Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige en/of WOZ-belanghebbende

Geldend van 02-02-2013 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige en/of WOZ-belanghebbende

De heffingsambtenaar van de gemeente Brummen:

gelet op het bepaalde in:

  • ·

    artikel 1 van de verordening onroerende-zaakbelastingen;

  • ·

    artikel 3 van de verordening Rioolrechten;

  • ·

    artikel 2 van de verordening Afvalstoffenheffing;

  • ·

    artikel 2 van de verordening Forensenbelasting en

  • ·

    het bepaalde in Hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken;

besluitvast te stellen de volgende'Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige en/of WOZ-belanghebbende'.

Algemeen

In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich mee dat meer personen belastingplichtig kunnen zijn voor één belastingobject (onroerende zaak, perceel). In de gevallen waarin dat voorkomt mag de gemeente de aanslag ten name van één van de belastingplichtigen stellen. In deze gevallen hanteert de gemeente Brummen een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belastingplichtige die de aanslag op zijn of haar naam krijgt. Bij de vaststelling van deze beleidsregels heeft een belangenafweging plaatsgevonden. Enerzijds is rekening gehouden met de belangen in het kader van de belastingheffing. De voorkeursvolgorde is gebaseerd op de veronderstelde betaalcapaciteit en doelmatige c.q. doeltreffende heffing en invordering en wordt toegepast voor zover de gegevens voorhanden of te achterhalen zijn. Anderzijds is rekening gehouden met de belangen van de belastingplichtigen, waarbij de algemene beginselen van behoorlijk bestuur uiteraard in acht zijn genomen.

Ook bij de aanwijzing van een belanghebbende aan wie de bekendmaking van de WOZ-beschikking zal worden verzonden, kan zich een keuzesituatie voordoen. In een dergelijk geval hanteert de gemeente Brummen een voorkeursvolgorde, waarbij wordt beoogd de ontvanger van de WOZ-beschikking gelijk te laten zijn aan de belastingplichtige voor de onroerende-zaakbelastingen die de aanslag op zijn of haar naam krijgt.

De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria voor de hierna genoemde belastingen bevatten geen limitatieve opsomming. Zij moeten worden beschouwd als richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen.

Voorkeursvolgorde

Onroerende-zaakbelastingen (eigenarenbelasting)

Onderdeel 1

Met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen die wordt geheven van de genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt, indien er met betrekking tot één onroerende zaak verschillende categorieën genothebbenden zijn, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

  • 1.

    de beperkt gerechtigde, waarbij de volgende voorkeursvolgorde geldt:

    • a.

      de vruchtgebruiker c.q. gerechtigde krachtens recht van gebruik en bewoning;

    • b.

      de opstaller, met uitzondering van degene die een afhankelijk opstalrecht, dan wel een opstalrecht ten behoeve van de aanleg en het onderhoud van onder- of bovengrondse leidingen heeft;

    • c.

      de erfpachter.

  • 2.

    de eigenaar of de appartementsgerechtigde;

  • 3.

    degene die op andere wijze als genothebbende naar voren komt, daaronder begrepen de bezitter.

Onderdeel 2

Met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen die wordt geheven van de genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt binnen één categorie genothebbenden de aanslag gesteld ten name van:

  • -

    degene die het grootste aandeel in het bezit heeft,

bij gelijk aandeel in het bezit:

  • -

    de man;

  • -

    de oudste.

Onroerende-zaakbelastingen (gebruiksbelasting niet-woningen)

Onderdeel 3

Met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen die worden geheven van de gebruikers van een onroerende zaak, zijnde een niet-woning, wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

  • a.

    degene die ook als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt aangemerkt;

  • b.

    degene die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.

WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie

Onderdeel 4

Met betrekking tot de tenaamstelling van een beschikking ingevolge hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken, is hetgeen in deze beleidsregels is bepaald voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie, voor zover zij betrekking hebben op de onroerende-zaakbelastingen, van overeenkomstige toepassing.

