Regeling vervallen per 01-01-2021

Beloningsregeling gemeente Bronckhorst 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2020

Intitulé

Beloningsregeling gemeente Bronckhorst 2016

Burgemeester en wethouders van Bronckhorst

overwegende dat,

gelet op het bepaalde in hoofdstuk 3 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling CAR waarover LOGA partijen overeenstemming bereikt hebben en overeenkomstig welke de bepalingen in de lokale regelingen zijn aangepast,

BESLUITEN:

De beloningsregeling Gemeente Bronckhorst 2016 vast te stellen onder gelijktijdige intrekking van de Bezoldigingsverordening gemeente Bronckhorst van 27 maart 2014.

Beloningsregeling Gemeente Bronckhorst 2016

I. BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

a.

CAR:

Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR);

b.

UWO:

Uitwerkingsovereenkomst (UWO);

c.

salaris:

het maandbedrag dat binnen de salarisschaal aan de ambtenaar is toegekend, naar evenredigheid van diens formele arbeidsduur;

d.

ambtenaar:

hij die door of vanwege de gemeente is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn alsmede hij met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is aangegaan;

e.

salarisschaal:

een reeks maandbedragen als opgenomen in de bijlage IIa van de CAR;

f.

salaristoelagen:

de in paragraaf 3 van hoofdstuk 3 CAR genoemde toelagen te weten: de functioneringstoelage, de waarnemingstoelage, de toelage onregelmatige dienst, de buitendagvenstertoelage, de toelage beschikbaarheidsdienst, de inconveniententoelage, de arbeidsmarkttoelage, de garantietoelage en de afbouwtoelage, die aan de medewerker zijn toegekend en die tot 1 januari 2016 tot de bezoldiging werden gerekend;

g.

functie:

het geheel van werkzaamheden dat door de medewerker is te verrichten conform artikel 3:1 CAR;

h.

dienstverband:

een aanstelling voor bepaalde of onbepaalde tijd, of een oproepovereenkomst;

i.

volledig dienstverband:

dienstverband waarbij de arbeidsduur per jaar 1836 uur bedraagt en de formele arbeidsduur per week 36 uur bedraagt, bij een deeltijd dienstverband bedraagt de arbeidsduur minder dan 1836 uur oer jaar en de formele arbeidsduur minder dan 36 uur per week;

j.

functiefamilie:

generieke (algemene) beschrijving van werkzaamheden die karakteristiek/kenmerkend zijn voor een groep functies met dezelfde basistaken;

k.

functieprofiel:

generieke (algemene) beschrijving van een functie binnen een functiefamilie met de bijbehorende bandbreedtes;

l.

specifiek functieprofiel:

generieke (algemene) beschrijving van functies die niet in een functiefamilie passen;

m.

functiehuis:

het geheel van gewaardeerde functieprofielen en specifieke functieprofielen, dat door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld;

n.

conversie:

de vertaling van de uitkomst van functiewaardering in een salarisschaal;

o.

maximumsalaris:

het hoogste bedrag van een salarisschaal;

p.

uurloon:

1/156 gedeelte van het – zo nodig naar volledige betrekking herrekende – salaris van de medewerker per maand (artikel 1:1, lid 1, sub o CAR);

q.

functieschaal:

de salarisschaal die bij een functie hoort;

r.

aanloopschaal:

de aanloopschaal is onmiddellijk gelegen onder de functieschaal;

s.

formele en feitelijke arbeidsduur:

de feitelijke arbeidsduur per week kan afwijken van de formele arbeidsduur per week;

t.

overwerk:

werkzaamheden die de ambtenaar, voor wie de bijzondere werktijdenregeling geldt, in dienstopdracht verricht boven de feitelijke arbeidsduur per week;

II. SALARIS

Artikel 2 Recht op salaris

  • 1. Het recht op salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen overeenkomstig hoofdstuk 3 CAR, vangt aan met de dag waarop de aanstelling van de medewerker ingaat. Indien in het aanstellingsbesluit geen datum van ingang is vermeld, vangt het recht aan met de dag waarop de medewerker feitelijk in dienst is getreden.

    Dit recht bestaat niet over de tijd dat de medewerker in strijd met zijn verplichtingen opzettelijk nalaat arbeid te verrichten.

  • 2. Het recht op salaris en alle afgesproken toelagen, vergoedingen en uitkeringen eindigt, in geval van ontslag, met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat.

Artikel 3 Gebroken tijdvakken

Wanneer het salaris of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal kalenderdagen van die maand.

Artikel 4 Deeltijd dienstverband

Het salaris van de medewerker met een deeltijd dienstverband wordt vastgesteld op een evenredig deel van het salaris dat voor hem zou gelden bij een volledig dienstverband.

