Regeling vervallen per 25-03-2014

Bomenverordening gemeente Coevorden 1999

Geldend van 01-10-2010 t/m 24-03-2014

Intitulé

Bomenverordening gemeente Coevorden 1999

Geconsolideerde tekst van de regeling

No.54.

De raad der gemeente Coevorden;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders dd. 6 april 1999;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t :

vast te stellen de navolgende:

Bomenverordening gemeente Coevorden 1999

Hoofdstuk 1 Het bewaren van houtopstanden

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      boom: een houtachtig, overblijvend gewas met een diameter van de stam van minimaal 18 cm op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam.

    • b.

      houtopstand: één of meer bomen, hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen;

    • c.

      hakhout: één of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

    • d.

      knotten/kandelaberen: het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud;

    • e.

      bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid van de Boswet;

    • f.

      boomwaarde: het getal dat wordt gevonden door het product van de volgende factoren:

      • -

        de oppervlakte in cm2 van de dwarsdoorsnede op 1,3 meter boven het maaiveld;

      • -

        de geïndexeerde eenheidsprijs per cm2;

      • -

        de standplaatswaarde;

      • -

        de conditiewaarde;

      • -

        de waarde van de plantwijze.

    • g.

      bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet

      algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 2. In deze verordening wordt onder vellen mede verstaan rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

Artikel 2 Kapverbod

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een houtopstand te vellen of te

    doen vellen.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden buiten de bebouwde kom indien het betreft:

    • a.

      populieren en wilgen als wegbeplantingen en éénrijïge beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot;

    • b.

      fruitbomen en windschermen om boomgaarden;

    • c.

      fijnsparren en andere coniferen, niet ouder dan 12 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    • d.

      kweekgoed;

    • e.

      houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt en, ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are, ofwel in geval van rijbeplanting, gerekend over het totale aantal rijen, niet meer bomen omvat dan 20.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving of last van het college van burgemeester en wethouders, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 9 en 12 van deze verordening;

    • b.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • c.

      het periodiek knotten of kandelaberen als cultuurmaatregel bij daarvoor geschikte boomsoorten.

Artikel 3 Aanvraag vergunning

[Vervallen]

Artikel 4 Beslissingstermijn

  • 1. Het bevoegd gezag beslist op een aanvraag voor een vergunning binnen acht weken na de

    datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2.

Artikel 5 Weigeringsgronden

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan de vergunning weigeren in het belang van de handhaving van onder meer:

    • -

      natuur- en milieuwaarden;

    • -

      landschappelijke waarden;

    • -

      cultuurhistorische waarden;

    • -

      waarden van stads- en dorpsschoon;

    • -

      waarden voor recreatie en leefbaarheid;

    • -

      een bepaalde boomwaarde.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders weigert in elk geval de vergunning voor houtopstand, voorkomende op de lijst van monumentale houtopstanden als bedoeld in artikel 12, tenzij er sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, een noodtoestand of een andere uitzonderlijke situatie.

Artikel 6 Vergunningsvoorschriften

Het college van burgemeester en wethouders kan de vergunning onder voorschriften verlenen in het belang van de handhaving van onder meer:

  • -

    natuur- en milieuwaarden;

  • -

    landschappelijke waarden;

  • -

    cultuurhistorische waarden;

  • -

    waarden van stads- en dorpsschoon;

  • -

    waarden voor recreatie en leefbaarheid;

  • -

    een bepaalde boomwaarde.

Artikel 7 Bijzondere vergunningsvoorschriften

  • 1. Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen

    moet worden herplant. Indien het gemeentelijk beleid of een bestemmings-, groen-,

    bomen- of landschapsplan de te vellen houtopstand direct of indirect als waardevol

    omschrijft, wordt zoveel mogelijk een herplantplicht opgelegd.

  • 2. Wordt aan de vergunning een voorschrift verbonden als in het eerste lid bedoeld dan kan daarbij tevens worden bepaald op welke wijze en binnen welke termijn niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3. Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kunnen behoren aanwijzingen ter bescherming van de in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.

  • 4. [Vervallen].

Artikel 8 Schorsende werking

[Vervallen]

Artikel 9 Vervallen vergunning.

[Vervallen]

Artikel 10 Verhouding kap-, en bouw- of aanlegvergunning.

