Protocol agressie en geweld 2011

Geldend van 15-11-2011 t/m heden

Intitulé

Protocol agressie en geweld 2011

Het college van burgemeester en wethouders van Brummen hebben besloten om:

  • 1.

    Het geactualiseerde protocol agressie en geweld 2011 vast te stellen, voor zover het om bevoegdheden van het college gaat.

  • 2.

    De regeling tot wijziging van de regeling opvang en klachtenprocedure ongewenst gedrag gemeente Brummen vast te stellen.

  • 3.

    De raad voor te stellen om het geactualiseerde protocol agressie en geweld 2011 vast te stellen, voor zover het om diens bevoegdheden gaat.

1. Voorwoord

In de afgelopen jaren is de aandacht rondom het thema agressie en geweld tegen medewerkers met een publieke taak sterk toegenomen. Dit komt doordat medewerkers met een publieke taak in toenemende mate geconfronteerd worden met agressief en gewelddadig gedrag. De aanpak van agressie en geweld is uitgewerkt op landelijk, sectoraal en gemeentelijk niveau.

Het Programma ‘Veilige Publieke Taak’ is de uitwerking op landelijk niveau. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voert de centrale regie. Daarnaast heeft het A+O fonds Gemeenten voor de sector gemeenten veel instrumenten ontwikkeld om concreet invulling te geven aan het programma. Deze zijn gebundeld in de Arbocatalogus agressie en geweld. De gemeente Brummen heeft sinds 2010 een vastgesteld protocol agressie en geweld. Hierbij is gebruik gemaakt van de handreikingen en instrumenten uit het landelijke programma en de sectorale uitwerking.

Door het protocol te gebruiken en het gebruik hiervan te evalueren is de noodzaak ontstaan om een actualisatie door te voeren. In dit geactualiseerde protocol zijn wijzigingen doorgevoerd om:

  • .

    de leesbaarheid en het gebruikersgemak te verhogen;

  • .

    de praktische toepasbaarheid in acute geweldsituaties als invalshoek te nemen;

  • .

    de invoering van het gebruik van het Gemeentelijk Incidenten Registratiesysteem (GIR) te borgen;

  • .

    de aanpak van intercollegiale agressie te borgen;

  • .

    de dadercategorieën nader te concretiseren;

  • .

    de aanpak van agressie naar buitendienstmedewerkers te borgen;

  • .

    beter zichtbaar maken dat het protocol ook op politieke ambtsdragers van toepassing is.

Agressie en geweld is geen op zichzelf staand thema. Het is ingebed in het totale Arbobeleid, dat in april 2011 definitief is vastgesteld door het college. De gemeente Brummen wil haar medewerkers en politieke ambtsdragers een veilige werkomgeving bieden. Dit protocol is hiervoor een instrument.

Daar waar in dit document de verantwoordelijkheden van de manager worden beschreven, gelden deze verantwoordelijkheden in eerste instantie ten aanzien van alle medewerkers waaraan de betrokken manager leiding geeft. Als de eigen manager van een medewerker niet (op de plaats van het incident) aanwezig is, draagt één van de andere managers de verantwoordelijkheden genoemd in het protocol. Als de medewerker zelf manager, griffier, burgemeester, wethouder of raadslid is, ligt de verantwoordelijkheid bij de gemeentesecretaris. De verantwoordelijkheid voor de gemeentesecretaris ligt bij de burgemeester

2. Doelstelling en doelgroep

De gemeente Brummen wil doen wat redelijkerwijs verlangd kan worden om haar medewerkers te beschermen tegen agressie en geweld, en gevolgen van agressie en geweld voor medewerkers beperken.

Dit protocol is de schriftelijke uitwerking van deze doelstelling. Het protocol beschrijft maatregelen die genomen zijn en worden ten aanzien van:

  • -

    het voorkomen van agressie en geweld

  • -

    het beperken van agressie en geweld en de gevolgen ervan, en

  • -

    het afhandelen van agressie en geweld 

Onder medewerkers wordt in dit protocol verstaan:

  • -

    alle ambtenaren zoals omschreven in de algemene bepalingen van de CAR-UWO artikel 1:1 lid 1 sub a;

  • -

    de politieke ambtsdragers, zijnde burgemeester, wethouders en raadsleden;

  • -

    alle personen die in het personeelsinformatiesysteem staan geregistreerd en met wie de organisatie een persoonlijke overeenkomst heeft, denk hierbij aan buitengewoon ambtenaren burgerlijke stand (babsen), stagiaires en externe inhuur.

