Regeling vervallen per 30-04-2018

Subsidieverordening welzijn 2010

Geldend van 01-01-2010 t/m 29-04-2018

Intitulé

Subsidieverordening welzijn 2010

DE RAAD VAN DE GEMEENTE CRANENDONCK

Gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Cranendonck d.d. 4 augustus 2009

Gelet op artikel : 147 en 149 van de Gemeentewet alsmede artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht.

B E S L U I T

1. In te trekken de subsidieverordening welzijn 2005;

2. vast te stellen de bij dit besluit horende subsidieverordening welzijn 2010

Subsidieverordening welzijn 2010

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. BCF: Bij beleidsgestuurde contractfinanciering (BCF) worden op voorhand afspraken gemaakt over de gemeentelijke beleidsdoelen die worden nagestreefd, welke diensten daarvoor bij (professionele) organisaties worden afgenomen en hoe de prestaties worden gemeten;

a. bestuur:

i. college: het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Cranendonck;

ii. raad: de gemeenteraad van de Gemeente Cranendonck;

b. leden: personen die contributie of enige andere jaarlijkse bijdrage betalen die hen recht geeft op deelname aan structurele activiteiten van de organisatie;

c. organisatie: een vereniging of stichting die bij notariële akte is opgericht en is ingeschreven in het openbare register van de Kamer van Koophandel;

i. professionele organisatie: een instelling waarvan de dagelijkse leiding berust bij professionele, betaalde krachten en de dagelijkse werkzaamheden in overwegende mate door professionele, betaalde krachten worden uitgevoerd;

ii. vrijwilligersorganisatie: een organisatie waarvan de dagelijkse werkzaamheden in overwegende mate door vrijwilligers worden uitgevoerd;

iii. organisatie met maatschappelijk functie: deze titel is toegekend aan de EHBO vereniging, kindervakantiewerk, het oranjecomité en het Sint Nicolaas comité;

b. subsidie : het subsidiebegrip als bedoeld in art. 4: 21 Awb;

i. basissubsidie: een subsidie voor activiteiten die bij voortduring dan wel periodiek plaatsvinden waarmee de gemeente aangeeft het aanbod van bepaalde activiteiten door een organisatie van belang te vinden, zonder deze activiteiten overwegend naar aard of inhoud te beïnvloeden;

ii. budgetsubsidie: een subsidie voor activiteiten die bij voortduring dan wel periodiek plaatsvinden en die op grondslag van meetbare activiteiten wordt verleend aan (professionele) organisaties, waarbij een uitvoeringsovereenkomst met de organisatie kan worden gesloten;

iii. stimuleringssubsidie: een eenmalige subsidie voor een activiteit/activiteiten met een eenmalig of experimenteel karakter; of een eenmalige subsidie voor activiteiten waarvan het college heeft aangegeven dat ze die wil stimuleren;

c. subsidiejaar: het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt verleend.

d. Subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een subsidiejaar ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies.

Artikel 2. reikwijdte

Deze verordening is van toepassing op subsidieaanvragen op het gebied van cultuur, educatie, emancipatie, hengelsport, kunst, maatschappelijke zorg, sport en welzijn.

Artikel 3. bevoegdheden

  • 1. Het college besluit tot:

    a. het verlenen, vaststellen of weigeren van subsidie;

    b. het college kan besluiten het verlenen en vaststellen van subsidie te mandateren aan het hoofd van de afdeling beleid;

    c. het intrekken of wijzigen van subsidieverlenings- en vaststellingsbesluiten;

    d. het toekennen of weigeren van voorschotten;

    e. het terugvorderen van subsidie;het aangaan van uitvoeringsovereenkomsten

  • 2. Het college stelt nadere regels bij deze verordening vast. Deze nadere regels bevatten in ieder geval de subsidiegrondslagen voor basissubsidies.

  • 3. Het bestuursorgaan kan het terug te vorderen bedrag verrekenen met een aan dezelfde subsidieontvanger voor dezelfde activiteiten verstrekte subsidie voor een ander tijdvak. (Algemene wet bestuursrecht, Artikel 4:57 3).