Artikel 5 Salarisbedragen

De salarisbedragen van de medewerkers van wie het salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen zoals opgenomen in artikel 99 bijlage IIa van de CAR.

Artikel 6 Bepaling salarisschaal

  • 1. De toepassing van bijlage 2a van de CAR vindt plaats conform wat is bepaald in artikel 3:3, van de CAR.

  • 2. Burgemeester en wethouders bepalen de voor de medewerker geldende salarisschaal door plaatsing van zijn /haar werkzaamheden in een van de (specifieke) functieprofielen van het functiehuis, met inachtneming van de te hanteren waarderingsmethode en vastgestelde conversie.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen over de plaatsing zoals bedoeld in lid 2.

Artikel 7 Periodieke verhoging van het salaris

  • 1. Het salaris van de medewerker die voldoende functioneert, wordt binnen de voor hem geldende salarisschaal periodiek verhoogd tot het naast hogere bedrag.

  • 2. De periodieke verhoging wordt toegekend aan de medewerker die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt.

  • 3. De periodiek wordt toegekend:

    • a.

      voor de eerste maal met ingang van de eerste dag van de maand waarin na zijn aanstelling een jaar is verstreken en dan telkens na één jaar;

      of

    • b.

      bij een bevordering naar een hogere schaal of functieschaal, met ingang van de eerste dag van de maand waarin na zijn bevordering een jaar is verstreken en dan telkens na één jaar.

  • 4. Het tijdstip waarop voor de eerste maal een periodieke verhoging wordt toegekend, kan worden vervroegd indien daartoe naar het oordeel van burgemeester en wethouders aanleiding bestaat.

Artikel 8 Extra periodieke verhoging van het salaris

  • 1. Aan de medewerker die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, kan een extra periodieke salarisverhoging tot een in de salarisschaal genoemd bedrag, niet uitgaande boven het maximumsalaris worden toegekend op grond van zeer goede of uitstekende vervulling van de betrekking.

  • 2. Bij de toepassing van het vorige lid, blijft het tijdstip waarop ingevolge artikel 7 een salarisverhoging wordt toegekend onverlet, tenzij anders wordt bepaald.

Artikel 9 Geen periodieke verhoging

  • 1. Indien een medewerker onvoldoende functioneert, kan worden bepaald dat voor hem de in artikel 7 bedoelde salarisverhoging achterwege wordt gelaten.

  • 2. Nadien kan worden bepaald dat de salarisverhoging, welke met toepassing van het eerste lid achterwege is gelaten, al dan niet met terugwerkende kracht alsnog wordt toegekend.

  • 3. Van een beslissing tot toepassing van het eerste lid wordt de medewerker zo spoedig mogelijk, doch in elk geval voor de datum waarop anders de salarisverhoging zou ingaan, schriftelijk mededeling gedaan, onder vermelding van de redenen welke tot de beslissing hebben geleid.

Artikel 10 Salaris bij bevordering naar hogere schaal

Wanneer de medewerker wordt bevorderd naar een salarisschaal met een hoger maximumsalaris, wordt voor de medewerker, als bedoeld in artikel 3:6, van de CAR, het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het eerst hogere bedrag in die schaal, met dien verstande dat de medewerker er minimaal 75% van de grootste periodiek van de verlaten schaal op vooruit gaat.

Artikel 11 Verlaging salarisschaal

  • 1. Zonder voorafgaand ontslag kan voor de ambtenaar geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris, tenzij hiervoor in deze regeling, of andere wet- en regelgeving, een grond aanwezig is.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan een ambtenaar met zijn instemming worden herplaatst in een functie waaraan een lagere schaal is verbonden met een overeenkomstige aanpassing van het salaris.

  • 3. In afwijking van het eerste lid kan de ambtenaar, door toepassing van artikel 7:16, tweede lid, herplaatst worden in een functie met een lager maximumsalaris, met een overeenkomstige aanpassing van het salaris.

  • 4. In afwijking van het eerste lid kan de ambtenaar, door toepassing van hoofdstuk10d, herplaatst worden in een functie met een lager maximumsalaris en een mogelijk overeenkomstige aanpassing van het salaris, voor zover geregeld in een sociaal plan of sociaal statuut.

III. DE INSCHALING

Artikel 12 Salaris bij aanstelling

  • 1. Bij aanstelling of overplaatsing vindt in principe inschaling plaats in de aanloopschaal.

    De aanloopschaal is onmiddellijk gelegen onder de functieschaal. De aanloopschaal wordt toegekend als de medewerk(st)er nog niet aan alle eisen voor een volledige uitoefening van de betrekking voldoet. Het verblijf van een medewerk(st)er in de aanloopschaal duurt in de regel 1 jaar en bij uitzondering kan de duur worden bepaald op maximaal 2 jaar.