Agressief en gewelddadig gedrag kan vanuit verschillende hoeken komen. Burgers kunnen zich agressief gedragen ten opzichte van medewerkers. Ambtenaren kunnen zich ten opzichte van elkaar en ten opzichte van politieke ambtsdragers agressief gedragen. En politieke ambtsdragers kunnen zich agressief gedragen ten opzichte van elkaar of de ambtelijke organisatie. Dit protocol richt zich op al deze vormen van agressief gedrag.

Agressief gedrag wordt niet beperkt doordat er een protocol is. Het is van belang dat het protocol leeft bij de medewerkers en dat zij door hun handelen agressief gedrag proberen te voorkomen. Ook is belangrijk dat iedere medewerker weet hoe er gehandeld moet worden als zich een incident voordoet. Het protocol is dus geen doel op zich, maar heeft als doel medewerkers, leidinggevenden en bevoegd gezag te ondersteunen in het voorkomen, beperken en afhandelen van agressief en gewelddadig gedrag

3. Uitgangspunten en herkenning agressie en geweld

De gemeente Brummen hanteert bij incidenten met agressie en geweld de volgende uitgangspunten om te bepalen of dit protocol van toepassing is:

  • 1.

    Het gebruik van agressie en geweld tegen medewerkers moet verband houden met het verrichten van werkzaamheden vanuit de publieke taak;

  • 2.

    Het is niet van belang welke functie of taak een medewerker heeft binnen de organisatie;

  • 3.

    Het is niet van belang op welk moment het incident plaatsvindt, binnen of buiten werktijd;

  • 4.

    Het is niet van belang onder welke omstandigheden het incident plaatsvindt;

  • 5.

    Het is niet van belang op welke plaats het incident plaatsvindt, op het werk, thuis of op locatie.

Onderstaand overzicht maakt duidelijk welk gedrag als agressief en gewelddadig wordt beschouwd. De genoemde categorieën komen overeen met het GIR. In bijlage 4 zijn instructies opgenomen over hoe te handelen bij de verschillende geweldsituaties

afbeelding binnen de regeling

4 Maatregelenmatrix agressie en geweld

Uit de doelstelling (hoofdstuk 2) volgen drie hoofdthema’s die in dit protocol zijn uitgewerkt: Voorkomen, beperken en afhandelen. Hieronder staat kort uitgelegd wat met deze thema’s is bedoeld. Daaronder is een matrix opgenomen welke maatregelen horen bij de 3 thema’s.

Voorkomen

Er zijn veel factoren, zowel intern als extern, die agressie en geweld kunnen versterken of juist matigen. Het is van belang te weten waar de risico’s zitten, zodat we vooraf de mogelijkheden benutten om agressie en geweld tegen te gaan. Zo kunnen we bij het ontwikkelen van beleid, het (ver)bouwen van het gemeentehuis (en andere kantoorruimtes waar werkzaamheden worden uitgevoerd) en het aanschaffen van beveiligingsmiddelen maatregelen nemen om agressie en geweld te voorkomen. Ook in de houding en het gedrag van medewerkers zijn maatregelen mogelijk om agressief gedrag te voorkomen. In bijlage 1 is een concretisering van de maatregelen voor de gemeente Brummen opgenomen.

Beperken

Als een agressie incident zich voordoet, is het belangrijk om het gedrag terug te brengen naar het gewenste niveau en de gevolgen hiervan te beperken. Ook hierbij gaat het enerzijds om het zorgen van een veilige werkomgeving en anderzijds om het (de-escalerend) gedrag van een medewerker. In bijlage 2 is een concretisering van de maatregelen voor de gemeente Brummen opgenomen.

