Wegsleepverordening Capelle aan den IJssel

Geldend van 29-04-2020 t/m heden

Intitulé

Wegsleepverordening Capelle aan den IJssel

De raad van de gemeente Capelle aan den IJssel;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 31 maart 2020;

gelet op:

  • -

    artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet,

  • -

    artikelen 170 t/m 172 en 173, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 en

  • -

    het Besluit wegslepen van voertuigen,

overwegende dat het wenselijk is om in voorkomende gevallen op de weg staande voertuigen te kunnen wegslepen, over te brengen en in bewaring te stellen,

de gemeenteraad een Wegsleepverordening dient vast te stellen met daarin de bewaarplaats, kostenberekening en een aanwijzing van weggedeelten waarvan gesleept mag worden,

BESLUIT:

vast te stellen de volgende:

Wegsleepverordening Capelle aan den IJssel

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • b.

    wet: de Wegenverkeerswet 1994;

  • c.

    besluit: het Besluit wegslepen van voertuigen;

  • d.

    voertuigen: wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, RVV 1990;

  • e.

    motorrijtuigen: wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder c van de wet;

  • f.

    het college: het college van burgemeester en wethouders;

  • g.

    jaar: kalenderjaar, beginnend op 1 januari en eindigend op 31 december.

Artikel 2 Aanwijzing van wegen en weggedeelten

Als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c. van de wet worden alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente Capelle aan den IJssel aangewezen voor zover deze behoren tot een van de in artikel 2 van het besluit bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.

Artikel 3 Plaatsen en openingstijden van bewaring voertuigen

  • 1. Als plaatsen van bewaring van voertuigen worden aangewezen het daartoe ingerichte terrein aan de Plantsoenstraat 13A en het daartoe ingerichte terrein aan de Hoofdweg 8 beiden te Capelle aan den IJssel.

  • 2. De openingstijden van de in het eerste lid van dit artikel genoemde bewaarplaatsen worden door het college vastgesteld.

Artikel 4 Tarieven en betaling bij voertuigen tot 3500 kg

  • 1. De kosten van het overbrengen van een voertuig naar de bewaarplaats bedragen:

    • a.

      voorrijkosten: € 60,50;

    • b.

      overbrengen en bewaren (binnen 24 uur overgedragen aan eigenaar of houder): € 96,80.

  • 2. De kosten van het bewaren van een voertuig bedragen € 15,13 voor elke navolgende periode van 24 uur.

  • 3. De tarieven kunnen jaarlijks worden aangepast op basis van de jaarmutaties consumentenprijsindex van het Centraal Bureau van de Statistiek van het voorafgaande jaar, en gelden voor het daaropvolgende jaar.

Artikel 5 Tarieven en betaling bij voertuigen meer dan 3500 kg

  • 1. De kosten van het overbrengen van een voertuig naar de bewaarplaats bedragen:

    • a.

      voorrijkosten: € 60,50;

    • b.

      overbrengen en bewaren (binnen 24 uur overgedragen aan eigenaar of houder): € 223,85.

  • 2. De kosten van het bewaren van een voertuig bedragen € 42,35 voor elke navolgende periode van 24 uur.

  • 3. De tarieven kunnen jaarlijks worden aangepast op basis van de jaarmutaties consumentenprijsindex van het Centraal Bureau van de Statistiek van het voorafgaande jaar, en gelden voor het daaropvolgende jaar.

Artikel 6 Overbrengen en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat

Wanneer gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 130, vierde lid, artikel 164, zevende lid, en artikel 174, eerste lid van de wet, zijn de artikelen 1, 3, 4 en 5 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Wegsleepverordening Capelle aan den IJssel.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 20 april 2020

De griffier,

de voorzitter,

Toelichting

Algemene Toelichting

Bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen

Het uitvoeren van de Wegsleepverordening is een bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders. Het wegslepen van een voertuig moet worden gezien als een bijzondere vorm van bestuursdwang. De Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bevat algemene regels over de toepassing van bestuursdwang. Deze regels zijn voor een groot deel ook van toepassing op het wegslepen van voertuigen. In de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: Wvw) wordt een aantal bepalingen uit de Awb niet van toepassing verklaard. Tegen besluiten tot het wegslepen van voertuigen staat op grond van de Awb bezwaar en vervolgens beroep open. In een daartoe aangelegd bewaringsregister wordt aantekening gehouden van de gevallen waarin van bedoelde bevoegdheid gebruik wordt gemaakt.