[Vervallen]

Artikel 11 Herplant-/instandhoudingsplicht.

  • 1. Indien houtopstand, waarop het verbod als bedoeld in artikel 2 van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het college van burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond  waarop zich de houtopstand bevond, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door haar te geven aanwijzingen binnen een door haar te stellen termijn.

  • 2. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herplanting en op welke wijze niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3. Indien houtopstand, waarop het verbod als bedoeld in artikel 2 van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het college van burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door haar te geven aanwijzingen binnen een door haar te stellen termijn voorzieningen te treffen waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

Artikel 12 Monumentale houtopstanden.

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders stelt een lijst met monumentale houtopstanden vast.

  • 2. De in het eerste lid bedoeld lijst kan drie categorieën van monumentale houtopstanden bevatten, te weten:

    • a.

      nationaal geregistreerde monumentale houtopstanden;

    • b.

      gemeentelijke monumentale houtopstanden;

    • c.

      toekomstige monumentale houtopstanden.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde lijst wordt regelmatig bijgewerkt en omvat in ieder geval een voor iedereen goed herkenbare omschrijving en de standplaats van iedere houtopstand.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders heeft een bijzondere onderhoudsplicht voor de eigen monumentale houtopstanden, zoals een goed beheerder betaamt.

  • 5. [ Vervallen]

  • 6. [ Vervallen]

Artikel 13 Bescherming houtopstanden.

[Vervallen]

Artikel 14 Uitzicht belemmerende houtopstanden.

Indien houtopstand aan het wegverkeer het vrije uitzicht belemmert of op andere wijze hinder of gevaar oplevert, kan het college van burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen de houtopstand te snoeien, op te binden of te verwijderen overeenkomstig de door haar te geven aanwijzingen binnen de door haar te stellen termijn.

Artikel 15 Bestrijding van iepziekte.

[Vervallen]

Artikel 16 Schadevergoeding.

Het college van burgemeester en wethouders beslist op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17 van de Boswet.

Artikel 17 Afstand houtopstand tot erfgrens.

De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,50 meter voor bomen en op nihil voor heggen en heesters.

Artikel 18 Toezichthouders.

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college van burgemeester en wethouders aangewezen personen.

HOOFDSTUK 2 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 19 Strafbepalingen

  • 1. Overtreding van de volgende artikelen en de krachtens deze artikelen gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak:

    • -

      artikel 2;

    • -

      [vervallen];

    • -

      [vervallen];

    • -

      artikel 11;

    • -

      [vervallen];

    • -

      artikel 14;

    • -

      [vervallen].

  • 2. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.

Artikel 20 Opsporingsambtenaren

De opsporing van de in artikel 19 strafbaar gestelde feiten is, behalve aan de in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door het college van burgemeester en wethouders met de zorg en naleving van deze verordening zijn belast, ieder voorzover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 21 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

  • 2. Op dat tijdstip worden de kapverordeningen, respectievelijk de betreffende artikelen uit de Algemene Plaatselijke Verordeningen, van de voormalige gemeenten Coevorden, Dalen, Oosterhesselen, Sleen en Zweeloo ingetrokken.

Artikel 22 Overgangsbepalingen

  • 1. Kapvergunningen verleend krachtens verordeningen bedoeld in artikel 21, tweede lid, blijven -voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken- nog gedurende één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

  • 2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om kapvergunning op grond van een verordening bedoeld in artikel 21, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.

Artikel 23 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Bomenverordening gemeente Coevorden 1999".

Aldus besloten in de openbare vergadering van 13 april 1999.

De raad voornoemd,

, voorzitter.

, secretaris.

