Regeling vervallen per 01-01-2020

Regeling Reis- en verblijfkosten gemeente Brummen 2008

Geldend van 01-01-2009 t/m 31-12-2019

Intitulé

Regeling Reis- en verblijfkosten gemeente Brummen 2008

Reis- en verblijfkosten

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a

    medewerker: de ambtenaar als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder a, van de CAR;

  • b

    overwerk: het overwerk als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder l, van de CAR;

  • c

    Reisregeling: de in de Staatscourant gepubliceerde Reisregeling binnenland van 1 april 1993, alsmede de wijzigingen daarop;

  • d

    woning: de naar het oordeel van het bevoegde gezag gebruikelijke feitelijke woon-/verblijfplaats van de medewerker;

  • e

    werkplek: de plaats van tewerkstelling, zijnde het gebouw of terrein waar of van waaruit de medewerker naar het oordeel van het bevoegde gezag gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht;

  • f

    dienstreis: een naar het oordeel van het bevoegde gezag noodzakelijke verplaatsing van een medewerker tot het verrichten van dienst buiten de werkplek, alsmede het hiermee verband houdende verblijf buiten deze plaats;

  • g

    omrijkilometers: het verschil tussen het feitelijke aantal gereden kilometers met een eigen vervoermiddel, verminderd met het aantal kilometers woon-werkverkeer dat voor dezelfde dag wordt vergoed;

  • h

    verblijfkosten: redelijkerwijs noodzakelijk gemaakte kosten voor consumpties, maaltijden en logies.

Artikel 2 Reizen van medewerkers, niet zijnde woon-werkverkeer

Reizen worden gemaakt per openbaar vervoer dan wel met een dienstauto.

In geval van openbaar vervoer wordt gebruik gemaakt van de treinkaartjes die beschikbaar worden gesteld door de werkgever, tenzij dat niet mogelijk of niet doelmatig is.

Wegens reiskosten per openbaar vervoer worden vergoed de kosten van het openbaar vervoer in de laagste klasse die blijkens overgelegde bewijsstukken zijn gemaakt. Daarnaast worden vergoed: de kilometers naar de dichtstbijzijnde opstapplaats gemaakt met een eigen vervoermiddel en de stallingkosten van dat vervoermiddel.

Als naar het oordeel van het bevoegd gezag het gebruik van een van de mogelijkheden bedoeld in lid 1 niet mogelijk of niet doelmatig is, verleent het bevoegd gezag betrokkene toestemming voor de hele reis, of een deel ervan, een eigen vervoermiddel te gebruiken.

Als naar het oordeel van het bevoegd gezag een van de mogelijkheden bedoeld in lid 1 gebruikt kan worden en doelmatig is, kan betrokkene er - met inachtneming van artikel 4 - toch voor kiezen een eigen vervoermiddel te gebruiken.

Artikel 3 Dienstreizen

Dienstreizen, die in Nederland zijn begonnen en waarbij het reisgedeelte buiten Nederland beperkt is of waarbij de grensoverschrijding niet noodzakelijkerwijs leidt tot uitgaven voor maaltijden of overnachting in het buitenland, worden voor de toepassing van deze regeling aangemerkt als dienstreizen binnen Nederland.

Als van derden een vergoeding wordt ontvangen voor de in deze regeling bedoelde kosten, wordt deze in mindering gebracht op de vergoeding waarop ingevolge deze regeling aanspraak bestaat.

Voor de vergoeding van reis- en verblijfkosten geldt de werkplek als het beginpunt en het eindpunt van de dienstreis. De medewerker die geen aanspraak heeft op de vergoeding woon-werkverkeer als bedoeld in artikel 9, komt op dagen waarop hij zijn auto voor een dienstreis gebruikt in aanmerking voor een incidentele dagvergoeding woon-werkverkeer, op basis van de berekening in artikel 9.

In afwijking van het bepaalde in het vorige lid kan het bevoegd gezag de woning van de medewerker of een andere plaats als beginpunt of eindpunt van de dienstreis aanmerken, tenzij op de heenreis of op de terugreis de werkplek wordt bezocht.

Artikel 4 Uitvoering van reizen

Reizen in het kader van deze regeling dienen zo efficiënt en effectief mogelijk uitgevoerd te worden, een en ander ter beoordeling van het bevoegd gezag.

Artikel 5 Beperking van kosten

Indien de kosten voor de werkgever kunnen worden beperkt, zijn medewerkers verplicht daaraan mee te werken, mits zulks in redelijkheid verlangd kan worden. Te denken valt daarbij aan het reizen met meerdere personen, gezamenlijk gebruik van een verblijf etc.

Artikel 6 Geen dubbele vergoedingen

Voor reizen op grond van artikel 10, 11 en 12 waarbij de werkplek niet zowel beginpunt als eindpunt is, komen alleen de extra kosten en/of gemaakte omrijkilometers voor vergoeding op grond van deze regeling in aanmerking.

Artikel 7 Declaraties

Uitbetaling van reis- en verblijfkosten geschiedt achteraf, op declaratiebasis. Voor declaraties dient gebruik gemaakt te worden van de declaratieformulieren die als bijlage bij deze regeling zijn gevoegd. Declaraties moeten maandelijks worden ingediend, voorzien zijn van deugdelijke bewijsstukken en ondertekend zijn door de medewerker en diens manager.

Artikel 8 Reiskosten sollicitanten

Sollicitanten, niet zijnde medewerkers, die worden uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek ontvangen – uitsluitend op verzoek - een vergoeding voor reiskosten per openbaar vervoer gelijk aan het laagste tarief van dat vervoer. Bij gebruik van een eigen vervoermiddel bedraagt de vergoeding € 0,15 per kilometer.