Criteria voor het wegslepen van voertuigen

Een voertuig mag op grond van artikel 170, eerste lid Wvw bij overtreding van een wettelijk voorschrift, worden weggesleept als dit noodzakelijk is in verband met het belang van de veiligheid op de weg, het belang van de vrijheid van het verkeer, of het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen.

Er zijn situaties waar fout parkeren als zeer hinderlijk wordt ervaren zonder dat de veiligheid op de weg of de vrijheid van het verkeer direct in het geding is. Direct optreden tegen dergelijke fout geparkeerde voertuigen kan in bepaalde gevallen zeer wenselijk zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om gehandicaptenparkeerplaatsen, taxistandplaatsen, laad- en loshavens, parkeerplaatsen voor vergunninghouders, voetgangersgebieden, marktterreinen en dergelijke. Deze wegen en weggedeelten moeten eerst worden aangewezen in een gemeentelijke verordening voordat de gemeente van de wegsleepbevoegdheid gebruik kan maken.

Een voertuig kan niet zonder meer worden weggesleept wanneer aan een van de genoemde criteria wordt voldaan. Degene die met de uitvoering van de Wegsleepverordening is belast, dient per geval na te gaan of in dat specifieke geval het wegslepen van het desbetreffende voertuig absoluut noodzakelijk is. Het wegslepen van een voertuig dat om 3.00 uur 's nachts in strijd met een van de genoemde criteria is geparkeerd, zal doorgaans als niet of minder urgent moeten worden beschouwd.

In zo'n geval kan het opmaken van een proces-verbaal door een opsporingsambtenaar doorgaans volstaan.

Manier van handhaven

Wanneer een voertuig fout geparkeerd staat en wegsleepwaardig is, zijn er in principe twee naast elkaar bestaande manieren om hiertegen op te treden. Allereerst door politie en justitie op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wet-Mulder) via het opmaken van een beschikking. Daarnaast door het uitoefenen van bestuursdwang, het laten wegslepen en bewaren van dat voertuig, door het college van burgemeester en wethouders op basis van deze Wegsleepverordening.

Verordening

In artikel 170 en verder Wvw is het kader aangegeven waarbinnen het college van burgemeester en wethouders gebruik kan maken van zijn bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen. Hoewel de bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen in de wet is neergelegd, kan het college pas van deze bevoegdheid gebruikmaken wanneer de gemeenteraad in een verordening nadere regels heeft gesteld over de toepassing van deze bevoegdheid, zoals in artikel 173, tweede lid van de wet wordt voorgeschreven.

In deze verordening dienen in elk geval regels te worden gesteld over:

  • -

    de aanwijzing van de plaats(en) waar de weggesleepte voertuigen worden bewaard;

  • -

    de berekening van de kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van het wegslepen en bewaren van voertuigen;

  • -

    de aanwijzing van wegen en weggedeelten waar op grond van artikel 170, eerste lid, onder c Wvw voertuigen mogen worden weggesleept.

Aangezien in artikel 173, tweede lid van de wet wordt aangegeven dat de nadere regels bij gemeentelijke verordening moeten worden gesteld, kunnen de hiervoor genoemde onderwerpen niet worden gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders. De uitwerking van de nadere regels van de verordening kan wel door het college van burgemeester en wethouders geschieden, bijvoorbeeld door middel van beleidsregels. Met de vaststelling van de Wegsleepverordening wordt het mogelijk gemaakt de Wvw en het bijbehorende Besluit wegslepen van voertuigen toe te passen in de gemeente Capelle aan den IJssel.

Wegsleepwaardige overtredingen

Op grond van het artikel 170, eerste lid Wvw kunnen voertuigen waarmee een verkeersregel wordt overtreden en waarvan de verwijdering noodzakelijk is in verband met het belang van:

  • a.

    de veiligheid op de weg of;

  • b.

    de vrijheid van het verkeer of;

  • c.

    het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen,

zonder meer worden weggesleept.

In bijlage I bij deze toelichting is aangegeven in welke concrete gevallen er sprake kan zijn van een wegsleepwaardige overtreding van de wegenverkeerswetgeving.