TOELICHTING

TOELICHTING BOMENVERORDENING GEMEENTE COEVORDEN 1999

HOOFDSTUK 1 HET BEWAREN VAN HOUTOPSTANDEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Toelichting:

1

a De definitie van het begrip boom is opgenomen ter voorkoming van discussie over wat wel en geen boom is, vooral bij meerstammigheid, zeer jonge bomen en boomachtige struiken. Gekozen is voor een precieze definitie met eenvoudig te controleren voorwaarden, zodat zo min mogelijk twijfel kan ontstaan. Mocht deze zich toch voordoen dan zou de vakliteratuur (boomflora’s e.d.) doorslaggevend moeten zijn de minimaal 10 cm doorsnede is gekozen, omdat deze maat vaker gebruikt wordt bij het bepalen van het al dan niet gemakkelijk verplaatsbaar zijn van bomen. Vanzelfsprekend moet de minimumgrootte niet gelden voor aanplant in het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht. Door de 10 cm en de meerstammigheid zullen zeer oude struiken nu juridisch ook een boom kunnen zijn. Bescherming van boomgelijke struiken blijkt dringend gewenst rond landgoederen en in stedelijke parken.

b Vanwege de grote ecologische waarde is bescherming van grotere (lint) begroeiing in de vorm van heesters en struiken (bijv. Een meidoorn- of mispelhaag) een noodzaak. Er staat begroeiing in plaats van beplanting om ook spontaan opgeslagen groen bescherming te bieden. Wel geldt -evenals voor de houtwal- dat het om een grotere begroeiing, dus van enige omvang moet gaan. De lintvormigheid is minder van belang. Ook bijv. een driehoek met heesters kan waardevol zijn door soort of ligging. Om een beplanting van inheemse of reguliere bomen en struiken in stedelijke omgeving te kunnen beschermen is opgenomen: een beplanting van bosplantsoen.

c De definitie van het begrip hakhout is opgenomen omdat nog steeds, zij het sporadisch, dergelijk hakhout voorkomt. Een dusdanig gebruik van bomen als deel van het (bedrijfs)huishouden betekent een verbondenheid met bomen die op zich een te beschermen waarde vormt. Met boomvormers worden bedoeld opnieuw uitgelopen boomstronken, die door hun aard of omvang evenzeer bescherming kunnen behoeven als iedere andere boom.

d De definitie van knotten/kandelaberen is bedoeld ter afbakening van illegaal en ondeskundig snoeien of terugzetten van daarvoor ongeschikte bomen. Deze definitie vult nader de mogelijkheid aan om zonder kapvergunning onderhoud te kunnen plegen aan daarvoor wel geschikte bomen als bepaald in artikel 2, lid 3, sub c van deze verordening. Ook voor de vakkundige begrenzing van het geknot als vermeld in artikel 2, lid 2, sub a, is deze definitie nuttig.

e Dit artikellid behoeft geen nadere toelichting.

f De definitie van boomwaarde is opgenomen omdat een landelijke eenheid in financiële benadering dringend gewenst is en deze methode de meest gebruikte blijkt. Uit de zich snel ontwikkelende rechtspraak blijkt ook dat de rechter steeds meer de boomwaarde te erkennen, zowel voor gemeentelijke- als voor particuliere bomen. Belangrijk blijkt in een concreet geval een goede motivering en doelstelling van de gekozen waardebepalingsmethode. In geval van grotere schadebedragen aan bomen (bijv. een bedrag vanaf ca. f. 5.000,-) lijkt dan ook de tussenkomst van een onafhankelijk, beëdigd taxateur van bomen en houtige gewassen zeer aan te bevelen.

2 Om op te kunnen treden tegen ernstige, ondergrondse beschadigingen bij bijv. de aanleg van kabels en leidingen is opgenomen zowel boven- als ondergronds.de expliciete ondergrondse bescherming lijkt nodig gezien de merkwaardige achterstelling van het kappen van wortels tegenover het afsnijden van takken in artikel 5:44 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. Belangrijk is in dit verband de uitspraak van de Hoge Raad van 15 december 1992 in de zaak Slootjes. De Hoge Raad stelde dat ook het vakkundig, rigoureus knotten tot een stam met uitsteeksels (het zgn. kandelaren of kandelaberen) ernstige beschadigingen in de zin van dit artikel kan zijn en dus kapvergunningplichtig is.

Artikel 1:1

In dit artikel is met de term “bevoegd gezag” aangehaakt bij de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Die is van toepassing op het vellen van houtopstanden. De vergunning voor het vellen van houtopstanden is geregeld in artikel 2.2, eerste lid onder g.

