Regeling vervallen per 01-01-2021

Financiele verordneing Drenthe 2012

Geldend van 24-11-2012 t/m 31-12-2020 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Financiele verordneing Drenthe 2012

Inhoud

Paragraaf 1, Inleidende bepaling

Artikel 1, Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

1. organisatie-eenheid: een werkeenheid zoals bedoeld in de Organisatieverordening van de provincie Drenthe;

2. administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van de organisatie van de provincie en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

3. financiële administratie: onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van de organisatie van de provincie, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

-  de financieel-economische positie

- het financiële beheer

- de uitvoering van de begroting

- het afwikkelen van vorderingen en schulden, alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover

4. financieel beheer: het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van financiën, het nakomen van financiële verplichtingen en het uitoefenen van rechten van de provincie;

5. rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder mede begrepen provinciale verordeningen en besluiten van provinciale staten;

6. beleidsdoelstelling: door de overheid bedoelde veranderingen in de samenleving, waarvan een verband het handelen van de overheid en het effect in de samenleving plausibel is;

7. doelmatigheid: de mate waarin de gewenste prestaties worden gerealiseerd met een zo beperkt mogelijk inzet van middelen of met de beschikbare middelen zo veel mogelijk resultaat bereiken;

8. doeltreffendheid: de mate waarin de gewenste prestaties en maatschappelijke effecten van het provinciale beleid daadwerkelijk worden bereikt;

9. besluit: Besluit, begroting en verantwoording provincies en gemeenten;

10. programma: een cluster van samenhangende provinciale doelstellingen; die samenhang bestaat in de politieke relevantie van de doelstellingen en het zijn van een sturingselement voor provinciale staten.

Paragraaf 2, Begroting en verantwoording

Artikel 2, Begroting

1. Provinciale staten stellen een programma-indeling vast.

2. Provinciale staten stellen per programma vast:

- de doelstellingen van het provinciale beleid

- de door provinciale activiteiten te realiseren resultaten

- de begrote baten en lasten

- de prioriteiten

3. Gedeputeerde staten nemen in de door provinciale staten vast te stellen Begroting een bedrag op voor onvoorziene uitgaven.

4. Gedeputeerde staten stellen per programma indicatoren voor met betrekking tot de doelstellingen van provinciaal beleid en de te realiseren resultaten. Provinciale staten stellen deze indicatoren vast.

5. Gedeputeerde staten dragen zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de doelstellingen en resultaten, opdat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door provinciale staten kunnen worden getoetst.

6. Wijzigingen van de Begroting worden op overeenkomstige wijze vastgesteld als de Begroting.

7. Gedeputeerde staten zijn bevoegd de Begroting te wijzigen indien en voor zover deze wijziging ten laste wordt gebracht van het in het derde lid van dit artikel bedoelde bedrag voor onvoorziene uitgaven.

Artikel 3, Kaders Begroting

1. Gedeputeerde staten bieden provinciale staten een Voorjaarsnota aan over de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren.

2. Gedeputeerde staten zorgen voor een tijdige toezending van de in het eerste lid genoemde Voorjaarsnota. Gedeputeerde staten houden zodanig rekening met het schema voor staten- en commissievergaderingen dat provinciale staten in staat zijn uiterlijk op 15 juli van het begrotingsjaar de Voorjaarsnota vast te stellen.

3. Provinciale staten stellen op uiterlijk 15 juli van het begrotingsjaar een Voorjaarsnota vast.

Artikel 4, Uitvoering Begroting

1. Gedeputeerde staten stellen regels vast die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

2. Gedeputeerde staten dragen ten aanzien van de productenraming er zorg voor dat:

- de lasten en baten, door middel van kostentoerekening, eenduidig zijn toegewezen aan de producten van de productraming;

- de budgetten uit de productraming en kredieten voor investeringen passen binnen de kaders, zoals geautoriseerd bij de vaststelling van de uiteenzetting van de financiële positie;

- de lasten van de producten niet dusdanig worden overschreden dat de realisatie van andere producten binnen hetzelfde programma onder druk komt.

3. Gedeputeerde staten dragen er zorg voor dat de lasten van de programma's, zoals geautoriseerd in de al dan niet gewijzigde Begroting, niet worden overschreden.

4. Gedeputeerde staten leggen de productenraming ter inzage voor provinciale staten en zorgen voor digitale beschikbaarheid.

Artikel 5, Interne controle

1. Gedeputeerde staten dragen ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de Jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de eheershandelingen. Bij afwijkingen nemen zij maatregelen tot herstel.