Afhandelen

Een agressie incident is ingrijpend voor een medeweker om mee te maken. Daarom is het belangrijk om de opvang en nazorg goed te verzorgen. Net zo belangrijk is het daadkrachtig reageren richting de dader. Dit is nader uitgewerkt in hoofdstuk 5 van dit protocol.

afbeelding binnen de regeling

5. Procedure melden en afhandelen incidenten

In hoofdstuk 2 is aangegeven dat agressief gedrag zowel van burgers als van medewerkers kan komen. Voor de afhandeling van het incident is het relevant wie de dader is. In dit hoofdstuk is in paragraaf 5.2.2. een onderscheid gemaakt in 3 groepen:

  • 1.

    de dader is een burger / externe / klant

  • 2.

    de dader is een medewerker

  • 3.

    de dader is een politiek ambtsdrager

De melding is voor iedereen gelijk, ongeacht wie de dader is. Bij de afhandeling is beschreven hoe de melder wordt opgevangen, ook dit is voor iedereen gelijk, ongeacht wie de dader is. Daarna is verdere afhandeling in de 3 groepen onderverdeeld.

5.1 Melden

Elk incident wordt, zo snel mogelijk nadat het zich voordoet, geregistreerd in het GIR. Het GIR is te benaderen via het intranet, waar ook de instructiekaarten staan. De verplichting tot registratie rust op iedere medewerker, getuige of slachtoffer, en moet ook plaatsvinden in die gevallen dat de medewerker zelf ‘niet geraakt werd’ of zich niet gestoord heeft aan het gedrag. Ook wordt het incident aan de (eigen) manager gemeld. Is de medewerker niet in staat om het incident te registreren dan neemt de manager dit over.

Registratie heeft 2 doelen. In de eerste plaats wordt inzicht verkregen in de aard, omvang en achtergrond van agressie en geweld. Zo kan bestaand beleid gecontroleerd worden op effectiviteit. Ook kunnen maatregelen om agressie en geweld te voorkomen, worden bijgesteld of ontwikkeld. Omdat wordt geregistreerd in het GIR kan inzicht in de (geanonimiseerde) meldingen, door benchmark van de sector, ook landelijk gebruikt worden om maatregelen te ontwikkelen om agressie en geweld te voorkomen en aan te pakken. In de tweede plaats is registratie van belang bij het doen van aangifte en het verhalen van schade.

Een incident hoeft maar één keer gemeld te worden, ook al zijn er meerdere medewerkers bij betrokken. In dat geval spreken de betrokken medewerkers af wie de registratie doet.

5.2 Afhandelen

5.2.1 Algemeen

Na een incident moet er aandacht zijn voor de opvang en (psychische) nazorg van medewerker(s)en de registratie, melding en/of aangifte van een incident. Adequate afhandeling is essentieel om aangerichte schade en toegebracht letsel bij de betrokkenen zo snel en zo veel mogelijk te herstellen.

De manager is verantwoordelijk voor het organiseren van de (eerste) opvang en de nazorg. Deze kan hierbij ondersteund worden door de afdeling P&O. Er is een handige checklist ontwikkeld (zie bijlage 3) die de manager helpt alle juiste stappen te zetten.

Het is afhankelijk van het slachtoffer en de situatie welke hulp nodig is. Het slachtoffer van een incident moet zich prettig voelen bij degene die hem of haar opvangt. Ook hangt de impact van het incident op de medewerker af van bijvoorbeeld de ernst van het incident, eerdere ervaringen en hoe betrokkene in zijn vel zit. De manager heeft na een incident altijd contact met het slachtoffer om af te spreken welke opvang en nazorg nodig is. Mogelijkheden voor de opvang en nazorg zijn:

  • .

    Collegiale opvang door manager of één of meer collega’s;

  • .

    Professionele opvang door bijvoorbeeld bedrijfsmaatschappelijk werker;

  • .

    Traumaopvang door Alarmcentrale Traumaopvang en nazorgadvies IZA Bedrijfszorg;

  • .

    Begeleiden en ondersteunen van medewerker bij het doen van aangifte. 

Het is belangrijk dat direct na een incident de veiligheid hersteld wordt en de betrokken medewerker(s) steun krijg(t)(en) (eerste opvang). Daarna moet de nazorg goed geregeld worden. Het is niet altijd nodig de betrokken medewerker(s) direct onder medische begeleiding te stellen. Wel is het raadzaam hierover met deskundigen in contact te treden.