De omgevingsvergunning wordt door één bevoegd gezag beoordeeld en doorloopt één procedure. De beslissing op de aanvraag kent ook één procedure van rechtsbescherming. Het bevoegd gezag is in de meeste gevallen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar het project zal worden verricht. In een beperkt aantal gevallen berust de bevoegdheid tot toestemmingsverlening niet bij het College van burgemeester en wethouders, maar bij het College van gedeputeerde staten en in enkele gevallen bij een Minister. Het bevoegd gezag is integraal verantwoordelijk voor het te nemen besluit en is tevens belast met de bestuursrechtelijke handhaving.

Artikel 2 Kapverbod

Toelichting:

1 Dit artikellid behoeft geen nadere toelichting.

2 In het tweede lid van dit artikel is opgenomen in welke gevallen geen kapvergunning is vereist voor het vellen van houtopstanden buiten de bebouwde kom in de zin van de Boswet. Als gevolg van jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is hiervoor gekozen in afwijking van de oorspronkelijke bedoeling van de Boswet, n.l. dat er geen kapvergunning nodig is voor houtopstanden, die om commerciële redenen worden gehouden. In dit artikel wordt gesproken van fruitbomen in plaats van vruchtbomen. Dit als nadere afbakening van het begrip vruchtbomen in de Boswet. Bijna iedere boom is letterlijk een vrucht(dragende) boom. Hiermee wordt een einde gemaakt aan de jurisprudentie, waarin de rechter soms alle vruchtbomen vogelvrij verklaarde, dan wel bijv. notenbomen als vruchtbomen beschouwde.

3 De uitzondering buiten de bebouwde kom in de zin van de Boswet geldt niet voor de in lid 3 opgenomen gevallen waarin geen kapvergunning is vereist. In de hier genoemde gevallen is zowel binnen als buiten de bebouwde kom geen vergunning nodig.

Artikel 2 kapverbod

Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

Veel begripsomschrijvingen uit de bomenverordening komen te vervallen. Er resteren slechts de begripsomschrijvingen: houtopstand en vellen. Deze zijn ongewijzigd overgenomen. In artikel 2 wordt “het college van burgemeester en wethouders” vervangen door de term “bevoegd gezag”. De vergunning voor het vellen van houtopstanden is aangewezen in artikel 2.2, eerste lid onder g. van de Wabo. Vaak zal naast de vergunning nog een vergunning, ontheffing of vrijstelling op grond van de Natuurbeschermingswet of de Flora- en Faunawet nodig zijn in verband met de bescherming van vogels en hun nesten in de bomen. De Natuurbeschermingswet en Flora- en Faunawet haken aan bij de Wabo. Er wordt dan dus één omgevingsvergunning verleend of geweigerd. De Boswet haakt echter niet aan bij de Wabo. Indien die van toepassing is, blijft dus een aparte vergunning vereist.

Artikel 3 Aanvraag vergunning

De indieningsvereisten voor een aanvraag om een vergunning die onder de Wabo valt, staan in de Ministeriele regeling omgevingsrecht (Mor). De algemene indieningsvereisten staan in artikel 1.3 Mor, dat luidt als volgt:

Artikel 1.3     Indieningsvereisten bij iedere aanvraag

  • 1.

    In de aanvraag vermeldt de aanvrager:

    • a.

      de naam, het adres en de woonplaats van de aanvrager, alsmede het elektronisch adres van de aanvrager, indien de aanvraag met een elektronisch formulier wordt ingediend;

    • b.

      het adres, de kadastrale aanduiding dan wel de ligging van het project;

    • c.

      een omschrijving van de aard en omvang van het project;

    • d.

      een omschrijving van de aard en omvang van de gevolgen van het project voor de fysieke leefomgeving, voor zover die gevolgen relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag;

    • e.

      indien de aanvraag wordt ingediend door een gemachtigde: zijn naam, adres en woonplaats, alsmede het elektronisch adres van de gemachtigde, indien de aanvraag met een elektronisch formulier wordt ingediend;

    • f.

      indien het project wordt uitgevoerd door een ander dan de aanvrager: zijn naam, adres en woonplaats.

  • 2.

    De aanvrager voorziet de aanvraag van een aanduiding van de locatie van de aangevraagde activiteit of activiteiten. Deze aanduiding geschiedt met behulp van een situatietekening, kaart, foto’s of andere geschikte middelen.

  • 3.

    De aanvrager doet bij de aanvraag een gespecificeerde opgave van de kosten van de te verrichten werkzaamheden.