  • 2. Indien de medewerk(st)er bij aanstelling voldoet aan de in artikel 12, lid 1 gestelde criteria, wordt een salaris toegekend volgens de functieschaal.

Artikel 12 Bevordering naar de functieschaal

  • 1. Toekenning van een salaris volgens de functieschaal is mogelijk voor de medewerk(st)er die:

    • a.

      de functie volledig vervult

    • b.

      voldoet aan de eisen, die aan de functievervulling worden gesteld.

  • 2. Het salaris in de functieschaal wordt vastgesteld op het eerst hogere bedrag in die schaal, met dien verstande dat de medewerker minimaal 75% van de grootste periodiek van de verlaten schaal op vooruit gaat.

IV. INSTRUMENTEN VAN FLEXIBELE BELONING

Artikel 13 Gratificatie

  • 1. Indien een medewerker een uitstekende individuele prestatie heeft geleverd, kan aan hem een gratificatie worden toegekend.

  • 2. De hoogte van de gratificatie hangt af van de omvang van de prestatie.

  • 3. Afhankelijk van de prestatie wordt er een gratificatie tussen de € 100,00 en € 1.000,00 netto verstrekt.

  • 4. De toekenning van de gratificatie geschiedt bij voorkeur direct nadat de prestatie is verricht.

Artikel 14 Groepsgratificatie

  • 1. Aan een groep ambtenaren die een uitstekende collectieve prestatie hebben geleverd, kan een groepsgratificatie worden toegekend.

  • 2. De hoogte hangt af van de omvang van de prestatie.

  • 3. De hoogte van een groepsgratificatie bedraagt maximaal € 100,00 netto per persoon.

Artikel 15 Bijzondere beloningen

Naast gratificaties kunnen voor door de medewerker individueel geleverde eenmalige extra inspanningen ook (kleinere) beloningen worden toegekend, zoals geschenken-, boeken-, cd-, diner-, theater- of gereedschap bon e.d.

Artikel 16 Functioneringstoelage

  • 1. Het collega kan aan een ambtenaar die meerdere jaren zeer goed of uitstekend heeft gefunctioneerd en/of bijzondere prestaties heeft geleverd en die het maximum van zijn functieschaal heeft bereikt, een functioneringstoelage toekennen.

  • 2. De toelage wordt voor maximaal een jaar toegekend en kan bij het voortduren van de gronden waarop de toelage is gebaseerd, opnieuw worden toegekend.

  • 3. De toelage bedraagt ten hoogste 10 % van het salaris.

Artikel 17 Arbeidsmarkttoelage

  • 1. Aan de medewerker kan om redenen van werving of behoud een toelage worden toegekend (als de schaarste op de arbeidsmarkt daartoe aanleiding geeft en er in het betreffende vakgebied sprake is van een ernstig tekort aan personeel)

  • 2. De in het eerste lid bedoelde toelage wordt toegekend voor een tijdvak dat tevoren is vastgesteld, met inachtneming van een maximum van drie jaar.

  • 3. De toelage bedraagt ten hoogste 10 % van het salaris.

  • 4. De toelage als bedoeld in het eerst lid eindigt op de datum zoals vastgesteld in het tweede lid. Wanneer de arbeidsmarktsituatie waarop de toelage is gebaseerd nog steeds bestaat, kan opnieuw een toelage als bedoeld en het eerste lid aan de medewerker worden toegekend.

Artikel 18 Nadere regels instrumenten flexibele beloning

Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen omtrent de toepassing en de hoogte van instrumenten van flexibele beloning als bedoeld in de artikelen 13 tot en met 17.

Artikel 19 Geen afbouwregeling

Bij het beëindigen van instrumenten van flexibele beloning als bedoeld in de artikelen 13 tot en met 17 wordt geen afbouwregeling toegepast.

V. OVERIGE TOELAGEN EN VERGOEDINGEN

Artikel 20 Waarnemingstoelage

Een waarnemingstoelage wordt toegekend conform hetgeen is geregeld in artikel 3:10 van de CAR. De waarnemingsvergoeding wordt maandelijks uitbetaald.

Artikel 21 Buitendagvenstervergoeding

De ambtenaar tot schaal 11 en hoger, die buiten het dagvenster werkzaamheden moet verrichten (in het kader van dienstbelang) komt in aanmerking voor de buiendagvenstertoelage zoals beschreven in artikel 3:12 CAR. De vergoeding bedraagt per week een percentage van het uurloon.

De gewerkte uren buiten het dagvenster worden in tijd gecompenseerd. De ambtenaar maakt hierover afspraken met zijn leidinggevende.

De vergoeding word uiterlijk 1 maand na het verrichten van werk buiten het dagvenster uitbetaald.

