Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening Persoonsgebonden budget Begeleid werken Wet sociale werkvoorziening

Geldend van 01-07-2008 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening Persoonsgebonden budget Begeleid werken Wet sociale werkvoorziening

Verordening Persoonsgebonden budget Begeleid werken Wet sociale werkvoorziening

Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam ‘Sociaal Werkvoorzieningschap Zeist en

Omstreken’,

gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam ‘Sociaal Werkvoorzieningschap

Zeist en Omstreken’ d.d. 17 april 2008,

gelet op

  • -

    artikel 7, tiende lid, van de Wet sociale werkvoorziening;

  • -

    artikel 4 van de ‘Regeling Sociale Werkvoorziening Zeist en Omstreken’ waarin de

betreffende gemeentebesturen alle bevoegdheden en verplichtingen met betrekking

tot de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening overdragen aan het openbaar lichaam ‘Sociaal Werkvoorzieningschap Zeist en Omstreken’,

overwegende dat het algemeen bestuur bij verordening nadere regels dient vast te stellen

met betrekking tot het verstrekken van persoonsgebonden budgetten,

besluit de volgende verordening vast te stellen:

Verordening Persoonsgebonden budget Begeleid werken Wet sociale werkvoorziening

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam ‘Sociaal Werkvoorzieningschap Zeist en Omstreken’;

  • b.

    Wsw: de Wet sociale werkvoorziening;

  • c.

    periodieke subsidie: de loonkostensubsidie en overige aan de werkgever te verstrekken

vergoedingen voor structurele kosten;

d.SWZ: de organisatie aan wie door gemeenten, op grond van de ‘Regeling Sociale

Werkvoorziening Zeist en Omstreken’, exclusief is gedelegeerd om deze verordening

vast te stellen en uit te voeren, inclusief het contracteren van andere begeleidingsorganisaties voor de uitvoering van het Persoonsgebonden budget Begeleid werken.

Artikel 2 De hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten

Het dagelijks bestuur stelt elk jaar vóór 31 december de hoogte vast van de rechtstreeks

aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten voor elk te verstrekken persoonsgebonden

budget voor het daarop volgende kalenderjaar.

Artikel 3 Invulling voorwaarden adequate werkplek

1.Het dagelijks bestuur verstrekt op aanvraag aan iedere Wsw-geïndiceerde die daar recht op heeft een Persoonsgebonden budget Begeleid werken Wsw:

• indien werkgever en begeleidingsorganisatie er zorg voor dragen dat de arbeidsplaats voor de Wsw-geïndiceerde adequaat wordt ingevuld.

• de periodieke subsidie en de gevraagde periodieke vergoeding van begeleiding

op jaarbasis bedraagt niet meer dan de gemiddelde uitkering die de betreffende

gemeente per arbeidsjaar ontvangt minus de rechtstreeks aan de

subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten.

  • 2.

    De werkgever voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      Zijn onderneming staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel dan wel is op

grond van de Handelsregisterwet vrijgesteld van inschrijfplicht.

  • b.

    De aangeboden arbeidsplaats en de omvang daarvan zijn, gelet op de indicatiestelling en mogelijkheden van de Wsw-geïndiceerde, als passend aan te merken;

  • c.

    De duur van het dienstverband bedraagt tenminste zes maanden, met een mogelijkheid tot verlenging.

  • d.

    De onderneming is bonafide en verkeert niet in financiële problemen. Het dagelijks bestuur behoudt zich het recht voor de kredietwaardigheid en het betalingsgedrag van de onderneming te toetsen en zonodig de bevoorschotting stop te zetten.

  • e.

    De onderneming beschikt over een WA-verzekering en respecteert de Arbowetgeving.

    • 3.

      De begeleidingsorganisatie voldoet aan de volgende vereisten:

  • a.

    De begeleidingsorganisatie is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel dan wel

is op grond van de Handelsregisterwet vrijgesteld van inschrijfplicht.

b.De begeleidingsorganisatie en/of haar medewerkers zijn gekwalificeerd voor het

begeleiden van de doelgroep, c.q. de Wsw-geïndiceerde voor wie het persoonsgebonden budget is bestemd.

