Regeling vervallen per 01-01-2024

Verordening op de heffing en invordering van Rioolheffing Beek 2021

Geldend van 30-12-2020 t/m 31-12-2021

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van Rioolheffing Beek 2021

DE RAAD VAN DE GEMEENTE BEEK;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 3 november 2020;

gelet op de artikelen 156, eerste en tweede lid, aanhef en onderdeel h, en 228a van de Gemeentewet;

B E S L U I T:

vast te stellen de volgende verordening:

"Verordening op de heffing en invordering van Rioolheffing Beek 2021"

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    Gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • -

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater of oppervlaktewater.

Artikel 2. Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater;

en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3. Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel.

  • 2. Voor deze belasting wordt, als het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 4. Voorwerp van de belasting

  • 1. Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2. Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde persoon in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 5. Maatstaf van heffing

  • 1. De belasting wordt geheven:

    • a.

      middels een basisbedrag per perceel met een differentiatie naar percelen die in hoofdzaak tot woning dienen en naar percelen die niet in hoofdzaak tot woning dienen. Dit basisbedrag is opgenomen in hoofdstuk 1 van de tarieventabel rioolheffing.

    • b.

      Het basisbedrag onder a. wordt vermeerderd met een bedrag dat wordt berekend volgens een percentage van de waarde in het economische verkeer van het perceel. Dit percentage is opgenomen in hoofdstuk 1 van de tarieventabel rioolheffing.

  • 2. Als het perceel een onroerende zaak is, is de waarde in het economische verkeer de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde zoals deze voor het in artikel 7 bedoelde kalenderjaar geldt.

  • 3. Als voor het perceel geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld, wordt de heffingsmaatstaf van dat perceel bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17 , 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 6. Belastingtarieven

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel dient een perceel in hoofdzaak tot woning als de heffingsmaatstaf voor dat perceel in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

  • 2.. De heffing als bedoeld in artikel 3 wordt geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel;

  • 3. Voor de berekening van de heffing wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt;

  • 4. De maatstaven en tarieven als bedoeld in lid 2 worden vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 7. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9. Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar.

  • 2. Belastingbedragen van minder dan € 5,-- worden niet geheven.

  • 3. Voor de toepassing van het vorig lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingbedrag

Artikel 10. Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat en het bedrag daarvan niet hoger is dan € 20.000,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste vier en ten hoogste tien bedraagt.

  • 1. Betaling van de termijnen zoals bedoeld in de leden 1 en 2 is mogelijk via automatische incasso, mits wordt voldaan aan de voorwaarden van de Uitvoeringsregeling automatische incasso van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen (BsGW).

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste en tweede lid gestelde termijnen.

Artikel 11. Overdracht van bevoegdheden

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het vaststellen en wijzigen van de bij deze verordening behorende tarieventabel zoals bedoeld in artikel 6.

Artikel 12. Overgangsrecht

De ‘Verordening Rioolheffing Beek 2020” van 12 december 2019, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 13. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

Artikel 14. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rioolheffing Beek 2021.

Ondertekening

Beek, 17 december 2020

GEMEENTERAAD,

Guliël Erven

Raadsgriffier

Christine van Basten-Boddin

Voorzitter

Tarieventabel Rioolheffing 2021 behorende bij de Verordening Rioolheffing Beek 2021

Het College van burgemeester en wethouders van Beek;

gelet op artikel 6 van de Verordening Rioolheffing 2021;

B E S L U I T:

vast te stellen de volgende:

Tarieventabel Rioolheffing 2021 behorende bij de Verordening Rioolheffing Beek 2021

HOOFDSTUK I Maatstaven en tarieven rioolheffing per belastingjaar

  • 1.

    Het tarief bestaat uit een basisbedrag verhoogd met een percentage op basis van de WOZ-waarde, als bedoeld in artikel 5 van de Verordening rioolheffing 2021. Het tarief bedraagt voor:

    • a.

      percelen die in hoofdzaak tot woning dienen, een basisbedrag van € 155,00 dat wordt verhoogd met een percentage ter hoogte van 0,0288% van de WOZ-waarde van het perceel;

    • b.

      percelen die niet in hoofdzaak tot woning dienen, een basisbedrag van € 235,00 dat wordt verhoogd met een percentage ter hoogte van 0,0328% van de WOZ-waarde van het perceel.

HOOFDSTUK II Inwerkingtreding en citeertitel

  • 2.1

    De “Tarieventabel Rioolheffing 2020” van 22 oktober 2019 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing. Zij blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan;

  • 2.2

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking;

  • 2.3

    De datum van ingang van dit tarievenbesluit is 1 januari 2021;

  • 2.4

    Dit besluit kan worden aangehaald als “Tarieventabel Rioolheffing 2021”.

Beek 3 november 2021 

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN BEEK,

Ron de Louw

Gemeentesecretaris

Christine van Basten-Boddin

Burgemeester