Regeling vervallen per 01-01-2023

Verordening rioolheffing 2009

Geldend van 01-01-2021 t/m 31-12-2021

Intitulé

Verordening rioolheffing 2009

De gemeente stelt de verordening rioolheffing 2009 vast.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • b.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • c.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • d.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.

  • e.

    onder waterleidingmaatschappij: N.V. Waterbedrijf Gelderland/Vitens.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

De belasting wordt geheven van:

  • a.

    degene die naar de omstandigheden beoordeelt het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

  • b.

    ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1. De belasting wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 wordt de belasting als bedoeld in artikel 2 tevens geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

  • 3. Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in het belastingjaar naar het perceel is toegevoerd of is opgepompt.

  • 4. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    a. watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    b. bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

    De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 5. De op de voet van het tweede lid berekende hoeveelheid toegevoerd of gepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd. Hiervoor dient belanghebbende binnen zes weken na ontvangst van de aanslag een verzoek in te dienen.

  • 6. Indien in verband met het ontbreken van afzonderlijke watermeters, niet de hoeveelheid afvalwater kan worden vastgesteld, wordt het verbruik bepaald conform de in de beleidsregels vastgelegde verbruiken.

Artikel 6 Belastingtarieven

  • 1. De belasting bedraagt per perceel per jaar € 36,70.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 bedraagt het recht voor elke volle eenheid van 1 m3 afvalwater € 2,09.

  • 3. Indien het tarief in de loop van het belastingtijdvak wordt gewijzigd, wordt voor de berekening van het recht de hoeveelheid afvalwater naar tijdsgelang toegerekend.

  • 4. Maximum bedrag van de aanslag bedraagt € 65.000,--.

Artikel 6a Vrijstelling

Vrijgesteld voor de Rioolheffing zijn die objecten die geen zelfstandige watermeter of geen zgn. tussenwatermeter of geen pompinstallatie hebben.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1. a. De belasting bedoeld in artikel 5 lid 1 is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij

    de aanvang van de belastingplicht.

    b. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting

    verschuldigd voor het gedeelte van het jaar dat na de aanvang van de belastingplicht, nog

    overblijft.

    c. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op

    ontheffing voor het gedeelte van dat jaar dat men niet meer belastingplichtig is.

    d. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige, die middels een aanslagbiljet

    op zijn/haar naam reeds is aangeslagen voor het betreffende belastingjaar, binnen de gemeente

    verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

  • 2. a. Het belastingtijdvak is in de gevallen waarin de heffing plaatsvindt door middel van de afrekennota

    van de waterleidingmaatschappij de verbruiksperiode zoals die voor de betrokken belastingplichtige

    voor het desbetreffende eigendom geldt,

    b. In geval de rioolheffing niet wordt vermeld op de eindafrekening, is het belastingtijdvak gelijk aan het

    kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, wordt de belasting geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Deze kan worden gesteld op de afrekening van de waterleidingmaatschappij. Als dagtekening van de kennisgeving geldt in dat geval de dagtekening van de afrekening. Als kennisgeving van voorlopig gevorderde bedragen wordt aangemerkt de voorschotnota van de waterleidingmaatschappij of de kennisgeving op andere wijze van betaling van de voorschotten.

  • 2. In de gevallen bedoeld in artikel 7, tweede lid, wordt de belasting bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld

De belasting als bedoeld in artikel 2 is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de voorlopig gevorderde bedragen en het definitief gevorderde bedrag tegelijk worden betaald met en op dezelfde wijze als die waarop de voorschotnota’s en de eindafrekeningsnota van de waterleidingmaatschappij moeten worden betaald.

  • 2. De door de gemeente rechtstreeks opgelegde aanslagen moeten, in afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990, worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijn een maand later.

  • 3. Indien door belastingplichtige toestemming is verleend voor automatische incasso, wordt de aanslag als bedoeld in het tweede lid, ingevorderd in tien gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op die waarin het aanslagbiljet is gedagtekend en elke volgende termijn een maand later.

  • 4. Voor de in artikel 2 bedoelde belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

  • 5. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de rioolheffing.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De ‘Verordening Rioolrechten 2005’ van 16 december 2004, kenmerk: 04.004787/DT00000196, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 8 november 2007, kenmerk: RB07.0011, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2009.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening rioolheffing 2009’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25 september 2008.