Regeling vervallen per 01-01-2020

Functiewaardering

Geldend van 21-02-2006 t/m 31-12-2019

Intitulé

Functiewaardering

Functiewaardering

Artikel 1 Begripsbepaling

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a

    CAR: de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector Gemeenten;

  • b

    UWO: de landelijk overeengekomen uitwerkingsovereenkomst van de CAR;

  • c

    ambtenaar: de ambtenaar als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder a van de CAR;

  • d

    schaal: de schaal als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder a van de CAR, zoals opgenomen in bijlage IIa van die regeling;

  • e

    functiekarakteristiek: naar soort gerangschikte beschrijving van de belangrijkste kenmerken van een samenstelling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, als zodanig opgenomen in het functieboek gemeente Brummen en van toepassing op de door het bevoegd gezag bepaalde omvang in aantal fulltime equivalenten (fte);

  • f

    functieboek: de verzameling van functiekarakteristieken;

  • g

    fulltime equivalent (fte): bruto capaciteit van een volledige betrekking;

  • h

    volledige betrekking: de betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder k, van de CAR;

  • i

    formatie: capaciteit van een organisatorische eenheid in fte per functiekarakteristiek;

  • j

    functiewaarderingsonderzoek: het op systematische wijze in rangorde plaatsen van functiekarakteristieken;

  • k

    conversie: vertaling van de middels functiewaarderingsonderzoek gevonden rangorde naar schalen, weergegeven in een tabel: de conversietabel;

  • l

    individueel werkplan: jaarlijks op te stellen plan van door een ambtenaar uit te voeren werkzaamheden, als detaillering van de voor hem geldende functiekarakteristiek;

  • m

    GO: de commissie voor georganiseerd overleg, bedoeld in artikel 12:1 van de CAR;

  • n

    managementteam (MT): het ambtelijk overleg tussen de gemeentesecretaris en de afdelingsmanagers;

Artikel 2 Functiekarakteristieken en functieboek

Functiekarakteristieken worden opgesteld door het bevoegd gezag en gebundeld in het ”Functieboek gemeente Brummen”.

Het functieboek en de wijzigingen daarop worden opgesteld door het bevoegd gezag en vastgesteld door het college, rekening houdend met het advies van de ondernemingsraad.

Het eerste functieboek dat op grond van deze regeling wordt vastgesteld, bevat tenminste de functiekarakteristieken die nodig zijn om in de plaats te treden van alle functies die voor 1 juli 2004 werden onderscheiden.

Artikel 3 Toekenning functiekarakteristiek

Na vaststelling van het functieboek bedoeld in artikel 2, lid 3, ontvangt iedere ambtenaar, die op dat moment van vaststelling in dienst is, een besluit waarin vermeld wordt welke karakteristiek op hem van toepassing is. De basis voor dit besluit is de functie die op 30 juni 2004 - of op de datum van indiensttreding, als deze ligt na 30 juni 2004 - op de ambtenaar van toepassing is.

Artikel 4 Totstandkoming Individueel werkplan (IWP)

Binnen de kaders van het (concept)afdelingsplan dat jaarlijks onder verantwoordelijkheid van de manager wordt opgesteld en de voor de afdeling beschikbare formatie, doet iedere medewerker jaarlijks een voorstel aan zijn manager voor zijn eigen individueel werkplan voor het komende kalenderjaar. Na (de door de manager georganiseerde) afstemming met collega’s worden de werkplannen ondertekend door manager en medewerker en met het concept afdelingsplan ter vaststelling aangeboden aan de gemeentesecretaris.

Bij gebrek aan overeenstemming over het IWP vindt vóór vaststelling een gesprek plaats tussen medewerker, manager en gemeentesecretaris.

Artikel 5 Functiewaarderingsonderzoek

Teneinde de rangorde van de vastgestelde functiekarakteristieken te bepalen, worden deze met behulp van het “Functiewaarderingssysteem gemeente Brummen” gewaardeerd.

De p&o medewerker belast met functiewaardering stelt voor iedere functiekarakteristiek een voorlopig waarderingsadvies op en legt deze, na bespreking in het managementteam, voor aan het college.

Het college vraagt vervolgens de functiewaarderingscommissie de voorlopige adviezen te toetsen op de juiste toepassing van het geldende functiewaarderingssysteem en een waarderingsadvies uit te brengen.

Artikel 6 Functiewaarderingscommissie

Er is een functiewaarderingscommissie waarvan de leden worden benoemd door het college.

De commissie bestaat uit 5 personen:

  • -

    de gemeentesecretaris, voorzitter;

  • -

    een afdelingsmanager, lid;

  • -

    een externe functiewaarderingsdeskundige, lid;

  • -

    een lid aangewezen door de werknemersdelegatie in het GO;

  • -

    een lid aangewezen door de ondernemingsraad.

Een lid dat niet langer voldoet aan het criterium dat voor hem voortvloeit uit lid 2, kan niet langer deel uit maken van de commissie en wordt vervangen door een nieuw lid.

Gelet op de samenstelling van de commissie en in verband met het beperkte aantal zittingen worden voor de leden geen plaatsvervangers benoemd. Bij verhindering van een van de leden wordt een zitting van de commissie uitgesteld tot het moment waarop de commissie voltallig is.

Bij langdurige verhindering van een of meer leden, benoemt het college in overleg met de beschikbare leden een tijdelijk lid.

Het college wijst aan de commissie een secretaris toe. De secretaris heeft alleen een registrerende en ondersteunende taak. Hij is geen lid van de commissie, neemt geen deel aan de beraadslaging en advisering en heeft geen stemrecht.

