Debiteurenbeleid Pw, Ioaw, Ioaz en Bbz 2004 gemeente Bronckhorst

Geldend van 01-09-2020 t/m heden

Intitulé

Debiteurenbeleid Pw, Ioaw, Ioaz en Bbz 2004 gemeente Bronckhorst

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bronckhorst;

gelet op de bepalingen in:

  • 1.

    de paragraaf 6.4 – Terugvordering en paragraaf 6.5 – Verhaal van Hoofdstuk 6 – Bevoegdheden en faciliteiten gemeenten van de Participatiewet;

  • 2.

    paragraaf 5 – Terugvordering van Hoofdstuk II – De uitkering van de wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • 3.

    paragraaf 5 – Terugvordering van Hoofdstuk II – De uitkering van de wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

Besluit:

  • 1.

    in te trekken Debiteurenbeleid Wwb, Ioaw, Ioaz gemeente Bronckhorst;

  • 2.

    vast te stellen Debiteurenbeleid Pw, Ioaw, Ioaz en Bbz 2004 gemeente Bronckhorst.

HOOFDSTUK 1 Algemeen

Artikel 1. Begrippen

  • 1. College: college van burgemeester en wethouders van Bronckhorst.

  • 2. Bbz: Besluit bijstandsverlening zelfstandigen.

    Ioaw: Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.

    Ioaz: Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

    Pw: Participatiewet.

    Wwb: Wet werk en bijstand.

  • 3. Vordering: bedrag van terug te vorderen ten onrechte of teveel ontvangen bijstand of uitkering en te verhalen bijstand.

  • 4. Belanghebbende: inwoners waarop de gemeente een vordering heeft in het kader van de wet.

  • 5. Verwijtbaar gedrag: het niet nakomen van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17, lid 1 van de Participatiewet, artikel 13, lid 1 van de wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 13, lid 1 van de wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

  • 6. Onderhoudsplichtige: persoon die op grond van Boek 1 van het Burgerlijk wetboek onderhoudsplichtig is voor zijn echtgenoot of kind.

Artikel 2. Toepassing bevoegdheid herziening, intrekking, terugvordering en verhaal

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot:

  • a.

    het herzien of intrekken van het toekenningsbesluit als bedoeld in de artikelen 53a, lid 6 en 54, lid 3 en 4 van de Participatiewet, artikel 17, lid 3 en 4 van de wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 17, lid 3 en 4 van de wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • b.

    terugvordering van bijstand als bedoeld in de artikelen 58, 59 en 60 van de Participatiewet, de artikelen 12, lid 2, onderdeel c, 39, lid 1, onderdeel a onder 3, 39, lid 2 en 41, lid 4 en 5 van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004, de artikelen 25, 26 en 28 van de wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de artikelen 25, 26 en 28 van de wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

  • c.

    Verhaal van bijstand als bedoeld in artikel 61 van de Participatiewet.

HOOFDSTUK 2 Terugvordering

Artikel 3. Geheel afzien van terugvordering

Het college ziet af van terugvordering als:

  • a.

    het terug te vorderen bedrag lager is dan € 150,-- en er geen sprake is terugvordering als gevolg van verwijtbaar gedrag van belanghebbende;

  • b.

    gelet op de omstandigheden van persoon en/of gezin, daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

Artikel 4. Gedeeltelijk afzien van terugvordering

  • 1. Het college kan op verzoek van belanghebbende gedeeltelijk afzien van terugvordering of van verdere terugvordering van uitkering als:

    • a.

      redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet langer zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden;

    • b.

      redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, met uitzondering van de in artikel 6 genoemde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen;

    • c.

      de vordering van de gemeente wegens teruggevorderde uitkering tenminste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

  • 2. Lid 1 is niet van toepassing bij de terugvordering van uitkering als gevolg van verwijtbaar gedrag van de belanghebbende.

