Regeling vervallen per 01-01-2020

Sociaal Statuut

Geldend van 10-07-2001 t/m 31-12-2019

Intitulé

Sociaal Statuut

Sociaal Statuut

Leeswijzer

In de inleiding wordt ingegaan op het waarom van een Sociaal Statuut.

Hoofdstuk I bevat een aantal algemene begripsomschrijvingen en inleidende bepalingen.

Hoofdstuk II heeft betrekking op de te volgen procedure(s) bij organisatiewijzigingen.

In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten van het sociaal beleid bij organisatiewijzigingen aangegeven.

Hoofdstuk IV behandelt de aspecten, voorwaarden en wederzijdse verplichtingen bij opheffen van de functie, interne herplaatsing, het tijdelijk uitvoeren van werkzaamheden, boventalligheid, herplaatsingstermijn en een aantal rechtspositionele elementen die samenhangen met het opheffen van de functie.

Dit hoofdstuk richt zich met name op verzelfstandiging, privatisering van organisatie-onderdelen of overdracht van taken. Aan de orde komen de inspanning om ambtenaren elders een passende of geschikte functie te kunnen bieden en het maken van (rechtspositionele) afspraken die gemaakt moeten worden met de nieuwe werkgever.

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de mogelijkheden van flankerend beleid om gedwongen werkloosheid te voorkomen.

Aangegeven in dit hoofdstuk wordt de mogelijkheid tot reorganisatie-ontslag na afloop van de herplaatsingstermijn. Tevens is een procedure opgenomen, via een arbitrage-commissie, om het voorgenomen ontslag te toetsen aan de hand van de wederzijds gepleegde inspanningen om gedwongen werkloosheid te voorkomen. Daarnaast wordt de samenstelling van de arbitragecommissie aangegeven.

In dit hoofdstuk zijn de slotbepalingen, zoals hardheidsclausule en de mogelijkheid tot bezwaar opgenomen.

In de Leidraad wordt een nadere uitwerking gegeven van de plaatsingsprocedure.

Inleiding tot het Sociaal Statuut

Om verschillende redenen vinden bij de overheid in algemene zin veranderingsprocessen plaats. Deze veranderingsprocessen leiden veelal tot organisatieveranderingen. Daarnaast vinden organisatieveranderingen niet meer met horten en stoten plaats. Men kan thans spreken van een continue organisatieontwikkeling die een andere aanpak vereist. Een die past bij het te voeren sociaal beleid en waarbij oplossingen met een ad hoc karakter, zoals deze in het verleden vaak werden toegepast, niet meer aan de orde zijn.

Het sociaal beleid bij organisatieveranderingen dient verankert te zijn in het Sociaal Statuut. Het Sociaal Statuut geeft de intenties van de werkgever, in dit geval de gemeente Brummen, weer om zorgvuldig met de algemene en individuele belangen van de medewerkers om te gaan. Het is echter geen eenzijdig gebeuren; ook de werknemer zal zijn of haar bijdrage moeten leveren om organisatieontwikkelingen soepel te laten verlopen. Het gaat om een wederzijdse inspanningsverplichting.

Per 1 april 2000 eindigde de geldigheidsduur van het huidig Sociaal Statuut. In het licht van het vorenstaande zal dan ook een nieuw Sociaal Statuut moeten worden vastgesteld waarin nader vorm en inhoud wordt gegeven aan de intenties van de gemeente Brummen.

Een belangrijk onderdeel van het sociaal Statuut omvat het flankerend beleid. Dit beleid schept in de vorm van een aantal algemene maatregelen en meer specifieke maatregelen de mogelijkheid om, daar waar nodig en noodzakelijk, individueel maatwerk te leveren. Dit is de basis waarop door of samen met de medewerker naar een oplossing kan worden gezocht bij het vinden van een interne of externe werkplek en passende of geschikte werkzaamheden. Flankerend beleid maakt het bovendien mogelijk om het streven naar behoud van werkgelegenheid daadwerkelijk en concreet vorm en inhoud te geven.

De investering die het flankerend beleid wellicht op korte termijn met zich meebrengt zal, middels kostenbesparingen op langere termijn, ruimschoots gecompenseerd kunnen worden. Met het flankerend beleid kunnen immers langlopende financiële verplichtingen en aanspraken in de vorm van werkloosheidsuitkeringen worden voorkomen.

Het Sociaal Statuut dient de basis te zijn voor organisatieveranderingen. Organisatieveranderingen kunnen evenwel specifieke sociale gevolgen met zich meebrengen die een regeling op maat verdienen. Per organisatiewijzigng zal dan ook aanvullend een meer specifiek Sociaal Plan worden opgesteld.

Het Sociaal Statuut heeft tot doel kaders, voorwaarden en intenties weer te geven om zorgvuldig met de algemene en individuele belangen van de medewerkers van de gemeente Brummen om te gaan bij organisatiewijzigingen.