  • c.

    De begeleidingsorganisatie heeft aantoonbare kennis van en ervaring in het werkveld en beschikt over goede netwerken in het werkgebied.

  • d.

    De onderneming is bonafide en verkeert niet in financiële problemen. Het dagelijks bestuur behoudt zich het recht voor de kredietwaardigheid en het betalingsgedrag van de begeleidingsorganisatie te toetsen en zo nodig de bevoorschotting stop te zetten.

  • e.

    De onderneming beschikt over een WA-verzekering.

  • f.

    De begeleidingsorganisatie is verantwoordelijk voor het opstellen van en de adequate uitvoering van het persoonlijk ontwikkelingsplan van de Wsw-geïndiceerde.

Artikel 4 De wijze van vaststelling van de hoogte van de periodieke subsidie

aan de werkgever

1.Het dagelijks bestuur stelt op aanvraag van de Wsw-geïndiceerde de hoogte van de

subsidie aan de werkgever vast.

2.Ingeval een voorgestelde loonkostensubsidie niet hoger is dan 50% van het bruto

loon van de Wsw-geïndiceerde, wordt de voorgestelde loonkostensubsidie door het

dagelijks bestuur op dat bedrag vastgesteld.

3. Indien bij toepassing van het vorige lid het dagelijks bestuur gerede twijfel heeft aan

de juiste hoogte van de loonkostensubsidie, vindt in afwijking van het vorige lid een

loonwaardeonderzoek plaats op basis waarvan de hoogte van de loonkostensubsidie

wordt vastgesteld. Daarbij kan een externe deskundige worden ingeschakeld.

4.Een loonwaardeonderzoek vindt in ieder geval plaats als de voorgestelde hoogte voor

een loonkostensubsidie hoger is dan het percentage genoemd in lid 2.

5.Onverminderd het bepaalde in de artikelen 5 en 10 van deze verordening vindt eenmaal

per drie jaar een loonwaardebepaling plaats in geval er sprake is van een

dienstverband voor onbepaalde tijd.

Artikel 5 Herziening van de loonkostensubsidie

1.Op verzoek van de werkgever dan wel de betreffende begeleidingsorganisatie kan een

loonkostensubsidie worden herzien, als hier aanleiding voor is, gelet op de ontwikkeling

van de arbeidsproductiviteit van de werknemer.

2.De loonkostensubsidie kan ambtshalve worden gewijzigd als hier gerede aanleiding

toe is.

Artikel 6 De vergoeding aan een externe begeleidingsorganisatie

1.Een Wsw-geïndiceerde heeft de mogelijkheid zelf een begeleidingsorganisatie voor te

dragen.

2.De hoogte van de vergoeding aan de begeleidingsorganisatie en de omvang van het

aantal uren begeleiding wordt door partijen in onderling overleg vastgesteld aan de

hand van een begeleidings- en ontwikkelingsplan. Tussentijdse aanpassingen hierin

zijn mogelijk, indien partijen dit vooraf overeenkomen.

3.De kosten van een begeleidingsorganisatie in verband met het zoeken van een Begeleid

werkenplaats komen alleen voor vergoeding in aanmerking als dit leidt tot het

totstandkomen van een arbeidsovereenkomst.

Artikel 7 Vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing

van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht

1.Het dagelijks bestuur kan een vergoeding verstrekken voor de eenmalige kosten van

aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht, wanneer

blijkt dat aanpassingen op de werkplek noodzakelijk zijn, deze persoonsgerelateerd

zijn, en het niet redelijk is dat deze kosten door de werkgever worden gedragen.

2.Kosten voor aanschaf van apparatuur, kosten voor de werkplek en kosten voortvloeiend

uit Arbowetgeving, die de werkgever uit hoofde van normaal en goed werkgeverschap

voor iedere werknemer zou moeten maken, komen niet in aanmerking voor

vergoeding door het dagelijks bestuur.

3.Het dagelijks bestuur regelt de wijze van uitbetaling van de vergoeding.