In Hoofdstuk 7 van de Mor staan nog bijzondere indieningsvereisten. Daarvan zijn in het kader van de bomenverordening alleen die voor het vellen van houtopstanden van belang. Naast een aantal algemene indieningsvereisten zijn er in artikel 7.3 van de Mor nog een aantal speciale indieningsvereisten voor het vellen van houtopstanden opgenomen.

Dit artikel 7.3 luidt als volgt:

  • 1.

    In of bij de aanvraag om een vergunning met betrekking tot het vellen van houtopstand, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de wet, identificeert de aanvrager op de aanduiding als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, van deze regeling, iedere houtopstand waarop de aanvraag betrekking heeft met een nummer.

  • 2.

    In of bij de aanvraag als bedoeld in het eerste lid, vermeldt de aanvrager per genummerde houtopstand:

    • a.

      de soort houtopstand;

    • b.

      de locatie van de houtopstand op het voor-, zij- dan wel achtererf;

    • c.

      de diameter in centimeters, gemeten op 1,30 meter vanaf het maaiveld. Zie daarvoor de toelichting bij artikel 2.

      d. de mogelijkheid tot herbeplanten, alsmede het eventuele voornemen om op een daarbij te vermelden locatie tot herbeplanten van een daarbij te vermelden aantal soorten over te gaan.

Artikel 4 Beslissingstermijn

Toelichting:

Ook in de Algemene wet bestuursrecht zijn bepalingen opgenomen over het beslissen op een aanvraag. Volgens die wet moet de beslissing op een aanvraag om vergunning worden genomen binnen de wettelijk voorschrift bepaalde termijn of, bij het ontbreken daarvan, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag (artikel 4:13). De redelijke termijn is in elk geval verstreken als binnen acht weken geen beslissing is genomen of de aanvrager een kennisgeving heeft ontvangen dat niet binnen acht weken kan worden beslist en daarbij een redelijke termijn is genoemd waarbinnen de beslissing tegemoet kan worden gezien (artikel 4:13). Voor het maken van bezwaar en het instellen van beroep wordt het niet tijdig beslissen gelijk gesteld met een besluit (artikel 6:2). Op grond van deze bepalingen moeten in gemeentelijke verordeningen geen bepalingen worden opgenomen dat het niet tijdig beslissen op een aanvraag om vergunning betekent dat de vergunning is geweigerd.

In artikel 4 van de verordening (wettelijk voorschrift als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht) is daarom opgenomen:

  • 1.

    beslist het college van burgemeester en wethouders binnen acht weken;

  • 2.

    kan het college van burgemeester en wethouders de termijn éénmaal met ten hoogste vier weken

    verdagen.

De genoemde termijnen zijn termijnen van orde. Als binnen de termijn geen beslissing is genomen kan bezwaar worden gemaakt bij het college van burgemeester en wethouders. Het college van burgemeester en wethouders kan na afloop van de termijn alsnog beslissen.

Als inmiddels een bezwaarschrift is ingediend regelt de Algemene wet bestuursrecht de procedureverder.

Niet op tijd beslissen betekent dus niet dat er sprake is van verlening of weigering van de vergunning.

Artikel 5 Weigeringsgronden

Toelichting:

De tekst van het eerste lid is in overeenstemming gebracht met die van artikel 3.9, eerste lid van de Wabo. Inhoudelijk is er niets veranderd.

Het tweede lid is gewijzigd omdat artikel 3.9, tweede lid van de Wabo bepaalt dat de beslistermijn niet met acht, maar slechts met zes weken kan worden verlengd. De kapvergunning valt onder de Wabo. De vergunning voor het vellen van houtopstanden is aangewezen in artikel 2.2, eerste lid onder g van de Wabo.

Artikel 6 Vergunningsvoorschriften.

Toelichting:

Hetgeen hierboven onder de toelichting op artikel 5 over motivering is gesteld ten aanzien van het weigeren van de vergunning geldt ook voor het onder voorschriften verlenen van de vergunning.

Artikel 7 Bijzondere vergunningsvoorschriften.