Artikel 1:1 Definities

In dit Sociaal Statuut wordt verstaan onder:

  • a

    ambtenaar: de ambtenaar in de zin van de CAR, alsmede de werknemer met wie de werkgever een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht heeft afgesloten;

  • b

    werkgever: de gemeente Brummen;

  • c

    organisatiewijziging: een belangrijke inkrimping of wijziging van de werkzaamheden van de gemeente (of een onderdeel daarvan) of een belangrijke wijziging van de laatst vastgestelde organisatiestructuur van de gemeente (of een onderdeel daarvan), die niet van tijdelijke aard is en die personele gevolgen met zich meebrengt waarbij tenminste vijf ambtenaren betrokken zijn;

  • d

    verzelfstandiging: organisatiewijziging die het gevolg is van de verzelfstandiging van een deel van de organisatie tot of in een nieuwe publiekrechtelijke rechtspersoon;

  • e

    privatisering: organisatiewijziging die het gevolg is van de verzelfstandiging van een deel van de organisatie tot of in een nieuwe privaatrechtelijke rechtspersoon;

  • f

    publiekrechtelijke taakoverheveling: organisatiewijziging die het gevolg is van de overheveling van een deel van de organisatie naar een ander publiekrechtelijk orgaan;

  • g

    nieuwe werkgever: Een bestaande of nieuw opgerichte rechtspersoon waar een of meer organisatieonderdelen en/of taken van de gemeente Brummen worden ondergebracht ten gevolge van een organisatiewijziging;

  • h

    personele gevolgen: gevolgen voor de functie of de rechtspositie van de betrokken ambtenar en;

  • i

    salaris: het voor de ambtenaar geldende bedrag van de aan de ambtenaar toegekende schaal als bedoeld in artikel 3:1 van de CAR;

  • j

    salarisperspectief: de opeenvolgende salarisperiodieken tot en met het hoogste bedrag van de functieschaal van de ambtenaar en eventueel schriftelijk vastgelegde extra individuele salarisafspraken;

  • k

    bezoldiging: het salaris, vermeerderd met het bedrag van de aan de ambtenaar toegekende emolumenten en toelagen, niet zijnde onkostenvergoedingen;

  • l

    toelage: de toelage waarmee het salaris wordt vermeerderd ingevolge de Bezoldigingsverordening van de gemeente Brummen;

  • m

    functie: het geheel van werkzaamheden dat de ambtenaar volgens zijn functiebeschrijving verricht;

  • n

    ongewijzigde functie: een functie die gelijk of nagenoeg gelijk, doch voor tenminste 70% gelijk is aan de functie die de ambtenaar voor de organisatiewijziging vervulde;

  • o

    passende functie: een functie van gelijkwaardig werk- en denkniveau, die de ambtenaar redeli jkerwijs in verband met zijn persoonlijkheid, omstandigheden en de voor hem bestaande vooruitzichten kan worden opgedragen. Een passende functie is doorgaans van hetzelfde functieniveau als de oude functie, maar kan ook van een hoger niveau of maximaal één niveau lager zijn dan de oude functie;

  • p

    geschikte functie: een functie die niet valt onder het begrip passende functie, maar die de ambtenaar bereid is te vervullen;

  • q

    projecten: in tijd en omvang beperkte nader te omschrijven eenmalige werkzaamheden, anders dan op basis van projectmatig werken, die de ambtenaar redelijkerwijs opgedragen kunnen worden en die een bijdrage kunnen leveren aan het verbeteren van de positie of de kansen op de arbeidsmarkt;

  • r

    CAR: Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten;

  • s

    georganiseerd overleg: de commissie voor georganiseerd overleg zoals bedoeld in artikel 12:1 van de CAR;

  • t

    ondernemingsraad: de ondernemingsraad zoals bedoeld in artikel 2 van de Wet op de ondernemingsraden;

  • u

    sociaal plan: nadere afspraken, gebaseerd op en aanvullend op dit sociaal statuut, met betrekking tot de personele gevolgen van een organisatiewijziging.

Artikel 1:2 Werkingssfeer

Dit Sociaal Statuut is van toepassing op alle organisatiewijzigingen in de gemeentelijke organisatie, niet zijnde een organisatiewijziging als gevolg van een gemeentelijke herindeling.

Artikel 1:3 Bevoegdheid tot het nemen van het besluit tot organisatiewijziging

De gemeenteraad is bevoegd tot het nemen van besluiten over de wijziging van de ambtelijke organisatie.

Artikel 1:4 Bevoegdheid tot het nemen van besluiten betreffende individuele ambtenaren

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het nemen van besluiten over wijziging van de aanstelling, overplaatsing en ontslag van ambtenaren, tenzij bij of krachtens wet of raadsbesluit anders is bepaald.

Artikel 1:5 Persoonsaanduiding

Voor zover in dit Sociaal Statuut de woorden “ambtenaar”, “werknemer”, “hij”, “hem” en “zijn” worden gebruikt, kan tevens de vrouwelijke vorm worden gelezen.

Artikel 2:1 Onderzoek naar organisatiewijziging

Als de werkgever voornemens is de mogelijkheid en wenselijkheid van een organisatiewijziging te onderzoeken, worden de ondernemingsraad en de betrokken ambtenaren hier in een vroeg stadium van op de hoogte gesteld.

Het tijdstip van kennisgeving is dusdanig, dat de ondernemingsraad zijn mening over het onderzoek kenbaar kan maken.

De ambtenaren en de ondernemingsraad worden zo veel mogelijk betrokken bij de uitvoering van het onderzoek. Bovendien worden zij tussentijds op de hoogte gehouden van de vorderingen van het onderzoek.

De schriftelijke eindrapportage van het onderzoek wordt ter kennisneming toegezonden aan de ondernemingsraad en het georganiseerd overleg.

Artikel 2:2 Extern advies

Indien de werkgever voornemens is om over de wenselijkheid van de organisatiewijziging extern advies te vragen, wordt de ondernemingsraad om advies gevraagd over het verstrekken en formuleren van de adviesopdracht, conform artikel 25 van de Wet op de Ondernemingsraden.

Artikel 2:3 Overleg over de personele gevolgen en maatregelen

Voordat een definitief besluit wordt genomen ten aanzien van de organisatiewijziging, wordt in het georganiseerd overleg overleg gevoerd over de personele gevolgen van het besluit en de naar aanleiding daarvan te nemen maatregelen.