  • 3. Het besluit gedeeltelijk afzien van terugvordering of gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering treedt niet in werking voordat een schuldregeling overeenkomstig het eerste lid tot stand is gekomen.

  • 4. Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd als:

    • a.

      niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen als bedoeld in het eerste lid;

    • b.

      belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet;

    • c.

      onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Artikel 5. Afzien van verdere terugvordering

  • 1. Het college ziet af van verdere terugvordering van de uitkering als bedoeld in artikel 58, lid 2 van de Participatiewet en artikel 25, lid 2 van de wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 25, lid 2 van de wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen als belanghebbende:

    • a.

      gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan; of

    • b.

      gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

    • c.

      gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten;

    • d.

      een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom, in één keer aflost.

    • e.

      Voorwaarden zijn dat verdere invordering gepaard gaat met onevenredige nadelige effecten voor belanghebbende, of belanghebbende een inkomen ontvangt dat naar verwachting langdurig niet meer bedraagt dan het geldende minimumloon.

  • 2. Als sprake is van terugvordering in verband met verwijtbaar gedrag van belanghebbende dan kan van verdere terugvordering van uitkering worden afgezien, als belanghebbende naast de in lid 1 genoemde periode van vijf jaar nog eens vijf jaar aan de betalingsverplichtingen heeft voldaan, mits er geen sprake is van herhaald terugvorderen van de uitkering als gevolg van verwijtbaar gedrag.

  • 3. De in het eerste lid, onder a. en b., genoemde termijn is drie jaar als:

    • a.

      het gemiddeld inkomen van belanghebbende in die periode de beslagvrije voet als bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en

    • b.

      de terugvordering niet het gevolg is van verwijtbaar gedrag.

Artikel 6. Niet afzien van terugvordering

Het college ziet niet af van terugvordering van de uitkering als deze in de vorm van een geldlening is verstrekt als bedoeld in artikel 50 van de Participatiewet.

Artikel 7. Betalingsverplichtingen

  • 1. Belanghebbende moet de vordering ineens voldoen.

  • 2. Als belanghebbende de vordering niet ineens kan voldoen, dan is de hoogte van de maandelijkse betalingsverplichting minimaal 5% van de geldende bijstandsnorm vermeerderd met 50% van het verschil tussen het netto inkomen en de geldende bijstandsnorm.

  • 3. Als belanghebbende een betalingsvoorstel in termijnen doet, dan gaat het college hiermee akkoord als de (rest)vordering binnen 12 maanden na datum van het voorstel kan zijn voldaan.

Artikel 8. Periodiek onderzoek betalingsverplichtingen

  • 1. Het college verricht ten minste één keer per jaar een onderzoek naar de hoogte van de betalingsverplichtingen. De nakoming van de verplichtingen wordt maandelijks gecontroleerd in het kader van de inning van de betalingen.

  • 2. Als de hoogte van het inkomen daartoe aanleiding geeft, dan wordt de hoogte van de betalingsverplichting herzien.

HOOFDSTUK 3. Verhaal

Artikel 9. Geheel afzien verhaal

Het college ziet af van verhaal van bijstand als het te verhalen bedrag in het kader van:

  • a.

    onderhoudsplicht als bedoeld in artikel 62 van de Participatiewet minder is dan € 50,-- per maand;

  • b.

    schenking en nalatenschap als bedoeld in artikel 62 f van de Participatiewet minder is dan € 1.000,--;

  • c.

    gelet op de omstandigheden van persoon en/of gezin, daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

Artikel 10. Gedeeltelijk afzien van verhaal

  • 1. Het college ziet op verzoek van belanghebbende gedeeltelijk af van verhaal van bijstand als:

    • a.

      redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet langer zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden;

    • b.

      redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen;

    • c.

      de vordering van de gemeente wegens verhaalde bijstand ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

  • 2. Het besluit gedeeltelijk afzien van verhaal van bijstand treedt niet in werking voordat een schuldregeling overeenkomstig het eerste lid tot stand is gekomen.