Het bewaken van het nazorgtraject is een verantwoordelijkheid van de manager. Ervaring in de praktijk toont aan dat het beter is om de verschillende taken in het nazorgtraject gescheiden te houden, zoals personeelszorg, afhandeling schade en letsel en veiligheidsmaatregelen. Vooral degene die belast is met de personeelszorg moet zich daarop concentreren. Betrokkenheid in de andere trajecten kan deze taak verstoren. Het is van belang dat manager en medewerker na verloop van tijd de opvang en nazorg evalueren om te kijken of die voldoende is geweest.

In het GIR worden alle genomen stappen geregistreerd. Voor de manager is dit een handreiking van te volgen stappen, de medewerker kan zichzelf via het systeem op de hoogte houden van de voortgang van de afhandeling van het incident.

 

Naast de benodigde zorg voor de betrokken medewerker is het ook belangrijk een daadkrachtige reactie richting de dader te geven. Niets doen kan een uitnodiging vormen voor nieuw geweld. Een dader moet merken dat hij een bepaalde grens is overgegaan en dat dit niet wordt geaccepteerd. Een daadkrachtige reactie heeft ook een signaalfunctie richting de samenleving, het maakt agressie en geweld tegen medewerkers met een publieke taak onaantrekkelijk en werkt drempelverhogend.

5.2.2 Dader is een burger

Als de dader een agressieve burger is, hanteert de gemeente Brummen de volgende sancties die worden opgelegd door het College van burgemeester en wethouders.

afbeelding binnen de regeling

Als een burger zich schuldig maakt aan ongewenst gedrag, dan ontvangt hij altijd een brief waarin de gemeente hem op zijn gedrag aanspreekt. Ook wordt duidelijk gemaakt dat dit gedrag niet geaccepteerd wordt. Tevens worden de consequenties geschetst als het gedrag zich herhaalt.

Een ontzegging houdt in dat betrokkene zich gedurende een bepaalde periode niet in gemeentelijke kantoren mag vertonen en geen contact mag opnemen. De klant kan tijdens deze periode alleen via een als contactpersoon aangemelde derde, contact opnemen met de gemeente.

In het geval van bedreiging (categorie II) of een geweldsincident (categorie III) wordt altijd aangifte gedaan. De manager neemt hiervoor het initiatief. Als hulpmiddel bij het voorbereiden van de aangifte is een overzicht toegevoegd, waarin per agressiecategorie is benoemd welke feiten strafbaar zijn (zie bijlage 5 Strafbare feiten).

Als de betrokken medewerker niet in staat is zelf aangifte te doen, dan wordt dit gedaan door iemand anders uit de organisatie met het slachtoffer als getuige. De manager, betrokken medewerker en een juridisch adviseur bereiden de aangifte voor door informatie en bewijzen te verzamelen. Ook stellen zij een verklaring op, zijnde een feitelijke beschrijving van het incident, aangevuld met de beleving van het slachtoffer.

Bij ernstige voorvallen waarschuwt de manager binnen 24 uur de Arbeidsinspectie. Dit is aan de orde als de betrokken medewerker:

  • .

    in het ziekenhuis moet worden opgenomen;

  • .

    ernstig lichamelijk of geestelijk letsel oploopt;

  • .

    blijvende schade aan de gezondheid oploopt of hiervoor een redelijk medisch vermoeden bestaat;

  • .

    aan de gevolgen overlijdt.

5.2.3 Dader is een medewerker

Indien de dader een ambtenaar is, zoals vastgelegd in artikel 1:1 CAR/UWO, dan hanteert de gemeente Brummen de sancties zoals die zijn vastgelegd in hoofdstuk 16 CAR/UWO disciplinaire straffen. De brief waarin de disciplinaire maatregel wordt opgelegd, wordt, samen met de schriftelijke verslagen van de gesprekken, toegevoegd aan het personeelsdossier.

Indien de dader geen ambtenaar is, maar wel in het personeelsinformatiesysteem is opgenomen, wordt contact opgenomen met de organisatie welke staat genoemd in de persoonlijke overeenkomst met de medewerker.

5.2.4 Dader is een politiek ambtsdrager

Artikel 1. Agressiemelding doorgegeven aan bevoegd gezag

Indien de dader een politieke ambtsdrager is (dat wil zeggen burgemeester, wethouder of raadslid), dan wordt een agressiemelding doorgegeven aan het bevoegd gezag van de betrokkene. Dat wil zeggen de commissaris van de koningin (in het geval het de burgemeester betreft) of de gemeenteraad.