Als het georganiseerd overleg van mening is dat de organisatiewijziging in de vorm van verzelfstandiging, privatisering of publiekrechtelijke taakoverheveling zodanig ingrijpende personele gevolgen met zich meebrengt dat hierover aanvullende afspraken moeten worden gemaakt, wordt door de werkgever een Sociaal Plan opgesteld. Dit Sociaal Plan behoeft de instemming van de commissie voor georganiseerd overleg.

De leden van het georganiseerd overleg kunnen tussentijds bijeen worden geroepen wanneer de omstandigheden een versnelde procedure vereisen.

Artikel 2:4 Advies ondernemingsraad over organisatiewijziging

Voordat een definitief besluit wordt genomen ten aanzien van de organisatiewijziging, wordt de ondernemingsraad schriftelijk om advies gevraagd, conform artikel 25 van de Wet op de ondernemingsraden.

De adviesaanvraag bevat een heldere omschrijving van het voorgenomen besluit, de beweegredenen van het besluit, de personele gevolgen van het besluit en de naar aanleiding daarvan te nemen personele maatregelen.

Het advies wordt op een zodanig tijdstip gevraagd, dat het nog van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit.

Artikel 2:5 Taakverdeling tussen ondernemingsraad en georganiseerd overleg

Ten aanzien van medezeggenschap van ambtenaren en vakcentrales geldt het algemene uitgangspunt dat onderwerpen die gedurende het proces van organisatiewijziging aan bod komen, primair door een orgaan worden behandeld.

Artikel 2:6 Kennisgeving en uitvoering besluit

Als er een definitief besluit is genomen tot wijziging van de organisatie, wordt dit besluit zo spoedig mogelijk meegedeeld aan het georganiseerd overleg, de ondernemingsraad en de betrokken ambtenaren. Daarbij wordt tevens ingegaan op de personele gevolgen van het besluit.

Als in het besluit wordt afgeweken van het advies van de ondernemingsraad, zal deze afwijking duidelijk worden gemotiveerd. De uitvoering van het besluit tot organisatiewijziging wordt in dit geval uitgesteld tot op zijn vroegst een maand nadat de ondernemingsraad van het besluit in kennis is gesteld, conform artikel 25, zesde lid, van de Wet op de ondernemingsraden.

Artikel 3:1 Algemene uitgangspunten

De werkgever garandeert dat geen gedwongen werkloosheid zal ontstaan als gevolg van een organisatiewijziging. Hierbij zal de aandacht zijn gericht op het verwerven en aanbieden van een functie hetzij binnen de eigen organisatie, hetzij bij een andere organisatie.

Het voorgaande veronderstelt bij zowel de werkgever als de werknemer een wederzijdse inspanningsverplichting bij het aanbieden van en zoeken naar een passende of geschikte functie. Van de werkgever en de werknemer mag creativiteit worden verwacht, alsmede een flexibele en mobiele opstelling.

Wanneer het advies van de arbitragecommissie ingevolge de procedure van artikel 7:2, lid 5. daartoe aanleiding geeft, kan op basis van artikel 7:1 van dit uitgangspunt worden afgeweken.

Bij organisatiewijzigingen (intern, verzelfstandiging, privatisering of overdracht van taken) worden aanvullende rechtspositionele afspraken vastgelegd in een op te stellen Sociaal Plan.

Er worden door de werkgever geen definitieve besluiten genomen ten aanzien van ambtenaren voordat er overeenstemming is over het Sociaal Plan met het georganiseerd overleg.

Artikel 4:1 Belangstellingsregistratie

Voordat herplaatsingsbesluiten worden genomen zal een belangstellingsregistratie plaatsvinden zoals aangegeven in de “Leidraad Herplaatsingsprocedure”.

Artikel 4:2 Interne herplaatsing

uitgangspunt bij interne herplaatsing vormt het principe van “mens volgt functie”.

In het geval dat een organisatiewijziging, anders dan door privatisering, verzelfstandiging of overdracht van taken van een organisatieonderdeel tot gevolg heeft dat na toepassing van het genoemde onder a. meer ambtenaren in aanmerking komen voor dezelfde interne passende of geschikte functie, dan geldt bij gelijke geschiktheid de volgende interne herplaatsingsvolgorde:

  • -

    zij die het grootste aantal jaren in overheidsdienst werkzaam zijn en het aantal van 35 dienstjaren nog niet hebben overschreden;

  • -

    zij die de leeftijd van 35 jaar nog niet hebben overschreden, te beginnen met hen die het grootste aantal jaren in overheidsdienst werkzaam zijn;

  • -

    zij die 35 of meer jaren in overheidsdienst werkzaam zijn, waarbij jongeren in leeftijd voor ouderen gaan.

Artikel 4:3 Aanvullende scholing

De ambtenaar wiens functie, anders dan door verzelfstandiging of privatisering, danwel door overdracht van taken wordt opgeheven en die (nog) niet volledig kan voldoen aan de opleidings- of ervaringseisen voor een nieuwe passende of geschikte functie wordt in de gelegenheid gesteld binnen redelijke termijn aan die eisen te voldoen. In dit kader wordt de ambtenaar gedurende deze termijn onder meer in de gelegenheid gesteld een relevante opleiding te volgen. De kosten en de benodigde tijd, voor zover er sprake is van werktijd, van deze opleiding worden volledig vergoed.

Artikel 4:4 Reeds toegekende studiefaciliteiten

De ambtenaar die een studie volgt en die wordt herplaatst in een andere functie binnen de gemeentelijke organisatie, behoudt de rechten die hem op grond van de studiefaciliteitenregeling zijn toegekend, indien hij de studie voortzet.