Artikel 22 Overwerkvergoeding

Aan de medewerker voor wie de bijzondere regeling voor de werktijden geldt (artikel 4:3 tot en met 4:7 CAR) met uitzondering van schaal 11 en hoger wordt in geval van overwerk een overwerkvergoeding toegekend conform hetgeen is geregeld in artikel 3:18 van de CAR.

De overwerkvergoeding die bestaat uit verlof wordt op een zo vroeg mogelijk tijdstip verleend. De overwerkvergoeding die bestaat uit geld, wordt uiterlijk 1 maand na het verrichten van het overwerk uitbetaald.

Artikel 23 Toelage voor onregelmatige diensten

  • 1. Aan de medewerker voor wie werktijden zijn vastgesteld conform artikel 4:3 van de CAR, wordt een toelage toegekend op grond van artikel 3:11 van de CAR.

  • 2. De in het vorige lid bedoelde toelage bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de medewerker geldende salaris per uur en wel:

    • a.

      20% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 6.00 en 8.00 uur en tussen 18.00 en 22.00 uur;

    • b.

      40% voor de uren op zaterdag tussen 0.00 en 24.00 uur;

    • c.

      40% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 0.00 en 6.00 uur en tussen 22.00 en 24.00 uur;

    • d.

      65% voor de uren op een zondag genoemd in art. 4:5 van de CAR,

    genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris per uur, dat is afgeleid van het salaris behorend bij het maximumsalaris van salarisschaal 6.

  • 3. Voor de in lid 2 onder a genoemde ochtend- en avonduren wordt de toelage slechts toegekend, indien de arbeid is begonnen voor 8.00 uur 7 uur respectievelijk is beëindigd na 18.00 uur.

  • 4. De ambtenaar heeft geen recht op een toelage, als hij in een week slechts op één

    aaneen gesloten periode van ten hoogste 3 uur in een van de in lid 1 genoemde tijdvakken heeft gewerkt

  • 5. Over de uren waarover een toelage onregelmatige dienst worden uitbetaald, kan niet tegelijkertijd een overwerkvergoeding (artikel 22) worden uitbetaald.

  • 6. Bij ziekte van de ambtenaar wordt, na een referteperiode van 1 maand, een toeslag toegekend welke wordt berekend over het gemiddelde van de uitbetaalde toeslag van de laatste 13 weken.

  • 7. De toelage wordt uiterlijk 1 maand na het verrichten van de onregelmatige dienst uitbetaald.

Artikel 24 Ambtsjubileumgratificatie

De ambtsjubileumgratificatie zoals bedoeld in artikel 3:19 CAR wordt in de maand van het jubileum uitbetaald. Indien er sprake is van een proportionele gratificatie, wordt deze bij ontslag in de laatste salarisbetaling uitbetaald.

Artikel 25 Uitwisselen van arbeidsvoorwaarden

  • 1. Bij verkoop van uren wordt de vergoeding zoals bedoeld in artikel 4a:1 van de CAR, in januari van het nieuwe jaar uitbetaald.

  • 2. Bij het kopen van uren, zoals bedoeld in artikel 4a:2 van de CAR, is het mogelijk om de kosten over drie maanden te verdelen (januari, februari en maart).

Artikel 26 Reis- en verblijfkosten

De vergoeding zoals bedoeld in, artikel 3:21 CAR: wordt uiterlijk uitbetaald in de maand volgend op het einde van het kwartaal waarin de dienstreis heeft plaatsgevonden.

Artikel 27 Wachtdienst- en bereikbaarheidsregeling gemeente Bronckhorst

Zie BIJLAGE I

Artikel 28 Regeling BHV-toelage

Zie BIJLAGE II

Artikel 29 Reiskostenregeling woon-werkverkeer

Zie BIJLAGE III

VI. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 30 Afbouwtoelage (van toepassing voor nieuwe gevallen vanaf 1 januari 2016)

  • 1. De ambtenaar van wie buiten zijn toedoen de toelage onregelmatige dienst, de toelage beschikbaarheidsdienst, en/of de inconveniëntentoelage blijvend wordt verlaagd of beëindigd, heeft recht op een afbouwtoelage als hij de toelage(n) zonder onderbreking van meer dan twee maanden gedurende tenminste drie jaren heeft genoten én met de verlaging of beëindiging van de toelage(n) een bedrag is gemoeid vantenminste 3% van zijn salaris.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing:

    • op ambtenaren op wie het FLO-overgangsrecht (hoofdstuk 9a, 9b, 9d of 9e) van toepassing is, of

    • indien voor de ambtenaar voorzieningen zijn getroffen in een sociaal plan.

  • 3. De looptijd van de afbouwtoelage is maximaal drie jaar. De afbouwtoelage bedraagt in het eerste jaar 75%, in het tweede jaar 50% en in het derde jaar 25% van het af te bouwen bedrag.