Artikel 4. subsidieplafond

  • 1. De raad stelt jaarlijks vòòr 1 juli eventuele subsidieplafonds voor het komende begrotingsjaar vast.

  • 2. De raad wijzigt een subsidieplafond indien het voor de desbetreffende subsidiesoort beschikbare budget wordt verhoogd dan wel wordt verlaagd.

  • 3. Het college besluit binnen 8 weken na de vaststelling of wijziging van een subsidieplafond op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

Artikel 5. begrotingsvoorbehoud

Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt zij verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 6. algemene weigeringsgronden

  • 1. Een aanvraag voor subsidieverlening wordt in ieder geval geweigerd indien er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

    a. de activiteiten van de aanvrager niet zijn gericht op de gemeente of niet in belangrijke mate ten goede komen aan de ingezetenen van de gemeente Cranendonck;

    b. binnen de gemeente reeds voldoende aanbod op het aandachtsgebied van de aanvragende organisatie wordt gerealiseerd, dit ter beoordeling van het college;

    c. de activiteiten van de aanvrager niet open staan voor alle groeperingen of personen, zonder onderscheid naar ras, godsdienst, levensovertuiging, sekse of seksuele geaardheid, behoudens indien er sprake is van een op een specifieke doelgroep gerichte activiteit;

    d. de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde.

  • 2. Een aanvraag voor subsidieverlening kan tevens worden geweigerd indien de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, heeft of redelijkerwijs kan genereren om de kosten van de activiteiten te dekken, dit ter beoordeling van het college.

Hoofdstuk 2 Basissubsidies

Paragraaf 1 algemeen

Artikel 7. subsidieontvangers

  • 1. Basissubsidies worden slechts verleend aan vrijwilligersorganisaties.

  • 2. Vrijwilligersorganisaties, met uitzondering van organisaties met een maatschappelijke functie, dienen minimaal 10 leden te hebben die deelnemen aan de reguliere activiteiten van de vereniging.

  • 3. Het subsidiebedrag waarvoor een organisatie in aanmerking komt, bedraagt nooit meer dan de totale contributie die organisaties aan hun leden vragen. Uitgezonderd, indien de organisatie kan aantonen dat zij een beleid voert gericht op het genereren van extra inkomsten dan wel besparen van de kosten door het uitvoeren van niet-reguliere vrijwilligersactiviteiten, dan mag de totale contributie minder bedragen dan de totale subsidie. Dit ter beoordeling van het college.

Artikel 8. periode waarover subsidie wordt verleend

Basissubsidies worden verleend voor een periode van 1 jaar.

Paragraaf 2 subsidieverlening

Artikel 9. aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. 1. Een aanvraag tot verlening van een basissubsidie dient vóór 1 mei, voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de subsidieperiode ingaat, te worden ingediend bij het college. Een te laat ingediende aanvraag wordt niet in behandeling genomen.

  • 2. 1. De aanvraag wordt ingediend middels een door het college vastgesteld aanvraagformulier en is vergezeld van:

    a. een programma van activiteiten voor de periode waarop de aanvraag betrekking heeft, met een toelichting op de aard, omvang en intensiteit van de geplande activiteiten, de doelgroepen waarop de activiteiten zijn gericht en het verwachte aantal deelnemers/gebruikers;

    b. een ledenlijst per 1 januari van het jaar voorafgaand aan de subsidieperiode, gesorteerd op leeftijd met vermelding van naam, adres, woonplaats en geboortedatum en eventuele beperkingen van leden;

    c. een overzicht van de van de leden te heffen contributies, bijdragen en/of tarieven met vermelding van de activiteiten waaraan deze verbonden zijn;

    d. een jaarrekening en balans per 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag wordt gedaan, waar in ieder geval de eindsaldi van de bank, giro en kas zijn vermeld, tenzij deze stukken reeds ten behoeve van de vaststelling van een andere subsidie bij het college aanwezig zijn;

    e. een jaarverslag waaruit blijkt welke activiteiten de organisatie het voorgaande jaar heeft gerealiseerd.

  • 3. Vóór 1 november van het jaar als bedoeld in lid 1 dient de aanvrager een begroting van baten en lasten voor het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, alsmede een toelichting op deze begroting bij het college in te dienen.

