Regeling vervallen per 20-07-2023

FINANCIELE VERORDENING GEMEENTE BRUMMEN

Geldend van 01-01-2021 t/m 19-07-2023

Intitulé

FINANCIELE VERORDENING GEMEENTE BRUMMEN

Kenmerk Z052431/D343465

DE RAAD VAN DE GEMEENTE BRUMMEN,

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 november 2020 met kenmerk D342549;

Gelet op artikel 212, eerste lid van de Gemeentewet;

Gezien het advies van de Auditcommissie van 29 september en 10 november 2020;

HEEFT BESLOTEN:

1. Kennis te nemen van de leeswijzer Financiële beleidsdocumenten gemeente Brummen (D343448)

2. Het Financieel afsprakenkader gemeente Brummen (D342444) vast te stellen.

3. De Financiële verordening gemeente Brummen (D341427) vast te stellen.

INHOUDSOPGAVE

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

Artikel 4. Kaders en uitgangspunten begroting

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

Artikel 6. Bestuursrapportage

Artikel 7. Jaarstukken

Artikel 8. Informatieplicht

Artikel 9. EMU-saldo

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 10. Waardering en afschrijving vaste activa

Artikel 11. Voorziening voor oninbare vorderingen

Artikel 12. Reserves en voorzieningen

Artikel 13. Kostprijsberekening

Artikel 14. Prijzen economische activiteiten

Artikel 15. Vaststelling hoogte belastingen, rechten en heffingen

Artikel 16. Financieringsfunctie

Artikel 17. Grondbeleid

Artikel 18. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Hoofdstuk 4. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 19. Administratie

Artikel 20. Financiële organisatie

Artikel 21. Interne controle

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 22. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

Artikel 23. Inwerkingtreding en citeertitel

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

b. Begroting: de begroting zoals bedoeld in artikel 189 Gemeentewet;

c. BBV: het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;

d. Baten: totaal van de baten vóór onttrekking aan reserves;

e. Investeringen: het vastleggen van vermogen in duurzame goederen waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt;

f. Jaarstukken: het jaarverslag en de jaarrekening, zoals bedoeld in artikel 197 Gemeentewet;

g. Lasten: totaal van de lasten vóór storting aan reserves.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

1. De raad stelt met de begroting de programma-indeling vast.

2. De raad stelt de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 8, derde lid, onder a, van het BBV.

3. De raad kan extra paragrafen naast de verplichte paragrafen uit het BBV in de begroting en jaarstukken vaststellen.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

1. Bij de begroting en jaarstukken wordt onder elk programma het overzicht van lasten en baten en mutaties in de reserves weergegeven. In de financiële begroting en jaarrekening wordt een overzicht van de algemene dekkingsmiddelen en overhead opgenomen.

2. Onder elk programma worden incidentele lasten en baten afzonderlijk gespecificeerd vanaf een bedrag van € 25.000.

3. In de begroting staan de nieuwe investeringen, voor de jaren voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenbegroting, opgenomen. Per investering staat het benodigde investeringskrediet, de afschrijvingstermijn en de kapitaallasten vermeld.

4. In de jaarstukken staan van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten.

Artikel 4. Kaders en uitgangspunten begroting

1. Jaarlijks ontvangt de raad een perspectiefnota met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.

2. In de begroting worden de financiële uitgangspunten voor indexering van personele uitgaven, te verstrekken subsidies, uitbestedingsbudgetten en belastinginkomsten bepaald. Daarnaast wordt in de uitgangspunten voor de begroting de hoogte van de post onvoorzien bepaald.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting:

a. de lasten en de baten per programma.

b. de voorgestelde nieuwe investeringen en vervangingsinvesteringen in het begrotingsjaar met uitzondering van die investeringen waarvan de raad aangeeft dat hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie wil ontvangen.

2. Bij de behandeling van een bestuursrapportage in de raad kan het college voorstellen doen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en investeringskredieten.

3. Het college is gemachtigd om tot een bedrag van telkens € 25.000 uitgaven te doen, die gedekt worden uit een bestemmingsreserve. De uitgaven moeten passen in het kader van de doelstelling van deze reserve. Het college legt over deze uitgaven achteraf in een bestuursrapportage of jaarstukken verantwoording af.

4. Structurele budgetten die via de begroting beschikbaar gesteld worden, mogen alleen in het desbetreffende jaar worden besteed, tenzij het college anders voorstelt.

5. Incidentele budgetten die in een bepaald jaar niet besteed worden, vallen in beginsel vrij ten gunste van de algemene middelen tenzij het college voorstelt om het budget beschikbaar te houden. Het incidentele budget valt bij niet of onvolledige besteding in elk geval na 2 jaar vrij ten gunste van de algemene middelen voor zover er geen aantoonbare verplichtingen tegenover staan. Bij vaststelling van de jaarstukken wordt het budget formeel overgeheveld naar het volgende jaar door een begrotingswijziging van de resultaatbestemming.

6. Voorstellen tot het doorschuiven van investeringen (na een periode van 3 jaar), worden gedaan vóór 31 maart van het daaropvolgende begrotingsjaar.

Artikel 6. Bestuursrapportage

1. De raad wordt twee keer per jaar geïnformeerd via een bestuursrapportage over de realisatie van de uitvoering van de begroting van het lopende jaar.