De ambtenaar die wordt herplaatst in een andere functie binnen de gemeentelijke organisatie en die in overleg met zijn nieuwe leidinggevende besluit te stoppen met zijn studie, wordt ontheven van terugbetalingsverplichtingen die voortvloeien uit de studiefaciliteitenregeling.

Artikel 4:5 Opheffen functie

Een organisatiewijziging, anders dan door verzelfstandiging en privatisering danwel door overdracht van taken kan tot gevolg hebben dat functies worden opgeheven of dat functies zodanig sterk wijzigen op grond waarvan er sprake is van het opheffen van de oorspronkelijke betrekking.

De ambtenaar wiens functie ingevolge het voorgaande lid wordt opgeheven, wordt hiervan zo spoedig mogelijk door de werkgever op de hoogte gesteld.

Artikel 4:6 Boventalligheid

De ambtenaar die in kennis is gesteld van het opheffen van zijn functie wordt aangemerkt als boventallige.

De periode van boventalligheid begint voor de ambtenaar op het moment dat de organisatiewijziging is afgerond en hem door de werkgever schriftelijk het besluit ter kennis is gebracht dat er geen in- of externe passende of geschikte functie kan worden aangeboden.

Bij de vervulling van een interne vacature geniet de boventallige ambtenaar die aan de gestelde eisen voor functievervulling kan voldoen voorrang boven andere interne kandidaten.

Artikel 4:7 Herplaatsingstermijn

Indien op het moment van afronding van de organisatiewijziging de werkgever er niet in is geslaagd om de ambtenaar een passende dan wel geschikte functie aan te bieden binnen de gemeentelijke organisatie, vangt op de eerste dag van de maand volgend op die, waarop de ambtenaar hiervan schriftelijk door de werkgever in kennis is gesteld, de herplaatsingstermijn van twee jaar aan.

Gedurende de periode van herplaatsing zullen de werkgever en de ambtenaar zich inspannen om, met toepassing van flankerend beleid, gezamenlijk een structurele oplossing te vinden.

Artikel 4:8 Tijdelijke plaatsing in een interne functie en uitvoering projecten

Voor de boventallige, al dan niet in de herplaatsingstermijn geplaatste, ambtenaar kan in combinatie met het bepaalde in artikel 4:3 een proefperiode van maximaal 6 maanden worden overeengekomen voor tijdelijke plaatsing in een nieuwe functie. De herplaatsingstermijn van twee jaar, genoemd in artikel 4:7, wordt verlengd voor de duur van de proefperiode.

De boventallige, al dan niet in de herplaatsingstermijn geplaatste, ambtenaar kan gedurende de periode van boventalligheid en herplaatsingstermijn worden belast met het uitvoeren van projecten. Inzet voor deze tijdelijke werkzaamheden kan bijdragen aan een verbetering van de positie c.q. kansen van de ambtenaar op de arbeidsmarkt. Ondanks de opdracht tot uitvoering van projecten ligt de prioriteit bij de wederzijdse inspanningsverplichting om een structurele in- of externe functie.

Artikel 4:9 Salarisgarantie en functie- en persoons gebonden toelagen

Indien een ambtenaar, anders dan door verzelfstandiging of privatisering van een organisatieonderdeel dan wel door overdracht van taken, intern in een passende of geschikte functie wordt herplaatst garandeert de werkgever de betreffende ambtenaar, indien het maximum van de salarisschaal nog niet is bereikt, het salarisperspectief behorende bij de functie die hij in de maand voorafgaande aan de interne herplaatsing uitoefende.

De persoonsgebonden toelage wordt op overeenkomstige wijze gegarandeerd.

Voor de ambtenaar die wordt herplaatst in een nieuwe functie binnen de gemeentelijke organisatie vervallen, voor zover deze niet aan de nieuwe functie verbonden zijn, de functiegebonden toelagen.

Aan de ambtenaar, wiens bezoldiging als gevolg van het vervallen van de functiegebonden toelagen een blijvende verlaging ondergaat, wordt een aflopende compensatie toegekend indien:

  • 1

    de blijvende verlaging ten minste 3% bedraagt van de bezoldiging;

  • 2

    de ambtenaar deze toelagen gedurende ten minste twee jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten

De compensatie als genoemd onder 3. kent het volgende verloop:

  • 1

    het eerste halfjaar na de overplaatsing ontvangt de ambtenaar 100% van de daling van de bezoldiging, die het gevolg is van het vervallen van de toelagen;

  • 2

    het tweede halfjaar na de overplaatsing ontvangt de ambtenaar 75% van de daling van de bezoldiging, die het gevolg is van het vervallen van de toelagen;

  • 3

    het derde halfjaar na de overplaatsing ontvangt de ambtenaar 50% van de daling van de bezoldiging, die het gevolg is van het vervallen van de toelagen;

  • 4

    het vierde halfjaar na de overplaatsing ontvangt de ambtenaar 25% van de daling van de bezoldiging, die het gevolg is van het vervallen van de toelagen.

Artikel 4:10 Verplichting ambtenaar m.b.t. aanvaarden van een functie

De ambtenaar is verplicht, onverminderd het recht op bezwaar en beroep, een passende functie die hem met inachtneming van de herplaatsingsprocedure is toegewezen, te aanvaarden.

Wanneer de ambtenaar, die niet als boventallige is aangemerkt of waarvoor de herplaatsingstermijn nog niet is ingegaan, na herhaald en zorgvuldig overleg weigert een (aangeboden) passende interne functie te aanvaarden of niet meewerkt aan het vinden van een oplossing als bedoeld in artikel 4:7, lid 2, kan de werkgever overgaan tot ontslag. Daarbij kan worden besloten tot een ontslag zonder toekenning van een wachtgeld- of ontslaguitkering.