  • 4. Ingeval voor de eerste maal subsidie wordt aangevraagd legt de organisatie tevens de volgende stukken over:

    a. de oprichtingsakte met de statuten;

    b. een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel;

    c. een exemplaar van het huishoudelijk reglement met de vaststellingsdatum ervan;

    d. een overzicht van de bestuurssamenstelling van de organisatie.

  • 5. Het college kan bepalen dat ook andere dan in dit artikel genoemde gegevens en bescheiden, die voor het beoordelen van de aanvraag van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 10. beslistermijn

Het college beslist uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar op een aanvraag om een basissubsidie. Het college kan besluiten het verlenen en vaststellen van subsidie te mandateren aan het hoofd van de afdeling beleid

Artikel 11. voorschotverlening

Het college kan een subsidieontvanger voorschotten verlenen.

Artikel 12. verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. Een subsidieontvanger dient:

    a. een administratie bij te houden die altijd een getrouw en inzichtelijk beeld geeft van de ondernomen activiteiten en de daaraan verbonden inkomsten en uitgaven evenals de financiële positie van de organisatie;

    b. zijn roerende en onroerende goederen tenminste tegen vervangingswaarde te verzekeren en verzekerd te houden tegen schade van brand, storm en inbraak. Hij dient voorts een verzekering aan te gaan tot dekking van schade, voortvloeiende uit de wettelijke en contractuele aansprakelijkheid van het bestuur, de beroepskrachten en vrijwilligers;

    c. wijzigingen in de statuten, reglementen en bestuurssamenstelling schriftelijk ter kennis te brengen aan het college;

    d. indien de organisatie het voornemen heeft de organisatie op te heffen, dit onmiddellijk schriftelijk mede te delen aan het college en hen zo spoedig mogelijk een liquidatierekening en balans te overleggen.

  • 2. Organisaties, uitgezonderd “organisaties met een maatschappelijke functie”, die subsidie ontvangen dienen jaarlijks uiterlijk 1 mei de volgende stukken aan te leveren:

    a. de door de ledenvergadering vastgestelde jaarrekening en balans per 31 december van het afgelopen subsidiejaar waar in ieder geval de eindsaldi van de bank, giro en kas zijn vermeld, tenzij deze stukken reeds ten behoeve van de vaststelling van een andere subsidie bij het college aanwezig zijn;

    b. het door de ledenvergadering vastgestelde jaarverslag waaruit blijkt of en zo ja, in welke mate de gesubsidieerde activiteiten zijn gerealiseerd, tenzij dit stuk reeds ten behoeve van de aanvraag van een andere subsidie bij het college aanwezig is;

    c. geactualiseerde ledenlijst, gesorteerd op leeftijd, per 31 december van het voorgaandesubsidiejaar.

  • 3. Organisaties zijnde “organisaties met een maatschappelijke functie” dienen jaarlijks, uiterlijk 1 mei volgend op het jaar waarop subsidie is ontvangen een verslag van de activiteiten en de jaarrekening in te leveren.

  • 4. Het college kan de subsidieontvanger bij de subsidieverlening aanvullende verplichtingen opleggen, zoals bedoeld in artikel 4:37 en 4:38 van de Algemene wet bestuursrecht.

Paragraaf 3 subsidievaststelling

Artikel 13. beschikking tot subsidievaststelling

  • 1. Vaststelling basissubsidie op het gebied van cultuur, educatie, emancipatie, hengelsport, kunst, maatschappelijke zorg en welzijn:

    a. geschiedt op basis van de subsidieverlening;

    b. wordt jaarlijks vastgesteld uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan hetsubsidiejaar, tegelijk met het verlenen van de basissubsidie;

    c. indien uit controle blijkt dat de organisatie niet heeft voldaan aan haar verplichtingen (zoals beschreven in artikel 12 en in de nadere regels) kan (een deel van) de basissubsidie worden teruggevorderd.

  • 2. 1. Vaststelling basissubsidie op het gebied van sport:

    a. geschiedt op basis van de actuele cijfers zoals die van toepassing zijn voor het jaar waarover de subsidie verleend wordt;

    b. wordt vastgesteld uiterlijk 20 weken na 1 mei volgend op het jaar waarover de subsidie is verleend.