Toelichting:

Dit artikel regelt de herplantplicht als voorschrift aan een verleende vergunning. In artikel 11 komt de herplantplicht aan de orde na velling zonder vergunning of op andere wijze tenietgaan van houtopstanden. Ook hier geldt een motiveringsplicht. Hoe en binnen welke termijn niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen moet in de vergunning zijn opgenomen. Als voorbeeld voor een voorschrift als bedoeld in het derde lid kan worden genoemd het niet vellen in het broedseizoen. In artikel 2 wordt “het college van burgemeester en wethouders” vervangen door de term “bevoegd gezag”. Hoofdstuk 6 van de WABO in het algemeen en artikel 6.1 in het bijzonder geeft een regeling over de inwerkingtreding van beschikkingen en de openstaande rechtsbeschermingsmiddelen. Een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand treedt in werking met ingang van de dag na afloop van de termijn, bedoeld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht, voor het indienen van een bezwaarschrift. Indien gedurende de daarvoor bedoelde termijn bij de bevoegde rechter een verzoek om voorlopige

voorziening is gedaan, treedt de beschikking niet in werking voordat op dat verzoek is beslist.

Artikel 8 Schorsende werking.

Toelichting:

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht:

1 treedt een besluit niet in werking voordat het bekend is gemaakt (artikel 3:40);

2 geschiedt de bekendmaking door toezending/uitreiking aan de belanghebbenden, onder wie begrepen de aanvrager (artikel 3:41)

3 geschiedt de bekendmaking door publicatie in Huis-Aan-Huis om niet bekende belanghebbenden ook te bereiken (artikel 3:41);

4 wordt bij de bekendmaking vermeld door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan bezwaar kan worden gemaakt (artikel 3:45);

5 kan door een belanghebbende (inclusief de aanvrager) binnen zes weken na de dag van bekendmaking bezwaar worden gemaakt bij het college van burgemeester en wethouders (artikel 6:4, juncto 6:7);

6 schorst een bezwaarschrift niet de werking van een besluit, tenzij bij of krachtens wettelijk voorschrift anders is bepaald (artikel 6:16);

7 kan als bezwaar wordt gemaakt een voorlopige voorziening (o.a. schorsing) worden gevraagd aan de voorzitter van de Sector Bestuursrecht van de Rechtbank te Assen (artikel 8:81);

Dit artikel van de bomenverordening regelt de schorsende werking gedurende de termijn dat bezwaar kan worden gemaakt en gedurende de termijn dat bezwaar en beroep in behandeling is. Op grond van artikel 6:16 Algemene wet bestuursrecht is dit mogelijk.

Dit betekent dat de vergunning pas werkt en er dus pas geveld mag worden nadat de vergunning onherroepelijk is geworden.

Artikel 9 Vervallen vergunning.

Toelichting:

In artikel 2.23. Wabo is een regeling opgenomen voor de termijn van de omgevingsvergunning. In een omgevingsvergunning kan worden bepaald dat zij geheel of gedeeltelijk geldt voor een daarin aangegeven termijn..

Artikel 10 Verhouding kap-, en bouw- of aanlegvergunning.

Nu de kapvergunning onderdeel uitmaakt van de Wabo is een coördinatieregeling in de bomenverordening niet meer noodzakelijk.

Artikel 11 Herplant-/instandhoudingsplicht.

Toelichting:

Zoals in de toelichting op artikel 7 reeds is vermeld is hier een regeling opgenomen inzake herplantplicht na velling van houtopstand zonder vergunning c.q. na tenietgaan op andere wijze van houtopstand. Het opleggen van de verplichting te herplanten is een besluit die overeenkomstig de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht bekend moet worden gemaakt. Tegen het besluit kan ook bezwaar worden gemaakt.

In het derde lid is een instandhoudingsplicht opgenomen. Wordt houtopstand bedreigd dan kan een verplichting worden opgelegd voorzieningen te treffen. Ook hier geldt dat er sprake is van een besluit, die bekend moet worden gemaakt en waartegen bezwaar kan worden gemaakt.