Artikel 8 Indienen van de aanvraag

1.De aanvraag voor een Persoonsgebonden budget wordt ingediend door middel van

een volledig ingevuld aanvraagformulier. De aanvraag wordt mede ondertekend door

werkgever en de begeleidingsorganisatie.

2.Het dagelijks bestuur kan ten behoeve van de aanvraag een aanvraagformulier vaststellen.

Artikel 9 Beslistermijn

1.Het dagelijks bestuur besluit over de aanvraag binnen 30 werkdagen na ontvangst

van alle benodigde gegevens.

2.Het dagelijks bestuur kan dit besluit met ten hoogste 30 werkdagen verdagen. Het

dagelijks bestuur stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 10 Het besluit tot verlenen van de periodieke subsidie

Het besluit tot verlening van een periodieke subsidie bevat in ieder geval

  • a.

    de hoogte van de periodieke subsidie en de wijze waarop deze kan worden aangepast;

  • b.

    wijze van bevoorschotting van de subsidie;

  • c.

    de verplichtingen van de werkgever.

Artikel 11 Het vaststellen van de periodieke subsidie

1.De werkgever verstrekt binnen 30 werkdagen na afloop van het kalenderjaar aan het

dagelijks bestuur een schriftelijke opgave van het door hem in het voorgaande jaar

betaalde bruto CAO-loon van de Wsw-geïndiceerde, vermeerderd met alle werkgeverslasten.

2.Het dagelijks bestuur stelt de periodieke subsidie vast binnen 30 werkdagen na ontvangst

van deze opgave.

3.Het dagelijks bestuur maakt nadere afspraken over de wijze van bevoorschotting en

afrekening.

Artikel 12 Verrekening met de voorschotten

De subsidie wordt overeenkomstig de vaststelling binnen 30 werkdagen betaald, onder

verrekening van de betaalde voorschotten.

Artikel 13 Verplichtingen van de werkgever

De werkgever doet onmiddellijk schriftelijke mededeling aan het dagelijks bestuur van

alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de verstrekking van de

subsidie.

Artikel 14 Evaluatie

Deze verordening wordt jaarlijks geëvalueerd, voor het eerst in mei 2009, waarna de

verordening eventueel wordt aangepast of gewijzigd.

Artikel 15 Citeertitel en inwerkingtreding

1.Deze verordening wordt aangehaald als Verordening Persoonsgebonden budget Begeleid

werken Wet sociale werkvoorziening’.

2.Zij treedt in werking op 1 juli 2008.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur op 24 april 2008.

Toelichting op de Verordening Persoonsgebonden budget Begeleid werken Wet

sociale werkvoorziening

Algemeen

Op 1 januari 2008 is de Modernisering Wet sociale werkvoorziening (Wsw) in werking

getreden. De modernisering Wsw bevordert dat Wsw-geïndiceerden meer in een reguliere

werkomgeving gaan werken. Om deze doelstelling te verwezenlijken voert de wet enkele

belangrijke wijzigingen door. Een verandering heeft betrekking op het geven van meer

rechten en keuzemogelijkheden aan Wsw-geïndiceerden, waaronder het recht op een

Persoonsgebonden budget (PGB) om Begeleid werken te realiseren.

De wet verplicht gemeenteraden om bij verordening nadere regels vast te stellen over

het PGB (artikel 7, tiende lid Wsw). Op grond van de Gemeenschappelijke Regeling hebben

de gemeenten De Bilt, Bunnik, Utrechtse Heuvelrug, Wijk bij Duurstede en Zeist hun

taken en bevoegdheden overgedragen aan SWZ. Vaststelling van de verordening is een

verantwoordelijkheid van het algemeen bestuur; uitvoering van het dagelijks bestuur. De

verordening moet uiterlijk op 1 juli 2008 in werking treden.

Twee vormen van begeleid werken

Sinds 1998 bestaat de mogelijkheid van Begeleid werken door Wsw-geïndiceerden bij

een reguliere werkgever. Bij deze vorm van begeleid werken worden Begeleid werkenplekken

tot stand gebracht door gemeente of schap (SWZ). Deze wijze van tot stand

brengen van Begeleid werken is blijven bestaan.