Hoofdstuk 3 Budgetsubsidies

Paragraaf 1 algemeen

Artikel 14. subsidieontvangers

  • 1. Budgetsubsidies worden verleend aan organisaties.

  • 2. Vrijwilligersorganisaties, met uitzondering van organisaties met een maatschappelijke functie, dienen minimaal 10 leden te hebben die deelnemen aan de reguliere activiteiten van de vereniging.

Artikel 15. periode waarover subsidie wordt verleend

  • 1. 1. Budgetsubsidies worden verleend voor een periode van maximaal 4 jaar.

Paragraaf 2 subsidieverlening

Artikel 16. aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. Een aanvraag tot verlening van een budgetsubsidie voor een periode van ten hoogste vier jaar dient bij het college te worden ingediend vóór 1 mei van het jaar voorafgaand aan het eerste jaar van de vierjarige periode. Een te laat ingediende aanvraag wordt niet in behandeling genomen.

  • 2. Een organisatie kan in aanmerking komen voor een budgetsubsidie door middel van een uitvoeringsovereenkomst ingevolge de methodiek van beleidsgestuurde contractfinanciering (BCF).

  • 3. Een organisatie waarmee nog géén uitvoeringsovereenkomst is of kan worden gesloten, verstrekt elk jaar gedurende de subsidieperiode, de volgende bescheiden:

    a. een bijgesteld werkplan;

    b. een bijgestelde (meerjaren) begroting.

  • 4. Een organisatie waarmee wel een uitvoeringsovereenkomst is of wordt gesloten, verstrekt elk jaar gedurende de subsidieperiode, de volgende bescheiden:

    a. Een bijgestelde (meerjaren) begroting;

    b. Een kostenverdeelstaat, waarbij de instelling aangeeft van welke productiviteitsnormen wordt uitgegaan;

    c. een berekening van de gehanteerde integrale uurtarieven.

  • 5. Ingeval voor de eerste maal subsidie wordt aangevraagd legt de organisatie tevens de volgende stukken over:

    a. de oprichtingsakte met de statuten;

    b. een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel;

    c. een exemplaar van het huishoudelijk reglement met de vaststellingsdatum ervan;

    d. een overzicht van de bestuurssamenstelling van de organisatie.

  • 6. Het college kan bepalen dat ook andere dan in dit artikel genoemde gegevens en bescheiden, die voor het beoordelen van de aanvraag van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 17. beslistermijn

Het college beslist uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar op een aanvraag voor een budgetsubsidie. Het college kan besluiten het verlenen en vaststellen van subsidie te mandateren aan het hoofd van de afdeling beleid.

Artikel 18. voorschotverlening

Het college kan een subsidieontvanger voorschotten verlenen.

Artikel 19. verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. Een subsidieontvanger dient:

    a. een administratie bij te houden die altijd een getrouw en inzichtelijk beeld geeft van de ondernomen activiteiten en de daaraan verbonden inkomsten en uitgaven evenals de financiële positie van de organisatie;

    b. zijn roerende en onroerende goederen tenminste tegen vervangingswaarde te verzekeren en verzekerd te houden tegen schade van brand, storm en inbraak. Hij dient voorts een verzekering aan te gaan tot dekking van schade, voortvloeiende uit de wettelijke en contractuele aansprakelijkheid van het bestuur, de beroepskrachten en vrijwilligers;

    c. wijzigingen in de statuten, reglementen en bestuurssamenstelling schriftelijk ter kennis te brengen aan het college;

    d. indien de organisatie het voornemen heeft de organisatie op te heffen, dit onmiddellijk schriftelijk mede te delen aan het college en hen zo spoedig mogelijk een liquidatierekening en balans te overleggen.

  • 3. Het college kan de subsidieontvanger bij de subsidieverlening aanvullende verplichtingen opleggen, zoals bedoeld in artikel 4:37 en 4:38 van de Algemene wet bestuursrecht.

Paragraaf 3 subsidievaststelling

Artikel 20. beschikking tot subsidievaststelling

  • 1. De organisatie dient jaarlijks vóór 1 mei van het jaar volgend op het jaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft, een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij het college.