Wanneer de ambtenaar gedurende de herplaatsingstermijn weigert een aangeboden in- of externe functies te aanvaarden, kan onder toepassing van de CAR, eervol ontslag worden verleend waaraan toekenning van een wachtgeld-/ww-uitkering kan worden verbonden. Indien recht bestaat op een uitkering krachtens de WW, is de bovenwettelijke werkloosheidsuitkering genoemd in Hoofstuk 10a van de CAR van toepassing.

Artikel 5:1 Verzelfstandiging, privatisering en overdracht van taken

In het geval dat verzelfstandiging, privatisering of overdracht van taken tot gevolg heeft dat de functie van een ambtenaar binnen de gemeente wordt opgeheven, berust op de werkgever de verplichting er voor zorg te dragen dat deze ambtenaar op basis van het uitgangspunt “mens volgt functie” bij de betrokken nieuwe werkgever een functie wordt aangeboden.

In het geval dat verzelfstandiging, privatisering of overdracht van taken tot gevolg heeft dat de functie van een ambtenaar, wiens functie-inhoud voor minimaal 50% betrekking had op de te verzelfstandigen, privatiseren of over te dragen taken, binnen de gemeente wordt opgeheven, berust op de werkgever de verplichting er voor zorg te dragen dat deze ambtenaar een passende of geschikte functie bij de betrokken nieuwe werkgever wordt aangeboden.

Ten aanzien van de ambtenaar wiens functie(inhoud) minder dan 50% betrekking had op het betreffende organisatie-onderdeel of de betreffende over te dragen taken heeft de werkgever een inspanningsverplichting dat betrokkene een passende of geschikte functie bij de nieuwe werkgever kan worden aangeboden.

Artikel 5:2 Plaatsingsvolgorde

Bij gelijke geschiktheid van meerdere ambtenaren, na toepassing van het uitgangspunt “mens volgt functie”, voor dezelfde passende of geschikte functie bij de nieuwe werkgever geldt de volgende plaatsingsvolgorde:

  • -

    zij die het grootste aantal jaren in overheidsdienst werkzaam zijn en het aantal van 35 dienstjaren nog niet hebben overschreden;

  • -

    zij die de leeftijd van 35 jaar nog niet hebben overschreden, te beginnen met hen die het grootste aantal jaren in overheidsdienst werkzaam zijn;

  • -

    zij die 35 of meer jaren in overheidsdienst werkzaam zijn, waarbij jongeren in leeftijd voor ouderen gaan.

Artikel 5:3 Niet aanvaarden passende of geschikte functie

Indien een ambtenaar bij verzelfstandiging of privatisering van een organisatieonderdeel of overdracht van gemeentelijke taken weigert een aangeboden passende functie bij de betreffende nieuwe werkgever te aanvaarden, wordt hem met inachtneming van de geldende regels ontslag verleend zonder toekenning van een wachtgeld- of ontslaguitkering.

De maatregelen genoemd in Hoofdstuk VI. van dit Sociaal Statuut zijn in dit geval niet op deze ambtenaar van toepassing.

Indien plaatsing van de betreffende ambtenaar in een passende of geschikte functie bij de betrokken nieuwe werkgever niet slaagt, is het Sociaal Statuut, waaronder de maatregelen genoemd in Hoofdstuk VI. op deze ambtenaar van toepassing.

Artikel 5:4 Afspraken met nieuwe werkgever bij verzelfstandiging, privatisering of overdracht van taken/rechtspositievergelijking

Indien de betrokken ambtenaren overgaan naar een privaatrechtelijke of een andere publiek-rechtelijke werkgever waarvoor een afwijkende rechtspositieregeling of CAO geldt, maakt de werkgever een vergelijking tussen de arbeidsvoorwaardenpakketten die van toepassing zijn op de gemeentelijke werkgever en de nieuwe werkgever.

Indien uit de vergelijking blijkt dat het totaalpakket van arbeidsvoorwaarden (bestaande uit in ieder geval salaris, uitkeringen en toelagen, (pre)pensioen, vakantie, ziektekostenregeling en werkloosheidsuitkering) bij de nieuwe werkgever minder is dan het totaalpakket bij de gemeentelijke werkgever, worden in een Sociaal Plan nadere afspraken gemaakt over, behoud, afbouw of compensatie van aanspraken. Dit geldt eveneens voor regelingen als seniorenverlof, kinderopvang, ouderschapsverlof en/of andere emolumenten voor zover de betreffende ambtenaar op het moment van overgang hiervan gebruik maakt.

Het Sociaal Plan bevat in ieder geval de volgende garanties:

  • -

    netto-nettogarantie van het salaris en het salarisperspectief;

  • -

    ambtenaren die een vaste aanstelling hebben, krijgen bij de nieuwe werkgever een vaste aanstelling dan wel een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zonder proeftijd.

De werkgever zal er naar streven dat een aan het IZA gelijkwaardig pakket van ziektekostenverzekering opgenomen kan worden en een aan het ABP gelijkwaardige pensioenvoorziening;

voor de ambtenaar die binnen twee jaar na het opheffen van zijn betrekking een leeftijd bereikt waarbij hij op grond van het geldend FPU-recht de mogelijkheid heeft zijn werkzaamheden volledig neer te leggen en in aanmerking komt voor een FPU-uitkering van 70% van zijn laatstverdiende salaris, wordt er naar gestreefd detachering te laten plaatsvinden bij de nieuwe werkgever. Voorwaarde hierbij is dat de gedetacheerde medewerker zich verplicht gebruik te maken van de eerste mogelijkheid tot vervroegd uittreden.

