorwerpen of stoffen worden aangetroffen, waarvan

redelijkerwijs geacht kan worden dat deze schade kunnen toebrengen aan personen, goederen

of milieu, brengt de aannemer dit onmiddellijk ter kennis van de directie. Hij neemt terstond, zo

mogelijk in overleg met de directie, de door de omstandigheden vereiste

veiligheidsmaatregelen.

17.De aannemer is verplicht alle onbekwame dan wel ongeschikte personen, die van zijnentwege

of vanwege een onderaannemer of leverancier op het werk aanwezig zijn, op verlangen van de

directie onverwijld daarvan te doen verwijderen.

18.De aannemer moet gedurende de uitvoering van het werk op of in de nabijheid van de plaats,

waar het wordt uitgevoerd, aanwezig zijn, tenzij de directie zulks onnodig oordeelt of een

gevolmachtigde hem overeenkomstig § 4 vertegenwoordigt.

19.De aannemer zorgt er voor, dat bij de uitvoering van het werk, tenzij hijzelf of zijn

gevolmachtigde ter plaatse is, steeds een persoon aanwezig is, die de opdracht heeft orders of

aanwijzingen van de directie op te volgen en deze onverwijld aan hem of zijn gevolmachtigde

over te brengen.

20.De aannemer verleent toegang tot het werk en het werkterrein aan de personen, die door de

opdrachtgever of de directie tot toegang zijn gemachtigd, voor zover hij daartegen geen

redelijke bezwaren heeft.

21.Behalve het te werk gestelde personeel en uit anderen hoofde bevoegde personen mag de

aannemer andere personen op het werk en het werkterrein toelaten voor zover de

opdrachtgever of de directie daartegen geen redelijke bezwaren kenbaar maakt.

22.De aannemer zorgt er voor, dat de directie en door de directie aangewezen personen, voor

zover fabrieksgeheim zich daartegen niet verzet, vrije toegang hebben tot de terreinen,

fabrieken, werkplaatsen en loodsen, zowel van de aannemer als van onderaannemers en

leveranciers, waar werkzaamheden ten behoeve van het werk worden verricht of voor het werk

bestemde bouwstoffen zijn opgeslagen, teneinde de werkzaamheden respectievelijk de

bouwstoffen te inspecteren.

23.Indien uit hoofde van fabrieksgeheim vrije toegang als bedoeld in het voorgaande lid niet of

niet ten volle kan worden gegeven, moet hiervan kennis worden gegeven:

a.bij de inschrijving, indien de bevoegdheid tot het verlenen van vrije toegang bij de

aannemer berust;

b.bij de aanvraag tot goedkeuring van de betrokken onderaannemer of leverancier, indien de

bevoegdheid bij een van hen berust.

Een kennisgeving als bedoeld onder a zal niet worden aangemerkt als een aan de inschrijving

verbonden voorwaarde.

24.Indien twee of meer personen tezamen een werk hebben aangenomen, zijn zij hoofdelijk voor

de gehele uitvoering daarvan aansprakelijk. Zij zijn verplicht een van hen schriftelijk aan te

wijzen om hen in alle opzichten te vertegenwoordigen.

25.De aannemer mag het werk niet geheel of ten dele aan een ander overdragen zonder

schriftelijke goedkeuring van de opdrachtgever.

26.De aannemer kan bepaalde onderdelen van het werk in onderaanneming laten uitvoeren, mits

voor de keuze van deze onderdelen en van de daarvoor in te schakelen onderaannemers de

schriftelijke goedkeuring van de directie is verkregen; deze goedkeuring zal niet mogen worden

onthouden op onredelijke gronden. De aannemer blijft niettemin jegens de opdrachtgever voor

die onderdelen ten volle verantwoordelijk.

27.Indien door of namens de opdrachtgever het inschakelen van een bepaalde onderaannemer of

leverancier is of wordt voorgeschreven, is de aannemer voor wat het presteren van die

onderaannemer of leverancier betreft jegens de opdrachtgever tot niet meer gehouden dan tot

datgene, waartoe de aannemer die onderaannemer of leverancier kan houden krachtens de

voorwaarden door deze gehanteerd en zoals deze door de opdrachtgever zijn aanvaard of

goedgekeurd.

Indien de voorgeschreven onderaannemer of leverancier niet, niet tijdig of niet deugdelijk

presteert en de aannemer het redelijkerwijs nodige heeft gedaan om nakoming en/of

schadevergoeding te verkrijgen, zal de opdrachtgever de voor de aannemer ontstane

meerdere kosten aan hem vergoeden, voor zover deze hem niet zijn vergoed door de

onderaannemer of leverancier.

Daartegenover zal de aannemer, op eerste verzoek van de opdrachtgever, aan deze zijn

vordering op de voorgeschreven onderaannemer of leverancier cederen tot aan het door de

opdrachtgever aan hem vergoede bedrag.

28.Indien onderdelen van het werk in onderaanneming worden uitgevoerd, zal de aannemer de

onderaannemer volledig inlichten omtrent de bepalingen van het bestek, die bij het

desbetreffende onderdeel van belang kunnen zijn, en omtrent de wijze van uitvoering.

29.Orders en aanwijzingen betreffende die onderdelen zullen door de directie uitsluitend aan de

aannemer worden kenbaar gemaakt en zullen door deze aan de onderaannemer worden

doorgegeven, tenzij de aannemer na overleg met de onderaannemer schriftelijk verzoekt

bedoelde orders en aanwijzingen tevens rechtstreeks aan de onderaannemer mede te delen.

30.De aannemer is verplicht ter zake van de overeenkomst in Nederland domicilie te hebben voor

zover hij niet reeds in Nederland is gevestigd.

Hoofdstuk IV. Aanvang, uitvoeringsduur, oplevering

§ 7. Datum van aanvang

1.Als datum van aanvang zal worden aangemerkt de vijfde werkdag na de dag waarop de

aannemer het werk is opgedragen.

2.Tenzij in het bestek anders is bepaald, staat het de aannemer vrij, behoudens bezwaar van de

directie, ook vóór de datum van aanvang met het werk te beginnen.

§ 8. Uitvoeringsduur, uitstel van oplevering

  • 1.

    De termijn, binnen welke het werk moet worden opgeleverd, wordt in het bestek uitgedrukt:

    • a.

      hetzij in een aantal werkbare werkdagen;

    • b.

      hetzij in een aantal kalenderdagen, -weken of -maanden;

    • c.

      hetzij door een bepaalde dag te noemen.

  • 2.

    Indien een termijn is uitgedrukt in een aantal werkbare werkdagen, worden werkdagen,

respectievelijk halve werkdagen, als onwerkbaar beschouwd, wanneer daarop door

omstandigheden buiten de aansprakelijkheid van de aannemer gedurende ten minste vijf uren,

respectievelijk ten minste twee uren, door het grootste deel van de arbeiders of machines niet

kon worden gewerkt.

3.Als de oplevering van het werk zou moeten geschieden op een dag die geen werkdag is, geldt

de eerstvolgende werkdag als de overeengekomen dag van oplevering.

4.De termijn, binnen welke het werk moet worden opgeleverd, kan door de opdrachtgever

worden verlengd, hetzij eigener beweging, hetzij op een daartoe strekkend verzoek van de

aannemer. Een verzoek van de aannemer om termijnverlenging zal slechts in overweging

kunnen worden genomen, indien dit schriftelijk geschiedt en – behoudens ontheffing door de

directie – ten minste veertien dagen voor het verstrijken van de termijn bij de directie is

bezorgd.

5.Indien door overmacht, door voor rekening van de opdrachtgever komende omstandigheden,

of door het door of namens de opdrachtgever aanbrengen van bestekswijzigingen dan wel van

wijzigingen in de uitvoering van het werk, niet van de aannemer kan worden gevergd dat het

werk binnen de overeengekomen termijn wordt opgeleverd, heeft hij recht op termijnverlenging.

§ 8a. Beproeving

1.Beproeving van het technische installatiewerk of een of meer onderdelen daarvan vindt plaats,

indien dit is overeengekomen. De beproeving geschiedt door de aannemer in aanwezigheid

van de directie en dient om vast te stellen of het technische installatiewerk, of het

desbetreffende onderdeel daarvan, op het gebied bestreken door de beproeving, voldoet aan

hetgeen is overeengekomen voor zover dit op het tijdstip van de beproeving mogelijk is.

2.Aannemer en directie stellen in onderling overleg het tijdstip van de beproeving vast. Indien

aannemer en directie niet komen tot gemeenschappelijke vaststelling van het tijdstip van de

beproeving, stelt de aannemer dit tijdstip vast en geeft van dit tijdstip ten minste acht dagen

tevoren schriftelijk kennis aan de directie.

3.Ten behoeve van de beproeving stelt de aannemer voor zijn rekening het nodige materieel en

het personeel voor de bediening daarvan beschikbaar. De kosten van de voor de beproeving

benodigde hoeveelheid water en energie zijn voor rekening van de opdrachtgever.

4.Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vijf dagen na de beproeving, stelt de aannemer een

rapport op waarin het beproevingsresultaat is opgenomen, alsmede, indien zulks is

overeengekomen, een meetstaat die de meetresultaten en andere relevante gegevens

vermeldt. Door de ondertekening van dit in tweevoud op te maken rapport door de aannemer

en de directie staan de resultaten van de beproeving vast. Indien de directie tijdens de

beproeving niet aanwezig is geweest, staan de resultaten van de beproeving vast door de

enkele vermelding daarvan in het rapport.

5.Indien op grond van de beproeving is vastgesteld dat het technische installatiewerk, op het

gebied bestreken door de beproeving, niet voldoet aan hetgeen is overeengekomen, zal, nadat

de aannemer de nodige verbeteringen heeft aangebracht, de beproeving worden herhaald. Op

deze herhaalde beproeving zijn de vorige leden van overeenkomstige toepassing, met dien

verstande dat in dit geval de kosten voor water en energie, benodigd voor de beproeving, voor

rekening van de aannemer zijn.

6.Indien op grond van de beproeving is vastgesteld dat het technische installatiewerk, op het

gebied bestreken door de beproeving, voldoet aan hetgeen is overeengekomen en het

technische installatiewerk ook overigens is voltooid, vindt opneming van het technische

installatiewerk plaats zoals bedoeld in § 9.

§ 9. Opneming en goedkeuring

1.De opneming van het werk geschiedt op schriftelijke, tot de directie gerichte aanvrage van de

aannemer, waarin deze mededeelt op welke dag het werk naar zijn oordeel voltooid zal zijn.

De directie kan genoegen nemen met een mondelinge mededeling, welke in het dagboek of

weekrapport, bedoeld in § 27, wordt aangetekend.

2.De opneming geschiedt zo spoedig mogelijk en in de regel binnen acht dagen na de in het

eerste lid bedoelde dag. De dag en het tijdstip van opneming worden aan de aannemer tijdig

en zo mogelijk ten minste drie dagen tevoren schriftelijk medegedeeld. De directie kan

verlangen, dat de aannemer of zijn gevolmachtigde bij de opneming tegenwoordig is.

3.Nadat het werk is opgenomen, wordt aan de aannemer binnen acht dagen schriftelijk

medegedeeld, of het al dan niet is goedgekeurd, in het laatste geval met opgaaf van de

gebreken, die de redenen voor de onthouding van de goedkeuring zijn. Wordt het werk

goedgekeurd, dan wordt als dag van goedkeuring aangemerkt de dag waarop de

desbetreffende mededeling aan de aannemer is verzonden.

4.Met toestemming van de aannemer kan, in plaats van de schriftelijke mededeling bedoeld in

het vorige lid, worden volstaan met een overeenkomstige aantekening in het dagboek of

weekrapport, met vermelding van de datum der aantekening. Alsdan wordt, indien het werk

wordt goedgekeurd, als dag van goedkeuring aangemerkt de dag waarop de desbetreffende

aantekening is geplaatst.

5.Wordt niet binnen acht dagen na de opneming een schriftelijke mededeling, of het werk al dan

niet is goedgekeurd, aan de aannemer verzonden dan wel, in het geval bedoeld in het vierde

lid, een overeenkomstig aantekening in het dagboek of weekrapport geplaatst, dan wordt het

werk geacht op de achtste dag na de opneming te zijn goedgekeurd.

6.Geschiedt de opneming niet binnen vijftien dagen na de in het eerste lid bedoelde dag, dan

kan de aannemer bij aangetekende brief een nieuwe aanvrage tot de directie richten, met

verzoek het werk binnen acht dagen op te nemen. Voldoet de directie niet aan dit verzoek, dan

wordt het werk geacht op de achtste dag na de verzending van die brief te zijn goedgekeurd.

7.Kleine gebreken, die gevoeglijk vóór een nog volgende betalingstermijn kunnen worden

hersteld, zullen geen reden tot onthouding van goedkeuring mogen zijn, mits zij een eventuele

ingebruikneming niet in de weg staan. De aannemer is gehouden de in dit lid bedoelde

gebreken zo spoedig mogelijk te herstellen.