2. Gedeputeerde staten dragen zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van een aantal onderdelen van organisatie-eenheden op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening, de rechtmatigheid van de beheershandelingen en misbruik en oneigenlijk gebruik van provinciale regelingen.

3. Gedeputeerde staten zorgen op basis van de resultaten van de toets, bedoeld in het tweede lid, indien nodig voor een plan van verbetering. Zij nemen op basis van het plan van verbetering maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

4. Jaarlijks wordt door gedeputeerde staten een geactualiseerd overzicht van wet- en regelgeving ter goedkeuring aan provinciale staten voorgelegd. Dit overzicht wordt aan de accountant verstrekt.

Artikel 6, Tussentijdse rapportage

1. Gedeputeerde staten informeren provinciale staten door middel van een bestuurlijke rapportage over de realisatie van de begroting respectievelijk na 2 en na 8 maanden van het lopende boekjaar.

2. De in het eerste lid genoemde rapportage wordt aan provinciale staten aangeboden in de vorm van een statenbrief.

3. De inrichting van de in het eerste lid genoemde rapportage sluit aan bij de programma-indeling van de Begroting.

4. De in het eerste lid genoemde rapportage gaat in op relevante afwijkingen, zowel wat betreft de lasten en baten, de bereikte resultaten van provinciale activiteiten en indien daar aanleiding voor is de beleidsdoelstellingen.

5. Indien de geconstateerde afwijkingen daartoe aanleiding geven, doen gedeputeerde staten aan provinciale staten voorstellen tot wijziging van de provinciale Begroting.

Artikel 6a, Financiële actualisaties

1. Gedeputeerde staten informeren provinciale staten door middel van een financiële actualisatie over de actuele financiële stand van zaken respectievelijk tot juni en tot oktober van het lopende boekjaar.

2. De in het eerste lid genoemde financiële actualisatie wordt aan provinciale staten aangeboden in de vorm van een statenbrief.

3. De in het eerste lid genoemde financiële actualisatie gaat in op relevante afwijkingen, zowel wat betreft de lasten en baten, met de nadruk op autonome ontwikkelingen.

4. Indien de geconstateerde ontwikkelingen daartoe aanleiding geven, doen gedeputeerde staten aan provinciale staten voorstellen tot wijziging van de provinciale begroting.

Artikel 7, Jaarstukken

1. Gedeputeerde staten dragen zorg voor een adequate vertaling van de verantwoording van de organisatie-eenheden naar de productenrealisatie en naar de programmaverantwoording, conform de artikelen 24 en 25 van het besluit.

2. Gedeputeerde staten leggen verantwoording af over de uitvoering van de programma's. In de verantwoording geeft het college aan:

- de mate waarin de doelstellingen zijn bereikt;

- de bereikte resultaten van provinciale activiteiten;

- de werkelijke baten en lasten.

3. Provinciale staten bepalen aan de hand van de uitvoering van de programma's of de beleidsdoelen van de programma's voor het lopende jaar bijstelling behoeven.

Paragraaf 3, Kaderstelling financiële positie

Artikel 8, Financiële positie

Gedeputeerde staten dragen er zorg voor dat alle besluiten van provinciale staten en in verband waarmee zij gelden, beschikbaar hebben gesteld, zijn opgenomen in de begroting, de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen

Artikel 9, Waardering en afschrijving vaste activa

1. Vaste activa worden voor het bedrag van de investering gewaardeerd, waarbij bijdragen van derden die in directe relatie staan met een actief op de waardering daarvan in mindering worden gebracht.

2. Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling worden, indien wordt voldaan aan de voorwaarden in artikel 60 van het besluit, in 5 jaar afgeschreven.

3. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

4. De materiële vaste activa met economisch nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het besluit, worden afgeschreven in overeenstemming met de verwachte toekomstige levensduur. De volgende termijnen gelden voor de hieronder met name genoemde activa:

- 50 jaar voor nieuwbouw bedrijfsgebouwen

- 10 jaar voor meubilair

- 5 jaar voor zware transportmiddelen, aanhangwagens, personenauto's, lichte motorvoertuigen en technische hulpmiddelen

- 4 jaar voor automatiseringsapparatuur en 4 jaar voor automatiseringsprogrammatuur

Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

5. De materiële vaste activa met economisch nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het besluit, met een verkrijgingsprijs van minder dan € 50.000,--, worden niet geactiveerd, met uitzondering van gronden en terreinen die altijd worden geactiveerd.