  • 3. Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van verhaal van bijstand wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd als:

    • a.

      niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling is tot stand gekomen die voldoet aan de eisen als bedoeld in lid 1;

    • b.

      belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet;

    • c.

      onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Artikel 11. Afzien van verder verhaal

  • 1. Het college kan afzien van verder verhaal in het kader van schenking en nalatenschap als belanghebbende:

    • a.

      gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan; of

    • b.

      gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

    • c.

      gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten;

    • d.

      een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom, in één keer aflost.

    • e.

      Voorwaarden zijn dat verdere invordering gepaard gaat met onevenredige nadelige effecten voor belanghebbende, of belanghebbende een inkomen ontvangt dat naar verwachting langdurig niet meer bedraagt dan het geldende minimumloon.

  • 2. Als sprake is van verhaal door verwijtbaar gedrag van belanghebbende dan kan van verder verhaal worden afgezien, als belanghebbende naast de in het eerste lid genoemde periode van vijf jaar nog eens vijf jaar aan de betalingsverplichtingen heeft voldaan, mits er geen sprake is van herhaald terugvorderen van uitkering als gevolg van verwijtbaar gedrag.

  • 3. De in het eerste lid, onder a. en b., genoemde termijn is drie jaar als:

    • a.

      het gemiddeld inkomen van belanghebbende in die periode de beslagvrije voet als bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en

    • b.

      het verhaal niet het gevolg is van verwijtbaar gedrag.

Artikel 12. Betalingsverplichtingen

  • 1. Belanghebbende dient de verhaalsvordering in het kader van:

    • a.

      onderhoudsplicht als bedoeld in artikel 62 van de Participatiewet maandelijks op de 1e dag bij vooruitbetaling te voldoen;

    • b.

      schenking en nalatenschap als bedoeld in artikel 62 f van de P ineens te voldoen.

  • 2. Als belanghebbende de verhaalsvordering als bedoeld in het eerste lid onder a. niet ineens kan voldoen, dan is de hoogte van de maandelijkse betalingsverplichting minimaal 5% van de geldende bijstandsnorm vermeerderd met 50% van het verschil tussen het netto inkomen en de geldende bijstandsnorm.

  • 3. Als belanghebbende een betalingsvoorstel in termijnen doet, dan gaat het college hiermee akkoord als de (rest)vordering binnen 12 maanden na datum van het voorstel kan zijn voldaan.

  • 4. Als belanghebbende de betalingsverplichting niet nakomt, dan maant het college hem aan het bedrag van de verplichting binnen twee weken na datum van verzending van deze aanmaning te voldoen. Doet hij dat niet, dan besluit het college tot verrekening of beslaglegging.

Artikel 13. Periodiek onderzoek betalingsverplichtingen

  • 1. Het college verricht tenminste één keer per jaar een onderzoek naar de hoogte van de betalingsverplichtingen. De nakoming van de verplichtingen wordt maandelijks gecontroleerd in het kader van de inning van de betalingen.

  • 2. Als de hoogte van het inkomen daartoe aanleiding geeft, dan wordt de hoogte van de betalingsverplichting herzien.

HOOFDSTUK 4. Slotbepalingen

Artikel 14. Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze beleidsregel, als toepassing van de beleidsregel tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2. Het college beslist in de gevallen waarin deze beleidsregel niet voorziet.

Artikel 15. Overgangsregeling

De lopende invorderingen blijven gelden tot de eerstvolgende herbeoordeling van de betalingsverplichting als bedoeld in artikel 8 en artikel 13 na datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels.

Artikel 16. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na publicatie.

Artikel 17. Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Debiteurenbeleid Pw, Ioaw, Ioaz en Bbz 2004 gemeente Bronckhorst.

Ondertekening

Vastgesteld te Hengelo Gld. op 25 augustus 2020.

Burgemeester en wethouders van Bronckhorst

de secretaris,

B. Drewes.

de burgemeester,

M. Besselink.