8.Met betrekking tot een heropneming na onthouding van goedkeuring vinden de bovenvermelde

bepalingen overeenkomstige toepassing.

9.Bij een heropneming zullen andere gebreken dan die, welke overeenkomstig het zevende lid

aan de aannemer zijn opgegeven, alleen dan reden tot hernieuwde onthouding van

goedkeuring kunnen zijn, indien zij eerst na de voorafgegane opneming aan de dag zijn

getreden.

§ 10. Oplevering

1.Het werk wordt als opgeleverd beschouwd, indien het overeenkomstig het bepaalde in § 9 is of

geacht wordt te zijn goedgekeurd.

De dag, waarop het werk is of geacht wordt te zijn goedgekeurd, geldt als dag waarop het werk

als opgeleverd wordt beschouwd.

1a.Indien in het bestek is voorgeschreven dat de aannemer de opdrachtgever bedienings- en

onderhoudsvoorschriften zal verstrekken met betrekking tot het technische installatiewerk,

overhandigt hij deze op het tijdstip van ingebruikneming van het technische installatiewerk, of

van het desbetreffende onderdeel daarvan, dan wel uiterlijk op de dag waarop het technische

installatiewerk als opgeleverd wordt beschouwd. Indien in het bestek is voorgeschreven dat de

aannemer de opdrachtgever revisietekeningen met betrekking tot het technische installatiewerk

zal verstrekken, overhandigt hij deze uiterlijk drie maanden na de dag waarop het technische

installatiewerk als opgeleverd wordt beschouwd.

2.Indien de aannemer niet een aanvrage om opneming als bedoeld in § 9, eerste lid, tot de

directie heeft gericht, doch de opdrachtgever het werk voltooid acht, kan deze de aannemer

zulks schriftelijk mededelen. De vijfde dag na de verzending van deze mededeling geldt dan

als dag waarop het werk als opgeleverd wordt beschouwd.

3.De opdrachtgever kan het werk, voordat dit voltooid is, of een al dan niet voltooid onderdeel

daarvan, in gebruik nemen of doen nemen mits de ingebruikneming een voldoende voortgang

van het werk niet in gevaar brengt. De opdrachtgever gaat hiertoe niet over dan nadat hij dit

schriftelijk aan de aannemer heeft medegedeeld en hij deze heeft gehoord en een opneming,

dan wel – indien het een technisch installatiewerk betreft – een beproeving en opneming als

bedoeld in § 8a van het in gebruik te nemen werk of onderdeel daarvan heeft plaatsgevonden.

Indien door de ingebruikneming meer wordt verlangd van de aannemer dan redelijkerwijs van

hem kan worden gevergd, zal dit worden verrekend als meer werk. Indien door de

ingebruikneming schade aan het werk ontstaat komt deze schade niet voor rekening van de

aannemer. Door de in dit lid bedoelde ingebruikneming en opneming wordt het werk, dan wel

dat onderdeel, niet als opgeleverd beschouwd. Voor technische installatiewerken geldt dat

indien in het bestek een onderhoudstermijn als bedoeld in § 11 is voorgeschreven, door de in

dit lid bedoelde ingebruikneming de onderhoudstermijn onmiddellijk ingaat na de dag van

ingebruikneming.

§ 11. Onderhoudstermijn

1.Indien in het bestek een onderhoudstermijn is voorgeschreven, gaat deze termijn in

onmiddellijk na de dag waarop het werk overeenkomstig het bepaalde in § 10, eerste of

tweede lid, als opgeleverd wordt beschouwd.

2.De aannemer is gehouden gebreken, welke in de onderhoudstermijn aan de dag treden, te

herstellen, met uitzondering echter van die, waarvoor de opdrachtgever op grond van § 5,

tweede lid de verantwoordelijkheid draagt of waarvoor hij op grond van § 5, derde of vierde lid,

aansprakelijk is. Onder de in dit lid bedoelde gebreken vallen niet die gebreken die het gevolg

zijn van onjuist of onzorgvuldig gebruik dan wel gekwalificeerd kunnen worden als normaal te

verwachten slijtage als gevolg van het feitelijke gebruik.

3.Het in het tweede lid bedoelde herstel geschiedt voor rekening van de aannemer, tot genoegen

van de directie en binnen een door haar in billijkheid te stellen termijn.

4.In de onderhoudstermijn optredende schade aan het werk is voor rekening van de

opdrachtgever, met uitzondering echter van die schade, welke het gevolg is van door de

aannemer verricht onvoldoend werk. In het laatste geval is het bepaalde in het derde lid van

overeenkomstige toepassing.

5.Indien de aannemer zich desgevraagd verbindt tot herstel van niet voor zijn rekening komende

gebreken of schade aan het werk, geschiedt de verrekening daarvan als meer werk.

6.Na afloop van de onderhoudstermijn zal het werk wederom worden opgenomen om te

constateren, of de aannemer aan zijn verplichtingen heeft voldaan, waarbij wordt gehandeld

overeenkomstig het bepaalde in § 9.

§ 12. Aansprakelijkheid van de aannemer na de oplevering

1.Na de dag, waarop het werk overeenkomstig het bepaalde in § 10, eerste of tweede lid, als

opgeleverd wordt beschouwd, is de aannemer niet meer aansprakelijk voor tekortkomingen

aan het werk.

2.Het in het eerste lid bepaalde lijdt uitzondering indien sprake is van een gebrek:

(a) dat toe te rekenen is aan de aannemer en

(b) dat bovendien ondanks nauwlettend toezicht tijdens de uitvoering dan wel bij de opneming

van het werk als bedoeld in § 9, tweede lid, door de directie redelijkerwijs niet onderkend

had kunnen worden

en waarvan

(c) de aannemer binnen een redelijke termijn na de ontdekking mededeling is gedaan.

  • 3.

    (Vervallen).

  • 4.

    De rechtsvordering uit hoofde van een gebrek waarvoor de aannemer krachtens het tweede lid

aansprakelijk is, is niet ontvankelijk indien zij wordt ingesteld na verloop van:

(a) vijf jaren na de in het eerste lid bedoelde dag, of

(b) tien jaren na de in het eerste lid bedoelde dag, indien het werk geheel of gedeeltelijk is

ingestort of dreigt in te storten dan wel ongeschikt is geraakt of ongeschikt dreigt te

geraken voor de bestemming waarvoor het blijkens de overeenkomst bedoeld is en dit

slechts kan worden verholpen of kan worden voorkomen door het treffen van zeer kostbare

voorzieningen.

5.Indien in het bestek een onderhoudstermijn is voorgeschreven, treedt voor de toepassing van

deze paragraaf de dag na het verstrijken van die termijn in de plaats van de in het eerste lid

bedoelde dag en wordt onder opneming van het werk verstaan: de opneming genoemd in § 11,

zesde lid.

Hoofdstuk V. Wijziging tijdstippen van uitvoering, schorsing, beëindiging in onvoltooide staat

§ 13. Wijziging tijdstippen van uitvoering

  • 1.

    De directie is bevoegd:

    • a.

      indien in het bestek een onderhoudstermijn als bedoeld in § 11, eerste lid, is

voorgeschreven, de uitvoering van ondergeschikte werkzaamheden tot in die

onderhoudstermijn te verschuiven;

b.bij meerjarig onderhoud de uitvoering van werken, waartoe de aannemer in een bepaald

jaar verplicht is, in een ander jaar binnen de duur van dit onderhoud te verlangen.

2.Indien het voorafgaande aanleiding tot verrekening geeft, wordt daarvoor overeenkomstig het

bepaalde in § 36 een regeling getroffen.

§ 14. Schorsing van het werk en beëindiging van het werk in onvoltooide staat

1.De opdrachtgever is bevoegd de uitvoering van het werk voor het geheel of voor een gedeelte

te schorsen.

2.In spoedeisende gevallen is de directie, hangende de beslissing van de opdrachtgever,

voorlopig tot zodanige schorsing bevoegd.

  • 3.

    Gedurende de schorsing is de aannemer verplicht:

    • a.

      in overleg met de directie gepaste maatregelen te nemen ter voorkoming en beperking van

schade, die aan het werk zou kunnen ontstaan;

b.na te laten zowel hetgeen schade aan het werk ten gevolge zou kunnen hebben als

hetgeen de latere voortzetting zou kunnen bemoeilijken.

4.Voorzieningen, die de aannemer ten gevolge van de schorsing moet treffen, worden als meer

werk met hem verrekend. Schade, die de aannemer ten gevolge van de schorsing lijdt, wordt

hem vergoed.

5.Indien de schorsing langer dan één maand duurt, kan de aannemer bovendien vorderen, dat

een evenredige betaling voor het uitgevoerde gedeelte van het werk plaats heeft. Daarbij wordt

rekening gehouden met de nog niet verwerkte bouwstoffen, voor zover deze in verband met

het bepaalde in § 19 eigendom van de opdrachtgever zijn geworden. Nog niet verwerkte voor

keuring gereed zijnde bouwstoffen worden op verzoek van de aannemer eerst nog gekeurd.

6.Indien de schorsing van het gehele werk langer duurt dan zes maanden, is de aannemer

bevoegd het werk in onvoltooide staat te beëindigen.

7.De opdrachtgever is bevoegd de aannemer op te dragen het werk in onvoltooide staat te

beëindigen.

8.Wanneer door voor rekening van de opdrachtgever komende omstandigheden de uitvoering

van het werk gedurende meer dan twee maanden ononderbroken is vertraagd, is de aannemer

bevoegd het werk in onvoltooide staat te beëindigen.

9.In de gevallen bedoeld in het zesde, zevende en achtste lid zal de opdrachtgever zo spoedig

mogelijk na de beëindiging het werk overnemen. De aannemer is tot aan de overneming van

het werk door de opdrachtgever gehouden de in het derde lid bedoelde verplichtingen na te

komen.

10.De aannemer heeft alsdan recht op de aannemingssom, vermeerderd met de kosten die hij als

gevolg van de niet voltooiing heeft moeten maken en verminderd met de hem door de

beëindiging bespaarde kosten. Aanspraken van de aannemer en de opdrachtgever op hetgeen

overigens ter zake van de overeenkomst verschuldigd is blijven onverlet.

Hoofdstuk VI. Werkterrein, reclame

§ 15. Werkterrein

1.Indien in het bestek oppervlakten van grond of water als werkterrein zijn aangeduid, heeft de

aannemer daarover de kosteloze beschikking, zolang de uitvoering van het werk dit nodig

maakt. Gebruik van ander terrein of water als werkterrein is voor rekening van de aannemer.

2.De directie wijst aan, na overleg met de aannemer, welke gedeelten van het werkterrein in

gebruik mogen worden genomen als opslagplaatsen en voor de plaatsing van keten, loodsen,

hulpwerken en andere hulpmiddelen.

3.De aannemer kan vóór de aanvang van het werk schriftelijk vorderen, dat de toestand van het

werkterrein zo goed mogelijk wordt vastgesteld, in welk geval de opneming door de directie in

samenwerking met en voor rekening van de aannemer ten spoedigste plaats vindt. Indien

daarbij afwijkingen ten opzichte van de in het bestek omschreven toestand aan het licht

komen, is het bepaalde in § 29, derde lid, van toepassing.

4.Na gebruik en uiterlijk bij de oplevering moet het werkterrein naar genoegen van de directie

zoveel mogelijk weder in de oorspronkelijke toestand worden opgeleverd.

§ 16. Afsluiting, reclame

1.Indien de opdrachtgever afsluiting van het werk en het werkterrein nodig oordeelt, wordt de

wijze van afsluiting in het bestek omschreven.

2.De opdrachtgever heeft het recht om na overleg met de aannemer op schuttingen en

afrasteringen, welke dienen ter afsluiting van het werk of het werkterrein, alsmede elders op

het werkterrein of aan het werk reclame of andere kennisgevingen aan te brengen.

3.Aan de aannemer is het evenwel toegestaan op een deel van die plaatsen aanduidingen van

zijn naam en bedrijf aan te brengen, mits plaats, uiterlijk en afmetingen hiervan door de directie

zijn goedgekeurd. Hetzelfde kan door de directie op een door tussenkomst van de aannemer

gedaan verzoek aan onderaannemers en leveranciers worden toegestaan.

Hoofdstuk VII. Bouwstoffen

§ 17. Verwerking van bouwstoffen

1.Met inachtneming van § 5, derde en vierde lid, alsmede § 6, zevenentwintigste lid, staat de

aannemer in voor de goede hoedanigheid van de bouwstoffen, voor de geschiktheid voor hun

bestemming en het voldoen aan de gestelde eisen, alsmede voor de tijdige levering.

2.Indien en voor zover in het bestek is bepaald dat bouwstoffen gekeurd moeten worden, mag de

aannemer deze niet verwerken voordat deze zijn goedgekeurd.