Artikel 6:1 Toepassing flankerend beleid

Teneinde flexibiliteit en mobiliteit van de ambtenaar, die als (potentieel) boventallige is aangemerkt of die zich in de herplaatsingstermijn bevindt, te ondersteunen c.q. te bevorderen kan door de ambtenaar een beroep worden gedaan op een of meer van de in dit artikel genoemde maatregelen. Toepassing vindt alleen dan plaats indien in redelijkheid kan worden verwacht dat met hulp van een of meer maatregelen een bijdrage kan worden geleverd aan het voorkomen van gedwongen werkloosheid als omschreven in artikel 3:1, lid 1.

Flankerend beleid zal uitgevoerd worden op basis van maatwerk. Maatregelen van flankerend beleid hebben dan ook geen algemene werking en in die zin kunnen er geen rechten aan worden ontleend.

Een ambtenaar die tijdelijk is herplaatst of geplaatst in een passende of geschikte in- of externe functie met toepassing van flankerend beleid kan bij definitieve plaatsing in de functie niet nogmaals aanspraak maken op een of meer van genoemde maatregelen.

Een ambtenaar die een passende of geschikte interne functie als bedoeld in artikel 4:10 of een externe functie als bedoeld in artikel 5:3, lid 1. heeft geweigerd te aanvaarden kan geen aanspraak meer maken op een of meer van de in dit artikel genoemde maatregelen.

Artikel 6:2 Algemene uitstroom bevorderende maatregelen

De volgende algemene maatregelen als bedoeld in artikel 6:1 kunnen van toepassing zijn:

  • a

    Ontheffing van de terugbetalingsverplichtingen op grond van de Verordening Studiefaciliteiten, Verplaatsingskostenverordening en ouderschapsverlof.

  • b

    Verlof bij sollicitatie, waarbij soepel wordt omgegaan met het verlenen van buitengewoon verlof voor sollicitatiebezoek. Reiskosten in verband met sollicitatie, voor zover niet door anderen vergoed, worden zo nodig tegen een vergoeding op basis van dienstreizen vergoed.

  • c

    Het hanteren van een opzegtermijn van een maand bij ontslag op eigen verzoek.

  • d

    Uitbreiding van studiefaciliteiten indien aannemelijk is dat door het volgen van een opleiding het verkrijgen van een functie zowel binnen als buiten de organisatie wordt vergroot.

  • e

    Training of scholing met betrekking tot sollicitatiegesprekken.

  • f

    Outplacementbegeleiding.

  • g

    Tegemoetkoming in de verhuiskosten op basis van de Verplaatsingskostenverordening gedurende een periode van twee jaar volgend op het ontslag op eigen verzoek indien het verwerven van een nieuwe functie verhuizen noodzakelijk maakt en door de nieuwe werkgever geen verhuiskostenvergoeding wordt verleend.

  • h

    Een tegemoetkoming in de kosten van het woon- werkverkeer gedurende een periode van twee jaar indien bij de nieuwe werkgever geen vergoeding plaatsvindt. De kosten worden vergoed op basis van het gebruik van openbaar vervoer tweede klasse.

  • i

    Een tegemoetkoming in de woonlasten indien het aanvaarden van een functie verhuizing noodzakelijk maakt en hierdoor voor een vergelijkbare situatie de bruto woonlasten stijgen ten opzichte de oorspronkelijke woonsituatie. De vergoeding bedraagt maximaal f. 200,00 per maand gedurende maximaal 2 jaar.

  • j

    Loonsuppletie gedurende een periode van maximaal twee jaar teneinde de overgang naar een functie met een lager salarisniveau mogelijk te maken. Gedurende deze periode wordt een aanvulling verstrekt tot het niveau van de oude bezoldiging zoals dit gold direct voorafgaande aan het moment van overgang.

  • k

    Detachering gedurende de herplaatsingstermijn om de kansen en positie van de ambtenaar op de arbeidsmarkt te verbeteren.

  • l

    Een FPU-stimuleringspremie te bedrage van f. 20.000,00 netto bij een volledige werkweek. Dit bedrag wordt alleen toegekend indien de ambtenaar zich verplicht gebruik te maken van de FPU-regeling op het moment dat hij in aanmerking komt voor een uitkering ter hoogte van 70% of meer van zijn laatstverdiende salaris. Deeltijders ontvangen een bedrag naar rato van hun arbeidsomvang.

  • m

    Behoud van aanspraken en rechten op basis van het Sociaal Statuut indien een arbeidsovereenkomst met een bedongen proeftijd als bedoeld in artikel 7a:1639n van het Burgerlijk Wetboek, niet wordt omgezet in een vast dienstverband. Geen aanspraken kunnen worden ontleend indien er sprake is van schuld of nalatigheid van de ambtenaar. De termijn van de proeftijd wordt in mindering gebracht op de herplaatsingtermijn.

Artikel 6:3 Specifieke uitstroom bevorderende maatregelen

Teneinde het gedurende de herplaatsingstermijn mogelijk te maken zich buiten de gemeente een functie te verwerven wordt de ambtenaar, wiens functie anders dan door verzelfstandiging, privatisering of overdracht van taken is opgeheven, uitgenodigd voor en intake gesprek bij een mobiliteitsbureau.

In onderling overleg tussen werkgever, ambtenaar en mobiliteitsbureau wordt een trajectplan afgesproken met daarin opgenomen de wederzijdse inspanningen, rechten en verplichtingen.

