Regeling vervallen per 01-01-2023

Verordening rioolheffing 2022

Geldend van 31-12-2021 t/m 31-12-2022

Intitulé

Verordening rioolheffing 2022

RAADSBESLUIT

Openbaar

Zaaknummer 331566

Onderwerp Gemeentelijke belastingverordeningen 2022

De raad van de gemeente Baarn

- gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 9 november 2021

- behandeld in het debat in de raad d.d. 8 december 2021

b e s l u i t:

De volgende gemeentelijke belastingverordeningen en tarieven vast te stellen:

1. Verordening afvalstoffenheffing 2022

2a. Verordening begraafplaatsrechten 2022

2b. Tarieventabel begraafplaatsrechten 2022

3. Verordening forensenbelasting 2022

4 . Verordening hondenbelasting 2022

5a. Legesverordening 2022

5b. Tarieventabel legesverordening 2022

6. Verordening marktgelden 2022

7. Verordening onroerendezaakbelastingen 2022

8a. Verordening precariobelasting 2022

8b. Tarieventabel precariobelasting 2022

9. Verordening reclamebelasting Centrumgebied 2022

10. Verordening rioolheffing 2022

11. Verordening roerende zaakbelastingen 2022

12. Verordening toeristenbelasting 2022

Vastgesteld in de vergadering, op 22 december 2021

C. Heusingveld, griffier

M.A. Röell, voorzitter

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2022

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

a. perceel: een roerende zaak of een onroerende zaak, bedoeld in artikel 16, onder a, c, d en f, van de Wet waardering onroerende zaken, of een samenstel dan wel een zelfstandig gedeelte daarvan;

b. gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

c. verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

d. water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.

  • 2.

    Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:

    a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    b. ingeval een gedeelte van een perceel - niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 - voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

a. Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

b. Indien twee of meer in artikel 3 bedoeld percelen blijkens hun indeling bestemd zijn om als één geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van zo’n samenstel, met dien verstande dat dit samenstel als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

  • 2.

    Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater, grondwater en oppervlaktewater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle kalendermaand gerekend.

  • 3.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van:

    a. een watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    b. een bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

    De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 4.

    De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd.

  • 5.

    Voor nieuwe gebruikers wordt, zolang geen gegevens als bedoeld in het tweede lid van dit artikel bekend zijn, een recht geheven naar een waterverbruik tot 250 kubieke meter. Indien er sprake is van een binnengemeentelijke verhuizing, wordt voor het desbetreffende belastingjaar het leidingwaterverbruik van het oude adres ook geacht het leidingwaterverbruik van het nieuwe adres te zijn.

  • 6.

    Het vijfde lid van dit artikel is niet van toepassing voor bedrijven en overige niet natuurlijke personen. Zolang geen gegevens als bedoeld in het tweede lid van dit artikel bekend zijn, wordt bij nieuw gevestigde bedrijven of overige niet natuurlijke personen het waterverbruik door de gemeente geschat.

  • 7.

    Indien het aantal kubieke meters afgevoerde water niet op grond van vorenstaande leden kan worden bepaald, wordt het laagste tarief in rekening gebracht.

Artikel 6 Belastingtarieven

tot en met

250 m3

€ 241,53

van meer dan

250 m3

doch niet meer dan

500 m3

€ 342,00

van meer dan

500 m3

doch niet meer dan

1.000 m3

€ 448,35

van meer dan

1.000 m3

doch niet meer dan

3.000 m3

€ 895,96

van meer dan

3.000 m3

doch niet meer dan

5.000 m3

€ 1.704,10

van meer dan

5.000 m3

doch niet meer dan

10.000 m3

€ 3.588,84

van meer dan

10.000 m3

doch niet meer dan

15.000 m3

€ 7.177,55

van meer dan

15.000 m3

doch niet meer dan

20.000 m3

€ 14.357,54

van meer dan

20.000 m3

€ 14.357,54

vermeerderd voor elke hoeveelheid van

250 m3

boven de hoeveelheid van

20.000 m3

€ 241,53

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.

  • 3.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.

Artikel 12 Overgangsrecht

De Verordening rioolheffing 2021 van 16 december 2020, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede, lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de le dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is I januari 2022.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rioolheffing 2022.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 22 december 2021.

Namens deze,

griffier, voorzitter