  • 4. Indien de hoogte van de af te bouwen toelage(n) aan wisselingen onderhevig was, wordt de afbouwtoelage vastgesteld op het gemiddelde van de voorgaande 12 maanden.

  • 5. Indien het salaris van de ambtenaar wordt verhoogd doordat hij een functie aanvaardt waaraan een hogere salarisschaal is verbonden, wordt de afbouwtoelage verrekend met de salarisverhoging.

Artikel 31 Onvoorziene gevallen (blijvend van toepassing voor situatie tot 1 januari 2016)

  • 1. Aan de medewerker van wie het salaris en alle afgesproken toelagen, vergoedingen en uitkeringen als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage, als bedoeld in artikel 22en 28 een blijvende verlaging ondergaat, wordt door burgemeester en wethouders een aflopende toelage toegekend, indien:

    • a.

      die blijvende verlaging ten minste 3% bedraagt van de som van het salaris en de toelage, als bedoeld in artikel 16, en

    • b.

      de medewerker de toelage - als bedoeld in artikelen 22 en 28 - direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende ten minste twee jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt aan de medewerker van 60 jaar of ouder van wie zijn bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage - als bedoeld in artikelen 22 en 28 - een blijvende verlaging ondergaat, een blijvende toelage toegekend, indien de medewerker de toelage - als bedoeld in artikelen 22 en 28 - direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan gedurende ten minste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde aflopende toelage gaat, wanneer de medewerker de leeftijd van 60 jaar bereikt en hij onmiddellijk voor de aanvang van de toelage gedurende ten minste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking een toelage - als bedoeld in artikelen 22 en 28 - heeft genoten, over in een blijvende toelage als bedoeld in het vorige lid.

  • 4. Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt onder wezenlijke onderbreking verstaan een onderbreking van langer dan twee maanden.

  • 5. Er is sprake van een trapsgewijze afbouw in drie jaar: in het eerste jaar 75%, het tweede jaar 50%, het derde jaar 25% .

Artikel 32

Voor gevallen waarin deze regeling niet of niet naar billijkheid voorziet, treffen burgemeester en wethouders een bijzondere regeling.

Artikel 32 Slotbepalingen

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2016 en kan worden aangehaald als de “Beloningsregeling gemeente Bronckhorst 2016”.

Ondertekening

Burgemeester en wethouders van Bronckhorst,

de secretaris,

de burgemeester,

BIJLAGE I.

Artikel 27 Wachtdienst- en bereikbaarheidsregeling gemeente Bronckhorst

I. BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 27:1

In deze regeling wordt verstaan onder:

medewerker

als bedoeld in artikel 1:1 lid a van de CAR.

wachtdienst

het buiten de voor zijn betrekking vastgestelde werktijden verplicht bereikbaar en beschikbaar zijn van de medewerker ter opheffing van storingen dan wel om andere dringend noodzakelijke werkzaamheden te verrichten.

weekdienst

het verrichten van wachtdienst van maandag 12.00 uur tot de volgende week maandag 12.00 uur.

coördinator

aangewezen medewerker die bij de opheffing van storingen dan wel andere dringend noodzakelijke werkzaamheden zorgt voor het goed op elkaar laten aansluiten van de verschillende handelingen en werkzaamheden.

assistent

aangewezen medewerker die werkzaamheden verricht in het kader van de opheffing van storingen dan wel andere dringend noodzakelijke werkzaamheden verricht.

II. AANWIJZING WACHTDIENST

Artikel 27:2 Beschikbaarheid en Bereikbaarheid

  • 1.

    Een medewerker kan worden aangewezen om buiten de voor hem geldende werktijden bereikbaar en beschikbaar te zijn voor het verrichten van werkzaamheden, hierna aan te duiden als wachtdienst. Er is geen sprake van wachtdienst tijdens kantoortijden. In het jaarrooster is dit nader aangegeven.

  • 2.

    Ten aanzien van de ambtenaren die worden aangewezen periodiek wachtdiensten te verrichten, geschiedt de aanwijzing schriftelijk door het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 27:3 Rooster

  • 1.

    Ambtenaren kunnen ten behoeve van de wachtdiensten worden aangewezen als coördinator of als assistent.

  • 2.

    De wachtdiensten worden uitgevoerd aan de hand van een jaarlijks vóór 1 november vastgesteld jaarrooster. Het rooster wordt tijdig ter kennisname aan de OR voorgelegd.

III. VERGOEDING

Artikel 27:4 Toelage beschikbaarheidsdienst

  • 1.