Naast het Begeleid werken dat door gemeente of schap tot stand wordt gebracht introduceert

de modernisering Wsw het Begeleid werken via het Persoonsgebonden budget. Dit

vanuit de gedachte dat de Wsw als vrijwillige voorziening voor een specifieke groep arbeidsgehandicapten

zo goed mogelijk moet aansluiten bij de capaciteiten en mogelijkheden

van een Wsw-geïndiceerde. Daarbij past ook dat Wsw-geïndiceerden de mogelijkheid

moeten hebben om zelf te bepalen op welke manier hun arbeidsplaats wordt gerealiseerd.

Door de Wsw-geïndiceerde een recht op een PGB te geven wordt hierin voorzien.

Als een Wsw-geïndiceerde (of een door hem ingeschakelde begeleidingsorganisatie) een

werkgever vindt die hem een adequate werkplek aanbiedt, de begeleiding op de werkplek

adequaat wordt geregeld én de kosten van Begeleid werken binnen het beschikbare budget

vallen, dan is SWZ verplicht (na de aanvraag te hebben beoordeeld) de wens van de

Wsw-geïndiceerde te honoreren. Iedere Wsw-geïndiceerde komt in beginsel in aanmerking

voor Begeleid werken met een PGB. Voor personen op de wachtlijst geldt dat zij pas

van het PGB gebruik kunnen maken, als zij op grond van hun plek op die wachtlijst aan

de beurt zijn voor een Wsw-plek. Voor het beroep op een PGB is geen Begeleid werkenindicatie

van het CWI vereist. Een Wsw-indicatie volstaat. Ook een Wsw-werknemer met

een bestaand dienstverband kan dus een beroep doen op een PGB.

Tussen beide vormen van Begeleid werken, totstandkoming via een PGB dan wel met

behulp van SWZ, bestaat een aantal verschillen.

1.Begeleid werken met een PGB is een recht voor elke Wsw-geïndiceerde. Deze heeft

recht op Begeleid werken met een PGB als de aanvraag aan de wettelijke eisen en de

daarop gebaseerde gemeentelijke voorwaarden voldoet.

2.Bij Begeleid werken met een PGB ligt het initiatief bij de Wsw-geïndiceerde zelf. De

Wsw-geïndiceerde, of iemand namens hem, zal een PGB bij SWZ moeten aanvragen

en om dit te kunnen doen zal hij zelf een werkgever en een begeleidingsorganisatie

moeten aandragen en de wijze van werkplekaanpassing moeten regelen, dan wel

daar een voorstel voor doen.

Het verschil tussen Begeleid werken dat door SWZ wordt georganiseerd en Begeleid werken

met een PGB is in beginsel uitsluitend gelegen in de wijze waarop een Begeleid werkenplek

tot stand wordt gebracht. Als de Begeleid werkenplek eenmaal is gerealiseerd

zijn er in principe geen verschillen.

De regeling van Begeleid werken met een PGB

Het Begeleid werken met een PGB wordt geregeld in artikel 7 Wsw. Het verzoek van een

Wsw-geïndiceerde om voor een PGB in aanmerking te komen moet worden gehonoreerd

als

1.betrokkene al een Wsw-dienstbetrekking heeft of recht heeft op plaatsing vanaf de

wachtlijst;

2.de werkplek en de begeleiding op de werkplek zoals door de Wsw-geïndiceerde of

door de door hem aangedragen begeleidingsorganisatie zijn voorgesteld, adequaat

zijn;

3.de periodieke subsidie die aan de werkgever wordt verstrekt en de vergoeding die

aan de begeleidingsorganisatie wordt verstrekt, na aftrek van de rechtstreeks aan de

subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten niet hoger zijn dan het (gemiddelde)

budget dat beschikbaar is voor een Wsw-plaats.