Tot slot wordt in artikel 170, zesde lid Wvw bepaald dat een voertuig niet kan worden weggesleept indien de rechthebbende het voertuig verwijdert voordat met de overbrenging wordt begonnen. In de wet wordt niet expliciet aangegeven wanneer met de overbrenging wordt begonnen. In de dagelijkse praktijk wordt ervan uitgegaan dat pas met de overbrenging wordt begonnen wanneer het voertuig zich in de takels van het wegsleepvoertuig bevindt. Indien de rechthebbende zich eerder bij zijn voertuig meldt, mag het voertuig niet meer worden weggesleept. Wel zal de rechthebbende alle aan de voorbereiding van de overbrenging verbonden kosten dienen te vergoeden, waarbij met name kan worden gedacht aan de voorrijkosten van het sleepvoertuig en administratieve kosten.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In dit artikel is een aantal begrippen omschreven dat diverse malen in deze verordening terugkomt.

De omschrijving van deze begrippen spreekt voor zich. Veelal wordt verwezen naar definities uit bestaande wetgeving.

d. voertuigen

Het begrip ‘voertuigen’, zoals in artikel 1 van het RVV 1990 is omschreven, is ruim. Hieronder vallen niet alleen motorvoertuigen, maar ook fietsen en bromfietsen, invalidenvoertuigen, trams en wagens.

Al deze voertuigen vallen derhalve onder de werking van deze verordening.

e. motorvoertuigen

Het begrip ‘motorvoertuigen’ is apart omschreven omdat artikel 6 van de verordening alleen betrekking heeft op dit soort voertuigen.

Artikel 2

De bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen is in de wet zelf geregeld. Voor het wegslepen van voertuigen in het belang van de veiligheid op de weg of de vrijheid van het verkeer hoeven geen wegen en weggedeelten te worden aangewezen. Van deze bevoegdheid kan op alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente gebruik worden gemaakt. Voor het wegslepen van voertuigen in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten kunnen op grond van artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, en artikel 173, tweede lid, aanhef en onder c Wvw bij gemeentelijke verordening wegen en weggedeelten worden aangewezen. In artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen is nader aangegeven om welke soorten van wegen en weggedeelten het kan gaan, zoals onder andere gehandicaptenparkeerplaatsen, taxistandplaatsen, laad- en loshavens, parkeerplaatsen voor vergunninghouders, voetgangersgebieden en dergelijke.

Een voertuig kan in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten slechts worden weggesleept wanneer:

  • -

    deze wegen en weggedeelten behoren tot de soorten van wegen en weggedeelten, zoals bedoeld in artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen, en

  • -

    deze wegen en weggedeelten zijn aangewezen in de Wegsleepverordening.

  • -

    In de tekst van de verordening is de ruimste variant opgenomen: alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente zijn aangewezen.

Artikel 3

In artikel 3 worden de bewaarplaatsen bepaald. Vanwege de redactie van artikel 173, tweede lid Wvw moeten de plaatsen van bewaring van voertuigen door de gemeenteraad worden aangewezen.

Delegatie aan het college van burgemeester en wethouders is niet mogelijk.

In onvoorziene omstandigheden dan wel voor afwijkende voertuigen is het denkbaar dat de burgemeester op grond van zijn bijzondere bevoegdheden ter handhaving van de openbare orde tijdelijk ook andere terreinen aanwijst als plaats van bewaring van voertuigen. De openingstijden van de bewaarplaats van het bergingsbedrijf worden door het college vastgesteld.

Artikel 4 en 5

In de artikelen 4 en 5 worden de kosten voor het overbrengen en bewaren van voertuigen vastgesteld.

In de artikelen 13 tot en met 15 van het Besluit wegslepen van voertuigen is geregeld welke soorten van kosten die verbonden zijn aan het wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen, in rekening kunnen worden gebracht. Het gaat hierbij niet alleen om personele en materiële kosten die direct verband houden met het wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen, maar ook om kosten die verbonden zijn aan bekendmaking van beschikkingen, verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging van voertuigen, inclusief de taxatie van deze voertuigen, renteverlies, WA-verzekering en dergelijke. In de Wegsleepverordening hoeven deze kostencomponenten niet allemaal inzichtelijk te worden gemaakt.