3.De directie kan verlangen, dat goedgekeurde bouwstoffen ook nadat zij zijn verwerkt alsnog

worden vervangen, indien daaraan na de keuring nog gebreken worden geconstateerd. Deze

vervanging geschiedt voor rekening van de opdrachtgever en wordt als meer werk verrekend,

onverminderd het recht van de aannemer op schadevergoeding, indien daartoe gronden zijn.

Indien echter het gebrek redelijkerwijs niet door de directie had kunnen worden onderkend en

het gebrek aan de aannemer kan worden toegerekend, komt deze vervanging voor rekening

van de aannemer.

  • 4.

    De directie is bevoegd een bewijs van oorsprong van bouwstoffen te verlangen.

  • 5.

    Indien de directie zulks goed vindt, zal de aannemer in plaats van met een fabrieksnaam

aangeduide bouwstoffen andere mogen leveren, mits van overeenkomstige hoedanigheid. De

directie onthoudt de goedkeuring niet op onredelijke gronden.

§ 18. Keuring van bouwstoffen

1.Indien en voor zover in het bestek is bepaald dat bouwstoffen door de directie worden gekeurd,

worden deze in geval van goedkeuring zo nodig gemerkt. Door de opdrachtgever ter

beschikking gestelde bouwstoffen worden geacht te zijn goedgekeurd.

Indien voorgeschreven is dat bouwstoffen moeten worden geleverd met een

kwaliteitsverklaring afkomstig van een door de Raad voor de Accreditatie erkende

certificatie-instelling, wordt in het kader van de keuring volstaan met een uitwendige visuele

beoordeling. De kwaliteitsverklaring wordt door de aannemer ter gelegenheid van de

beoordeling door de directie aan haar ter beschikking gesteld.

2.Ten behoeve van de keuring moeten de monsters en bouwstoffen tijdig op het werk of in de

werkplaatsen worden aangevoerd. Zolang de directie zulks nodig oordeelt, blijven door de

aannemer ingediende monsters onder haar berusting; zij zijn evenwel voor zijn rekening en

blijven voor hem toegankelijk.

3.De aannemer verleent bij de keuring, alsmede bij het merken van goedgekeurde bouwstoffen,

de nodige hulp en stelt daartoe personeel en eenvoudige hulpmiddelen ter beschikking.

4.De aannemer is bevoegd bij de keuring aanwezig te zijn of zich te doen vertegenwoordigen; de

directie kan dit van hem verlangen.

5.De directie is bevoegd bouwstoffen door derden te doen onderzoeken; de hieraan verbonden

kosten zijn voor rekening van de opdrachtgever, behoudens het bepaalde in het zesde lid,

onder d.

  • 6.

    Voor rekening van de aannemer komen de kosten van:

    • a.

      het beschikbaar stellen van de voor de keuring nodige bouwstoffen;

    • b.

      het brengen van de bouwstoffen in een voor de keuring geschikte samenstelling en vorm;

    • c.

      de emballage en de verzending van elders te keuren bouwstoffen;

    • d.

      het in het vijfde lid bedoelde onderzoek, indien dit tot afkeuring leidt, tenzij het een

bouwstof betreft, in het bestek aangeduid met een fabrieksnaam, of waarvan de leverancier

door of namens de opdrachtgever is aangewezen;

  • e.

    de in het twaalfde lid bedoelde herkeuring, indien de deskundige de afkeuring handhaaft.

    • 7.

      De in het vorige lid bedoelde kosten worden zo nodig overeenkomstig § 42, zesde lid,

verrekend.

8.De keuring geschiedt – ter keuze van de directie – op het werk, in de middelen van vervoer of

elders, zo spoedig mogelijk na aanvoer of gereedkoming. Indien, ondanks een door de directie

ontvangen schriftelijk verzoek van de aannemer om bouwstoffen te keuren, uiterlijk op een in

dat verzoek vermeld redelijk tijdstip de schriftelijke mededeling van de uitslag van de keuring

niet door de aannemer is ontvangen, worden die bouwstoffen geacht te zijn goedgekeurd.

Onder een schriftelijk verzoek en onder een mededeling als in dit lid bedoeld wordt mede

verstaan een aantekening in het dagboek of weekrapport, bedoeld in § 27.

9.Verzoekt de aannemer om keuring op een andere plaats dan door de directie is

voorgeschreven, dan wordt dat niet geweigerd, indien toestaan niet in strijd is met de belangen

van een goede hoedanigheid van het werk en van doeltreffende controle en mits de aannemer

de hogere kosten ervan voor zijn rekening neemt.

10.Waardevermindering en verlies van voor de keuring gebezigde bouwstoffen worden aan de

aannemer niet vergoed.

11.Ingeval van afkeuring van bouwstoffen kan zowel de directie als de aannemer vorderen, dat

een in onderlinge overeenstemming getrokken monster uit die bouwstoffen tot na de

beslechting van het uit die afkeuring mogelijk voortvloeiend geschil wordt bewaard. Deze

monsters worden door beiden gewaarmerkt. De bewaring geschiedt op een in onderlinge

overeenstemming te bepalen plaats.

12.De aannemer heeft de bevoegdheid om ingeval van afkeuring van bouwstoffen herkeuring aan

te vragen door een in overeenstemming met de opdrachtgever aan te wijzen deskundige, aan

wiens uitspraak partijen ook in een later geschil gebonden zijn.

13.Afgekeurde bouwstoffen worden zo spoedig mogelijk afgezonderd en van het werk verwijderd,

ook indien zij reeds mochten zijn verwerkt.

§ 19. Eigendom van bouwstoffen

1.Alle voor het werk bestemde bouwstoffen worden – zonder dat de opdrachtgever daardoor

aansprakelijk wordt voor betalingen aan leveranciers of andere rechthebbenden – eigendom

van de opdrachtgever, zodra zij zijn goedgekeurd en de aannemer door overlegging van (een)

verklaring(en) volgens het bij de UAV behorende bijlage B heeft aangetoond, dat de

leveranciers en eventuele andere rechthebbenden afstand doen van alle aanspraken op die

bouwstoffen ten behoeve van de opdrachtgever.

2.Geen overdracht van eigendom aan de opdrachtgever als bedoeld in het eerste lid wordt

geacht te hebben plaats gevonden:

a.indien een schuldeiser van de opdrachtgever beslag legt op de in het eerste lid bedoelde

bouwstoffen;

b.indien de opdrachtgever failliet wordt verklaard of hem surseance van betaling wordt

verleend en het werk door de curator dan wel door de opdrachtgever en diens

bewindvoerders niet wordt voortgezet.

Het in dit lid bepaalde lijdt nochtans uitzondering met betrekking tot die bouwstoffen, welke de

opdrachtgever aan de aannemer heeft betaald.

3.Na voltooiing van het werk overgebleven bouwstoffen worden aan de aannemer teruggegeven

en als niet geleverd beschouwd, behoudens toepassing van § 36, achtste lid.

§ 20. Zorg voor bouwstoffen

De aannemer draagt zorg voor de goedgekeurde en de door de opdrachtgever ter beschikking

gestelde bouwstoffen, alsmede voor de uit het werk komende bouwstoffen. Verlies, vermissing of

beschadiging van deze bouwstoffen is voor zijn rekening, behoudens het bepaalde in § 44.

§ 21. Oude bouwstoffen

1.Tenzij het bestek anders bepaalt, blijven de uit het werk komende oude bouwstoffen eigendom

van de opdrachtgever.

  • 2.

    (Vervallen).

  • 3.

    (Vervallen).

  • 4.

    De aannemer is niet verantwoordelijk voor de hoedanigheid van uit het werk komende

bouwstoffen, voor zover achteruitgang van die hoedanigheid niet aan hem is toe te rekenen.

§ 22. Garantie voor een onderdeel

  • 1.

    Het bepaalde in deze paragraaf is van toepassing, tenzij het bestek anders bepaalt.

  • 2.

    Indien in het bestek is vermeld dat één of meer onderdelen van het werk moeten worden

gegarandeerd, zal de aannemer op eerste aanzegging van de opdrachtgever zo spoedig

mogelijk de tijdens de garantieperiode optredende gebreken voor zijn rekening herstellen.

Gebreken in de zin van deze bepaling zijn gebreken, waarvan de opdrachtgever aannemelijk

maakt dat die met grote mate van waarschijnlijkheid moeten worden toegeschreven aan een

omstandigheid, die aan de aannemer kan worden toegerekend.

3.Indien in het bestek is vermeld dat een onderdeel van het werk door een onderaannemer of

een leverancier moet worden gegarandeerd, draagt de aannemer zorg voor het verstrekken

van de garantie door de onderaannemer of leverancier aan de opdrachtgever. Indien deze

garantie niet door de onderaannemer of leverancier wordt verstrekt, wordt een

dienovereenkomstige garantie door de aannemer verstrekt.

4.Een op grond van deze paragraaf overeengekomen garantie geldt vanaf het gereedkomen of

de levering van het gegarandeerde onderdeel gedurende de in het bestek genoemde periode.

Hoofdstuk VIII. Hulpmiddelen

§ 23. Loodsen en andere hulpmiddelen

1.De verplichtingen van de aannemer met betrekking tot het ter beschikking stellen,

onderhouden, en verwijderen van loodsen en/of directieverblijf en andere hulpmiddelen worden

in het bestek omschreven.

  • 2.

    (Vervallen).

  • 3.

    (Vervallen).

§ 24. Hulpmiddelen van de opdrachtgever

1.Indien aan de aannemer het gebruik van gebouwen, terreinen en hulpmiddelen van de

opdrachtgever is opgedragen of vergund, komen het onderhoud en het herstel, zolang het

gebruik duurt, voor rekening van de aannemer.

2.Ingeval van verloren gaan door het in het eerste lid bedoelde gebruik, is hij verplicht tot

vergoeding van de schade.

3.Zodra het in gebruik genomene voor de uitvoering van het werk niet meer nodig is, stelt de

aannemer het, zoveel doenlijk in gelijke staat als hij het heeft ontvangen, weer ter beschikking

van de opdrachtgever en bergt de hulpmiddelen op door of namens hem aan te wijzen

plaatsen op.

§ 25. Gezonken materieel

1.Indien ten behoeve van het werk in gebruik zijnde hulpmiddelen, zoals vaartuigen en

werktuigen, dan wel voor het werk bestemde bouwstoffen gezonken zijn in wateren, welke bij

de opdrachtgever in eigendom of beheer zijn, is de aannemer verplicht ze met inbegrip van

lading en toebehoren te lichten en te verwijderen.

2.Hij is in de gevallen, bedoeld in het eerste lid, verplicht dadelijk de vereiste aanduiding en

verlichting aan te brengen, zo spoedig mogelijk de eerste maatregelen tot lichting, zoals het

onderdoor brengen van kettingen, te nemen en de lichting in zo kort mogelijke tijd te voltooien.

3.De in de voorgaande leden bedoelde werkzaamheden geschieden op kosten van de

aannemer, tenzij het in het eerste lid bedoelde zinken is veroorzaakt door een omstandigheid

die voor rekening van de opdrachtgever komt.

Hoofdstuk IX. Uitvoering

§ 26. Algemeen tijdschema, werkplan

1.De aannemer stelt zo spoedig mogelijk een op de aard van het werk afgestemd algemeen

tijdschema op.

In dit algemene tijdschema wordt duidelijk aangegeven op welke wijze, in welke volgorde, met

welk materieel en met welke hulpmiddelen de aannemer voornemens is het werk en zijn

onderdelen uit te voeren alsmede welke tijdsduur hij voor elk onderdeel nodig acht.

Tevens wordt daarin aangegeven op welke tijdstippen de aannemer ten behoeve van de

voortgang van het werk en de volgorde van de onderdelen ervan zal dienen te beschikken over

datgene waarvoor de opdrachtgever of de directie volgens de overeenkomst dient te zorgen.

Het algemene tijdschema dient te voldoen aan de eisen, die ten aanzien van de uitvoering van

het werk in de overeenkomst zijn gesteld, en wordt door de aannemer van een behoorlijke

toelichting voorzien.

2.De aannemer legt het algemene tijdschema, gedateerd en ondertekend, in tweevoud aan de

directie ter goedkeuring over, uiterlijk op de vijftiende werkdag na de dag waarop hem het werk

is opgedragen onderscheidenlijk de directie om een algemeen tijdschema heeft verzocht.

3.De directie beslist zo spoedig mogelijk omtrent de goedkeuring van het algemene tijdschema

en deelt haar beslissing, in elk geval uiterlijk op de tiende werkdag, nadat zij het heeft

ontvangen, schriftelijk aan de aannemer mede. De goedkeuring wordt slechts aan het

algemene tijdschema onthouden, indien uit de inhoud daarvan blijkt, dat niet aan de uit de

overeenkomst voortvloeiende eisen wordt voldaan.

