Verordening Wet Inburgering

Geldend van 24-05-2007 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2007

Intitulé

Verordening Wet Inburgering

Verordening Wet Inburgering

De raad van de gemeente Baarle-Nassau;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 10 april 2007;

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, en 35 van de Wet inburgering;

overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, het aanbieden van een inburgeringsvoorziening aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld, alsmede dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

VERORDENING WET INBURGERING

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    a.

    het college:

    het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau;

    b.

    de wet:

    de Wet inburgering;

    c.

    WIN:

    de Wet inburgering nieuwkomers;

    d.

    WEB:

    de Wet educatie en beroepsonderwijs;

    e.

    zelfmelder:

    een inburgeringsplichtige die zichzelf heeft gemeld bij het college met het verzoek hem een inburgeringsvoorziening aan te bieden;

    f.

    casemanager:

    de gemeentelijke regisseur van de aan de inburgeringsplichtige aangeboden inburgeringsvoorziening met bevoegdheden op het gebied van onder meer bewaking, handhaving, coaching en begeleiding;

    g.

    WWB:

    de Wet Werk en bijstand;

    h.

    bijstandsnorm:

    de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de WWB;

    Er wordt in alle gevallen uitgegaan van de norm voor zelfstandig wonenden.

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

  • 2. Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • a.

      Informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen aan wie een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden en aan andere overige potentieel inburgeringsplichtigen tijdens de oproep zoals bedoeld in artikel 25 van de wet;

    • b.

      De gemeentelijke website;

    • c.

      Schriftelijk voorlichtingsmateriaal;

    • d.

      De klantcontacten van het cluster Sociale Zaken van de afdeling Maatschappelijke Zaken;

  • 3. Hiernaast vindt informatieverstrekking in elk geval plaats op aanvraag van de inburgeringsplichtige.

Hoofdstuk 2. Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

  • 1. Het college wijst conform het bepaalde in artikel 19, eerste lid, van de Wet Inburgering de groepen inburgeringsplichtigen aan waaraan hij bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan aanbieden.

  • 2. Bij het vaststellen door het college van de groep of groepen inburgeringsplichtigen waaraan een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden, wordt voorrang gegeven aan de volgende categorieën:

    • a.

      Personen die in 2007 en latere jaren een inburgeringsprogramma afronden op basis van de WIN of de WEB en desondanks geen vrijstelling kunnen krijgen van de inburgeringsplicht;

    • b.

      Vreemdelingen met een verblijfsvergunning regulier en met het ouderlijk gezag over één of meerdere minderjarige kinderen;

    • c.

      Vreemdelingen met een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd;

    • d.

      Uitkeringsgerechtigden;

    • e.

      Zelfmelders.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

  • 1. Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2. Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

  • 3. Een inburgeringsvoorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, één of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      Nederlandse taalles;

    • b.

      Kennis van de Nederlandse samenleving;

    • c.

      Voorbereiding op en één maal kosteloze deelname aan het inburgeringsexamen;

    • d.

      Individuele begeleiding door een casemanager;

    • e.

      Maatschappelijke begeleiding;

    • f.

      Activiteiten gericht op arbeid of de verwerving daarvan;

    • g.

      Activiteiten gericht op een vervolgopleiding en/of voorbereiding daarop;

    • h.

      Activiteiten gericht op participatie en gezin.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in beginsel in één keer voldaan.

  • 2. Op aanvraag van de inburgeringsplichtige kan in maximaal 10 termijnen worden betaald.

  • 3. Het college legt in de beschikking tot toekenning van een inburgeringsvoorziening het tijdstip en indien daarvoor een aanvraag is ingediend, de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking één of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de aangeboden inburgeringsvoorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de casemanager;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

Hoofdstuk 3. Het aanbod van een inburgeringsvoorziening

Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1. Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt persoonlijk overhandigd aan de inburgeringsplichtige en tevens gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2. In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan de inburgeringsvoorziening worden verbonden.

  • 3. De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen twee weken middels ondertekening het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4. Het niet aanvaarden van een aanbod, ontslaat de inburgeringsplichtige niet van de verplichtingen als benoemd in artikel 7 van de wet. Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod niet aanvaardt, zal op grond van artikel 26 van de wet een beschikking worden vastgesteld waarmee de termijn zoals bedoeld in artikel 7 van de wet, van start gaat.

  • 5. Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen twee weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de inburgeringsvoorziening, overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

  • 1. De beschikking waarin de inburgeringsplicht wordt vastgesteld bevat in ieder geval:

    • a.

      ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt;

    • b.

      de datum waarop het inburgeringsexamen moet zijn behaald;

    • c.

      een opgave van rechten en plichten van de inburgeringsplichtige.

  • 2. Ingeval van aanvaarding van een aanbod wordt bovendien het besluit tot toekennen van de inburgeringsvoorziening vastgelegd bij de beschikking zoals genoemd in artikel 8, eerste lid, van deze verordening. De volgende onderdelen worden dan aanvullend opgenomen:

    • a.

      een beschrijving van de inburgeringsvoorziening;

    • b.

      de duur van de inburgeringsvoorziening;

    • c.

      de rechten en plichten verbonden aan de inburgeringsvoorziening inclusief het tijdstip waarop voor de eerste maal aan het inburgeringsexamen moet zijn deelgenomen;

    • d.

      de mogelijkheid van sancties;

    • e.

      de termijnen en wijze van betaling.

Hoofdstuk 4. De bestuurlijke boete

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt 20% van de netto bijstandsnorm per maand indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is, geen gehoor geeft aan de oproep van het college bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de wet.

  • 2. De bestuurlijke boete bedraagt 40% van de netto bijstandsnorm per maand indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt 40% van de netto bijstandsnorm per maand indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4. De bestuurlijke boete bedraagt 80% van de netto bijstandsnorm per maand indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 5. Bij de vaststelling van het boetebedrag geldt de netto bijstandsnorm per maand die voor betrokkene geldt of zou gelden als hij belanghebbende in de zin van de WWB zou zijn.

  • 6. Het college kan, in afwijking van lid 1 tot en met 4 van dit artikel, het percentage van de bijstandsnorm lager of hoger vaststellen, tot een maximum van de in artikel 34 van de wet gestelde maximumbedragen, rekening houdend met de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de individuele omstandigheden van de inburgeringsplichtige.

Artikel 10 Stimuleringsbonus

Indien de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen heeft afgelegd op het tijdstip zoals opgenomen in de beschikking, benoemd in artikel 8, lid 2 van deze verordening, zal een stimuleringsbonus ter hoogte van het bedrag van de eigen bijdrage worden uitgekeerd.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 24 mei 2007 en werkt terug tot en met 1 januari 2007.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet Inburgering gemeente Baarle-Nassau.