6. Ingaande het jaar waarin het actief in gebruik is genomen, wordt begonnen met afschrijven.

7. Onder investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het besluit, worden in ieder geval verstaan: investeringenen aanleg en onderhoud van wegen, waterwegen, civiele kunstwerken, groen en kunstwerken. Aankoop en vervaardiging van deze activa worden onder aftrek van bijdragen van derden en bestemmingsreserves als last ineens ten laste van de exploitatie gebracht, indien de waarde ten hoogste € 100.000,-- bedraagt en geactiveerd indien de waarde hoger is.

8. Voor de verwachte toekomstige levensduur gelden de onderstaande termijnen voor de hieronder met name genoemde activa.

- 30 jaar voor waterwegen;

- 20 jaar voor wegen;

- 90 jaar voor bruggen en viaducten;

- 100 jaar voor sluizen;

- 10 jaar voor maatregelen zoals rotondes, verkeersdrempels, wegversmallingen, bermverhardingen en faunavoorzieningen.

9. Bijdragen aan activa in eigendom van derden die voldoen aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 61 van het besluit, worden afgeschreven in 15 jaar of minder, indien de levensduur van het actief minder dan 15 jaar bedraagt.

10. Activa worden over de waarde daarvan, in overeenstemming met de verwachte toekomstige levensduur, lineair afgeschreven.

11. Kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde worden niet geactiveerd.

12. Het bepaalde in het eerste tot en met het elfde lid is van toepassing op kredieten waarover provinciale staten na 1 januari 2004 hebben besloten.

13. Van het eerste tot en met het elfde lid kan bij besluit van provinciale staten worden afgeweken.

Artikel 10, Reserves en voorzieningen

1. Gedeputeerde staten bieden in de eerste helft van iedere statenperiode aan provinciale staten een Nota reserves en voorzieningen ter vaststelling aan.

2. De in het eerste lid genoemde nota behandelt:

- de vorming en besteding van reserves

- de vorming en besteding van voorzieningen

- de toerekening en verwerking van bedragen wegens het op peil houden en rente

3. In de toelichting op de Jaarrekening als onderdeel van de jaarstukken van de provincie, wordt de vorming en besteding van de reserves en voorzieningen in het verslagjaar kort toegelicht.

4. Als onderdeel van de Begroting wordt jaarlijks een geactualiseerd overzicht verstrekt van de actuele stand en de verwachte vorming en besteding van de reserves en voorzieningen in het desbetreffende begrotingsjaar.

5. Het in het eerste tot en met vierde lid bepaalde is overeenkomstig van toepassing op middelen die door middel van leningen en/of garanties revolverend worden ingezet.

Artikel 11, Kostprijsberekening

Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van de rechten, als bedoeld in artikel 223 van de Provinciewet, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden de directe kosten die samenhangen met de dienstverlening en een opslag van 50% op de directe personele kosten voor overhead betrokken.

Artikel 12, Financierings- en treasuryfunctie

Het door provinciale staten vastgestelde Treasurystatuut is voor gedeputeerde staten van toepassing bij uitvoering van de treasuryfunctie.

Paragraaf 4, Financiële organisatie en administratie

Artikel 13, Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

1. het sturen en beheersen van activiteiten en processen in de provincie als geheel en in de organisatie-eenheden;

2. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden;

3. het verschaffen van informatie aan de budgethouders en voor het maken van kostencalculaties;

4. het bevorderen van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

5. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

6. de controle van de registratie van de gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen.

Artikel 14, Financiële organisatie

Gedeputeerde staten dragen zorg voor en leggen vast:

1. een eenduidige indeling van de provinciale organisatie en een eenduidige toewijzing van provinciale taken aan de organisatie-eenheden;

2. een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan de beleids- en beheersorganen, de toezichthouder en derden zoals bedoeld in het besluit, is gewaarborgd;

3. de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

4. de te maken afspraken met de organisatie-eenheden over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

5. de regels voor de verlening van decharge over het gevoerde beheer van de organisatie-eenheden.

Artikel 15, Inkoop en aanbesteding

Gedeputeerde staten dragen zorg voor en leggen de regels vast die toezien op de inkoop en aanbesteding van werken, diensten en leveringen.

Artikel 16

Gedeputeerde staten zijn bevoegd om een nadere invulling aan de Begroting te geven indien en voor zover deze wijzigingen betrekking hebben op specifieke doeluitkeringen of door derden geoormerkte bijdragen.