4.Ingeval van goedkeuring worden de beide exemplaren van het algemene tijdschema ook door

de directie gedateerd en ondertekend, waarna een van de exemplaren aan de aannemer wordt

toegezonden. In geval het algemene tijdschema niet wordt goedgekeurd, wordt de aannemer

met de redenen hiervan schriftelijk in kennis gesteld. De aannemer legt in dat geval zo spoedig

mogelijk, doch binnen tien werkdagen, een nieuw algemeen tijdschema, waarbij met de

bezwaren van de directie rekening is gehouden, ter goedkeuring aan de directie over. Ten

aanzien van de beslissing op het nieuwe algemene tijdschema is het derde lid van

overeenkomstige toepassing.

5.Het algemene tijdschema geldt als een leidraad voor de aannemer en verzwaart de voor hem

uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen niet. De goedkeuring door de directie van

het algemene tijdschema en daarin onder haar goedkeuring aangebrachte wijzigingen

ontheffen de aannemer niet van zijn verplichtingen om het werk naar de uit de overeenkomst

voortvloeiende eisen uit te voeren en tijdig te voltooien.

6.Indien van de aannemer wordt verlangd, dat hij in plaats van of naast het in deze paragraaf

bedoelde algemene tijdschema een gedetailleerd werkplan aan de directie overlegt, wordt

zulks, onder vermelding van de aan dit werkplan te stellen eisen, in de overeenkomst vermeld.

Voor zover de overeenkomst niet anders vermeldt, is het bepaalde in het eerste tot en met het

vijfde lid alsdan van overeenkomstige toepassing.

7.Wijzigingen door de directie in het goedgekeurde algemene tijdschema of gedetailleerde

werkplan aangebracht geven de aannemer aanspraak op bijbetaling, indien van hem meer

wordt verlangd dan redelijkerwijs van hem kan worden gevergd.

§ 27. Dagboek, lijsten, rapporten, verslagen van bouwvergaderingen

1.De directie maakt weekrapporten op. Hierin worden onder meer aantekeningen opgenomen

betreffende:

– de vordering en de stand van het werk;

– de onwerkbare dagen en het verleende uitstel van oplevering;

– de aan- en afvoer en goedkeuring van bouwstoffen;

– de aan- en afvoer van materieel en hulpmiddelen;

– bestekswijzigingen, meer en minder werk, verwerkte hoeveelheden en stelposten;

– opneming, goedkeuring en oplevering van het werk;

– de verstrekking van tekeningen;

– voorvallen betreffende de veiligheid en/of gezondheid van personen.

2.De in het eerste lid bedoelde aantekeningen worden telkens uiterlijk op de vijfde werkdag na

het verstrijken van de werkweek, waarop zij betrekking hebben, opgenomen in het

weekrapport, dat terstond na het opmaken door de directie wordt ondertekend.

3.Het door de directie ondertekende weekrapport wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de

vijftiende werkdag na het verstrijken van de werkweek, waarop het betrekking heeft, aan de

aannemer ter ondertekening voorgelegd. Aan de aannemer wordt afschrift van de

weekrapporten verstrekt.

4.Indien de aannemer zich met de inhoud van het weekrapport kan verenigen, tekent hij dit voor

akkoord uiterlijk op de vijfde werkdag, nadat het hem is voorgelegd.

5.Indien de aannemer zich met de inhoud van het weekrapport niet kan verenigen, ondertekent

hij dit eveneens uiterlijk op de vijfde werkdag, nadat het hem is voorgelegd, doch onder

toevoeging van een aantekening, waaruit blijkt tegen welke gedeelten en om welke redenen hij

bezwaar heeft.

6.Ingeval de directie niet alleen weekrapporten opmaakt maar ook een dagboek bijhoudt, is op

dit dagboek het bepaalde in het eerste tot en met het vijfde lid van overeenkomstige

toepassing, met dien verstande dat geen afschrift van het dagboek aan de aannemer wordt

verstrekt, tenzij deze daarom verzoekt.

7.Indien dit in de overeenkomst is voorgeschreven of na de opdracht door de directie wordt

verlangd, verstrekt de aannemer telkens uiterlijk op de vijfde werkdag na het verstrijken van

een werkweek een op die week betrekking hebbende, door hem gedateerde en ondertekende

lijst, bevattende opgaven omtrent het personeel en voorts zodanige verdere mededelingen als

door de directie worden gewenst.

8.Indien ten behoeve van het werk buiten het werkterrein werkzaamheden worden verricht, kan

de directie vorderen, dat de aannemer daaromtrent uiterlijk op de vijfde werkdag na het

verstrijken van een werkweek een door hem ondertekend rapport in tweevoud bij haar indient.

In dit rapport worden aantekeningen als in het eerste lid bedoeld en betrekking hebbend op de

in voornoemde werkweek verrichte werkzaamheden opgenomen.

9.Indien is overeengekomen dat tijdens de uitvoering van het werk bouwvergaderingen worden

gehouden, maakt de directie daarvan verslagen. De verslagen worden zo spoedig mogelijk aan

de aannemer ter ondertekening voorgelegd. Indien de aannemer zich met de inhoud van het

verslag niet kan verenigen, wordt aan het verslag een aantekening toegevoegd waaruit blijkt

tegen welke gedeelten en om welke reden hij bezwaar heeft. Het verslag wordt in de daarop

volgende bouwvergadering vastgesteld.

§ 28. Afbakening, peilingen en opmetingen

De aannemer zal voor zijn rekening:

  • a.

    het werk uitzetten en de vereiste profielen en bakens stellen;

  • b.

    ten behoeve van afbakening, peilingen en opmetingen geschikt personeel en hulpmiddelen,

als: roei- en peilboten, meetinstrumenten, bakens, enz., ter beschikking van de directie stellen;

c.de gedane uitzetting en afbakening in goede staat onderhouden, zolang de directie dit nodig

oordeelt.

§ 29. Verschillen in afmetingen of in de toestand van bestaande werken en terreinen

1.Indien de in de beschrijving van het werk vermelde afmetingen niet overeenkomen met die,

voorkomende op de tekening, is de aannemer verplicht de door hem geconstateerde afwijking

ter kennis te brengen van de directie, opdat deze, zo zij zulks nodig acht, kan besluiten van de

in § 2, vierde lid, bedoelde rangorde af te wijken. Een zodanig besluit van de directie wordt als

een bestekswijziging aangemerkt.

2.Indien de in het bestek aangegeven afmetingen niet overeenkomen met die, voorkomende in

de werkelijkheid, is de aannemer verplicht de door hem geconstateerde afwijking ter kennis te

brengen van de directie, teneinde met deze overleg te plegen omtrent hetgeen moet

geschieden om, gelet op de afwijking, het werk juist uit te voeren. De gebleken afwijking geeft,

afgezien van de verrekening van meer en minder werk, welke uit het bestek mocht

voortvloeien, de aannemer aanspraak op bijbetaling, indien die afwijking van zodanige aard is,

dat de gevolgen daarvan redelijkerwijs niet voor zijn rekening dienen te komen.

3.Verschillen tussen de tijdens de uitvoering blijkende toestand van bestaande gebouwen,

werken en terreinen enerzijds en de in het bestek aangeduide toestand anderzijds geven,

afgezien van de verrekening van meer en minder werk, welke uit het bestek mocht

voortvloeien, de aannemer aanspraak op bijbetaling, indien die verschillen van zodanige aard

zijn, dat de gevolgen daarvan redelijkerwijs niet voor zijn rekening dienen te komen. Overigens

draagt de opdrachtgever de verantwoordelijkheid voor de juistheid van de door of namens hem

verstrekte gegevens. Het in dit lid bepaalde is ook van toepassing indien in het bestek geen

toestand of gegevens zijn aangeduid, doch de tijdens de uitvoering blijkende toestand afwijkt

van die welke de aannemer redelijkerwijs had mogen verwachten.

§ 30. Voorziening in waterkering, waterdoorlaat en verkeer

1.De aannemer mag het werk of onderdelen daarvan, waardoor de belangen van waterkering of

waterdoorlaat zouden kunnen worden geschaad of stremming of stoornis in of hinder aan of

gevaar voor het verkeer te land, te water of door de lucht zou kunnen worden veroorzaakt,

slechts uitvoeren, indien en zolang hij met het oog op die belangen de nodige voorzieningen

heeft getroffen.

2.Onder de in het eerste lid bedoelde voorzieningen worden verstaan: tijdelijke werken,

afsluitingen, waarschuwingsborden, kentekens, verlichting en andere veiligheidsmaatregelen,

die door wettelijke voorschriften worden vereist of uit anderen hoofde nodig mochten zijn.

3.Zolang hinder aan of stoornis in het verkeer te land, te water of door de lucht wordt

toegebracht, moet ten behoeve van dat verkeer de nodige hulp worden beschikbaar gesteld.

4.De in deze paragraaf bedoelde voorzieningen en hulp zijn voor rekening van de aannemer,

met dien verstande, dat dit voor tijdelijke werken van betekenis of maatregelen van ingrijpende

aard slechts geldt, indien deze in de overeenkomst zijn omschreven.

§ 31. Verband met andere werken

  • 1.

    Indien verschillende werken in elkander grijpen, wordt dit in het bestek vermeld.

  • 2.

    Tenzij in het bestek anders is bepaald, geschiedt de coördinatie van in elkander grijpende

werken door de directie.

3.De aannemer gedoogt – zonder aanspraak op andere vergoedingen dan de in het volgende lid

bedoelde – dat door derden, aan wie de directie zulks toestaat, tegelijkertijd en te zelfder

plaatse wordt gewerkt.

4.Hij gedoogt, dat daarbij gebruik wordt gemaakt van reeds gemaakt werk en gemaakte

hulpwerken. Voor dit gebruik kan de aannemer aanspraak op bijbetaling doen gelden, indien

meer van hem wordt verlangd dan redelijkerwijs van hem kan worden gevergd.

§ 32. Gevonden voorwerpen

De aannemer is verplicht de vondst van alle voorwerpen, die bij de uitvoering van het werk worden

gevonden en die van waarde zijn of uit een historisch of wetenschappelijk oogpunt van belang kunnen

zijn, terstond aan de directie te melden en deze voorwerpen zo mogelijk in handen van de directie te

stellen, tenzij het bestek anders bepaalt.

§ 33. Vermoeden van onvoldoend werk

Indien de directie vermoedt, dat het werk niet aan de bij de overeenkomst gestelde eisen voldoet, is

de aannemer verplicht de maatregelen te nemen of te gedogen, die nodig zijn om vast te stellen of

zulks al dan niet het geval is. Ingeval het werk niet aan deze eisen voldoet, komen de kosten van

bedoelde maatregelen voor rekening van de aannemer. In het tegengestelde geval worden zij,

evenals de kosten van herstel, verrekend als meer werk en wordt eventuele schade vergoed.

§ 34. Wijzigingen in de uitvoering

Wijzigingen door de directie in de uitvoering van het werk aangebracht geven de aannemer aanspraak

op bijbetaling, indien van hem meer wordt verlangd dan redelijkerwijs van hem kan worden gevergd.

Hoofdstuk X. Meer en minder werk

§ 35. Verrekening van meer en minder werk

  • 1.

    Verrekening van meer en minder werk vindt plaats:

    • a.

      ingeval van bestekswijzigingen (§ 36);

    • b.

      ingeval van afwijkingen van de bedragen van de stelposten (§ 37);

    • c.

      ingeval van afwijkingen van geschatte hoeveelheden (§ 38, tweede lid);

    • d.

      ingeval van afwijkingen van verrekenbare hoeveelheden (§ 39);

    • e.

      in de gevallen waarin verrekening als meer en minder werk in deze UAV of in de

overeenkomst is voorgeschreven. In deze gevallen is het bepaalde in par. 36 lid 1a van

overeenkomstige toepassing.

Aanspraken van de aannemer en de opdrachtgever op hetgeen overigens ter zake van de

overeenkomst verschuldigd is blijven onverlet.

2.De verrekening van het meer werk geschiedt door bijbetaling, die van het minder werk door

inhouding op de aannemingssom. De opdrachtgever en de aannemer komen overeen op

welke wijze – ineens of in gedeelten – en wanneer de verrekening geschiedt van het meer en

het minder werk of, indien er zowel van meer als van minder werk sprake is, van het saldo

daarvan.

3.Indien omtrent wijze en tijdstip van de verrekening van het meer werk niets is

overeengekomen, geschiedt deze verrekening ineens na de voltooiing van het meer werk.

4.Indien omtrent wijze en tijdstip van de verrekening van het minder werk niets is

overeengekomen, geschiedt deze verrekening, met inachtneming van het bepaalde in § 40,

zevende lid, ineens bij de eindafrekening van het werk.