  • 2. Ten behoeve van de vaststelling van de subsidie worden door de organisatie, waarmee géén uitvoeringsovereenkomst wordt gesloten, jaarlijks de volgende bescheiden aan het college verstrekt:

    a. Bij een professionele organisatie, een door of namens het bestuur getekende jaarrekening over het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, voorzien van een getrouwheidsverklaring van een daartoe wettelijk bevoegd accountant;

    b. bij een vrijwilligersorganisatie, een door of namens het bestuur getekende jaarrekening over het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, goedgekeurd in de algemene ledenvergadering;

    c. een activiteitenverslag.

  • 3. Ten behoeve van de vaststelling van de subsidie worden door de organisatie, waarmee wél een uitvoeringsovereenkomst wordt gesloten, jaarlijks de volgende bescheiden aan het college verstrekt:

    a. bij een professionele organisatie, een door of namens het bestuur getekende jaarrekening over het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, voorzien van een getrouwheidsverklaring van een daartoe wettelijk bevoegd accountant;

    b. bij vrijwilligersorganisaties een door of namens het bestuur getekende jaarrekening over het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, goedgekeurd in de algemene ledenvergadering;

    c. een kostenverdeelstaat, waarbij de professionele instelling aangeeft welke productiviteitsnormen zijn gehanteerd;

    d. een opgave van de gehanteerde integrale uurtarieven;

    e. een registratie van de diensten en de teleenheden;

    f. een verslag van de gerealiseerde productie conform de opdrachtformulering;

    g. de resultaten van een tevredenheidsonderzoek onder de cliënten van de professionele organisatie, indien dit in de uitvoeringsovereenkomst voor het betreffende kalenderjaar is bepaald.

  • 4. Het college kan bepalen dat ook andere dan in dit artikel genoemde gegevens en bescheiden, die voor het beoordelen van de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

  • 5. 1. Indien uit de overlegde gegevens blijkt dat de toegekende subsidie overeenkomstig haar bestemming is gebruikt, vindt definitieve vaststelling plaats.

  • 6. Indien uit de overlegde gegevens blijkt dat de toegekende subsidie niet of niet volledig overeenkomstig haar bestemming is gebruikt, kan worden besloten tot definitieve vaststelling op een ander bedrag en eventueel terugvordering van teveel betaalde bedragen.

  • 7. Het college stelt de subsidie vast uiterlijk 12 weken na 1 juli volgend op het jaar waarover de subsidie is verleend.

Artikel 21. Reserves professionele organisaties

  • 1. Het college kan bij de verlening van de subsidie toestaan dat professionele instellingen reserves vormen

  • 2. 1. Het college stelt nadere regels ten aanzien van de hoogte van de reserves en ten aanzien van de besteding van de reserves.

  • 3. De algemene reserve bedraagt een nader door het college vast te stellen percentage van de jaarlijks beschikbaar gestelde subsidie.

Hoofdstuk 4 Stimuleringssubsidies

Paragraaf 1. algemeen

Artikel 22. subsidieontvangers

  • 1. Stimuleringssubsidies worden in principe slechts verleend aan vrijwilligersorganisaties

  • 2. Uitzondering hierop zijn:

    a. de stimuleringssubsidie voor exploitatie van een nieuwe organisatie, welke kan worden verleend aan professionele- en vrijwilligersorganisaties;

    b. de stimuleringssubsidie voor organisaties van een evenement, welke kan worden verleend aan professionele- en vrijwilligersorganisaties.

  • 3. Vrijwilligersorganisaties, met uitzondering van organisaties met een maatschappelijke functie, dienen minimaal 10 leden te hebben die structureel aan de activiteiten van de organisatie deelnemen.

Paragraaf 2. subsidieverlening

Artikel 23. aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. 1. Een aanvraag tot verlening van een stimuleringssubsidie dient minimaal zes weken voor aanvang van de activiteit te worden ingediend bij het college. Een te laat ingediende aanvraag wordt niet in behandeling genomen.