Artikel 7 Werkwijze functiewaarderingscommissie

De voltallige functiewaarderingscommissie bespreekt de voorlopige adviezen bedoeld in artikel 5.

De beraadslaging wordt afgesloten met een stemming over alle onderdelen van het voorlopige advies en de totale uitkomst. De leden brengen ieder één stem uit. De voorzitter brengt zijn stem als laatste uit. De commissie besluit bij meerderheid van stemmen.

De uitslag van de stemming wordt als niet openbaar advies voorgelegd aan het college. Eventuele minderheidsstandpunten worden in het advies verwoord.

De vergaderingen van de waarderingscommissie zijn niet openbaar. De leden en de secretaris zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen hen uit de stukken of de beraadslagingen bekend is geworden.

Artikel 8 Vaststelling functiewaardering

Rekening houdend met het advies van de functiewaarderingscommissie stelt het college de waarderingen vast.

Alleen op grond van zwaarwegende argumenten kan het college gemotiveerd van het advies van de functiewaarderingscommissie afwijken. Desgewenst, maar in ieder geval als het voornemen bestaat af te wijken van het advies van de commissie, zal het college om een nadere toelichting op het advies vragen.

Artikel 9 Conversie

Nadat over alle functiekarakteristieken een waarderingsadvies is uitgebracht, wordt de conversietabel vastgesteld. Het bestaande loongebouw is daarbij het referentiekader.

De conversietabel wordt zodanig vormgegeven dat de waarderingsuitkomst leidt tot koppeling van iedere functiekarakteristiek aan één schaal, die voorkomt in bijlage IIa van de CAR.

Over de vaststelling van de conversietabel wint het college advies in bij de functiewaarderingscommissie.

De conversietabel wordt niet eerder vastgesteld dan nadat daarover overeenstemming is bereikt in het GO.

Artikel 10 Uitslag vastgestelde waardering

Na vaststelling van de conversietabel ontvangt iedere ambtenaar als bedoeld in artikel 3, een besluit waarin de uitkomst van de waardering van de op hem van toepassing verklaarde functiekarakteristiek wordt meegedeeld.

In het besluit bedoeld in lid 1 worden ook de gevolgen van de waarderingsuitkomst opgenomen, waarbij bestaande rechten en vooruitzichten worden gegarandeerd.

Artikel 11 Bezwaar tegen vaststelling en/of waardering functiekarakteristiek

De ambtenaar bedoeld in artikel 3, die het niet eens is met:

  • -

    het besluit tot vaststelling van de voor hem geldende functiekarakteristiek, of

  • -

    de uitkomst van de waardering van de voor hem vastgestelde functiekarakteristiek,

kan ingevolge de Algemene Wet Bestuursrecht binnen zes weken, na de dag waarop het besluit is verzonden, een met redenen omkleed bezwaarschrift indienen bij het college.

Artikel 12 Bezwaar tegen passendheid individueel werkplan binnen functiekarakteristiek

De ambtenaar die van mening is dat een voor hem vastgesteld individueel werkplan, als bedoeld in artikel 4, als gevolg van significante wijzigingen ten opzichte van het vorige plan, niet past bij de voor hem vastgestelde functiekarakteristiek, kan ingevolge de Algemene Wet Bestuursrecht binnen zes weken, na de dag waarop het besluit is verzonden, een met redenen omkleed bezwaarschrift indienen bij het college.

Artikel 13 Slotbepalingen

In gevallen waarin dit regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, beslist het college in de geest van deze regeling.

Deze regeling treedt in werking op 1 juli 2004 onder gelijktijdige intrekking van het Reglement functiewaardering voor de gemeente Brummen 1995.

Tenzij de raad anders beslist is deze regeling ook van toepassing op de raadsgriffie en de rekenkamer.

Artikel 4

Individuele werkplannen worden opgesteld binnen de kaders van het afdelingsplan en de voor de afdeling beschikbare formatie. In de formatie ligt vast hoeveel capaciteit de afdeling per functiekarakteristiek beschikbaar heeft. Vrij vertaald: op basis van het takenpakket van de afdeling ligt vast hoeveel medewerkers van welk niveau (uitgedrukt in een schaal) nodig zijn om de taken uit te voeren. Daarmee ligt ook vast hoeveel geld een afdeling aan personeel mag uitgeven. Als een manager van mening is dat hij hetzij kwantitatief hetzij kwalitatief meer capaciteit nodig heeft, moet hij vooraf toestemming hebben om het daarvoor benodigde extra geld te mogen uitgeven. Hij zal er dus voor moeten waken dat de individuele werkplannen passen binnen de beschikbare functiekarakteristieken.Het kan voorkomen dat de vraag of een IWP past binnen de functiekarakteristiek niet zo eenvoudig te beantwoorden is. In ieder geval is verschil in inzicht en interpretatie in dit stadium denkbaar.

In dat geval wordt er vanuit gegaan dat medewerker en manager proberen het eens te worden.Daarbij hebben zowel de manager als de medewerker te allen tijde de mogelijkheid om de p&o consulent te raadplegen, advies te vragen of uit te nodigen om aanwezig te zijn bij een gesprek tussen medewerker en manager.Artikel 4, lid 2, maakt het mogelijk dat medewerkers daarnaast nog de mogelijkheid krijgen hun mening rechtstreeks bij de beslisser kenbaar te maken, voordat het IWP wordt vastgesteld en zonder dat daardoor een extra bezwaarronde wordt geïntroduceerd. In het uiterste geval kan een medewerker bezwaar maken tegen het voor hem vastgestelde IWP (artikel 12).