5.Indien bij de eindafrekening van het werk blijkt, dat het totaal van het reeds verrekende en het

nog te verrekenen minder werk dat van het reeds verrekende en het nog te verrekenen meer

werk overtreft, heeft de aannemer recht op een bedrag gelijk aan 10% van het verschil van

deze totalen. Het in dit lid bepaalde lijdt uitzondering, voor zover het minder werk het gevolg is

van een verzoek van de aannemer om minder te mogen uitvoeren dan in de overeenkomst is

bepaald.

  • 6.

    Voor de toepassing van het bepaalde in het vijfde lid wordt onder het werk verstaan:

    • a.

      bij aanneming in massa, de werken van de percelen gezamenlijk;

    • b.

      bij meerjarige onderhoudsbestekken de werken van de onderhoudsjaren gezamenlijk.

§ 36. Bestekswijzigingen

1.Onder bestekswijzigingen worden verstaan wijzigingen in het bestek, het werk of de

voorwaarden van uitvoering van het werk.

1a.In geval van door de opdrachtgever gewenste bestekswijzigingen kan de aannemer slechts

dan een verhoging van de prijs vorderen, wanneer hij de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op

de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging, tenzij de opdrachtgever die

noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen.

2.De directie is bevoegd voor of tijdens de uitvoering van het werk bestekswijzigingen aan te

brengen. Indien en voor zover deze bevoegdheid in het bestek aan de opdrachtgever is

voorbehouden, is voor deze bestekswijzigingen een door de opdrachtgever aan de aannemer

te verstrekken schriftelijke opdracht vereist.

3.De aannemer zal aan opdrachten tot bestekswijzigingen gevolg geven, ook indien daardoor de

omvang van het werk wordt vermeerderd of verminderd, mits dientengevolge de totalen van de

bijbetalingen en inhoudingen elk niet meer bedragen dan 15% van de aannemingssom dan wel

het saldo van die bijbetalingen en inhoudingen niet meer bedraagt dan 10% van de

aannemingssom.

4.Bestekswijzigingen worden verrekend tegen bedragen of prijzen die vóór de uitvoering van die

wijzigingen of, indien hun aard dit belet, zo spoedig mogelijk tussen de opdrachtgever en de

aannemer worden overeengekomen. Indien de directie overweegt om een bestekswijziging

aan te brengen en daartoe de aannemer verzoekt een prijsaanbieding te doen, plegen de

directie en de aannemer op verzoek van de aannemer tevoren overleg omtrent de vraag of, en

zo ja onder welke omstandigheden, de aannemer aanspraak zal kunnen maken op een

redelijke vergoeding van de aan het doen van de prijsaanbieding verbonden kosten.

5.Bestekswijzigingen zullen de aannemer schriftelijk worden opgedragen. De aannemer kan

genoegen nemen met een overeenkomstige aantekening in het dagboek, het weekrapport of

het verslag van de bouwvergadering, welke dan als schriftelijke opdracht zal worden

aangemerkt. Het gemis van een schriftelijke opdracht of van een aantekening in het dagboek

of weekrapport laat de aanspraken van de aannemer en van de opdrachtgever op verrekening

van meer en minder werk onverlet.

6.Ten aanzien van bestekswijzigingen zal op verzoek van de directie of van de aannemer een

afzonderlijke termijn worden overeengekomen, binnen welke het meer werk zal worden

voltooid, hetgeen dan in de schriftelijke opdracht wordt vermeld.

7.Bij meerjarige onderhoudsbestekken wordt bij de in het derde lid vermelde totalen van

bijbetalingen en van inhoudingen elk onderhoudsjaar op zichzelf beschouwd.

8.De opdrachtgever zal de reeds aangevoerde, de blijkens de vrachtbrief afgezonden en de

uitsluitend ten behoeve van het werk bestelde bouwstoffen, die tengevolge van

bestekswijzigingen niet kunnen worden gebruikt, voor zover deze bouwstoffen aan de gestelde

eisen voldoen, overnemen of deswege een billijke schadevergoeding verlenen.

§ 37. Stelposten

1.Onder stelposten worden verstaan in het bestek als zodanig aangeduide geldbedragen, welke

in de aannemingssom zijn begrepen en ten laste waarvan nader in het bestek beschreven

uitgaven worden gebracht.

2.Indien de som van de uitgaven, die ten laste van een stelpost worden gedaan, hoger of lager

blijkt te zijn dan het bedrag van die stelpost, zal de afwijking worden verrekend.

3.Bij de ten laste van stelposten te brengen uitgaven, die betrekking hebben op de aanschaffing

van bouwstoffen, wordt gerekend met prijzen, welke zijn samengesteld uit:

  • a.

    de prijzen op basis van franco levering op of in het vervoermiddel bij het werkterrein;

  • b.

    een aannemersvergoeding van 10% van de onder a bedoelde prijzen.

    • 4.

      (Vervallen).

    • 5.

      Kosten van emballage en de terugzending daarvan komen voor rekening van de aannemer,

behalve voor zover die kosten, door de invulling die aan de stelpost wordt gegeven, hoger zijn

dan die waarmee de aannemer redelijkerwijs rekening heeft moeten houden.

6.De kosten van het in het werk brengen van ten laste van stelposten aangeschafte bouwstoffen

zijn in de aannemingssom begrepen en worden niet afzonderlijk verrekend. Deze kosten zullen

echter worden verrekend ten laste van de stelpost, waarop ook de aanschaffing van die

bouwstoffen wordt verrekend, indien zij betrekking hebben op het in het werk brengen van

installaties, zoals liften, centrale verwarming en dergelijke, of voor zover zij door de invulling

die aan de stelpost wordt gegeven hoger zijn dan die waarmee de aannemer redelijkerwijs

rekening heeft moeten houden.

7.De aanschaffing van bouwstoffen, waarvoor stelposten zijn opgenomen, geschiedt door de

aannemer volgens nadere opdracht van de directie en, tenzij de directie de aannemer daarin

vrijlaat, bij leveranciers die daartoe door haar worden aangewezen.

8.Bij de ten laste van stelposten te brengen uitgaven, die betrekking hebben op de verrichting

van werkzaamheden, wordt gerekend met prijzen, welke zijn samengesteld uit:

a.de voor de uitvoering nodige kosten, voor zover deze rechtstreeks op de uitvoering

betrekking hebben;

b.een aannemersvergoeding van 10% van de onder a bedoelde kosten.

De kosten op de bouwplaats voor algemene inrichting, verzorging en uitvoering worden niet

afzonderlijk verrekend, maar worden geacht in de aannemingssom te zijn begrepen, behalve

voor zover die kosten, door de invulling die aan de stelpost wordt gegeven, hoger zijn dan die

waarmee de aannemer redelijkerwijs rekening heeft moeten houden.

9.De verrichting van werkzaamheden als bedoeld in het achtste lid geschiedt volgens nadere

opdracht van de directie door de aannemer of door derden, die daartoe door haar worden

aangewezen.

10.Bij de ten laste van stelposten te brengen uitgaven, die betrekking hebben op het doen van

betalingen aan derden, wordt gerekend met bedragen, welke zijn samengesteld uit:

  • a.

    het bedrag van de aan derden gedane betaling, de omzetbelasting daarin niet begrepen;

  • b.

    een aannemersvergoeding van 5% van het onder a bedoelde bedrag.

    • 11.

      Betalingen aan derden, waarvoor stelposten zijn opgenomen, geschieden door de aannemer

volgens nadere opdracht van de directie.

12.Alvorens een uitgave ten laste van een stelpost te brengen, kan de directie van de aannemer

overlegging van bewijsstukken verlangen.

§ 38. Hoeveelheden

1.Onder verrekenbare hoeveelheden worden verstaan de in het bestek als zodanig aangeduide

hoeveelheden; afwijkingen worden verrekend overeenkomstig het bepaalde in § 39.

2.Onder geschatte hoeveelheden worden verstaan de met de toevoeging ‘naar schatting’,

‘ongeveer’ of dergelijke aanduidingen in het bestek genoemde hoeveelheden. Een afwijking

van een geschatte hoeveelheid wordt verrekend indien en voor zover er sprake is van een

afwijking die meer bedraagt dan 10% van die geschatte hoeveelheid, tenzij zulks aanleiding tot

onbillijkheid zou geven.

3.Afwijkingen van andere dan de in het eerste of tweede lid bedoelde hoeveelheden, welke door

de directie worden verlangd of voorgeschreven, worden beschouwd als bestekswijzigingen en

verrekend overeenkomstig het bepaalde in § 36.

4.Indien in het bestek hoeveelheden bouwstoffen zijn vermeld, worden daaronder verstaan, voor

zover niet anders is bepaald, hoeveelheden in het werk gemeten.

5.De meting van geleverde of verwerkte bouwstoffen geschiedt door de aannemer ten overstaan

van de directie en op door haar goed te keuren wijze.

§ 39. Afwijkingen van verrekenbare hoeveelheden

1.Indien in het bestek verrekenbare hoeveelheden zijn opgenomen en deze blijken te hoog of te

laag te zijn om het werk overeenkomstig de bepalingen van het bestek of de aard van het werk

tot stand te brengen, zullen de afwijkingen van deze hoeveelheden worden verrekend tegen

verrekenprijzen, die daartoe bij de totstandkoming van de overeenkomst zijn overeengekomen.

2.Indien een verrekenprijs voor afwijkingen van een in het bestek opgenomen verrekenbare

hoeveelheid te laag of te hoog blijkt te zijn, zal een gewijzigde verrekenprijs tussen de

opdrachtgever en de aannemer worden overeengekomen. De herziening zal slechts kunnen

plaats vinden, indien meer dan 110% of minder dan 90% van de in het bestek opgenomen

verrekenbare hoeveelheid is of zal worden verwerkt.

3.Indien overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid een verrekenprijs wordt gewijzigd, wordt

de afwijking van de in het bestek opgenomen verrekenbare hoeveelheid verrekend tegen die

gewijzigde verrekenprijs; zodanige wijziging leidt echter niet tot wijziging van de

aannemingssom.

4.Indien voor een bepaalde bouwstof of voor een bepaald soort werk meer dan één

verrekenbare hoeveelheid in het bestek is opgenomen en voor die hoeveelheden een zelfde

verrekenprijs geldt, wordt voor de toepassing van het bepaalde in het tweede en derde lid het

totaal van deze hoeveelheden als de in het bestek opgenomen verrekenbare hoeveelheid

beschouwd.

5.In de in deze paragraaf bedoelde verrekenprijzen worden geacht begrepen te zijn alle

rechtstreeks of zijdelings voor de uitvoering nodige kosten en een aannemersvergoeding. In de

aannemersvergoeding worden de algemene kosten van de aannemer en een normale

aannemerswinst geacht begrepen te zijn.

Hoofdstuk XI. Betaling, omzetbelasting, kortingen, verpanding

§ 40. Betaling

1.Het ingevolge de overeenkomst aan de aannemertoekomende bedrag is het saldo, gevormd

door de aannemingssom, verhoogd onderscheidenlijk verlaagd met hetgeen overigens aan of

door hem ter zake van de overeenkomst verschuldigd is.

2.Indien de aannemer volgens de overeenkomst recht heeft op betaling in termijnen, heeft met

het oog op het verschijnen van een betalingstermijn opneming van het uitgevoerde gedeelte

van het werk plaats.

3.Bij de opneming, bedoeld in het tweede lid, wordt rekening gehouden met de waarde van

goedgekeurde, doch nog niet verwerkte bouwstoffen, voor zover deze krachtens § 19

eigendom van de opdrachtgever zijn geworden.

4.Geschiedt de opneming, bedoeld in het tweede lid, niet binnen acht dagen nadat de aannemer

daarom heeft verzocht, dan kan de aannemer schriftelijk een nieuwe aanvrage tot de directie

richten, met verzoek binnen vier dagen tot opneming over te gaan. Voldoet de directie niet aan

dit verzoek, dan wordt de opneming geacht te zijn geschied en wordt het door de aannemer in

zijn verzoek opgegeven termijnbedrag uitbetaald overeenkomstig het in het zesde lid bepaalde.

5.Indien de directie na een opneming, bedoeld in het tweede lid, nalaat binnen vier dagen nadat

de aannemer daarom schriftelijk heeft verzocht, het resultaat van de opneming bekend te

maken, wordt het door de aannemer in zijn verzoek opgegeven termijnbedrag uitbetaald

overeenkomstig het in het zesde lid bepaalde.

6.De uitbetaling van een termijn zal plaats vinden binnen vier weken, nadat bij de opneming,

bedoeld in het tweede lid, is gebleken, dat de aannemer recht heeft op betaling van die termijn.

Indien in het bestek is bepaald, dat de betaling van een termijn eerst zal geschieden nadat de

aannemer een declaratie heeft ingediend, zal de betaling plaats vinden binnen vier weken

nadat de declaratie in goede orde bij de directie is ingekomen. De declaratie wordt geacht in

goede orde bij de directie te zijn ingekomen indien de directie niet binnen zeven dagen na

ontvangst van de declaratie aan de aannemer heeft medegedeeld dat daaraan documenten

ontbreken welke nodig zijn ter beoordeling van de juistheid van de declaratie. Indien de directie

tegen de inhoud van de declaratie bezwaar heeft, stelt zij de aannemer onder opgave van

redenen daarvan zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de

declaratie, op de hoogte.