Om zijn aandacht volledig te kunnen richten op het verwerven van een passende of geschikte externe functie kan de ambtenaar vrijgesteld worden van de verplichting tot het uitvoeren van werkzaamheden als bedoeld in artikel 4:8, lid 2.

Teneinde het aantrekkelijk te maken om zich elders een inkomen uit arbeid te verwerven kan de ambtenaar wiens functie door reorganisatie is opgeheven naast het beroep de maatregelen als genoemd in artikel 6:2 een beroep doen op de lid f. genoemde maatregelen indien deze naar het oordeel van de werkgever bijdragen tot het oplossen van een personele problematiek.

Eenzelfde beroep op de in lid 6 genoemde maatregelen kan de ingepaste of in te passen ambtenaar met een onafgebroken ABP-diensttijd van 10 jaren doen indien daardoor zijn functie beschikbaar komt voor een ambtenaar wiens betrekking is opgeheven en aan wie geen passende of geschikte functie kan worden aangeboden.

De maatregelen als genoemd in de leden 4 en 5 zijn;

  • -

    toekenning van maximaal een eenmalig bruto jaarsalaris aan de ambtenaar indien hij tijdens de herplaatsingsperiode zelf ontslag neemt;

  • -

    ontheffing van de verplichting tot het verrichten van werkzaamheden bij de leeftijd van 55 jaar of ouder indien gedurende de herplaatsingstermijn geen andere functie gevonden kon worden. Deze maatregel kan alleen worden toegepast indien de ambtenaar zich verplicht gebruik te maken van de FPU-regeling op het moment dat hij in aanmerking komt voor een uitkering van 70% of hoger van zijn laatstverdiende salaris. Het bepaalde in artikel 6:2, sub. l. is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7:1 Ontslag

Indien de ambtenaar binnen de herplaatsingstermijn geen nieuwe in- of externe functie heeft gevonden, kan de werkgever met in achtneming van artikel 7:2 eervol ontslag verlenen op grond van artikel 8:4 van de CAR.

Artikel 7:2 Arbitrage

Drie maanden voorafgaand aan de afloop van de herplaatsingstermijn zal ten aanzien van de niet in een in- of externe functie geplaatste ambtenaar een inventarisatie en evaluatie plaatsvinden van de wederzijds gepleegde inspanningen.

Er is een arbitragecommissie die op basis van het genoemde in lid 1. zal beoordelen in hoeverre de werkgever in redelijkheid uitvoering kan geven aan het te verlenen ontslag als bedoeld in artikel 7:1.

Ter beoordeling of de werkgever in redelijkheid de bevoegdheid tot ontslag kan toepassen toetst de arbitragecommissie aan de hand van het bepaalde in artikel 3:1, lid 1 en het bepaalde in Hoofdstuk VI in hoeverre enerzijds de werkgever gedurende de herplaatsingstermijn zich op actieve wijze heeft ingespannen ter bevordering van het vinden van andere werkzaamheden voor de betreffende ambtenaar en anderzijds in hoeverre de betreffende ambtenaar zich gedurende de herplaatsingstermijn in voldoende mate heeft ingespannen bij het vinden van andere werkzaamheden.

De arbitragecommissie stelt de betreffende ambtenaar, indien gewenst in aanwezigheid van zijn adviseur en een vertegenwoordiger van de werkgever tijdens een hoorzitting in de gelegenheid hun visie en standpunt mondeling toe te lichten.

Aan de hand van resultaten van de hoorzitting brengt de arbitragecommissie binnen een maand zijn advies uit aan de werkgever en stelt gelijktijdig de ambtenaar in kennis van het advies.

Artikel 7:3 Samenstelling arbitragecommissie

De arbitragecommissie bestaat uit:

  • a

    een lid aangewezen door de in het georganiseerd overleg vertegenwoordigde vakorganisaties, niet zijnde een plaatselijk lid van deze commissie;

  • b

    een door de werkgever aangewezen lid, niet zijnde een ambtenaar van de gemeente Brummen, een lid van de raad of het college van B&W van de gemeente Brummen;

  • c

    een door de twee aangewezen leden in onderling overleg aangewezen voorzitter.

Artikel 8:1 Hardheidsclausule

In gevallen waarin toepassing van het Sociaal Statuut zou leiden tot een onbillijke situatie voor een ambtenaar, kan de werkgever van het Sociaal Statuut afwijken in een voor de ambtenaar gunstige zin.

In gevallen waarin het Sociaal Statuut niet voorziet, beslist de werkgever.

Artikel 8:2 Bezwaar

Indien de ambtenaar zich niet kan verenigen met en besluit dat op basis van dit Sociaal Statuut is genomen, kan hij overeenkomstig de artikelen 8:1 en 7:1 van de Algemene Wet Bestuursrecht een bezwaarschrift indienen.

Artikel 8:3 Inwerkingtreding

Dit Sociaal Statuut treedt in werking met ingang van 1 juli 2001.

Artikel 8:4 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: ‘Sociaal Statuut voor medewerkers van de gemeente Brummen ten behoeve van organisatiewijzigingen”.

Leidraad herplaatsingsprocedure

Op basis van de uitgangspunten verwoord in het “Sociaal Statuut voor medewerkers van de gemeente Brummen ten behoeve van Organisatiewijzigingen” bevat deze leidraad een nadere uitwerking van de herplaatsingsprocedure ten behoeve van deze organisatiewijziging.

Tengevolge van organisatiewijzigingen zullen functie wijzigen of worden opgeheven. Gewijzigde of nieuwe functies worden toegevoegd en opgeheven functies worden verwijderd. De Ondernemingsraad zal op basis van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) bij genoemde aanpassingen van het bestaande functieboek betrokken moeten worden.

