Gedragscode bestuurlijke integriteit gemeente Baarle-Nassau

Geldend van 05-03-2009 t/m heden

Intitulé

De Raad van de Gemeente Baarle-Nassau,

Gelet op:

artikel 15, derde lid, artikel 41 c, tweede lid en artikel 69, tweede lid van de Gemeentewet

besluit vast te stellen de 1e wijziging van de gedragscode:

Gedragscode bestuurlijke integriteit gemeente Baarle-Nassau

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

  • 1.1

    Onder het college wordt verstaan: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Baarle-Nassau.

  • 1.2

    Deze gedragscode geldt voor de voorzitter en alle leden van het college. Tevens geldt deze gedragscode voor alle leden van de gemeenteraad van de gemeente Baarle-Nassau.

  • 1.3

    In alle gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in het college of in de commissie Algemeen Bestuurlijke Zaken.

  • 1.4

    De code is openbaar en door derden te raadplegen.

  • 1.5

    De leden van het college en de leden van de gemeenteraad ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van de code.

Hoofdstuk 2. Belangenverstrengeling en aanbesteding

  • 2.1

    Een bestuurder doet opgave van zijn financiële belangen in ondernemingen en organisaties waarmee de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt. De opgave is openbaar en door derden te raadplegen.

  • 2.2

    Bij privaatpublieke samenwerkingsrelaties voorkomt de bestuurder (de schijn van) bevoordeling in strijd met de eerlijke concurrentieverhoudingen.

  • 2.3

    Een oud-bestuurder kan in dienst van de gemeente en dus onder verantwoordelijkheid van het college werken.

  • 2.4

    Een bestuurder die familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten aan de gemeente, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht.

  • 2.5

    Een bestuurder neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente geen faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kan beïnvloeden.

Hoofdstuk 3. Nevenfuncties

  • 3.1

    Een bestuurder vervult geen nevenfuncties waarbij strijdigheid is of kan zijn met het belang van de gemeente.

  • 3.2

    Een bestuurder maakt melding van al zijn nevenfunctie waarbij tevens wordt aangegeven of de functie wel of niet bezoldigd is. Deze gegevens worden openbaar gemaakt.

  • 3.3

    De kosten die de bestuurder maakt in verband met een nevenfunctie uit hoofde van het ambt (q.q. –nevenfuncties), worden vergoed door de instantie waar de nevenfunctie wordt uitgeoefend.

Hoofdstuk 4. Financiële belangen

  • 4.1

    Financiële belangen hebben betrekking op het bezit van bijvoorbeeld effecten, vorderingsrechten, onroerend goed, bouwgrond, alsook financiële deelnemingen in ondernemingen. Daarnaast heeft dit betrekking op negatieve financiële belangen zoals schulden uit hypothecaire vorderingen.

  • 4.2

    Een bestuurder heeft geen financiële belangen die met mogelijke belangenverstrengelingen in verband gebracht kunnen worden, ofwel die de schijn van onzuivere oordeelsvorming op kunnen roepen.

  • 4.3

    Een bestuurder maakt melding van financiële belangen waarbij er mogelijke strijdigheid is of kan zijn met het belang van de gemeente of waarbij belangenverstrengelingen zouden kunnen plaatsvinden voor zover dit direct betrekking heeft op zijn functie of ambt bij de gemeente.

  • 4.4

    In geval van twijfel omtrent de mate van belangenverstrengeling of de mogelijke schijn daarvan beslist het college of de commissie Algemeen Bestuurlijke Zaken.

Hoofdstuk 5. Informatie

  • 5.1

    Een bestuurder gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie of ambt beschikt. Hij verstrekt geen geheime informatie.

  • 5.2

    Een bestuurder houdt geen informatie achter, tenzij deze geheim of vertrouwelijk is en het niet geven van de informatie mogelijk is op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.

  • 5.3

    Een bestuurder maakt niet ten eigen bate of van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van de functie of het ambt verkregen informatie.