7.Indien een termijn verschenen is, waarvan het bedrag beïnvloed kan worden door de

eindafrekening van het gehele werk, wordt die termijn gesteld op het bedrag, dat de aannemer,

gegeven de voortgang van het werk, ontwijfelbaar toekomt en wordt dit bedrag aan hem

uitbetaald.

8.Indien een termijn nog niet verschenen is, kan de opdrachtgever niettemin, zo daartoe

aanleiding bestaat, tot gedeeltelijke betaling daarvan overgaan.

9.Indien niet is overeengekomen, dat betaling in termijnen zal geschieden, ontvangt de

aannemer, vooruitlopend op de eindafrekening, binnen vier weken nadat het werk is

opgeleverd het bedrag, dat hem ontwijfelbaar toekomt.

10.Op de betaling van bedragen buiten de aannemingssom of van bedragen buiten de termijnen

van de aannemingssom is het bepaalde in het zesde lid van overeenkomstige toepassing.

11.Zo spoedig mogelijk na de oplevering van het werk, of, indien in het bestek een

onderhoudstermijn is voorgeschreven, zo spoedig mogelijk na het verstrijken daarvan, wordt

de eindafrekening van het werk opgesteld. Hetgeen reeds is betaald wordt dan in mindering

gebracht op hetgeen de aannemer volgens het eerste lid toekomt en het restant wordt hem

binnen vier weken betaald. Indien de aannemer bij de eindafrekening een bedrag aan de

opdrachtgever verschuldigd blijkt, is hij binnen vier weken tot betaling daarvan gehouden.

12.Indien door in gebreke blijven of onvermogen van de aannemer de opdrachtgever het werk

geheel of gedeeltelijk uitvoert, of door anderen doet uitvoeren, wordt de betaling opgeschort,

totdat zal zijn gebleken, welk bedrag dientengevolge door of aan de aannemer verschuldigd is.

Het bepaalde in § 45, eerste en tweede lid, is niet van toepassing over het tijdvak van de

opschorting.

13.In de in het voorgaande lid bedoelde gevallen heeft de opdrachtgever tevens het recht om voor

rekening van de aannemer rechtstreeks aan onderaannemers en leveranciers een billijke

vergoeding uit te keren voor de werkzaamheden en leveringen, waarvoor deze nog geen

betaling genoten. De opdrachtgever gaat hiertoe niet over dan na de aannemer of diens

wettelijke vertegenwoordiger ter zake te hebben gehoord.

§ 41. Omzetbelasting

1.De ter zake van het werk verschuldigde omzetbelasting is niet begrepen in de tussen

opdrachtgever en aannemer overeengekomen of overeen te komen bedragen en prijzen, doch

het bedrag daarvan wordt door de aannemer in zijn prijsopgaven afzonderlijk vermeld.

2.De opdrachtgever vergoedt de aannemer de ter zake van het werk verschuldigde

omzetbelasting.

3.De aannemer ontvangt echter geen vergoeding van de ter zake van het werk verschuldigde

omzetbelasting voor zover deze van de opdrachtgever wordt geheven.

4.De berekening van hetgeen de aannemer ingevolge de overeenkomst toekomt geschiedt met

inachtneming van bedragen en prijzen, waarin de omzetbelasting niet is begrepen; de

berekening van de door de opdrachtgever aan de aannemer te vergoeden omzetbelasting

geschiedt afzonderlijk.

5.De vergoeding van omzetbelasting aan de aannemer geschiedt gelijktijdig met de ter zake van

het werk aan hem te verrichten betalingen.

§ 42. Kortingen

1.De opdrachtgever kan wegens te late oplevering van het werk aan de aannemer kortingen op

de aannemingssom opleggen. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt als dag van

oplevering aangemerkt de dag, welke door de aannemer overeenkomstig het bepaalde in § 9,

eerste lid, of, ingeval van heropneming na onthouding van goedkeuring, overeenkomstig het

bepaalde in § 9, achtste lid, is opgegeven, mits het werk vervolgens is of geacht wordt te zijn

goedgekeurd.

2.Het bedrag der kortingen wordt in het bestek bepaald. Bij gebreke van zodanige bepaling

bedraagt het € 60 per dag.

3.Geen korting wordt opgelegd voor na de opleveringstermijn verstreken dagen die geen

werkdag zijn. Evenmin wordt korting opgelegd voor de zowel binnen als na bedoelde termijn

gevallen dagen, dat de oplevering door overmacht is vertraagd, voor zover daarmede bij een

verleende termijnverlenging geen rekening is gehouden. Vertraging in de voortgang van het

werk door bedrijfsstoornissen en – indien de opleveringstermijn niet is bepaald in werkbare

werkdagen – door onwerkbare dagen, wordt daarbij slechts als overmacht aangemerkt, voor

zover die vertraging van ongewone duur is geweest.

4.Geen korting wordt opgelegd wegens overschrijding van een termijn, indien en voor zover deze

overschrijding het gevolg is van overschrijding van een eerder geëindigde termijn, waarvoor

reeds korting is opgelegd, mits de bedoelde termijnen met elkaar in verband staan.

5.Kortingen worden verbeurd enkel ten gevolge van het verschijnen van de bepaalde dag,

zonder dat deswege een ingebrekestelling nodig is om daarvan te doen blijken.

6.Kortingen en andere bedragen, die ingevolge de overeenkomst door de aannemer

verschuldigd zijn, worden bij de eerstvolgende betalingstermijn en zo nodig bij volgende

termijnen van betaling ingehouden of op andere wijze op de aannemer verhaald.

§ 43. Verpanding of cessie door de aannemer aan derden

1.De aannemer zal het recht op het saldo, bedoeld in § 40, eerste lid, geheel of gedeeltelijk

kunnen cederen of in pand geven.

2.Indien een cessie aan de opdrachtgever is betekend, is de aannemer verplicht de akte van

cessie aan de opdrachtgever over te leggen, indien deze zulks wenst.

Hoofdstuk XIa. Zekerheidstelling, verzekering

§ 43a. Zekerheidstelling

  • 1.

    Het bepaalde in deze paragraaf is van toepassing, tenzij het bestek anders bepaalt.

  • 2.

    Met inachtneming van hetgeen in het zevende lid is bepaald, is de opdrachtgever gerechtigd

om van de aannemer te bedingen dat deze zekerheid stelt voor de nakoming van zijn

verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst; indien door de aannemer zekerheid dient

te worden gesteld, geldt het bepaalde in het derde tot en met het zesde lid van deze paragraaf.

3.De waarde van de zekerheid is gelijk aan 5% van de aannemingssom en de zekerheid dient te

worden gesteld in de vorm van een bankgarantie.

4.Indien de opdrachtgever voornemens is de bankgarantie in te roepen geeft hij de aannemer

daarvan bij aangetekende brief kennis. De opdrachtgever is gerechtigd de bankgarantie in te

roepen, tenzij de Raad van Arbitrage voor de Bouw, in een door de aannemer binnen tien

werkdagen na de verzending van de in dit lid bedoelde kennisgeving aanhangig te maken

spoedgeschil, in eerste aanleg anders beslist.

5.De zekerheid blijft van kracht tot het tijdstip waarop het werk als opgeleverd wordt beschouwd,

met dien verstande dat, indien sprake is van kleine gebreken als bedoeld in § 9, zevende lid,

de zekerheid van kracht blijft tot het tijdstip waarop de aannemer deze gebreken heeft hersteld.

Indien in het bestek een onderhoudstermijn is voorgeschreven, blijft de zekerheid van kracht

tot overeenkomstig § 11, zesde lid, is geconstateerd dat de aannemer aan zijn verplichtingen

heeft voldaan.

6.Na de dag waarop het werk als opgeleverd wordt beschouwd, of indien een onderhoudstermijn

is voorgeschreven, na afloop van de onderhoudstermijn, is de aannemer gerechtigd

vervangende zekerheid te stellen tot een bedrag dat in redelijkheid is gemoeid met herstel van

de voor zijn rekening komende gebreken. De opdrachtgever is gehouden de oorspronkelijke

zekerheidstelling terug te geven nadat hij met de vervangende zekerheid heeft ingestemd en

deze heeft ontvangen.

7.De opdrachtgever is niet gerechtigd om van de aannemer te bedingen dat deze zekerheid stelt

voor de nakoming van zijn verplichtingen indien is overeengekomen dat de aannemingssom

geheel of ten dele wordt ingehouden. Van een zodanige inhouding is sprake indien, de termijn

van § 40, zesde lid, eerste zin, buiten beschouwing gelaten, aan de aannemer minder wordt

betaald dan overeenkomt met de som der waarden van het werk dat reeds is uitgevoerd en

van de goedgekeurde nog onverwerkte bouwstoffen, die eigendom van de opdrachtgever zijn

geworden.

8.Indien de opdrachtgever hetgeen de aannemer volgens de overeenkomst toekomt, niet of niet

tijdig betaalt, of de aannemer gegronde redenen heeft om aan te nemen dat de opdrachtgever

het de aannemer toekomende niet of niet tijdig zal betalen, is de aannemer gerechtigd om van

de opdrachtgever genoegzame zekerheid te verlangen. Indien de opdrachtgever in gebreke

blijft met het stellen van de door de aannemer verlangde genoegzame zekerheid, is de

aannemer bevoegd, hetzij de uitvoering van het werk te schorsen, hetzij het werk in

onvoltooide staat te beëindigen. Met betrekking tot de schorsing respectievelijk de beëindiging

in onvoltooide staat is het bepaalde in § 14 van overeenkomstige toepassing. Op de in dit lid

bedoelde zekerheid is hetgeen in het vierde lid is gesteld van overeenkomstige toepassing.

§ 43b. Verzekering

1.Tenzij het bestek anders bepaalt, dient de aannemer verzekeringen aan te gaan waarin de

opdrachtgever en de directie als mede-verzekerden zijn opgenomen, een en ander voor zover

dit naar de aard en de omvang van het werk nodig en gebruikelijk is. De aannemer zorgt

ervoor dat de directie ten spoedigste schriftelijk bewijs van het bestaan en de inhoud van

vorenbedoelde verzekeringen ontvangt.

2.Indien door de opdrachtgever verzekeringen in verband met het werk zijn aangegaan of zullen

worden aangegaan,worden de condities en bepalingen daarvan aan het bestek gehecht en

zorgt de opdrachtgever ervoor dat de aannemer ten spoedigste schriftelijk bewijs van het

bestaan en de inhoud van vorenbedoelde verzekeringen ontvangt.

Hoofdstuk XII. Schade aan het werk

§ 44. Schade aan het werk

1.Onder schade aan het werk in de zin van deze paragraaf wordt verstaan schade aan het

geheel of gedeeltelijk door de aannemer ten behoeve van de opdrachtgever gebouwde of

gemaakte, aan de hulpwerken, aan de op of bij het werk aangevoerde bouwstoffen en voor het

werk noodzakelijke hulpmiddelen. Onder schade aan bouwstoffen wordt tevens verstaan het

verlies daarvan.

2.Van het ontstaan van schade aan het werk geeft de aannemer zo spoedig mogelijk, in elk

geval binnen een week nadat hem daarvan is gebleken of had kunnen blijken, kennis aan de

directie.

3.Onverminderd de aansprakelijkheid van partijen krachtens de overeenkomst of de wet is

schade aan het werk voor rekening van de aannemer, tenzij deze schade het gevolg is van

buitengewone omstandigheden tegen de schadelijke gevolgen waarvan de aannemer in

verband met de aard van het werk geen passende maatregelen heeft behoeven te nemen, en

het onredelijk zou zijn de schade voor zijn rekening te doen komen.

4.Na het ontstaan van schade aan het werk is de aannemer verplicht tijdig de nodige

maatregelen tot beperking daarvan te treffen. Bij aanwezigheid van de directie handelt hij

daarbij onder haar goedkeuring.

5.Schade aan het werk, die is ontstaan tengevolge van het niet nakomen van de in het tweede of

vierde lid genoemde verplichting, is voor rekening van de aannemer.

6.Schade aan het werk, welke voor rekening van de aannemer is, zal door deze worden hersteld

binnen door de directie eventueel te stellen termijnen, tenzij van de aannemer redelijkerwijs

niet kan worden verlangd, dat het herstel door hem geschiedt. In dit geval, alsmede indien

redelijkerwijs van de opdrachtgever niet kan worden verlangd, dat hij het herstel door de

aannemer laat verrichten, kan de opdrachtgever in plaats daarvan een geldelijke vergoeding

van de aannemer vorderen.