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht:

1 treedt een besluit niet in werking voordat het bekend is gemaakt (artikel 3:40);

2 geschiedt de bekendmaking door toezending/uitreiking aan de belanghebbenden, onder wie begrepen de aanvrager (artikel 3:41)

3 geschiedt de bekendmaking door publicatie in Huis-Aan-Huis om niet bekende belanghebbenden ook te bereiken (artikel 3:41);

4 wordt bij de bekendmaking vermeld door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan bezwaar kan worden gemaakt (artikel 3:45);

5 kan door een belanghebbende (inclusief de aanvrager) binnen zes weken na de dag van bekendmaking bezwaar worden gemaakt bij het college van burgemeester en wethouders (artikel 6:4, juncto 6:7);

6 schorst een bezwaarschrift niet de werking van een besluit, tenzij bij of krachtens wettelijk voorschrift anders is bepaald (artikel 6:16);

7 kan als bezwaar wordt gemaakt een voorlopige voorziening (o.a. schorsing) worden gevraagd aan de voorzitter van de Sector Bestuursrecht van de Rechtbank te Assen (artikel 8:81).

Artikel 12 Monumentale houtopstanden.

Toelichting:

In dit artikel wordt het college van burgemeester en wethouders de verplichting opgelegd een gemeentelijke monumentale bomenlijst vast te stellen. In lid 2 wordt een drietal categorieën genoemd die op de lijst kunnen worden geplaatst. Het derde lid geeft minimale eisen waaraan de lijst moet voldoen.

Voor de eigen monumentale bomen heeft de gemeente een bijzondere onderhoudsplicht. De gemeente is ingevolge lid 4 verplicht om monumentale bomen ook te beschermen via het bestemmingsplan. Verder is de gemeente op grond van het vijfde lid verplicht voor onderhoud, instandhouding en uitbreiding van houtopstanden een bomenfonds. Dit fonds is niet alleen voor monumentale bomen bedoeld, maar voor houtopstand in zijn algemeenheid. Het is wenselijk binnen het bedrag dat jaarlijks op de begroting in het bomenfonds wordt opgenomen een maximum bedrag aan te geven t.b.v. het subsidieplafond als bedoeld in de subsidieverordening monumentale houtopstanden.

Artikel 13. Bescherming houtopstanden.

De gemeente kan op basis van haar privaatrechtelijke bevoegdheid optreden indien houtopstanden die in gemeentelijk eigendom zijn worden beschadigd, beklad, beplakt, gesnoeid. In de huidige uitvoeringspraktijk wordt deze bepaling niet uitgevoerd/gehandhaafd. Uit oogpunt van deregulering kan deze bepaling worden geschrapt.

Artikel 14 Uitzicht belemmerende houtopstanden.

Toelichting:

Met betrekking tot het opleggen van een verplichting tot het treffen van voorzieningen gelden de motiverings- en bekendmakingseisen. Er is sprake van een besluit, waartegen bezwaar kan worden gemaakt.

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht:

1 treedt een besluit niet in werking voordat het bekend is gemaakt (artikel 3:40);

2 geschiedt de bekendmaking door toezending/uitreiking aan de belanghebbenden, onder wie begrepen de aanvrager (artikel 3:41)

3 geschiedt de bekendmaking door publicatie in Huis-Aan-Huis om niet bekende belanghebbenden ook te bereiken (artikel 3:41);

4 wordt bij de bekendmaking vermeld door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan bezwaar kan worden gemaakt (artikel 3:45);

5 kan door een belanghebbende (inclusief de aanvrager) binnen zes weken na de dag van bekendmaking bezwaar worden gemaakt bij het college van burgemeester en wethouders (artikel 6:4, juncto 6:7);

6 schorst een bezwaarschrift niet de werking van een besluit, tenzij bij of krachtens wettelijk voorschrift anders is bepaald (artikel 6:16);

7 kan als bezwaar wordt gemaakt een voorlopige voorziening (o.a. schorsing) worden gevraagd aan de voorzitter van de Sector Bestuursrecht van de Rechtbank te Assen (artikel 8:81).

Artikel 15 Bestrijding van iepziekte.

Eigenaren zijn zelf verantwoordelijk voor het kappen en afvoeren van zieke iepen die op hun perceel staan.

Daarnaast voert de gemeente geen actieve controle in het kader van iepziektebestrijding.).

Artikel 16 Schadevergoeding.

Toelichting:

De Boswet schrijft voor dat dit artikel moet worden opgenomen. Voor zover bekend is door de rechter nog zelden of nooit een schadeloosstelling wegens vellen van houtopstand toegekend. Het lijkt dan ook geschreven te zijn voor een theoretisch geval.