Komt het bedrag van de periodieke subsidie en de periodieke vergoeding van begeleiding

boven het budget uit dat beschikbaar is voor een Wsw-plaats, dan wordt de aanvraag

afgewezen.

Het uitgangspunt van de wet is dat een Wsw-geïndiceerde recht heeft op Begeleid werken

met een PGB. Het dagelijks bestuur heeft de bevoegdheid om op grond van de wet

en de voorwaarden in deze verordening te toetsen of het aangevraagde bedrag voor het

PGB nodig is om de betreffende Wsw-geïndiceerde op een adequate wijze begeleid te

laten werken, dan wel dat zou kunnen worden volstaan met een lager bedrag. Omgekeerd

kan het dagelijks bestuur, hoewel het de toekenning van een dergelijke hogere

aanvraag mag weigeren, ook besluiten een hoger bedrag toe te kennen dan het beschikbare

bedrag.

Het PGB bestaat uit drie bestanddelen:

1.Een periodieke subsidie aan de werkgever waar de Wsw-geïndiceerde in dienst is.

Deze subsidie is primair bedoeld als een tegemoetkoming in de loonkosten in verband

met de geringere arbeidsproductiviteit. Ook kan deze subsidie worden gebruikt als

een vergoeding voor structurele kosten van de werkgever die verband houden met

het in dienst hebben van een Wsw-geïndiceerde. Daarbij kan worden gedacht aan

reiskosten of kosten voor intermediaire activiteiten ten behoeve van mensen met een

visuele of auditieve handicap (zoals een voorleeshulp of een doventolk).

2.Een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie die de begeleiding van de

Wsw-geïndiceerde verzorgt. De werkgever zorgt voor de dagelijkse werkbegeleiding.

Een werkgever is echter niet toegerust op het geven van de specifieke begeleiding die

Wsw-geïndiceerden nodig hebben. Hiervoor is de inschakeling van een gespecialiseerde

begeleidingsorganisatie nodig.

3.Een vergoeding voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht. Hieronder worden bijvoorbeeld

kosten verstaan die gemaakt worden voor technische aanpassingen op de werkplek.

Gemeenten en schappen kunnen deze vergoedingen verstrekken, ze zijn daartoe niet

verplicht.

Het PGB is geen ‘rugzakje’, de Wsw-geïndiceerde krijgt geen budget mee. In feite moet

het PGB als hier bedoeld dan ook eerder worden gezien als een persoonsvolgend budget.

Het PGB wordt aangevraagd door de Wsw-geïndiceerde, maar de subsidie en vergoeding

worden verstrekt aan de werkgever respectievelijk de begeleidingsorganisatie.

De Wsw-geïndiceerde heeft geen recht op een bepaald budget. Het uitgangspunt van de

wet is dat een Wsw-geïndiceerde recht heeft op Begeleid werken met een PGB. Enerzijds

bestaat er dus een recht op een PGB, anderzijds heeft het dagelijks bestuur de verantwoordelijkheid

voor het zo efficiënt en effectief mogelijk inzetten van publieke middelen

en het realiseren van de jaarlijkse (rijks)taakstelling voor het realiseren van Wswplekken.

Het bestaan van een PGB ontslaat het dagelijks bestuur ook niet van de zorgplicht

zoals die is geformuleerd in art. 1 lid 3 van de wet.

De onderwerpen in de verordening

In artikel 7, tiende lid, Wsw staan de onderwerpen genoemd die het algemeen bestuur in

ieder geval in zijn verordening zal moeten regelen:

1.de wijze waarop de hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever dient te

worden vastgesteld;

2.de hoogte van de voor het dagelijks bestuur rechtstreeks aan de subsidieverlening

verbonden uitvoeringskosten omgerekend op jaarbasis;

3.de voorwaarden waaronder het dagelijks bestuur aan de werkgever een vergoeding

verstrekt voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht, en

4.de voorwaarden waaronder het dagelijks bestuur een begeleidingsorganisatie inschakelt

die door de Wsw-geïndiceerde zelf is aangewezen.