Herplaatsing geschiedt op basis van de functie voorkomende in het functieboek.

Geen belangstellingsregistratie zal plaatsvinden ten aanzien van interne of externe ongewijzigde functies op basis van het uitgangspunt “medewerker volgt functie”. De betreffende ambtenaar wordt schriftelijk in kennis gesteld van het feit dat hij:

  • -

    zijn interne ongewijzigde functie zal blijven vervullen of;

  • -

    in het geval dat van een ongewijzigde externe functie bij de betrokken nieuwe werkgever

  • -

    ter benoeming in zal worden voorgedragen voor de externe ongewijzigde functie.

Voor alle overige functies zal een belangstellingsregistratie plaatsvinden, waarbij de ambtenaar, wiens functie wordt opgeheven of wiens functie niet ongewijzigd terugkeert in de organisatie van de gemeente Brummen, met gebruikmaking van het functieboek maximaal drie functies kan aanwijzen waarvoor hij in aanmerking wenst te komen. Hierbij kan worden aangegeven of hij het wenselijk acht om te worden gehoord door de plaatsingscommissie.

Er wordt een plaatsingscommissie ingesteld die als taak heeft om de benodigde gegevens te verzamelen en om het college van burgemeester en wethouders te adviseren over de te nemen herplaatsingsbesluiten.

De commissie is samengesteld uit:

  • -

    een lid aangewezen door de in het georganiseerd overleg vertegenwoordigde vakorganisaties, niet zijnde een plaatselijk lid van deze commissie;

  • -

    een lid namens het college van burgemeester en wethouders niet zijnde een ambtenaar van de gemeente Brummen, lid van de raad of het college van B&W van de gemeente Brummen;

  • -

    een door voorgaand genoemde leden in onderling overleg aan te wijzen voorzitter.

Bij een externe functie wordt de commissie als genoemd onder lid 2 uitgebreid met een lid van werknemers- en werkgeverszijde van de nieuwe werkgever.

Het college van burgemeester en wethouders draagt in overleg met de plaatsingscommissie zorg voor de vervulling van het secretariaat van de commissie. De secretaris van de commissie heeft geen stemrecht.

De commissie stelt haar advies bij meerderheid van stemmen vast. Stemonthouding is niet toegestaan.

De commissie vergadert alleen indien pariteit is gewaarborgd.

De vergaderingen van de commissie zijn niet openbaar.

De plaatsingscommissie brengt binnen twee weken na de belangstellingsregistratie en het horen van de ambtenaar schriftelijk advies uit aan het college van burgemeester en wethouders.

Het college van burgemeester en wethouders maakt uiterlijk vier weken na ontvangst van het advies van de plaatsingscommissie het voorgenomen besluit naar aanleiding van de belangstellingsregistratie schriftelijk bekend aan de betrokken ambtenaar. Hierbij wordt de ambtenaar tevens in kennis gesteld van het advies van de plaatsingscommissie, waarbij –voor zover nodig- het verslag van de mondelinge toelichting bij de plaatsingscommissie wordt gevoegd.

Het besluit van het college kan inhouden:

  • -

    de benoeming in een functie op basis van interne herplaatsing in de organisatie van de gemeente Brummen;

  • -

    de voordracht tot benoeming van de ambtenaar in een functie bij een nieuwe werkgever ten behoeve van externe plaatsing;

  • -

    dat (vooralsnog) geen passende of geschikte functie kan worden aangeboden.

Indien de ambtenaar bedenkingen heeft tegen het voorgenomen besluit over zijn herplaatsing, respectievelijk hem (vooralsnog) geen passende of geschikte functie kan worden aangeboden, kan hij deze binnen 14 dagen schriftelijk indienen bij het college van burgemeester en wethouders.

De ambtenaar kan verzoeken om mondeling te worden gehoord door (een vertegenwoordiging van) het college van burgemeester en wethouders. De ambtenaar die hiertoe een verzoek indient zal, indien gewenst in aanwezigheid van zijn adviseur, binnen 14 dagen worden gehoord. Van de hoorzitting wordt schriftelijk verslag opgemaakt.

Indien de ambtenaar binnen de gestelde termijn geen bedenkingen tegen het voorgenomen besluit kenbaar heeft gemaakt wordt geacht dat er geen bedenkingen bestaan tegen het voorgenomen besluit waarmee dit als een definitief besluit kan worden aangemerkt. Tegen dit besluit is vervolgens geen bezwaar of beroep mogelijk.

Het college van burgemeester en wethouders neemt, indien de ambtenaar binnen de daarvoor gestelde termijn zijn bedenkingen tegen het voorgenomen besluit kenbaar heeft gemaakt, binnen twee weken na de hoorzitting het definitief besluit tot plaatsing van de ambtenaar.

De ambtenaar wordt uiterlijk binnen een maand schriftelijk op de hoogte gesteld van dit besluit. In de motivering van het besluit wordt ingegaan op eventuele bedenkingen die door de ambtenaar zijn ingediend.

Tegen het besluit van het college genoemd onder lid 2 kan de ambtenaar op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) bezwaar aantekenen. Artikel 8:2 van het Sociaal Statuut is hierop van toepassing.

Indien definitief is besloten een ambtenaar niet intern te herplaatsen of niet voor te dragen voor een externe benoeming gaat op de eerste dag van de maand volgend op die waarop de ambtenaar schriftelijk van het besluit in kennis is gesteld, de herplaatsingstermijn van start. Hierbij is het bepaalde in artikel 4:6, lid 2 en het bepaalde in de Hoofdstukken VI en VII van het Sociaal Plan van overeenkomstige toepassing.