    Voor de coördinator bedraagt de vergoeding

    • -

      op maandag tot en met vrijdag, 5 % van een uurloon maximaal gelijk aan het uurloon

    • -

      behorend bij het maximum van salarisschaal 7 en voor de uren op zaterdag, zondag en feestdagen 10 % van ee uurloon maximaal gelijk aan het uurloon behorend bij het maximum van salarisschaal 7

  • Voor de assistenten bedraagt de vergoeding

    • -

      op maandag tot en met vrijdag 5 % van het uurloon behorend bij het maximum van salarisschaal 4

    • -

      voor de uren op zaterdag, zondag en feestdagen 10 % van het uurloon behorend bij het maximum van salarisschaal 4 genoemd.

Wat in de CAR/UWO ten aanzien van het verrichten van arbeid op zondag is bepaald, geldt mede voor het verrichten van arbeid ten aanzien van de (feest- en gedenk)dagen als genoemd in artikel 4:5 lid 3.

  • 2.

    De in dit artikel genoemde vergoeding wordt als bruto bedrag aangemerkt, tenzij anders is aangegeven.

  • 3.

    De vergoedingen worden, indien niet anders wordt overeengekomen, uiterlijk binnen vijf maanden na de verrichte diensten uitbetaald.

  • 4.

    Ten aanzien van de vergoeding van de uren gedurende welke de ambtenaar tijdens deze beschikbaarheidsdienst – na een oproep daartoe – werkzaamheden heeft verricht, geldt het volgende:

    • De ambtenaar die valt onder de standaardregeling voor de werktijden, ontvangt over de tijdens deze dienst gewerkte uren die buiten het dagvenster vallen, een buitendagvenstertoelage op grond van artikel 3:12.

    • De ambtenaar die valt onder de bijzondere regeling voor de werktijden heeft over alle tijdens deze dienst gewerkte uren recht op een overwerkvergoeding op grond van artikel 3:18.

Artikel 28:5 Overwerkvergoeding

Voor de tijd daadwerkelijk in dienst wordt een overwerkvergoeding verleend in geld, dan wel in geld en verlof, overeenkomstig het gestelde in artikel 3:18 CAR.

Artikel 28:6 Vermeerdering vakantie-uren

  • 1.

    Op grond van het bepaalde in artikel 6:2:1 lid 4 van de CAR/UWO wordt de aan de medewerker toekomende vakantie vermeerderd met 14,4 uren, voor zover de wachtdiensten ten minste op gemiddeld 90 kalenderdagen in een periode van 12 maanden zullen moeten worden verricht, wat uit de schriftelijke aanwijzing (van het college van B&W) moet blijken.

  • 2.

    Indien de wachtdiensten worden verricht op gemiddeld 60, 45 dan wel 20 dagen, wordt de aan de medewerker toekomende vakantie vermeerderd met resp. 10,8 uren, 7,2 uren dan wel 3,6 uren.

Artikel 28:7 Vergoeding bij ziekte

De in artikel 28:4 bedoelde vergoeding wordt in geval van ziekte gedurende de periode dat de betreffende medewerker op het rooster staat vermeld, echter niet langer dan 3 maanden, normaal uitbetaald.

Artikel 28:8 Vrijstelling van dienst

De medewerker die de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt, kan op verzoek worden vrijgesteld van de verplichting om wachtdiensten te draaien.

Artikel 9 Overgangsbepalingen

  • 1.

    De werkgever houdt de bevoegdheid om in gevallen waarin deze regeling niet of niet naar billijkheid voorziet, in individuele gevallen een nadere regeling te treffen.

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.

  • 3.

    Deze regeling kan worden aangehaald als “Wachtdienst- en bereikbaarheidsregeling gemeente Bronckhorst”.

BIJLAGE II

Artikel 29 REGELING BEDRIJFSHULPVERLENING

I. BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 29:1

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    "BHV-er": de medewerker die door het college is aangewezen als bedrijfshulpverlener;

  • b.

    "BHV-vergoeding": de maandelijkse geldelijke vergoeding voor de inzet als bedrijfshulpverlener, EHBO-er, lid van een anti-agressie- of interventieteam, en de inspanningen om de deskundigheid als BHV-er op peil te houden (daaronder worden ook de deelname aan opleiding en oefeningen gerekend).

II. Toelage

Artikel 29: 2 Toekenning van een vergoeding BHV, EHBO en interventieteam

Aan ambtenaren die door het college zijn aangewezen als bedrijfshulpverlener als bedoeld in artikel 15 van de Arbeidsomstandighedenwet, EHBO-er, of als lid van een anti-agressie- of interventieteam, wordt een jaarlijkse BHV vergoeding toegekend.

Artikel 29:3 Hoogte van de vergoeding

De hoogte van de vergoeding bedraagt € 220,00 per jaar De BHV vergoeding wordt structureel maandelijks met het salaris uitbetaald.