Artikel 17, Slotbepaling

1. Deze verordening treedt in werking na plaatsing in het Provinciaal blad en werkt terug tot 1 januari 2012, met dien verstande dat de Begroting voor het begrotingsjaar 2012 voldoet aan de bepalingen van deze verordening.

2. Deze verordening wordt aangehaald als Financiële verordening Drenthe 2012.

TOELICHTING

OP DE FINANCIËLE VERORDENING DRENTHE 2012

Artikel 2, Begroting

Tweede lid

Provinciale staten autoriseren de provinciale Begroting voor telkens één totaalbedrag voor lasten en één totaalbedrag voor baten per programma, met dien verstande:

- dat in de Begroting voor provinciale staten geen onderscheid meer gemaakt wordt tussen de verschillende kostensoorten;

- dat per programma in de Begroting ten minste de 3 vragen beantwoord worden, te weten:

* wat willen wij bereiken?

* wat gaan wij ervoor doen?

* wat zijn de kosten en eventuele baten die eraan verbonden zijn?

Zevende lid

In de periode voorafgaand aan deze verordening werd bij een beroep op het in de begroting opgenomen bedrag voor onvoorziene uitgaven door provinciale staten een begrotingswijziging vastgesteld. Nadeel hierbij was dat het traject voor besluitvorming circa 2 maanden in beslag neemt. Dit had onder meer tot gevolg dat na medio oktober van ieder jaar in het geheel geen beroep op onvoorzien meer mogelijk was. Om de slagvaardigheid van het college op dit punt te vergroten wordt in het vierde lid geregeld dat gedeputeerde staten bevoegd zijn de Begroting te wijzigen, voor zover deze wijziging ten laste wordt gebracht van het bedrag voor onvoorziene uitgaven. Het besluit biedt hiervoor ruimte.

Volgens het besluit wordt bij de programmaverantwoording inzicht gegeven in het gebruik van het geraamde bedrag voor onvoorzien. Verder is in het besluit bepaald dat de toelichting op de Programmarekening een overzicht van de aanwending van het bedrag voor onvoorzien bevat. De verantwoording dient plaats te vinden op het desbetreffende programma, product, functie. De bevoegdheid voor gedeputeerde staten tot wijziging van de Begroting ten laste van onvoorzien, is bedoeld om deze verantwoording, alsmede een adequaat budgetbeheer, mogelijk te maken.

Artikel 3, Kaders Begroting

De aanbieding en vaststelling van een voorjaarsnota, maakt deel uit van de reguliere planning- en controlcyclus. In bijzondere situaties kunnen gedeputeerde staten aan provinciale staten in afwijking van lid 1 het voorstel doen om in plaats van de Voorjaarsnota een andere vorm te kiezen voor de invulling van de kaderstellende rol van provinciale staten ten aanzien van de Begroting van het volgende jaar. Nemen provinciale staten dit voorstel over, dan is de termijn genoemd in lid 2, tweede volzin toepasselijk.

Artikel 6, Tussentijdse rapportage

De bestuursrapportage heeft het karakter van een afwijkingsrapportage, zowel financieel als beleidsinhoudelijk. De eerste bestuursrapportage bevat vooral een actualisatie van het in de Begroting geautoriseerde beleid. Voor de 1e bestuursrapportage wordt de realisatie van de eerste 2 maanden als basis gebruikt. Financiële consequenties die in de bestuursrapportage vermeld worden, worden door middel van een begrotingswijziging verwerkt in de Begroting. De 2e bestuursrapportage, die in het najaar verschijnt, is een voorloper op de jaarstukken. In dit verantwoordingsdocument wordt vooral op de voortgang van de uitvoering ingegaan en op de maatregelen die eventueel noodzakelijk zijn om de uitvoering nog conform de planning te laten verlopen. In de 2e bestuursrapportage wordt de realisatie van de eerste 8 maanden van het lopende begrotingsjaar als input gebruikt. Op basis hiervan vindt zowel financieel als eleidsinhoudelijk bijstelling van de lopende Begroting plaats. Financiële consequenties die in de bestuursrapportage vermeld worden, worden door middel van een begrotingswijziging verwerkt in de Begroting.

Artikel 6a, Financiële actualisatie

Provinciale staten hebben aangegeven vaker geïnformeerd te willen worden over de financiële stand van zaken. Om hier uitvoering aan te geven bevat de jaarcyclus met ingang van het jaar 2012 naast twee bestuursrapportages ook twee financiële actualisaties. In de financiële actualisaties wordt de nadruk gelegd op autonome ontwikkelingen met financiële consequenties (Provinciefonds, wijzigingen rijksbeleid, opcenten motorrijtuigenbelasting etc.). Deze actualisaties worden in de vorm van een brief aan provinciale staten verstrekt. De eerste financiële actualisatie geeft een beeld tot en met juni van het lopende begrotingsjaar. De tweede financiële actualisatie geeft een beeld tot en met oktober. Op die manier hebben provinciale staten de mogelijkheid deze ontwikkelingen meer op de voet te volgen. De financiële actualisaties zorgen bovendien voor een actueel beeld van de Begroting.