Artikel 2. Hoor en wederhoor, landelijke klachtencommissie

1. Het bevoegd gezag of een namens deze aangewezen persoon of samengestelde commissie past hoor en wederhoor toe. Van deze gesprekken wordt een verslag gemaakt.

2. Indien het bevoegd gezag de gemeenteraad betreft, dan wordt na de ontvangst van een melding een commissie samengesteld waarin één vertegenwoordiger per fractie zitting heeft.

3. De commissie bedoeld in lid 2 van dit artikel bepaalt dat ofwel zijzelf hoor en wederhoor toepast ofwel de melding direct als een klacht beschouwt en voorlegt aan de landelijke klachtencommissie ongewenst gedrag.

4. Indien de commissie bedoeld in lid 2 van dit artikel bepaalt dat zij de melding direct als klacht beschouwt, stuurt zij deze klacht namens het bevoegd gezag naar de landelijke klachtencommissie ongewenst gedrag voor onderzoek naar en advies over de klacht.

5. Indien de commissie bedoeld in lid 2 van dit artikel bepaalt dat zij zelf hoor en wederhoor toepast, dan worden de verslagen van deze gesprekken naar het bevoegd gezag gezonden.

Artikel 3 Herhaling ongewenst gedrag

Bij herhaling van het gedrag wordt de procedure zoals beschreven in artikel 5 van de regeling opvang en klachtenprocedure ongewenst gedrag gemeente Brummen in gang gezet. Dit betekent dat het bevoegd gezag de herhaalde melding beschouwt als klacht. Indien het bevoegd gezag de gemeenteraad is, wordt geen toepassing gegeven aan het tweede en derde lid van artikel 2 van deze paragraaf. Deze klacht wordt door of namens het bevoegd gezag om advies voorgelegd aan de landelijke klachtencommissie ongewenst gedrag.

Artikel 4 Beslissing bevoegd gezag

1. Het bevoegd gezag neemt een beslissing over de melding en/of de klacht.

2. Indien de melding als klacht aan de landelijke klachtencommissie ongewenst gedrag is voorgelegd, neemt het bevoegd gezag een beslissing zoals vastgelegd in artikel 6 van de regeling opvang en klachtenprocedure ongewenst gedrag gemeente Brummen.

Artikel 5 Dossiervorming

De beslissing van het bevoegd gezag wordt samen met de schriftelijke verslagen van hoor en wederhoor gesprekken en een eventueel door de landelijke klachtencommissie ongewenst gedrag uitgebracht advies toegevoegd aan het persoonlijk dossier van de betrokkene.

5.3 Evalueren

Als het incident volledig is afgehandeld wordt deze in het GIR afgesloten. De medewerker wordt van deze afsluiting middels een mail vanuit het GIR op de hoogte gesteld. Een half jaar na de afsluiting vindt er nogmaals een evaluatie plaats van de afdoening van het incident. Hiermee wordt inzicht verkregen in de verwerking van het incident door de medewerker. Agressie en geweld blijven een vast agendapunt op het werkoverleg. De evaluatie van een incident is aanleiding om nog eens extra bij dit onderwerp stil te staan.

Indien paragraaf 5.2.4 in werking is getreden, wordt expliciet geëvalueerd of de afweging van de commissie bedoeld in artikel 2 van paragraaf 5.2.4 om zelf hoor en wederhoor toe te passen ofwel om de melding als klacht voor te leggen aan de klachtencommissie juist is geweest.

Ondertekening

Aldus besloten tijdens de B&W-vergadering d.d. 15 november 2011
de gemeentesecretaris, drs. E.V. Schmitz
de burgemeester, N.E. Joosten bc.

Bijlage 1 Uitwerking maatregelen VOORKOMEN

Bijlage 1 Uitwerking maatregelen voorkomen

Bijlage 2 Uitwerking maatregelen BEPERKEN

Bijlage 2 Uitwerking maatregelen beperken

Bijlage 3 Checklist melden en afhandelen indicent

Bijlage 3 Checklist melden en afhandelen incident

Bijlage 4 Instructies

Bijlage 4 Instructies

Bijlage 5 Strafbare feiten (afkomstig uit GIR)

Bijlage 5 Strafbare feiten (afkomstig uit GIR)