Artikel 17 Afstand houtopstand tot erfgrens.

Toelichting:

De nieuwe leden 1 en 2 van artikel 5:42 van het (nieuw) Burgerlijk Wetboek geven weliswaar het bekende rooirecht voor bomen binnen twee meter en voor heggen en heesters binnen een halve meter van de erfgrenslijn. In afwijking van het oude Burgerlijk Wetboek is in lid 2 toegevoegd: tenzij ingevolge een verordening of een plaatselijke gewoonte een kleinere afstand is toegelaten. In deze bomenverordening is deze afstand aanzienlijk verkleind. Met nihil voor heggen en heesters is bedoeld deze natuurlijke wijze van erfbegrenzing te beschermen en tot de normale standaard te maken. Vele bomen en heggen en heesters zullen door deze afstandverkleining beter beschermd en misschien wel gespaard worden.

Artikel 18 Toezichthouders.

Toelichting:

De gebruikelijke toezichtbepaling. De bevoegdheden van de toezichthouder zijn opgenomen in afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betreft:

1 verplicht legitimatiebewijs (artikel 5:12)

2 slechts gebruik maken bevoegdheid voor zover dat redelijkerwijs voor vervulling van de taak nodig is (artikel 5:13)

3 bevoegdheden kunnen worden beperkt bij wettelijk voorschrift of door bestuursorgaan die toezichthouder aanwijst (artikel 5:14)

4 bevoegdheid betreden elke plaats, met uitzondering van een woning, met medeneming van benodigde apparatuur, vergezeld van door hem aangewezen personen, zonder toestemming bewoner, zo nodig met behulp sterke arm (artikel 5:15)

5 bevoegdheid vorderen inlichtingen (artikel 5:16)

6 bevoegdheid vorderen inzage zakelijke gegevens en bescheiden en het maken van kopieën daarvan (artikel 5:17)

7 bevoegdheid onderzoek, opneming en monsterneming van zaken (artikel 5:18)

8 bevoegdheid onderzoek vervoermiddelen en lading van vervoermiddelen (artikel 5:19)

9 Iedereen verplicht medewerking te verlenen aan toezichthouder, behoudens geheimhoudingslicht (artikel 5:20).

HOOFDSTUK 2 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN.

Artikel 19 Strafbepalingen.

Wabo

De vergunning voor het vellen van houtopstanden (artikel 4:11) valt bij inwerkingtreding onder de Wabo. Zie resp. artikel 2.2, eerste lid onder d. en onder g. van de Wabo. Artikel 2.3 van de Wabo verbiedt het handelen in strijd met een voorschrift van een omgevingsvergunning op grond van artikel 4:11 model-APV (kappen houtopstanden).

Via artikel 5.4 van de Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is de Wet economische delicten van toepassing op handelen zonder of in strijd met deze vergunning. De strafbepalingen van de bomenverordening zijn er dus niet op van toepassing.

Artikel 20 Opsporingsambtenaren.

Toelichting:

Op grond van dit artikel hebben de toezichthouders opsporingsbevoegdheid voor feiten die in het aanstellingsbesluit zijn vermeld.

Artikel 21 Inwerkingtreding.

Toelichting:

In tegenstelling tot andere besluiten geldt voor verordeningen -algemeen verbindende voorschriften- de Gemeentewet met betrekking tot inwerkingtreding en bekendmaking. Op grond van de Gemeentewet:

1 verbinden verordeningen niet dan wanneer zij zijn bekendgemaakt (artikel 139);

2 treden bekendgemaakte verordeningen in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking, tenzij in de verordeningen een ander tijdstip is aangewezen.

In dit artikel is gekozen voor inwerkingtreding op de dag na bekendmaking. Op dat tijdstip vervallen de oude verordeningen/bepalingen in de APV van de voormalige gemeenten Coevorden, Dalen, Oosterhesselen, Sleen en Zweeloo.

Artikel 22 Overgangsbepalingen.

Toelichting:

Dit artikel bevat een overgangsbepaling ten aanzien van verleende kapvergunningen en ingediende aanvragen om kapvergunning op het moment van inwerkingtreding van de nieuwe verordening. De bepalingen zijn duidelijk en behoeven geen nadere toelichting.

Artikel 23. Citeertitel.

Toelichting:

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.