Regeling vervallen per 01-01-2024

Verordening op de heffing en de invordering van reclamebelasting Bronckhorst 2019-2

Geldend van 29-05-2019 t/m 31-12-2023

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van reclamebelasting Bronckhorst 2019-2

De raad van de gemeente Bronckhorst;

gelezen het voorstel van het college van b en w van 5 februari 2019;

besproken in de commissievergadering van 14 maart 2019;

gelet op artikel 227 van de Gemeentewet;

Besluit:

  • 1.

    de ondernemersfondsen in Hengelo, Vorden en Zelhem op basis van een reclamebelasting voort te zetten.

  • 2.

    Vast te stellen de verordening:

    ‘Verordening op de heffing en de invordering van reclamebelasting Bronckhorst 2019-2’

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    reclameobject: een openbare aankondiging in letters, cijfers, tekens, logo’s, symbolen, kleuren of een reclamevoorwerp, of een combinatie daarvan, zichtbaar vanaf de openbare weg;

  • b.

    Wet WOZ: de Wet waardering onroerende zaken;

  • c.

    waarde: de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ voor het kalenderjaar, als bedoeld in artikel 8, voor de onroerende zaak vastgestelde waarde. Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ is vastgesteld, is de waarde de met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet WOZ vastgestelde waarde;

  • d.

    onroerende zaak:

    onroerende zaak zoals afgebakend overeenkomstig artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken;

  • e.

    exploitant: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het ten behoeve van derden tegen vergoeding aanbrengen van openbare aankondigingen op door hem daartoe beschikbaar gestelde oppervlakten;

  • f.

    jaar: een kalenderjaar.

Artikel 2 Gebiedsomschrijving

Deze verordening is van toepassing binnen de gebieden van de gemeente Bronckhorst zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaarten (Bijlage 1, 2 en 3).

Artikel 3 Belastbaar feit

Onder de naam ‘reclamebelasting’ wordt, met inachtneming van het gestelde bij of krachtens deze verordening, binnen de gebieden als bedoeld in artikel 2, een directe belasting geheven ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.

Artikel 4 Belastingplicht

  • 1. De reclamebelasting wordt geheven van de gebruiker van de onroerende zaak waarop, waaraan, waarin of waarbij één of meer reclameobjecten zijn aangebracht dan wel zijn geplaatst.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de reclamebelasting ter zake van reclameobjecten die door tussenkomst van een exploitant zijn aangebracht of geplaatst, geheven van die exploitant.

Artikel 5 Belastingobject

De reclamebelasting wordt geheven per onroerende zaak waarop, waaraan, waarin of waarbij één of meer reclameobjecten zijn aangebracht dan wel zijn geplaatst.

Artikel 6 Maatstaf van heffing

  • 1. De heffingsmaatstaf is een vast bedrag per onroerende zaak en een bedrag dat afhankelijk is van de waarde van de onroerende zaak.

  • 2. Bij de bepaling van de heffingsmaatstaf wordt buiten aanmerking gelaten de waarde van delen van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 7 Belastingtarief

  • 1. Het vaste bedrag voor de reclamebelasting bedraagt € 300,- per onroerende zaak.

  • 2. Voor zover de waarde van de onroerende zaak hoger is dan € 100.000,- en lager of gelijk is aan € 200.000,- wordt het in het eerste lid genoemde bedrag vermeerderd met € 100,-.

  • 3. Voor zover de waarde van de onroerende zaak hoger is dan € 200.000,- en lager of gelijk is aan € 400.000,- wordt het in het eerste lid genoemde bedrag vermeerderd met € 250,-.

  • 4. Voor zover de waarde van de onroerende zaak hoger is dan € 400.000,- en lager of gelijk is aan € 1.000.000,- wordt het in het eerste lid genoemde bedrag vermeerderd met € 450,-.

  • 5. Voor zover de waarde van de onroerende zaak hoger is dan € 1.000.000,- wordt het in het eerste lid genoemde bedrag vermeerderd met € 550,-.