2. De inrichting van de bestuursrapportages sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

3. De bestuursrapportages gaan in op de beleidsmatige en financiële afwijkingen van de lasten en baten, mutaties in de reserves en de investeringskredieten.

4. In de bestuursrapportages worden afwijkingen groter dan € 25.000 op de ramingen van de lasten en baten van de begroting en investeringskredieten toegelicht.

Artikel 7. Jaarstukken

1. In de jaarstukken wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten weergegeven.

2. In de jaarstukken worden de verschillen vanaf € 25.000 tussen de begroting en realisatie toegelicht.

3. De jaarlijkse herziening van de grondexploitaties (MPG) verwerken we in de jaarrekening.

Artikel 8. Informatieplicht

1. Als tussen de peildatum van de bestuursrapportage en de behandeling in de raad zich een financiële mee- of tegenvaller voordoet die groter is dan € 100.000, dan informeert het college de raad hierover voordat behandeling van de bestuursrapportage plaatsvindt.

2. Uiterlijk 31 maart van het jaar volgend op het begrotingsjaar informeert het college de raad over het verwachte rekeningresultaat.

Artikel 9. EMU-saldo

1. Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 10. Waardering en afschrijving vaste activa

1. De raad stelt de nota investerings- en afschrijvingsbeleid vast.

2. Regels met betrekking tot waardering en afschrijving van activa zijn vastgelegd in de nota investerings- en afschrijvingsbeleid. Bij raadsbesluit kan worden afgeweken van de afschrijvingsmethode, afschrijvingsduur en hanteren van restwaarde die zijn opgenomen in deze nota.

Artikel 11. Voorziening voor oninbare vorderingen

1. Op basis van een periodieke individuele beoordeling van de inbaarheid van de openstaande vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd.

2. Het college is bevoegd om vorderingen oninbaar te verklaren.

3. Via de bestuursrapportages en jaarstukken besluit de raad over de hoogte van de voorziening.

Artikel 12. Reserves en voorzieningen

1. De raad stelt de nota reserves en voorzieningen vast.

2. In de begroting en de jaarstukken staat het overzicht van de reserves en voorzieningen.

Artikel 13. Kostprijsberekening

1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa betrokken.

2. Bij de kosten worden eveneens betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

3. De overheadkosten worden aan de kostprijs toegerekend door middel van een opslagpercentage op de directe loonkosten. Het opslagpercentage wordt berekend door het totaal van de geraamde kosten op het overzicht overhead in de begroting te delen door 1% van het totaal van de directe loonkosten in de begroting.

4. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald door de totale rentekosten te delen door de boekwaarde van de totale activa aan het begin van het boekjaar.

Artikel 14. Prijzen economische activiteiten

1. Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

2. Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel aan de raad, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel aan de raad, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

4. Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

a. leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

b. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

c. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

d. een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

e. een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

f. een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

g. een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 15. Vaststelling hoogte belastingen, rechten en heffingen

1. Jaarlijks stelt de raad de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, heffingen, rechten en leges vast.

Artikel 16. Financieringsfunctie

1. De raad stelt het treasurystatuut vast. Dit statuut bevat uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten op het gebied van treasury.

2. Het beleid dat volgt uit het treasurystatuut wordt jaarlijks toegelicht in de paragraaf financiering van de begroting en de jaarstukken.

Artikel 17. Grondbeleid

1. De raad stelt de nota Grondbeleid vast. In de nota wordt aandacht besteed aan de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente.

2. De raad stelt jaarlijks een Meerjaren Prognose Grondexploitaties (MPG) vast. De MPG biedt inzicht in de actuele stand van de grondexploitaties en welke invloed dit heeft op de financiële huishouding van de gemeente.

Artikel 18. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

1. De raad stelt de nota weerstandsvermogen en risicobeheersing vast. In deze nota wordt ingegaan op het risicomanagement, de aanwezige financiële risico's en de beschikbare weerstandscapaciteit. In de nota wordt ook de gewenste weerstandscapaciteit bepaald.

2. Het college geeft in relatie tot de nota weerstandsvermogen en risicobeheersing in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de begroting en het jaarverslag een actueel beeld van de financiële risico's in relatie tot de beschikbare weerstandscapaciteit. Voor zover aanleiding bestaat kan het college, gegeven de uitgangspunten van de nota weerstandsvermogen en risicobeheersing, aan de Raad nadere voorstellen doen in de aanpassing van de weerstandscapaciteit.

Hoofdstuk 4. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 19. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

1. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente;

2. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

3. het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

4. het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

5. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

6. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 20. Financiële organisatie

Het college draagt zorg voor:

1. een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de processen;

2. een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

3. de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

4. de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

5. de te maken afspraken met de uitvoeringsorganisatie over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

6. de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden en producten;

7. het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

8. het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

9. het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 21. Interne controle

1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de financiële beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 22. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiële verordening gemeente Brummen 2006 wordt ingetrokken.

Artikel 23. Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2021.

2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Brummen.

Ondertekening

Dit besluit is genomen tijdens de openbare raadsvergadering van 17 december 2020.

De gemeente raad van gemeente Brummen,

De burgemeester A.J. van Hedel

Griffier D.D. Balduk