De verordening werkt deze aspecten uit. Daarbij is de modelverordening van de VNG als

handvat gebruikt. Bovendien bevat de verordening procedurele bepalingen die verband

houden met het feit dat een PGB moet worden aangevraagd. Het gaat dan om aangelegenheden

als gegevens en documenten die bij de aanvraag voor een PGB moeten worden

overgelegd, de beslistermijn en de bevoegdheid van het dagelijks bestuur om een

subsidie te wijzigen.

Onderscheid subsidies en vergoedingen

De periodieke subsidie aan de werkgever en de vergoeding voor de eenmalige kosten van

aanpassing van de werkplek zijn in juridische zin subsidies en dus publiekrechtelijk van

aard. Hierop is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. De subsidies worden

verstrekt op basis van een beschikking. Belanghebbenden kunnen hiertegen bezwaar

maken.

De verstrekking van periodieke vergoedingen aan een begeleidingsorganisatie is daarentegen

privaatrechtelijk van aard. Hierover hoeven in de verordening in beginsel geen

regels te worden gesteld. Omwille van transparantie en explicitering van beleidsuitgangspunten

is dit in de verordening wel gedaan (artikel 6).

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In artikel 1 is een beperkt aantal begrippen opgenomen, omdat de wet voldoende duidelijk

is over gehanteerde termen en begrippen. Een uitgebreide(re) begrippenlijst is overbodig.

Artikel 2

Het bedrag dat het rijk (gemiddeld) per Wsw-geïndiceerde subsidieert minus de (gemiddelde)

uitvoeringskosten per Wsw-geïndiceerde levert het bedrag op dat in beginsel beschikbaar

is voor een PGB. De wet schrijft voor dat in de verordening moet worden geregeld

hoe de hoogte wordt bepaald van de voor het dagelijks bestuur rechtstreeks aan de

subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten op jaarbasis. Artikel 2 van deze verordening

vormt de uitwerking van deze verplichting.

Artikel 3

Het dagelijks bestuur beoordeelt bij elke aanvraag van een PGB of de inpassing in de

arbeid van betrokkene, met inbegrip van begeleiding op de werkplek adequaat door de

werkgever wordt verzorgd (artikel 7, eerste lid, Wsw). De eisen die hierbij worden gehanteerd,

zijn vastgelegd in artikel 3. Volgens het eerste lid wordt de aanvraag geweigerd

indien de gevraagde subsidie en vergoeding uitkomt boven de uitkering van het rijk

per arbeidsjaar minus de uitvoeringskosten. Als de betrokkene is ingedeeld bij arbeidshandicapcategorie

‘ernstig’, wordt de uitkering vermenigvuldigd met 1,25 voordat de uitvoeringskosten

in mindering worden gebracht.

De eisen waaraan werkgever en begeleidingsorganisatie moeten voldoen, zijn beperkt

gehouden om geen onnodige belemmeringen op te werpen en om de uitvoeringslasten zo

laag mogelijk te houden. De formulering van de eisen biedt voldoende waarborg voor

kwaliteit en maatwerk. Bovendien sluiten de eisen aan op de huidige praktijk. In de praktijk

is het uitgangspunt dat de werkgever, mede op basis van het carrièreplan, goed geinformeerd

moet zijn over de mogelijkheden en beperkingen van de medewerker en garant

staat voor een goede begeleiding.

Artikel 4

Dit artikel is een uitwerking van de wettelijke plicht om in de verordening nadere regels

te stellen met betrekking tot de wijze waarop de hoogte van de periodieke subsidie aan

de werkgever wordt vastgesteld (artikel 7, tiende lid, onderdeel a, Wsw). De periodieke

subsidie bestaat uit een loonkostensubsidie en eventueel ook uit een vergoeding voor

structurele kosten van de werkgever die verband houden met het in dienst hebben van

een Wsw-geïndiceerde (bijvoorbeeld reiskosten of terugkerende kosten voor intermediaire

activiteiten).

Het doel van de loonkostensubsidie is het verstrekken van een tegemoetkoming in de

loonkosten in verband met de geringere arbeidsproductiviteit van de Wsw-geïndiceerde.