  • 6. Indien de waarde naar beneden wordt bijgesteld, wordt de aanslag ambtshalve verminderd indien de lagere waarde leidt tot een lager belastingbedrag voor de reclamebelasting.

  • 7. In afwijking van de vorige leden bedraagt de belasting voor het belastingtijdvak 1 augustus 2019 tot en met 31 december 2019, 5/12e deel van de belasting die is berekend op grond van de eerste vijf leden.

Artikel 8 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak in 2019 loopt van 1 augustus tot en met 31 december. De belastingtijdvakken voor de daaropvolgende jaren lopen gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak.

  • 2. Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak aanvangt, ontstaat de belastingschuld bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de reclamebelasting verschuldigd voor zoveel gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt op aanvraag van belastingplichtige ontheffing verleend voor zoveel gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 10 Wijze van heffing

De reclamebelasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 11 Vrijstellingen

De reclamebelasting wordt niet geheven voor openbare aankondigingen:

  • a.

    die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt gediend, kunnen worden aangemerkt;

  • b.

    die door de overheid of in opdracht van de overheid zijn geplaatst of aangebracht, indien en voor zover de openbare aankondiging geschiedt ter uitvoering van de publieke taak;

  • c.

    van instellingen, die door de rijksbelastingdienst zijn aangewezen als Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI) of die voldoen aan de criteria van de rijksbelastingdienst voor een Sociaal Belang Behartigende Instelling (SBBI), en die uitsluitend betrekking hebben op de functie van het gebouw of de naam van de instelling;

  • d.

    aangebracht door of namens winkeliersverenigingen, wijkorganen, (evt. het winkelcentrum) of het centrummanagement, waarbij het reclameobject uitsluitend bestaat uit een vlag, banier of zuil met de naam van de winkeliersvereniging, het wijkorgaan, het winkelcentrum of het centrummanagement;

  • e.

    aangebracht op bouwterreinen, voor zover deze opschriften rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden;

  • f.

    die door politieke partijen zijn aangebracht en die een ideëel belang dienen;

  • g.

    bestemd voor de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen of te verhuren zaak;

  • h.

    aangebracht op scholen, verzorgingshuizen en kerken, en die uitsluitend betrekking hebben op de functie van het gebouw;

  • i.

    die nostalgische uitingen aan de gevel zijn, ouder dan 50 jaar en die geen relatie hebben met de uitoefening van het bedrijf;

  • j.

    die uitsluitend zijn aangebracht met het doel de negatieve uitstraling van leegstand te vermijden, en zijn aangebracht in te huur of te koop staande onroerende zaken die, in afwachting van een huurder of koper, uitsluitend worden gebruikt als etalage of niet te betreden expositieruimte.

Artikel 12 Termijnen van betaling

  • 1. De aanslag dient te worden betaald in één termijn, welke vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kunnen op verzoek van belastingplichtige de aanslagen worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar overblijven met een minimum van twee, indien aan het navolgende wordt voldaan:

    • a.

      het totaal bedrag van de op een aanslagbiljet verenigde aanslagen reclamebelasting of andere belastingen moet minder zijn dan het vastgestelde maximumbedrag vermeld in de verordening onroerende-zaakbelastingen van het desbetreffende belastingjaar;

    • b.

      de verschuldigde bedragen moeten door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande leden gestelde termijn.

Artikel 13 Kwijtschelding

Bij de invordering van de reclamebelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 14 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en invordering van de reclamebelasting.

Artikel 15 Overgangsrecht

De verordening reclamebelasting 2016 vastgesteld bij raadsbesluit van 7 juli 2016, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 16, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 16 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 augustus 2019.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening Reclamebelasting Bronckhorst 2019-2".

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Bronckhorst in zijn openbare vergadering van 28 maart 2019,

de griffier,

E.G. Bunt

de voorzitter,

M. Besselink

Bijlage 1 Zone reclamebelasting kern Hengelo

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2 Zone reclamebelasting kern Vorden

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 3 Zone reclamebelasting kern Zelhem

afbeelding binnen de regeling