Volstaan kan worden met een uitsplitsing van de kosten die verbonden zijn aan het wegslepen van voertuigen enerzijds en de bewaring van deze voertuigen anderzijds. Uiteraard dienen de opgenomen kosten wel in overeenstemming te zijn met de genoemde kostencomponenten. De gemeente dient wel voor zichzelf en eventueel derden inzicht te hebben in de wijze waarop de genoemde kosten zijn berekend. Deze berekening zal ook in eventuele bezwaar- en beroepsprocedures de gerechtelijke toets moeten kunnen doorstaan.

De opgenomen tarieven zijn gelijk aan de kosten die in rekening worden gebracht door het wegsleepbedrijf.

In het derde lid is een bepaling opgenomen op grond waarvan de in het eerste en tweede lid genoemde bedragen jaarlijks kunnen worden geïndexeerd.

Artikel 6

Naast de in artikel 170, eerste lid van de Wvw bedoelde gevallen zijn in deze wet nog enkele gevallen genoemd, waarin het noodzakelijk kan zijn om een voertuig te laten wegslepen en in bewaring te laten stellen. Er wordt hier gedoeld op:

  • -

    het niet afgeven van het rijbewijs, wanneer dit wordt ingevorderd, omdat iemand zijn motorrijtuig heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van drogerende stoffen of alcohol en dergelijke (zie artikelen 130 en 164 Wvw);

  • -

    de situatie dat een motorrijtuig niet beschikt over een behoorlijk zichtbare kentekenplaat terwijl de eigenaar of houder van dat motorrijtuig niet direct te achterhalen is. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan voertuigwrakken die geen kenteken meer hebben of aan situaties dat er sprake kan zijn van het 'knoeien' met kentekens in geval van autodiefstal.

Wanneer in dit soort gevallen een voertuig moet worden weggesleept en in bewaring genomen, is er geen sprake van uitoefening van bestuursdwang. Artikel 170, eerste lid Wvw, waarin de bestuursdwangbevoegdheid is geregeld, is dan ook niet van toepassing verklaard in de genoemde gevallen. In feite gaat het om een vorm van inbeslagname van goederen die ook in het strafrecht voorkomt.

Wel heeft de wetgever voor deze gevallen diverse bepalingen uit hoofdstuk X. Bestuursdwang van de Wvw (artikel 170 en verder) van overeenkomstige toepassing verklaard. In de Wegsleepverordening zijn de artikelen over de bewaarplaats van voertuigen en openingstijden en de kosten van overbrengen en bewaren van voertuigen voor deze gevallen van overeenkomstige toepassing verklaard.

Bijlage I

Bijlage bij de toelichting op de Wegsleepverordening Capelle aan den IJssel.

A. Veiligheid op de weg en vrijheid van het verkeer

Als gevallen waarin verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang van de veiligheid op de weg en de vrijheid van het verkeer (zie artikel 170, eerste lid, aanhef en onder a. en b. Wvw) noodzakelijk kunnen zijn, kunnen worden genoemd:

Plaats op de weg

  • a.

    een voertuig is tot stilstand gebracht op een trottoir, voetpad of fietspad, tenzij het een fiets, bromfiets of invalidenvoertuig betreft (zie artikel 10 en artikel 5 tot en met 7 RVV 1990).

Laten stilstaan

  • b.

    een voertuig is tot stilstand gebracht:

    • 1.

      op een kruispunt, rotonde of een overweg;

    • 2.

      op een fietsstrook of de rijbaan langs een fietsstrook;

    • 3.

      op een oversteekplaats of binnen een afstand van 5 meter daarvan;

    • 4.

      in een tunnel;

    • 5.

      bij een bord bushalte (eventueel: ook tramhalte) ter hoogte van de geblokte markering of, indien die markering niet is aangebracht, op een afstand van minder dan 12 meter van het bord, tenzij het stilstaan, dient voor het onmiddellijk laten in- en uitstappen van passagiers;

    • 6.

      op de rijbaan langs een busstrook;

    • 7.

      op een busbaan of een busstrook met uitzondering van een lijnbus;

    • 8.

      langs een gele doorgetrokken streep of in strijd met bord E2 van bijlage 1 RVV 1990; – op de rijbaan, inclusief de invoeg- en uitrijstrook, van een autosnelweg of autoweg, of behoudens in noodgevallen – op de vluchtstrook, de vluchthaven of de berm van zo’n weg (Zie artikel 23, 43, tweede lid, en 81 RVV 1990 en bord E2 van bijlage 1 bij het RVV 1990).