  • 2. De aanvraag wordt ingediend middels een door het college vastgesteld aanvraagformulier en is vergezeld van:

    a. een beschrijving van de te subsidiëren activiteit, de aanleiding, de doelstelling en de te verwachte resultaten;

    b. een gespecificeerde begroting met toelichting van de te subsidiëren activiteit;

    c. indien van toepassing, een overzicht van de bijdragen van deelnemers aan de te subsidiëren activiteit en van de bijdragen van derden;

    d. indien van toepassing en indien nog niet bij de gemeente aanwezig in verband met andere subsidieaanvragen een ledenlijst per 1 januari van het jaar voorafgaand aan de subsidieperiode, gesorteerd op leeftijd met vermelding van naam, adres, woonplaats, geboortedatum en eventuele beperkingen van leden.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere dan in dit artikel genoemde gegevens en bescheiden, die voor het beoordelen van de aanvraag van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 24. beslistermijn

Het college beslist op een aanvraag voor een eenmalige subsidie uiterlijk zes weken nadat deaanvraag is ingediend. Het college kan besluiten het verlenen en vaststellen van subsidie temandateren aan het hoofd van de afdeling beleid.

Artikel 25. voorschotverlening

Het college kan een subsidieontvanger voorschotten verlenen.

Artikel 26. verplichtingen subsidieontvanger

Onverminderd het bepaalde in artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht, dient een subsidieontvanger in ieder geval:

a. een administratie bij te houden die een getrouw en inzichtelijk beeld geeft van de ondernomen activiteiten en de daaraan verbonden inkomsten en uitgaven evenals de financiële positie van de organisatie;

b. zijn roerende en onroerende goederen tenminste tegen vervangingswaarde te verzekeren en verzekerd te houden tegen schade van brand, storm en inbraak. Hij dient voorts een verzekering aan te gaan tot dekking van schade, voortvloeiende uit de wettelijke en contractuele aansprakelijkheid van het bestuur, de beroepskrachten en vrijwilligers.

Paragraaf 3. subsidievaststelling

Artikel 27. aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1. De subsidieontvanger dient uiterlijk acht weken na de uitvoering van de activiteit(en) of het experiment een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2. De aanvraag gaat vergezeld van:

    a. een verslag van de activiteit(en);

    b. een overzicht van de aan de activiteit(en) verbonden uitgaven en inkomsten;

    c. een balansoverzicht.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere dan in dit artikel genoemde gegevens en bescheiden, die voor het beoordelen van de aanvraag van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 28. beschikking tot subsidievaststelling

  • 1. Het college beslist binnen 10 weken op een aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 2. Indien een aanvraag tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 27 uitblijft kan het college, nadat de organisatie eenmaal is gemaand tot het indienen van een vaststellingsaanvraag, de subsidie ambtshalve vaststellen.

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 29. hardheidsclausule

In bijzondere gevallen en voor zover de toepassing van bepalingen in deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden, kan het college ten gunste van een organisatie van deze verordening afwijken.

Artikel 30. overgangsbepaling

  • 1. Op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend, blijven de bepalingen van toepassing zoals die zijn opgenomen in de “Subsidieverordening Welzijn 2005”.

  • 2. Voor zover in deze verordening bepalingen zijn opgenomen waaraan gezien de datum van inwerkingtreding van deze verordening niet kan worden voldaan, dient aan deze bepalingen binnen een termijn van 8 weken te worden voldaan.

  • 3. Organisaties die bij ingang van de nieuwe subsidieverordening op 1/1/2010 meer dan 20% en/of € 1000,- achteruit gaan in subsidie anders dan ten gevolge van wijzigingen in het aantal Cranendonckse leden, en minimaal de afgelopen 3 jaar subsidie hebben ontvangen, komen in aanmerking voor de zogenaamde afbouwregeling.

Artikel 31. inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2010.

  • 2. Met ingang van 1 januari 2010 vervalt de “Subsidieverordening Welzijn gemeente Cranendonck 2005” die is vastgesteld bij raadsbesluit van 27 september 2005.

Artikel 32. citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Subsidieverordening Welzijn 2010”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 22 september 2009.
DE RAAD VOORNOEMD,
De griffier
P. J. Bemelmans
De voorzitter,
B.P. Meinema