Hoofdstuk 6. Aannemen van geschenken

  • 6.1

    Geschenken en giften die een bestuurder uit hoofde van zijn functie of ambt ontvangt, worden gemeld en geregistreerd en zijn eigendom van de gemeente.

  • 6.2

    Indien een bestuurder geschenken of giften ontvangen die een waarde van minder dan 50 euro vertegenwoordigen, kunnen deze in afwijking van het bovenstaande worden behouden en behoeven ze niet te worden gemeld en geregistreerd.

  • 6.3

    Geschenken en giften worden niet op het huisadres ontvangen. Indien dit toch is gebeurd, wordt dit gemeld in het college waar een besluit over de bestemming van het geschenk wordt genomen.

Hoofdstuk 7. Bestuurlijke uitgaven

    • 7.1

      Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond.

    • 7.2

      Ter bepaling van de functionaliteit van de bestuurlijke uitgaven worden de volgende criteria gehanteerd.

  • ·

    Met de uitgave is het belang van de gemeente Baarle-Nassau gediend en,

  • ·

    De uitgave vloeit voort uit de functie of het ambt.

Hoofdstuk 8. Declaraties

  • 8.1

    De bestuurder declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

  • 8.2

    Declaraties worden afgewikkeld volgens een daartoe vastgestelde administratieve procedure.

  • 8.3

    Een declaratie wordt ingediend door middel van een daartoe vastgesteld formulier. Bij het formulier wordt een betalingsbewijs gevoegd en op het formulier wordt de functionaliteit van de uitgave vermeld.

  • 8.4

    Gemaakte kosten worden binnen een maand gedeclareerd. Eventuele voorschotten worden voor zover mogelijk binnen een maand afgerekend.

  • 8.5

    De gemeente secretaris respectievelijk de griffier is verantwoordelijk voor een deugdelijke administratieve afhandeling en registratie van declaraties. Declaraties van bestuurders worden administratief afgehandeld door een daartoe aangewezen ambtenaar.

  • 8.6

    In geval van twijfel omtrent een declaratie, wordt deze voorgelegd aan de burgemeester. Zo nodig wordt de declaratie ter besluitvorming aan het college of de commissie Algemeen Bestuurlijke Zaken voorgelegd.

Hoofdstuk 9. Creditcards

9.1Het gebruik van een gemeentelijke creditcard is in de gemeente Baarle-Nassau niet toegestaan.

Hoofdstuk 10. Gebruik gemeentelijke eigendommen en voorzieningen

  • 10.1

    Gebruik van gemeentelijke eigendommen of voorzieningen voor privédoeleinden is niet toegestaan.

  • 10.2

    Leden van het college kunnen op basis van een overeenkomst ter zake voor zakelijk gebruik een mobiele telefoon en een computer in bruikleen ter beschikking krijgen.

Hoofdstuk 11. Reizen

  • 11.1

    Een collegelid dat het voornemen heeft een buitenlandse dienstreis naar een ander land dan België te maken, heeft toestemming nodig van het college. De Gemeenteraad wordt van het besluit op de hoogte gesteld.

  • 11.2

    Een collegelid dat voornemen van een dienstreis meldt, verschaft informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap en de geraamde kosten.

  • 11.3

    Uitnodigingen voor reizen, werkbezoeken en dergelijke op kosten van derden worden altijd besproken in het college en onder meer getoetst op het risico van belangenverstrengeling. Het gemeentelijk belang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming.

  • 11.4

    Van de reis als bedoeld in artikel 11.1 wordt een verslag opgesteld, dat aan de gemeenteraad ter kennis wordt gebracht.

Hoofdstuk 15. Inwerkingtreding

  • 15.1

    Deze regeling kan worden aangehaald als “Gedragscode bestuurlijke integriteit gemeente Baarle-Nassau 2009”.

  • 15.2

    Deze regeling treedt in werking met ingang van heden.

Ondertekening

DE GEMEENTERAAD VAN BAARLE-NASSAU d.d. 5 maart 2009
De Griffier, De gemeentesecretaris de burgemeester,
H.H. Dame M. van Mierlo drs. J.P.M.M. Hendrikx.