Regeling vervallen per 24-12-2016

Verordening jeugdhulp

Geldend van 01-01-2015 t/m 23-12-2016

Intitulé

Verordening jeugdhulp

De raad van de gemeente Dinkelland,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 september 2014;

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, vierde lid, van de Jeugdwet,

besluit vast te stellen de navolgende:

Verordening jeugdhulp

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

  • b.

    hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

  • c.

    gesprek: gesprek als bedoeld in artikel 6;

  • d.

    individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid;

  • e.

    melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 4.

  • f.

    overige voorziening: overige voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

  • g.

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken en dat namens de gemeente door de Sociale Verzekeringsbank aan deze derden wordt uitgekeerd;

  • h.

    wet: Jeugdwet;

  • i.

    zorg- en ondersteuningsplan: een door het college op te stellen document waarin de zorg en/of ondersteuningsvraag van een cliënt en eventuele in aanmerking komende voorzieningen worden beschreven. Onder dit zorg- en ondersteuningsplan wordt ook het hulpverleningsplan verstaan zoals bedoeld in artikel 1.1. van de wet.

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

  • 1. De volgende overige voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      informatie en opvoedadvies (Loes);

    • b.

      preventieve opvoed- en opgroeiondersteuning individueel;

    • c.

      preventieve opvoed- en opgroeiondersteuning groepsgewijs;

    • d.

      schoolmaatschappelijk werk;

    • e.

      jeugdgezondheidszorg maatwerkdeel;

  • 2. De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      specialistische jeugdzorg ambulant;

    • b.

      specialistische jeugdzorg intramuraal;

    • c.

      jeugd-GGZ (generalistische basis-GGZ, specialistische GGZ);

    • d.

      (reserve);

    • e.

      enkelvoudige ernstige dyslexiezorg;

    • f.

      pleegzorg;

    • g.

      specialistische dagbehandeling en verzorging van jeugd met een lichamelijke, verstandelijke en/of zintuigelijke beperking.

  • 3. Het college kan bij nadere regeling overige voorzieningen en individuele voorzieningen vaststellen.

Artikel 3 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1. Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2. Het college legt de beslissing omtrent het verlenen van een individuele voorziening vast in een beschikking als bedoeld in artikel 10.

Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag

  • 1. Een hulpvraag kan door of namens de jeugdige of zijn ouders bij het college worden gemeld.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 3. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 4. Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.

Artikel 5. Vooronderzoek

  • 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 7, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3. De jeugdige of zijn ouders kunnen een persoonlijk plan indienen dat het college bij het onderzoek betrekt.

  • 4. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 5. Indien de gespreksvoorbereiding een afgerond beeld oplevert over de hulpvraag, kan het college in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 6. Gesprek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet informeert het college de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.

  • 3. Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

  • 4. Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

Artikel 7. Zorg- en ondersteuningsplan

  • 1. Ter afronding van het onderzoek draagt het college zorg voor het opstellen van een zorg- en ondersteuningsplan, waarin in ieder geval het standpunt van de jeugdige of zijn ouders en dat van het college zijn opgenomen omtrent de wenselijkheid van een individuele voorziening.

  • 2. Het zorg- en ondersteuningsplan wordt de jeugdige of zijn ouders ter ondertekening aangeboden dan wel toegezonden.

Artikel 8. Aanvraag

  • 1. Een jeugdige en zijn ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college.

  • 2. Een door jeugdige of zijn ouders ondertekend zorg- en ondersteuningsplan waarin de wens van cliënt is opgenomen om in aanmerking te komen voor een maatwerkvoorziening, wordt aangemerkt als een aanvraag.

Artikel 9. Criteria voor een individuele voorziening

Het college kent een individuele voorziening toe voor zover de jeugdige:

  • a.

    op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden.

  • b.

    geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige voorziening.

Artikel 10. Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt.

  • 2. Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing, en

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4. Als sprake is van een te betalen ouderbijdrage worden de jeugdige of zijn ouders daarover in de beschikking geïnformeerd.

Artikel 11. Regels voor pgb

  • 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.

  • 2. De hoogte van een pgb wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen over de wijze waarop de hoogte van een pgb wordt vastgesteld en onder welke voorwaarden de persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.

Artikel 12. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1. Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb, of

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 4. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.

Artikel 13. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

Artikel 14. Vertrouwenspersoon

Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 15. Inspraak en medezeggenschap

  • 1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 16. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening naar oordeel van het college tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 17. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 7 oktober 2014,
De gemeenteraad van Dinkelland,
de griffier, de voorzitter
mr. O.J.R.J. Huitema, mr. R.S. Cazemier