Het betreft een standaardvergoeding die bij stapeling van taken niet cumuleert.

Artikel 29:4 Beëindiging toelage

Bij het niet of niet-succesvol doorlopen van het jaarlijkse herhalingsexamen Bedrijfshulpverlening vervalt het officiële diploma en vervalt de aanwijzing als bedrijfshulpverlener met ingang van 1 januari van het daaropvolgende kalenderjaar.

Per dezelfde datum wordt de vergoeding beëindigd. Hierop is geen afbouwregeling van toepassing.

III. Overige bepalingen

Artikel 29:5

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd te beslissen, voor zover nodig in afwijking van het in deze regeling bepaalde, in gevallen waarin deze regeling naar hun oordeel niet of niet in redelijkheid voorziet.

Artikel 29:6 Slotbepaling

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.

  • 2.

    Deze regeling kan worden aangehaald als “Regeling bedrijfshulpverlening gemeente Bronckhorst”.

BIJLAGE III

Artikel 30 REISKOSTENREGELING WOON-WERKVERKEER

I. VERGOEDING

Artikel 30:1 Vaste vergoeding

Elke medewerker krijgt een vergoeding voor het reizen van de woning naar het werk op basis van € 0,09 netto per kilometer. Een vast bedrag aan reiskostenvergoeding woon-werkverkeer wordt elke maand bij het salaris uitbetaald.

II. WIJZE VAN BEREKENING

Artikel 30:2

  • 1.

    Bij de berekening van de vaste onbelaste vergoeding voor een medewerker die 5 dagen per week werkt, wordt uitgegaan van 206 werkdagen per jaar (260 werkdagen minus 54 dagen voor vakantie, ziekte en verlof). Dit is gemiddeld 17,17 werkdagen per maand. De berekening voor deeltijders vindt naar rato plaats.

  • 2.

    De reiskostenvergoeding wordt doorbetaald tijdens korte afwezigheid.

  • 3.

    De vergoeding wordt opgeschort indien de afwezigheid langer duurt dan 6 aaneengesloten weken.

  • 4.

    De berekening van de reisafstand woning-werk vindt plaats volgens de snelste route (routeplanner) en wordt afgerond op hele kilometers.

III. VERGOEDING INDIEN AFSTAND MEER DAN 75 KILOMER BEDRAAGT

Vergoeding op declaratiebasis Artikel 30:3 Indien de totale reisafstand van woning naar werk meer dan 75 kilometer bedraagt, vindt vergoeding van de kosten op basis van declaratie telkens achteraf per maand plaats.

IV. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 30:3 Slotbepaling

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.

  • 2.

    Deze regeling kan worden aangehaald als “Reiskostenregeling woon-werkverkeer gemeente Bronckhorst”.

Toelichting beloningsregeling gemeente Bronckhorst

ALGEMEEN

De beloningsregeling is een lokale uitwerking van de bepalingen in het nieuwe beloningshoofdstuk 3 van de CAR, welke op 1 januari 2016 in werking treedt.

Deze toelichting beoogt voornamelijk de in de bezoldigingsregeling gemaakte keuzes toe te lichten en eventueel te relativeren door alternatieven te bieden.

ARTIKELGEWIJS

I. BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

Bij het begrip bezoldiging (onderdeel f) wordt eenvoudigheid halve verwezen naar artikel 3:1 van de CAR. Hierin wordt bezoldiging gedefinieerd als: het salaris, vermeerderd met het bedrag van de aan de medewerker toegekende emolumenten en toelagen - niet zijnde onkostenvergoedingen - als omschreven in het eerste lid van de bedoelde regeling, alsmede het bedrag van de functioneringstoelage en waarnemingstoelage. Op grond van deze bezoldiging vallen alle toelagen van de hoofdstukken II en IV onder het begrip bezoldiging. Dan blijven nog over de gratificatie, de groepsgratificatie en de overwerkvergoeding, die een incidenteel karakter dragen. Deze vallen niet onder het begrip bezoldiging.

II SALARIS

Artikel 5 Salarisbedragen

Er is bewust voor gekozen om te verwijzen naar bijlage 2a van de CAR en niet naar bijlagen toegevoegd aan de bezoldigingsregeling. Het voordeel is dat als de bijlagen 2a wijzigen, dit automatisch wordt meegenomen voor de bezoldigingsregeling. Het is mogelijk dat er bijlagen bij de regeling zijn toegevoegd betreffende vaste vergoedingen. In dat geval kan de volgende zinsnede worden toegevoegd: of, indien voor zijn betrekking een vast bedrag geldt, dit bedrag, opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage.

Artikel 6 Bepaling salarisschaal

In het eerste lid wordt wat betreft de toepassing van bijlagen 2a eenvoudigheid halve verwezen naar artikel 3:1, derde tot en met vijfde lid, van de CAR.