7.Niet voor rekening van de aannemer komende schade aan het werk zal, indien de

opdrachtgever daartoe de wens te kennen geeft en dit redelijkerwijs van de aannemer kan

worden verlangd, eveneens door deze worden hersteld binnen door de directie eventueel te

stellen termijnen. In dit geval wordt het herstel als meer werk verrekend.

Hoofdstuk XIII. In gebreke blijven, onvermogen of overlijden van een der partijen

§ 45. In gebreke blijven, onvermogen of overlijden van de opdrachtgever

1.Indien de opdrachtgever de in gevolge de overeenkomst verschuldigde betalingen niet tijdig

verricht en de vertraging niet het gevolg is van een omstandigheid waarvoor de aannemer

verantwoordelijk is, heeft deze aanspraak op vergoeding van rente tegen het wettelijk

percentage met ingang van de dag, waarop de betaling uiterlijk had moeten geschieden. De

rentevordering van de aannemer zal nimmer omvatten rente van rente.

2.Indien na verloop van twee weken sedert de dag waarop de betaling uiterlijk had moeten

geschieden, deze nog niet heeft plaats gevonden en een nadien door de aannemer verzonden

schriftelijke aanmaning na verloop van veertien dagen evenmin tot betaling heeft geleid, wordt

het in het voorgaande lid bepaalde percentage na het verstrijken van die veertien dagen met 2

verhoogd, en is de aannemer bevoegd, mits hij zulks in de aanmaning heeft vermeld, hetzij de

uitvoering van het werk te schorsen tot de opdrachtgever het door hem verschuldigde heeft

betaald, hetzij het werk in onvoltooide staat te beëindigen. Met betrekking tot de schorsing

respectievelijk de beëindiging in onvoltooide staat is het bepaalde in § 14 van overeenkomstige

toepassing.

3.Het bepaalde in het tweede lid omtrent schorsen en beëindigen in onvoltooide staat is niet van

toepassing, indien de vordering van de aannemer betrekking heeft op een bedrag,

waaromtrent de opdrachtgever een spoedgeschil aanhangig heeft gemaakt.

4.Indien de opdrachtgever in staat van faillissement wordt verklaard, is de aannemer bevoegd de

curator te sommeren om binnen acht dagen te verklaren of hij bereid is het werk te doen

voortzetten onder zodanige genoegzame zekerheidstelling als de aannemer blijkens de

sommatie verlangt. Indien de curator zich bereid verklaart het werk te doen voortzetten, is hij

verplicht bij die verklaring de verlangde zekerheid te stellen. Indien de curator niet bereid is het

werk te doen voortzetten, is de aannemer gerechtigd het werk in onvoltooide staat te

beëindigen. Met betrekking tot de beëindiging in onvoltooide staat is het bepaalde in § 14 van

overeenkomstige toepassing.

5.Ingeval de opdrachtgever onder curatele wordt gesteld, is het bepaalde in het vierde lid van

overeenkomstige toepassing. Ingeval de opdrachtgever surseance van betaling wordt verleend

of hij met rechterlijke machtiging in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst, is het

bepaalde in het vierde lid eveneens van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat

voor ‘de curator’ wordt gelezen ‘de opdrachtgever en de bewindvoerder’ onderscheidenlijk ‘de

provisionele bewindvoerder of de curator’.

6.Ingeval de opdrachtgever overlijdt, is de overeenkomst niet uit dien hoofde ontbonden. Het

bepaalde in het vierde lid is alsdan van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat

voor ‘de curator’ wordt gelezen ‘de erfgenamen’. Indien de aannemer zulks verlangt, zijn de

erfgenamen verplicht één van hen of een derde schriftelijk aan te wijzen om hen in alle

opzichten te vertegenwoordigen.

§ 46. In gebreke blijven, onvermogen of overlijden van de aannemer

1.Ingeval de aannemer de op hem rustende verplichtingen niet nakomt en de opdrachtgever hem

deswege in gebreke stelt, zal de ingebrekestelling schriftelijk geschieden en zal de

opdrachtgever de aannemer daarbij een redelijke termijn stellen om alsnog zijn verplichtingen

na te komen. Reeds voordat de gestelde termijn is verstreken, is de opdrachtgever in

dringende gevallen gerechtigd voor rekening van de aannemer zodanige maatregelen te

nemen als hij ten nutte van het werk dienstig oordeelt. Indien de aannemer nalatig blijft zijn

verplichtingen na te komen, is de opdrachtgever gerechtigd het werk voor rekening van de

aannemer te voltooien of te doen voltooien, onverminderd des opdrachtgevers recht op

schadevergoeding.

2.Ingeval de aannemer voor de uitvoering van het werk te weinig personeel of hulpmiddelen, dan

wel hulpmiddelen van onvoldoend vermogen of gebrekkige hulpmiddelen bezigt, waardoor

naar het oordeel van de directie ontoelaatbare vertraging in de uitvoering ontstaat, zal de

directie de aannemer schriftelijk aanmanen de uitvoering te bespoedigen. Indien de aannemer

nalatig blijft, is de directie gerechtigd voor rekening van de aannemer zodanige maatregelen te

nemen als zij voor de vlotte totstandkoming van het werk dienstig oordeelt.

3.Ingeval de aannemer in staat van faillissement wordt verklaard, is de opdrachtgever bevoegd

de curator te sommeren om binnen acht dagen te verklaren of hij bereid is het werk voort te

zetten onder zodanige genoegzame zekerheidstelling als de opdrachtgever blijkens de

sommatie verlangt. In afwachting van de beslissing omtrent de voortzetting van het werk is de

opdrachtgever in dringende gevallen gerechtigd voor rekening van de aannemer zodanige

maatregelen te nemen als hij ten nutte van het werk dienstig oordeelt. Indien de curator zich

bereid verklaart het werk voort te zetten, is hij verplicht bij die verklaring de verlangde

zekerheid te stellen. Indien de curator niet bereid is het werk voort te zetten, is de

opdrachtgever gerechtigd het werk voor rekening van de aannemer te voltooien of te doen

voltooien, onverminderd des opdrachtgevers recht op schadevergoeding.

4.Ingeval de aannemer onder curatele wordt gesteld, is het bepaalde in het derde lid van

overeenkomstige toepassing. Ingeval de aannemer surseance van betaling wordt verleend of

hij met rechterlijke machtiging in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst, is het bepaalde

in het derde lid eveneens van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor ‘de

curator’ wordt gelezen ‘de aannemer en de bewindvoerder’ onderscheidenlijk ‘de provisionele

bewindvoerder of de curator’.

5.Ingeval de aannemer overlijdt, is de overeenkomst niet uit dien hoofde ontbonden. Het

bepaalde in het derde lid is alsdan van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat

voor ‘de curator’ wordt gelezen ‘de erfgenamen’. Indien de opdrachtgever zulks verlangt, zijn

de erfgenamen verplicht één van hen of een derde schriftelijk aan te wijzen om hen in alle

opzichten te vertegenwoordigen.

6.De opdrachtgever zorgt er voor, dat de kosten, die voor de aannemer voortvloeien uit de

toepassing van de bepalingen in deze paragraaf, binnen redelijke grenzen blijven.

7.Ingeval de opdrachtgever overeenkomstig de bepalingen in deze paragraaf maatregelen ten

dienste van het werk neemt dan wel het werk zelf voltooit of door derden doet voltooien, is hij

gerechtigd daarbij van alle ter beschikking van de aannemer staande hulpmiddelen gebruik te

maken of te doen maken.

8.De opdrachtgever is verplicht de in het voorgaande lid bedoelde hulpmiddelen in goede staat

te onderhouden of te doen onderhouden en deze zo spoedig mogelijk, nadat zij voor de

uitvoering van het werk niet meer nodig zijn, weer ter beschikking van de aannemer te stellen.

Schade, gedurende de periode van het gebruik aan deze hulpmiddelen toegebracht, is voor

rekening van de opdrachtgever, tenzij hij bewijst, dat de schade niet aan hem is toe te rekenen.

Hoofdstuk XIV. Kostenverhogende omstandigheden

§ 47. Kostenverhogende omstandigheden

1.Onder kostenverhogende omstandigheden worden in deze paragraaf verstaan

omstandigheden die van dien aard zijn dat bij het tot stand komen van de overeenkomst geen

rekening behoefde te worden gehouden met de kans dat zij zich zouden voordoen, die de

aannemer niet kunnen worden toegerekend en die de kosten van het werk aanzienlijk

verhogen.

2.Indien kostenverhogende omstandigheden als bedoeld in het eerste lid intreden heeft de

aannemer aanspraak op bijbetaling, in voege als omschreven in het volgende lid en

behoudens het bepaalde in het vierde lid.

3.Indien de aannemer van oordeel is dat kostenverhogende omstandigheden zijn ingetreden

dient hij de opdrachtgever hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte te stellen.

Alsdan zal de opdrachtgever op korte termijn met de aannemer overleg plegen omtrent de

vraag of kostenverhogende omstandigheden zijn ingetreden en zo ja, in hoeverre de

kostenverhoging naar redelijkheid en billijkheid zal worden vergoed.

4.De opdrachtgever is gerechtigd om in plaats van toe te stemmen in een vergoeding als

bedoeld in het derde lid het werk te beperken, te vereenvoudigen of te beëindigen; alsdan zal

het door de opdrachtgever verschuldigde naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid

worden vastgesteld.

5.Indien in de UAV of elders in de overeenkomst bijzondere voorschriften zijn opgenomen

omtrent kostenverhogende of buitengewone omstandigheden, is voor wat de in die

voorschriften geregelde gevallen betreft het bepaalde in deze paragraaf niet van toepassing.

Hoofdstuk XV. Vastleggen van de toestand, beslechting van geschillen

§ 48. Vastleggen van de toestand

1.Indien de directie of de aannemer tijdens de loop van het werk de toestand, waarin enig

onderdeel van het werk op zeker tijdstip verkeert, of enig ander feit of feitenverloop betreffende

de uitvoering of voorbereiding van het werk wenst vast te leggen, kan zij of hij schriftelijk

vorderen, dat die toestand gemeenschappelijk wordt opgenomen of dat feit of feitenverloop

gemeenschappelijk wordt geconstateerd en in een op te maken en door hen beiden te

ondertekenen proces-verbaal wordt beschreven.

2.Indien de directie of de aannemer aan de in het eerste lid bedoelde vordering niet voldoet, kan

de wederpartij de toestand in een proces-verbaal doen vastleggen overeenkomstig het

arbitragereglement van de Raad van Arbitrage voor de Bouw, zoals dit drie maanden voor de

dag van de aanbesteding luidt, onverlet de bevoegdheid van de wederpartij zelf de verlangde

opnemingen en constateringen in aanwezigheid van getuigen te verrichten en vast te leggen in

een met de getuigen te ondertekenen proces-verbaal. De waardering van het aan dit

proces-verbaal toe te kennen bewijs is aan het scheidsgerecht van genoemde Raad

overgelaten.

3.Het proces-verbaal, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt in tweevoud opgemaakt; één

exemplaar is bestemd voor de directie en één voor de aannemer.

§ 49. Beslechting van geschillen

1.Voor de beslechting van de in deze paragraaf bedoelde geschillen doen partijen uitdrukkelijk

afstand van hun recht de tussenkomst van de gewone rechter in te roepen.

2.Alle geschillen, welke ook – daaronder begrepen die, welke slechts door één der partijen als

zodanig worden beschouwd – die naar aanleiding van de overeenkomst of van

overeenkomsten, die daarvan een uitvloeisel mochten zijn, tussen opdrachtgever en aannemer

mochten ontstaan, worden beslecht door arbitrage overeenkomstig het arbitragereglement van

de Raad van Arbitrage voor de Bouw, zoals dit drie maanden voor de dag van aanbesteding

luidt.

3.De aannemer, die een geschil betreffende de eindafrekening aan de in het tweede lid

genoemde Raad ter beslechting voorlegt, nadat de opdrachtgever zijn definitieve beslissing

omtrent de eindafrekening schriftelijk ter kennis van de aannemer heeft gebracht, is niet

ontvankelijk in hetgeen hij meer of anders vordert dan die eindafrekening inhoudt, indien hij het

geschil aanhangig maakt later dan zes maanden nadat de opdrachtgever bij aangetekende

brief de aandacht van de aannemer op deze termijn heeft gevestigd, tenzij de vordering

voortvloeit uit een omstandigheid, welke eerst na het verloop van die termijn is gebleken.

4.Indien bij een in kracht van gewijsde gegaan rechterlijk vonnis een uitspraak van het

scheidsgerecht geheel of gedeeltelijk nietig wordt verklaard, heeft ieder der partijen het recht

het geschil, voor zover het dientengevolge onbeslist is gebleven, opnieuw overeenkomstig

deze paragraaf te doen beslechten. De vordering is niet ontvankelijk, indien zij bij de in het

tweede lid genoemde Raad wordt aanhangig gemaakt later dan drie maanden na het in kracht

van gewijsde gaan van de rechterlijke uitspraak. Degene die als scheidsman of secretaris aan

de nietig verklaarde beslissing heeft medegewerkt, zal aan de nieuwe behandeling niet mogen

medewerken.