Parkeren

  • c.

    een voertuig is geparkeerd:

    • 1.

      bij een kruispunt op een afstand van minder dan 5 meter daarvan;

    • 2.

      voor een inrit of een uitrit;

    • 3.

      buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg;

    • 4.

      langs een gele onderbroken streep of in strijd met bord E1 van bijlage 1 RVV 1990;

    • 5.

      op een wijze waardoor er sprake is van dubbel parkeren;

    • 6.

      binnen een erf, waarbij – voor zover het een motorvoertuig betreft – geen gebruik is gemaakt van de parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangewezen;

    • 7.

      op een weg waarvoor een geslotenverklaring geldt;

    • 8.

      zonder dat de voorgeschreven voertuigverlichting in werking is gesteld;

    • 9.

      (Zie artikel 24, 25, 38 e.v. en 46 RVV 1990 en bord E1 van bijlage 1 bij het RVV 1990.)

Bevel of aanwijzing

  • d.

    een voertuig is tot stilstand gebracht in strijd met een bevel of een aanwijzing, gegeven door een daartoe bevoegd en als zodanig kenbare ambtenaar of ander persoon (Zie artikel 82 RVV 1990).

Gevaarlijk of hinderlijk gedrag

  • e.

    een voertuig is overigens zodanig tot stilstand gebracht of geparkeerd dat gevaar op de weg wordt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt of kan worden gehinderd (Zie artikel 5 Wvw, het zogenaamde kapstokartikel).

B. Vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen

In artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen is concreet aangegeven op welke soorten wegen en weggedeelten voertuigen mogen worden weggesleept in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten. Deze soorten wegen en weggedeelten zijn onder a tot en met i nader aangeduid.

  • a.

    wegen en weggedeelten waar door middel van bord E 1 van bijlage 1 bij het RVV 1990 of door middel van een gele onderbroken streep als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel e, van het RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een parkeerverbod geldt;

  • b.

    wegen en weggedeelten waar door middel van bord E 2 van bijlage 1 bij het RVV 1990 of door middel van een gele doorgetrokken streep als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel g, van het RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een verbod stil te staan geldt;

  • c.

    parkeergelegenheden, aangeduid door bord E4 van bijlage 1 bij het RVV 1990, voor zover:

    • 1.

      het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen of

    • 2.

      het voertuig op een andere dan de aangegeven wijze is geparkeerd of

    • 3.

      het voertuig op andere dagen of uren dan aangegeven is geparkeerd;

  • d.

    taxistandplaatsen, aangeduid door bord E5 van bijlage 1 bij het RVV 1990 tenzij het parkeren gebeurt met een taxi;

  • e.

    parkeerplaatsen voor gehandicapten, aangeduid door bord E6 van bijlage 1 bij het RVV 1990;

    • 1.

      tenzij het parkeren gebeurt met een gehandicaptenvoertuig

    • 2.

      tenzij gebruik gemaakt wordt van een geldige en duidelijk zichtbaar aangebrachte gehandicaptenparkeerkaart

    • 3.

      die gereserveerd is voor een bepaald voertuig, tenzij het parkeren gebeurt met dat voertuig

  • f.

    gelegenheden voor het onmiddellijk laden en lossen of in- en uitstappen, aangeduid door bord E7 van bijlage 1 bij het RVV 1990 tenzij men bezig is met het laden en lossen of in- en uitstappen;

  • g.

    parkeergelegenheden voor een categorie of groep voertuigen, aangeduid door bord E8 van bijlage 1 bij het RVV 1990 voor zover het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen;

  • h.

    parkeergelegenheden voor vergunninghouders, aangeduid door bord E9 van bijlage 1 bij het RVV 1990 tenzij het parkeren gebeurt met het voertuig waarvoor een parkeervergunning is afgegeven;

  • i.

    voetgangersgebieden, aangeduid door bord G7 of door bord C1 van bijlage 1 bij het RVV.