Artikel 7 t/m 9 Periodieken

In artikel 7 t/m 9 wordt respectievelijk geregeld: periodieke verhoging, extra periodieke verhoging en het onthouden van een periodieke verhoging.

Artikel 10 Salaris bij bevordering naar hogere schaal

In dit artikel wordt de bevorderingssystematiek geregeld.

III DE INSCHALING

De bezoldiging bij de aanstelling en bevordering naar de functieschaal worden hierin beschreven.

IV INSTRUMENTEN VAN FLEXIBELE BELONING

Artikel 13 t/m 16

In artikel 13 t/m 16 worden de volgende instrumenten van flexibele beloning geregeld: gratificatie, groepsgratificatie, bijzondere beloningen, tijdelijke persoonlijke toelage. Al deze instrumenten hebben als kenmerk dat hiermee op flexibele wijze kan worden gedifferentieerd in beloning. De flexibiliteit zit in het tijdelijke karakter van deze instrumenten. Hoe flexibel deze instrumenten worden toegepast, hangt af van het lokale beleid ten aanzien van flexibel beleid.

Artikel 17 Arbeidsmarkttoelage

Artikel 17 biedt de mogelijkheid om in bijzondere gevallen een medewerker een arbeidstoelage te verstrekken gedurende een bepaalde periode. De arbeidstoelage wordt opgenomen bij de uitwerking in de nota beloningsbeleid.

Artikel 18 Nadere regels instrumenten flexibele beloning

Artikel 18 biedt de mogelijkheid om nadere regels te stellen voor de toepassing en de hoogte van de beloningsinstrumenten van hoofdstuk IV. Zo is voor te stellen dat een en ander wordt uitgewerkt in een regeling of beleidsnota omtrent flexibele beloning of beloningsdifferentiatie.

Artikel 19 Geen afbouwregeling

Artikel 19 regelt dat bij beëindiging van (een van) de instrumenten van flexibele beloning geen afbouwregeling wordt toegepast.

V. OVERIGE TOELAGEN EN VERGOEDINGEN

Artikel 20 t/m 31

In de artikelen 20 t/m 31 worden respectievelijk geregeld: waarnemingstoelage, overwerkvergoeding, toelage onregelmatige diensten, verschuivingstoelage, ambtsjubileumgratificaties, uitwisselen van arbeidsvoorwaarden, reis-en verblijfkosten, vergoeding vrijwillige brandweer, en de wachtdienst en bereikbaarheidsregeling. de regeling BHV-toelage en vergoeding systeembeheer. Deze toelagen/vergoedingen hebben met uitzondering van BHV-toelage, de vergoeding reiskosten woon-werkverkeer en de vergoeding voor systeembeheer, een grondslag in de CAR.

Artikel 30 Reiskostenvergoeding woon-werkverkeer

Bij de berekening van de vaste onbelaste vergoeding voor een medewerker die 5 dagen per week werkt, wordt uitgegaan van 206 werkdagen per jaar (260 reguliere werkdagen per jaar, verminderd met gemiddeld 54 dagen voor vakantie, ziekte en verlof) Dit is gemiddeld 17,17 werkdagen per maand.

Wanneer een medewerker 4 dagen of minder per week werkt, is de berekening naar rato.

De reiskostenvergoeding wordt doorbetaald tijdens korte afwezigheid. De vergoeding wordt opgeschort wanneer de afwezigheid langer duurt dan 6 aaneengesloten weken.

De berekening van de reisafstand woning-werk vindt plaats volgens de snelste route (routeplanner) en wordt afgerond op hele kilometers.

Voorbeeld berekening:

Een medewerker die 5 dagen per week werkt en 14,7 kilometer van huis naar werk rijdt, ontvangt een reiskostenvergoeding woon-werkverkeer van:

17,17 x 15 x 2 x € 0,09 = € 46,36 per maand.

Artikel 32

In artikel 32 wordt de afbouwtoelage voor het wegvallen of verminderen van de toelage onregelmatige dienst, de wachtdienst en bereikbaarheidsregeling geregeld.

Er is juist voor gekozen om bij deze toelagen een afbouwtoelage toe te kennen, omdat deze toelagen sterk zijn gerelateerd aan de uitoefening van bepaalde functies en het wegvallen of verminderen de betreffende medewerker (ervan uitgaande dat het buiten zijn toedoen gebeurt) onevenredig veel schade berokkent. Er is gekozen voor een aflopende afbouwtoelage in plaats van een garantieregeling, om ervoor te zorgen dat er geen sprake is van een eindeloze compensatie. Veelal is sprake van een stapsgewijze afbouw in drie jaar: het eerste jaar 75%, het tweede jaar 50%, het derde jaar 25%.