Rioolheffing

Onderdeel 5

Met betrekking tot de rioolheffing wordt de aanslag (niet zijnde de nota van Vitens) in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

  • a.

    degene die ingevolge onderdeel 2 danwel onderdeel 3, als belastingplichtige voor de onroerende-zaakbelastingen ter zake van het gebruik van de onroerende zaak kan worden aangewezen;

  • b.

    degene die in het bevolkingsregister als bewoner van de onroerende zaak het langst staat ingeschreven, mits deze bewoner 18 jaar of ouder is. Indien dit laatste niet het geval is, dan de bewoner die op een na het langst in het bevolkingsregister staat ingeschreven, mits 18 jaar of ouder;

  • c.

    voor zover meerdere gebruikers op dezelfde datum als bewoner van de onroerende zaak in het bevolkingsregister zijn ingeschreven:

    • 1.

      de man

    • 2.

      de oudste van de gebruikers (minimaal 18 jaar), tenzij op verzoek van één van deze gebruikers door de afdeling Burgerzaken een ander als hoofdgebruiker is aangewezen;

  • d.

    degene die op andere wijze als gebruiker van de onroerende zaak naar voren komt.

Afvalstoffenheffing

Onderdeel 6

Met betrekking tot de afvalstoffenheffing wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

  • a.

    degene die ingevolge onderdeel 2 danwel onderdeel 3, als belastingplichtige voor de onroerende-zaakbelastingen ter zake van het gebruik van de onroerende zaak kan worden aangewezen;

  • b.

    degene die in het bevolkingsregister als bewoner van de onroerende zaak het langst staat ingeschreven, mits deze bewoner 18 jaar of ouder is. Indien dit laatste niet het geval is, dan de bewoner die op een na het langst in het bevolkingsregister staat ingeschreven, mits 18 jaar of ouder;

  • c.

    voor zover meerdere gebruikers op dezelfde datum als bewoner van de onroerende zaak in het bevolkingsregister zijn ingeschreven:

    • 1.

      de man

    • 2.

      de oudste van de gebruikers (minimaal 18 jaar), tenzij op verzoek van één van deze gebruikers door de afdeling Burgerzaken een ander als hoofdgebruiker is aangewezen;

  • d.

    degene die op andere wijze als gebruiker van de onroerende zaak naar voren komt.

Overige bepalingen

Onderdeel 7

De onderdelen 1, 2, 3, 5 en 6 vinden geen toepassing indien:

  • a.

    de aanslag kan worden opgelegd aan degene die met betrekking tot het voorgaande belastingtijdvak of kalenderjaar de aanslag heeft gekregen, gezorgd heeft dat de aanslag betaald is en nog steeds belastingplichtig is;

  • b.

    bij de afdeling Belastingen bekend is dat één van de potentiële belastingplichtigen de desbetreffende aanslag op zijn/haar naam wil hebben, althans voor zover dit niet leidt tot een mogelijke situatie dat de belasting niet kan worden betaald dan wel ingevorderd.

Onderdeel 8

Voor zover de belasting wordt geheven over een belastingtijdvak, is de bij de toepassing van de voorkeursvolgorde beslissend de situatie bij de aanvang van dat tijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

Onderdeel 9

Aangezien de voorkeursvolgorde erop is gericht de aanslag op te leggen aan een belastingplichtige die in staat geacht mag worden om de belasting te betalen, kan ook tot een andere keuze gekomen worden dan uit de voorkeursvolgorde zou volgen.

Onderdeel 10

Wijzigingen kunnen - indien reeds een aanslag aan een belastingplichtige is opgelegd - pas plaatsvinden met ingang van het eerstvolgende belastingtijdvak.

Onderdeel 11

Indien in uitzonderingsgevallen, door welke oorzaak dan ook, een aanslag wordt opgelegd in afwijking van het in de voorgaande onderdelen bepaalde, is die aanslag alleen ongeldig als er sprake is van willekeur. Beroep bij de rechter is mogelijk.

Onderdeel 12

Indien een belasting niet wordt geheven bij wege van aanslag, maar op een andere wijze, is het bepaalde in de onderdelen 1 tot en met 12 van overeenkomstige toepassing.

Inwerkingtreding

  • 1.

    De ‘Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige en/of WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie treden in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking en vinden toepassing op belastingen en WOZ-beschikkingen en vinden toepassing voor de belastingjaren vanaf 2013.

  • 2.

    Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als 'Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige en/of WOZ-belanghebbende’.

Ondertekening

Vastgesteld op 22 januari 2013 door de heffingsambtenaar van de gemeente Brummen.