5.Indien beide partijen in onderling overleg hieraan de voorkeur geven, worden de in het tweede

lid bedoelde regelen vervangen door die, gegeven in de statuten van de Raad van Arbitrage

voor Metaalnijverheid en -handel, met dien verstande dat in aanvulling dezer regelen de

bepaling geldt, dat scheidslieden niet bevoegd zijn het tussen partijen overeengekomene te

wijzigen.

§ 50. Voortzetting van het werk

1.De aannemer is gehouden, in afwachting van de totstandkoming van een uitspraak in het

geschil, opvordering van de directie het werk volgens haar aanwijzingen voort te zetten, tenzij

de Raad van Arbitrage in spoedgeschil anders beslist en onverminderd zijn rechten, die uit

bedoelde uitspraak voor hem mochten voortvloeien.

2.Voor zover de uitkering van enige termijn van betaling vertraging zou ondervinden in verband

met een aanhangig geschil, zal de opdrachtgever tot zodanige betaling overgaan als in

verband met de stand van het werk en de wederzijdse vorderingen toelaatbaar is. Zodanige

betaling zal niet in het geding kunnen worden gebruikt als bewijs van de erkenning door de

opdrachtgever van enig recht van de aannemer.

Bijlage A

Volmacht

De ondergetekende(n)

..... 1),

..... 5)

aannemer(s) van .....

..... 2)

Wijst/wijzen als zijn /hun gevolmachtigde aan ..... 3)

die hem/hun in alle opzichten vertegenwoordigt voor alle zaken betreffende .....

..... 4)

....., ..... 20.... 6)

De aannemer(s) ..... 7)

..... , ..... 20.... 6)

Goedgekeurd,

de Directie, ..... 7)

1) Naam en voornamen van de aannemer of de aannemers, indien hij een natuurlijk persoon is of

zij natuurlijke personen zijn of – in andere gevallen – de hiermee overeenkomende gegevens.

2) Vermelding van het aangenomen werk.

3) Naam en voornamen van de gevolmachtigde.

4) Vermelding van het werk of gedeelte ervan alsmede eventuele bijzondere voorwaarden.

5) Indien de aannemer zelf gevolmachtigde is van gezamenlijke aannemers, wordt hier

ingevoegd:

‘gevolmachtigde van de’.

6) Plaats en datum van ondertekening.

7) Handtekening van de aannemers(s) c.q. de Directie.

Bijlage B

Ondergetekende

..... 1),

gevestigd te ..... 2),

in aanmerking nemende:

1e.dat ..... 3),

gevestigd te ..... 4),

hierna genoemd ‘de opdrachtgever’, aan

..... 5),

gevestigd te ..... 6),

hierna genoemd ‘de aannemer’,

heeft opgedragen:

..... 7),

op welke overeenkomst de Uniforme Administratieve

Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 van

toepassing zijn;

2e.dat de aannemer voornemens is daarin de in onderstaande

Lijst van Bouwstoffen vermelde bouwstoffen te verwerken;

verklaart:

dat hij/zij afstand doet van alle aanspraken op bedoelde bouwstoffen en deze na de

goedkeuring beschouwt als eigendom van de opdrachtgever ingevolge § 19, eerste lid, der

Uniforme Administratieve

Voorwaarden voormeld.

Lijst van Bouwstoffen: 8),

.....)

.....)

.....)

.....)

.....)

.....)

.....)

.....)

.....)

.....)

....., ..... 20.... 9)

..... 10)

1) Naam van de leverancier van c.q. rechthebbende op de bouwstoffen.

2) Volledig adres van deze.

3) Naam van de opdrachtgever.

4) Volledig adres van deze.

5) Naam van de aannemer.

6) Volledig adres van deze.

7) Korte beschrijving van het werk.

8) Opsomming der betrokken bouwstoffen.

9) Plaats en datum van ondertekening.

10) Handtekening van de leverancier van c.q. rechthebbende op de bouwstoffen.

Bijlage 2

Wijzigingen in de UAV 2012 ten opzichte van de UAV 1989:

Paragraaf 1: aan de begripsbepaling van de UAV en van het werk is toegevoegd ‘technisch

installatiewerk’. Door integratie van de UAV-TI 1992 was deze toevoeging noodzakelijk

geworden.

Paragraaf 4: Het formulier A met betrekking tot de vertegenwoordiging van de aannemer bij

volmacht wordt verplicht voorgeschreven. Het formulier dient daarmee niet meer louter als

voorbeeld.

Paragraaf 5 lid 1 en paragraaf 6 lid 10: De begrippen ‘vergunningen, ontheffingen of

dergelijke beschikkingen’ zijn vervangen door ‘publiekrechtelijke en privaatrechtelijke

toestemmingen’.

Paragraaf 5 lid 5: de specifieke bepaling over de aansprakelijkheid van de opdrachtgever voor

de niet of niet tijdige levering van bouwstoffen die bij een voorgeschreven leverancier worden

betrokken, dan wel bouwstoffen die door de opdrachtgever zijn voorgeschreven, is vervallen.

Hiermee wordt de positie van de voorgeschreven leverancier gelijkgetrokken met die van de

voorgeschreven onderaannemer.

Paragraaf 5 lid 8 en paragraaf 6 lid 6: de zorg voor veiligheid en milieu is aangescherpt.

Deze aanscherping is daarnaast terug te vinden in de toevoeging aan paragraaf 6 van lid 16a

dat voorziet in een meldingsplicht voor het aantreffen van voorwerpen of stoffen waarvan

redelijkerwijs geacht kan worden dat deze schade kunnen toebrengen aan personen, goederen

of milieu.

Paragraaf 6 lid 14: ‘Goede trouw’ is vervangen door ‘de eisen van redelijkheid en billijkheid’.

Paragraaf 6 lid 26: De zin ‘deze goedkeuring zal niet mogen worden onthouden op onredelijke

gronden’ is toegevoegd.

Paragraaf 6 lid 27: het woord ‘uitvoeringskosten’ is vervangen door ‘kosten’.

Paragraaf 8 lid 4 en 5: De redactie is aangepast om een duidelijk onderscheid te maken

tussen de situatie dat een aannemer recht heeft op termijnverlenging en de situatie dat hij bij

wijze van gunst om termijnverlenging vraagt.

Paragraaf 8a: de beproeving van het technische installatiewerk, afkomstig uit de UAV-TI 1992,

is opgenomen.

Paragraaf 10: lid 1a is toegevoegd waarin is opgenomen een bepaling betreffende de

verstrekking van revisietekeningen en bedienings- en onderhoudsvoorschriften van het

technische installatiewerk.

Paragraaf 10 lid 3: een uitgebreidere regeling is opgenomen voor de ingebruikname van een

werk voordat dit voltooid is dan wel voor de ingebruikname van een al dan niet voltooid

onderdeel daarvan. Ten aanzien van het technische installatiewerk is hier een specifieke

bepaling opgenomen.

Paragraaf 11: bij het herstellen van gebreken door de aannemer is toegevoegd dat hieronder

niet vallen die gebreken die het gevolg zijn van onjuist of onzorgvuldig gebruik dan wel

gekwalificeerd kunnen worden als normaal te verwachten slijtage als gevolg van het feitelijke

gebruik.

Paragraaf 12 lid 2: formuleert de aansprakelijkheid van de aannemer na oplevering. Betreft

deels een samenvoeging met lid 3 en deels een aanpassing aan het huidige Burgerlijk

Wetboek (BW).

Paragraaf 12 lid 4: voor de rechtsvordering wordt nu onderscheid gemaakt naar de duur van

de aansprakelijkheid voor verborgen gebreken, afhankelijk van de aard van het verborgen

gebrek.

Paragraaf 17 lid 2: de opdrachtgever is niet langer verplicht bouwstoffen te keuren. In het

bestek moet worden bepaald of en in hoeverre bouwstoffen moeten worden gekeurd.

Paragraaf 17 lid 3: de formulering over gebreken na de keuring is aangepast met de termen

‘redelijkerwijs niet door de directie had kunnen worden onderkend’ en ‘het gebrek aan de

aannemer kan worden toegerekend’.

Paragraaf 17 lid 5: is aangevuld met de bepaling dat de directie de goedkeuring voor andere

bouwstoffen in plaats van met een fabrieksnaam aangeduide bouwstoffen, mits van

overeenkomstige hoedanigheid, niet onthoudt op onredelijke gronden.

Paragraaf 18 lid 1: keuring in de vorm van visuele beoordeling is opgenomen indien in het

bestek is voorgeschreven dat bouwstoffen moeten worden geleverd met een

kwaliteitsverklaring afkomstig van een door de Raad voor de Accreditatie erkende

certificatie-instelling. Hiermee wordt aangesloten bij de praktijk.

Paragraaf 21: is in overeenstemming gebracht met de Wet milieubeheer door de term ‘niet van

waarde zijn’ bij uit het werk komende oude bouwstoffen te schrappen. In het bestek kan

worden afgeweken van de hoofdregel dat de uit het werk komende oude bouwstoffen

eigendom blijven van de opdrachtgever. Voorts is verwijtbaarheid vervangen door

toerekenbaarheid.

Paragraaf 22 lid 2: gebreken in relatie tot een garantie over één of meer onderdelen van het

werk zijn duidelijker geformuleerd. In afwijking van het advies is niet overgenomen de

voorgestelde toevoeging ‘op grond van de U.A.V.’. Een omstandigheid die aan de aannemer

kan worden toegerekend kan namelijk bijvoorbeeld zijn gebaseerd op de UAV maar ook op het

bestek voor het betreffende werk.

Paragraaf 23: de verplichtingen van de aannemer in relatie tot het ter beschikking stellen en

onderhouden van loodsen en andere hulpmiddelen zijn algemener geformuleerd en er wordt

verwezen naar het omschrijven van de verplichtingen in het bestek. De rest van paragraaf 23 is

vervallen. In afwijking van het advies is verder toegevoegd ‘en verwijderen’ en ‘en/of

directieverblijf’ in de zin: ‘De verplichtingen van de aannemer met betrekking tot het ter

beschikking stellen, onderhouden en verwijderen van loodsen en/of directieverblijf en andere

hulpmiddelen worden in het bestek omschreven.’ Ook over het ter beschikking stellen en

onderhouden van een eventueel directieverblijf en het verwijderen van de loodsen en andere

hulpmiddelen in zijn algemeenheid (inclusief een eventueel directieverblijf) dient in het bestek

te worden voorzien. Hiermee wordt een verduidelijking gegeven van de hulpmiddelen waar in

het bestek op moet worden ingegaan.

Paragraaf 26: opgenomen is dat de aannemer een algemeen tijdschema opstelt en wat daarin

moet zijn opgenomen. Hiermee wordt aangesloten bij de praktijk.

Paragraaf 27: in de titel is toegevoegd ‘verslagen van bouwvergaderingen’. Uit de rechtspraak

blijkt dat, indien is overeengekomen om tijdens de uitvoering van het werk bouwvergaderingen

te houden, dit belangrijke stukken zijn.

Paragraaf 27 lid 1: is aangescherpt zodat het nu ook voorziet in een verplichting om een

aantekening in het weekrapport te maken over voorvallen betreffende de veiligheid en/of

gezondheid van personen.

Paragraaf 36: lid 1a is toegevoegd die de gevolgen voor de prijs vanwege een door de

opdrachtgever gewenste bestekswijziging regelt.

Paragraaf 42 lid 2: het bedrag der kortingen is gewijzigd van een bedrag in guldens naar een

bedrag in euro‘s.

Paragraaf 48: over het vastleggen van de toestand in een proces-verbaal is bepaald, dat het

arbitragereglement van de Raad van Arbitrage voor de Bouw geldt, zoals dit drie maanden

voor de dag van de aanbesteding luidt.

Overig: ‘geldsbedragen’ is gewijzigd in ‘geldbedragen’, ‘netto-prijzen’ is gewijzigd in ‘prijzen’,

‘netto-kosten’ is gewijzigd in ‘kosten’, de actuele naam van de Raad van Arbitrage voor de

Bouw is opgenomen, ‘krankzinnigengesticht’ is gewijzigd in ‘psychiatrisch ziekenhuis’, ‘is te

wijten aan schuld’ en ‘is te wijten aan’ is gewijzigd in ‘is toe te rekenen’, cursivering van de

begrippen in paragraaf 1, verwijdering van de definitie van BW uit paragraaf 1, omdat die

definitie niet meer in de tekst voorkomt, verwijdering van punten in de definitiebepaling van

UAV in paragraaf 1 en overige paragrafen, toevoeging van ‘hij’ in paragraaf 10, derde lid,

verwijdering van een tussenstreepje in de tweede zin van paragraaf 26, vierde lid en ‘formulier

A’ is gewijzigd in ‘bijlage A’.