Om te kunnen bepalen wat de hoogte van de loonkostensubsidie moet zijn, is inzicht nodig

in de verdiencapaciteit (loonwaarde) van de betrokken Wsw-geïndiceerde. In de praktijk

kan de hoogte van de loonkostensubsidie worden bepaald in onderhandeling. Daarbij

wordt in veel gevallen overigens gebruik gemaakt van bestaande methodieken voor inschatting

van de loonwaarde. Ook het functieprofiel van de te vervullen functie en het

daarbij behorende (CAO-)loon maken vaak deel uit van dit proces.

In het model is gekozen voor een methode waarbij een percentage (50%) van het bruto

loon als maximale loonkostensubsidie kan worden verstrekt. Vanuit een oogpunt van

administratieve lastenverlichting is deze methode te verkiezen. Bovendien blijkt uit in de

praktijk dat dit een werkbare manier is. Om te voorkomen dat ook in gevallen waarbij

gerede twijfel is of de werkgever het betreffende (generiek vastgestelde) percentage

loonkosten wel nodig heeft, dus in het geval de verdiencapaciteit van de Wswgeïndiceerde

door het dagelijks bestuur hoger wordt ingeschat dan het bedrag aan loonkostensubsidie

rechtvaardigt, vindt alsnog vooraf een loonwaardebepaling plaats. Ook

vindt die plaats als het voorstel voor de loonkostensubsidie hoger is dan het bedrag dat

volgt uit lid 2. Dit wordt geregeld in lid 4.

Het verstrekken van subsidies aan werkgevers kan onder bepaalde omstandigheden vallen

onder staatssteun (die op grond van Europese regelgeving verboden is). Voor het

verstrekken van loonkostensubsidies aan werkgevers die Wsw-geïndiceerden in dienst

hebben is de Europese Vrijstellingsverordening werkgelegenheidssteun van belang. Deze

Europese verordening staat toe dat maximaal 60% van de loonkosten wordt gesubsidieerd

zonder dat daaraan een individuele loonwaardebepaling ten grondslag ligt.

Artikel 5

De productiviteit van een Wsw-geïndiceerde kan wijzigen als deze persoon langer op een

Begeleid werkenplek werkzaam is. Als dat het geval is, kan de loonkostensubsidie worden

aangepast. De aanpassing kan volgen uit een herbeoordeling van de loonwaarde. Die

herbeoordeling kan plaatsvinden op basis van een loonwaardeonderzoek.

De werkgever kan, als de productiviteit, c.q. verdiencapaciteit van de werknemer minder

wordt, na overleg en met instemming van de werknemer, een verzoek indienen om de

loonkostensubsidie te herzien. De werkgever moet zijn verzoek om herziening met redenen

omkleden.

Ook ambtshalve kan het dagelijks bestuur, als er een gerede aanleiding is voor een (tussentijdse)

aanpassing van de subsidie, een hernieuwde beoordeling voor de hoogte van

de subsidie doen. Dit zal zich overigens alleen in uitzonderlijke gevallen voordoen, bijvoorbeeld

als er sprake is van kennelijke onredelijkheid bij handhaving van een bestaande

situatie. In de praktijk zal het waarschijnlijk vaker voorkomen dat in de subsidiebeschikking

aan de werkgever wordt opgenomen hoe, en op welke wijze (tussentijdse) herbeoordelingen

van loonwaarde zullen plaatsvinden (art. 4 lid 5 en art. 10).

Artikel 6

Omdat de vergoeding aan begeleidingsorganisaties op basis van een overeenkomst

plaatsvindt en in feite de uitkomst is van overleg hierover, hoeft dit artikel in principe

niet in de verordening te worden opgenomen. Niettemin kan het wenselijk zijn hierover

een bepaling in de verordening op te nemen. Het dagelijks bestuur kan dergelijke voorwaarden

ook opnemen in eigen richtlijnen of hierover onderhandelen. Op basis van ervaringsgegevens

blijkt dat de omvang van het aantal uren aan begeleiding in de tijd kan

variëren, afhankelijk van de behoefte hieraan en de aard van de handicap. Daarom is,

ook facultatief, de mogelijkheid in de verordening opgenomen om het aantal uren aan

begeleiding, en dus de vergoeding, aan te passen. Partijen (SWZ, Wsw-geïndiceerde en

begeleidingsorganisatie) moeten het hier uiteraard wel over eens zijn en van tevoren met

elkaar afspreken dat periodieke evaluaties over aanpassingen in de omvang van het aantal

begeleidingsuren plaatsvinden. Op die manier kan maatwerk in de begeleiding worden

geleverd.