Artikel 8, Financiële positi

Dit artikel beoogt te regelen dat gedeputeerde staten de besluiten van provinciale staten volledig verwerken in de Begroting en in de Meerjarenraming.

Artikel 9, Waardering en afschrijving vaste activa

Vijfde lid

Het voorgestelde grensbedrag voorkomt dat zaken van een te geringe waarde worden geactiveerd.

Zevende lid

Hierin wordt een andere keuze voorgesteld dan wordt aanbevolen in het besluit. Volgens het BBV kunnen dergelijke investeringen wel worden geactiveerd, maar in de toelichting staat dat dit niet wordt aanbevolen. In genoemde toelichting staat dat de uitzondering uitsluitend is toegelaten omdat sommige provincies en gemeenten anders niet in staat zouden zijn bepaalde investeringen in de openbare ruimte te doen. Tot op heden zijn investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut steeds geactiveerd en is er op afgeschreven. Op grond van het actuele inzicht in de financiële consequenties van deze (vervangings)investeringen in de (nabije) toekomst blijft activeren en afschrijven noodzakelijk, gelet op onze relatief beperkte financiële middelen. Een stap in de richting van de geest van het BBV is het leggen van het grensbedrag voor deze investeringen bij € 100.000,--.

Achtste lid

De voorgestelde afschrijvingstermijnen zijn binnen de provinciale organisatie afgestemd. De staten kunnen hiervan echter afwijken. Zie ook het dertiende lid.

Negende lid

Ook op deze activa mag worden afgeschreven. Hierbij wordt een maximale termijn vastgelegd van 15 jaar. Overweging hierbij is dat in artikel 61 voorwaarden worden gesteld aan het activeren van activa in eigendom van derden. Een ruime termijn lijkt daarom verantwoord. Omdat het  terugvorderings-recht in de praktijk op problemen kan stuiten, wordt toch een maximale afschrijvingsduur van 15 jaar voorgesteld.

Tiende lid

Lineair afschrijven veronderstelt een evenredige waardevermindering van een actief over de levensduur. Hoewel dit niet in alle gevallen recht doet aan de werkelijke waardevermindering, is een voordeel dat het systeem redelijk eenvoudig is. Impliciet betekent dit artikel dat op nieuwe activa niet meer annuïtair wordt afgeschreven. Het voordeel van annuïtair afschrijven is dat de lasten voor de exploitatie steeds gelijkmatig zijn. Nadeel ervan is echter het onjuiste beeld dat hierdoor over de vermogenspositie ontstaat.

Met het BBV wordt een stap gezet om gemeenten en provincie een beter beeld van de vermogenspositie te laten geven. Lineair afschrijven is in dit verband een acceptabele methodiek.

Artikel 10, Reserves en voorzieningen

Eerste lid

Per statenperiode vindt een actualisatie van het beleid ten aanzien van reserves en voorzieningen plaats in de vorm van een Nota reserves en voorzieningen. Deze nota wordt niet jaarlijks geactualiseerd, maar informatie wordt wel jaarlijks verstrekt in de jaarstukken en in de Begroting.

Derde lid

Een jaarlijkse verantwoording wordt voorgesteld.

Vierde lid

Bij wijze van tussentijdse actualisatie van het beleid ten aanzien van reserves en voorzieningen wordt op het niveau van de uitvoering van dit beleid als onderdeel van de Begroting jaarlijks een geactualiseerd overzicht verstrekt van de actuele stand en de verwachte vorming en besteding van de reserves en voorzieningen in het desbetreffende begrotingsjaar.

Artikel 11, Kostprijsberekening

Artikel 225 van de Provinciewet regelt dat de tarieven zodanig vastgesteld worden dat de geraamde baten van de rechten niet uitgaan boven de geraamde lasten ter zake. De legesopbrengst van de provincie is vrij gering. Een bescheiden overhead van 50% is klant/burgervriendelijk.

Artikel 14, Financiële organisatie

Overwogen is dat regels voor het verlenen van décharge een essentieel onderdeel zijn  van verantwoorden.