Artikel 9 Woon-werkverkeer

Medewerkers voor wie de afstand tussen woning en werkplek 10 kilometer of meer bedraagt, ontvangen éénmaal per dag een vergoeding woon-werkverkeer van € 0,15 per kilometer.

Voor het bepalen van de afstand bedoeld in lid 1 wordt uitgegaan van de afstand op basis van de optie “optimaal” van internet routeplanner “Routenet”.

De maximale afstand bedoeld in lid 1 die voor vergoeding in aanmerking komt, bedraagt 40 kilometer.

De vergoeding wordt maandelijks via de salarisbetaling uitbetaald, waarbij het maandbedrag als volgt wordt berekend: 2 * A * B * 13/3 * € 0,15. In deze berekening is A de afstand tussen woning en werkplek en maximaal gelijk aan 40, terwijl B staat voor het aantal werkdagen per week.In geval van afwezigheid anders dan op grond van vakantie met behoud van bezoldiging, wordt de vergoeding na 4 weken stopgezet, waarbij het eventueel teveel betaalde de eerstvolgende maand wordt verrekend via de salarisbetaling. De vergoeding herleeft geheel of gedeeltelijk vanaf het moment en over de dagen waarop weer sprake is van woon-werkverkeer.

Artikel 10 Dienstreizen

De vergoeding voor het gebruik van een eigen vervoermiddel als bedoeld in artikel 2, lid 4 is bij gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets gelijk aan de vergoeding op grond van artikel 2 van de Reisregeling. Bij gebruik van een eigen fiets is de vergoeding gelijk aan de vergoeding op grond van artikel 4, sub a van de Reisregeling.

Bij noodzakelijk gebruik van de eigen auto voor dienstreizen worden de parkeerkosten op declaratiebasis als belaste vergoeding door de werkgever uitbetaald.

Als de medewerker met toepassing van artikel 2, lid 5 gebruik maakt van een eigen motorvoertuig of bromfiets is artikel 3 van de Reisregeling van toepassing. Bij gebruik van een eigen fiets is in dat geval artikel 4, sub b van de Reisregeling van toepassing.

Artikel 11 Reiskosten opleiding, training en vorming

De vergoeding voor het gebruik van een eigen vervoermiddel als bedoeld in artikel 2, lid 4 bedraagt € 0,19 per kilometer.

Als de medewerker met toepassing van artikel 2, lid 5 gebruik maakt van een eigen motorvoertuig of bromfiets is artikel 3 van de Reisregeling van toepassing. Bij gebruik van een eigen fiets is in dat geval artikel 4, sub b van de Reisregeling van toepassing. Daar waar in de Reisregeling verwezen wordt naar het woord dienstreis in het Reisbesluit, wordt daaronder verstaan een reis in het kader van dit artikel.

Artikel 12 Reiskosten in het kader van een bezoek aan de bedrijfsarts

De vergoeding voor het gebruik van een eigen vervoermiddel voor reizen in verband met een bezoek aan de bedrijfsarts bedraagt € 0,15 per kilometer.

Als de medewerker met toepassing van artikel 2, lid 5 gebruik maakt van een eigen motorvoertuig of bromfiets is artikel 3 van de Reisregeling van toepassing. Bij gebruik van een eigen fiets is in dat geval artikel 4, sub b van de Reisregeling van toepassing. Daar waar in de Reisregeling verwezen wordt naar het woord dienstreis in het Reisbesluit, wordt daaronder verstaan een reis in het kader van dit artikel.

Artikel 13 Algemeen

Redelijkerwijs noodzakelijk gemaakte verblijfkosten worden op basis van overgelegde deugdelijke bewijsstukken tot een maximumbedrag vergoed.

Artikel 14 Verblijfkosten dienstreizen

Voor lunch, avondmaaltijd, logies en ontbijt komen maximaal de bedragen genoemd in artikel 5 van de Reisregeling in aanmerking.

De vergoeding voor consumpties bedraagt maximaal € 2,50 per consumptie.

Artikel 15 Maaltijdvergoeding overwerk

De medewerker die als gevolg van overwerk redelijkerwijs niet in de gelegenheid is tussen 12:30 en 14:00 uur of vóór 20:00 uur thuis een warme maaltijd te gebruiken, worden de kosten van die maaltijd op basis van overgelegde bewijsstukken vergoed.

Voor deze maaltijd komt maximaal het bedrag voor een avondmaaltijd genoemd in artikel 5 van de Reisregeling in aanmerking.

Voor het gebruiken van de maaltijd dient een half uur in mindering gebracht te worden op de gewerkte uren.

Artikel 16 Buitenland

Indien reis- en verblijfkosten gemaakt worden i.v.m. reizen naar het buitenland, wordt de vergoeding per geval vooraf door het college bepaald.

Artikel 17

Deze regeling laat onverlet het bepaalde rond verplaatsingskosten in hoofdstuk 18 van de CAR/UWO.

In gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, beslist de werkgever.

Artikel 18

Deze regeling komt in de plaats van eerdere collegebesluiten over genoemde onderwerpen.

Deze regeling komt in plaats van het raadsbesluit van 30 mei 2002 inzake vergoeding kosten woon-werkverkeer.

Artikel 19

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2009 en kan worden aangehaald als “Regeling reis- en verblijfkosten”.

Artikel 10 van deze regeling treedt met terugwerkende kracht tot 1 juni 2008 in werking.