Het stelsel van de PGB gaat uit van de veronderstelling dat een sw-geïndiceerde zelf met

een werkgever komt. In de praktijk komt het echter voor dat de begeleidingsorganisatie

eerst een werkplek moet gaan zoeken, omdat die op voorhand niet beschikbaar is. Art. 7

lid 4 van de wet geeft dit ook aan. Lukt het zoeken van een werkplek niet, of niet tijdig,

en er zou toch voor die dienst moeten worden betaald, dan kan dit vanuit financieel oogpunt

ongewenst zijn. In het derde lid is daarom opgenomen dat het zoeken naar een

werkplek pas wordt gehonoreerd als dit ook daadwerkelijk leidt tot een arbeidsovereenkomst

(no cure, no pay).

Artikel 7

De verordening dient regels te bevatten die betrekking hebben op de voorwaarden waaronder

het dagelijks bestuur aan de werkgever een vergoeding (subsidie) verstrekt voor

de eenmalig noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder

arbeid wordt verricht (artikel 7, tiende lid, Wsw). Dit artikel vormt de uitwerking van deze

verplichting.

Het eerste lid bepaalt dat een eenmalige vergoeding kan worden verstrekt. Het derde lid

stelt dat de werkgever met de betrokken Wsw-geïndiceerde een dienstverband moet

aangaan met een minimale duur van zes maanden, alvorens tot investeringen wordt

overgegaan.

Om de hoogte van de subsidie te bepalen, zijn de criteria van redelijkheid en maatwerk

van belang om een verantwoorde en zorgvuldige afweging te maken. Van geval tot geval

moeten kosten en baten tegen elkaar worden afgewogen. De aard van de voorziening is

persoonsgebonden. Het kan ook gaan om (aangepaste) apparatuur die een Wswgeïndiceerde

kan gebruiken bij een andere werkgever. Ook de mogelijkheid van bruikleen

van aangepaste apparatuur wordt bij de afweging betrokken.

Het vijfde lid bepaalt dat het dagelijks bestuur de wijze van uitbetaling van de vergoeding

regelt. Daarbij kan worden gedacht aan de termijnen van betaling.

Artikel 8

De Wsw-geïndiceerde zal het PGB moeten aanvragen door middel van een formulier dat

door het dagelijks bestuur beschikbaar wordt gesteld. Omdat Begeleid werken met een

PGB leidt tot een subsidierelatie met de werkgever (in verband met het verstrekken van

een periodieke subsidie) en een contractrelatie met de begeleidingsorganisatie (in verband

met het verstrekken van een periodieke vergoeding), zullen ook de werkgever en

de begeleidingsorganisatie van de Wsw-geïndiceerde de aanvraag moeten ondertekenen.

Op basis van de aanvraag beslist het dagelijks bestuur vervolgens of een periodieke subsidie

aan de werkgever en een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie

worden verstrekt en voor welke bedragen. Vervolgens vindt de verstrekking van de periodieke

subsidie aan de werkgever plaats op basis van een beschikking en de verstrekking

van een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie op basis van een overeenkomst.

Artikel 11

Met het vaststellen van de subsidie wordt de subsidieverstrekking voor het betreffende

kalenderjaar afgerond. De hoogte van het subsidiebedrag voor dat jaar wordt definitief

vastgesteld. Om de subsidie te kunnen vaststellen, dient de werkgever een schriftelijke

opgave te doen van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto CAO-loon van

de Wsw-geïndiceerde, vermeerderd met alle werkgeverslasten.