Regeling vervallen per 19-11-2019

Subsidiereglement Drentse Green Deals

Geldend van 01-01-2016 t/m 18-11-2019

Intitulé

Subsidiereglement Drentse Green Deals

Inhoud

OVERWEGINGEN

1.    Dit reglement maakt deel uit van het Drentse Energieprogramma 2012-2015 en heeft tot doel een zo consistent mogelijk afweging te maken bij de beoordeling of ingediende projecten bijdragen aan de realisatie van de doelstellingen van het Drentse Energieprogramma 2012-2015 en derhalve voor een Drentse Green Deal in aanmerking komen. De focus voor Drentse Green Deals ligt op "biobased energy"-projecten, conform de keuze gemaakt in het Energieprogramma. Met de realisatie van deze projecten wordt de basis gelegd voor de verwezenlijking van een biobased economy in de provincie Drenthe. Een Drentse Green Deal is een overeenkomst waarin wordt beschreven welke activiteiten de provincie - in het verlengde van haar bestuursrechterlijke rol - en welke activiteiten de initiatiefnemer(s) zullen ontplooien en welke eventuele financiële ondersteuning de provincie daarbij kan bieden.

2.    Dit reglement beoogt tevens het wettelijk kader te bieden voor de in afgesloten Drentse Green Deals door gedeputeerde staten van Drenthe toegezegde financiële bijdragen.

3.    Vanaf het moment van vaststelling van dit reglement, worden Drentse Green Deals uitsluitend gesloten onder de voorwaarden zoals in dit reglement bepaald.

Artikel 1, Begripsbepalingen

-     ASV: de Algemene subsidieverordening Drenthe 2012.

-     De-minimisverordening: Verordening (EU) nummer 1407/2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun.

-     Afzet bio-/groengas: biogas of groengas (voor bijvoorbeeld transport of warmte), dat wordt ingezet en tot waarde wordt gebracht.

-     Biogas: gas, afkomstig uit vergisting of vergassing van  organische afvalstromen.

-     Biomassaproductie: productie van biomassa, die voldoet aan de definitie van biomassa uit richtlijn 2001/80/EG en voorkomt op de zogenaamde "witte" of "gele" lijst, zoals onder andere gepubliceerd op de website van Infomil.

-     Duurzame energie: energie opgewekt met installaties waarbij uitsluitend van hernieuwbare energiebronnen wordt gebruik gemaakt, alsmede het aandeel in calorische waarde van de met hernieuwbare energiebronnen in hybride installaties opgewekte energie die ook conventionele energiebronnen gebruiken.

-     Drentse Green Deal: overeenkomst tussen de provincie en initiatiefnemer(s) over een project, waarbij de provincie diensten en/of financiële ondersteuning inzet op basis van een tegenprestatie.

-     Pilot/Generiek: een Drentse Green Deal kan worden aangemerkt als Pilot als het project uniek en innovatief is in Drenthe en/of indien het project zich in een pioniersfase bevindt en wordt ondersteund met de bedoeling om meer van dit soort projecten in een later stadium te ondersteunen in een Generieke Drentse Green Deal.

-     Energietransitiepark: locatie binnen de provincie Drenthe, waarop bedrijven samenwerken op het gebied van duurzame energieproductie, -aanbod en -afname en/of de infrastructuur die daarvoor nodig is, waarbij mogelijk ook andere synergievoordelen zich kunnen voordoen. Deze locaties bevinden zich in Coevorden, Emmen, Gasselternijveen en Wijster.

-     Groengas: tot aardgaskwaliteit opgewerkt biogas.

-     Infrastructuur: infrastructuur gericht op het transporteren van warmte, bio- of groengas.

-     Initiatiefnemer: een natuurlijke persoon of partij, die op een actieve manier betrokken is bij het (kandidaat) project.

-     Onderwijs en onderzoek: type project, gericht op activiteiten binnen het curriculum van het Energy College en de Energy Academy, zijnde onderdelen van de Green Deal Noord-Nederland.

-     Synergievoordelen: voordelen (financieel of energetisch) die voortvloeien uit gezamenlijk inkoop of gebruik van elkaars (rest)producten tussen nabijgelegen ondernemingen.

-     Aardepiramide biobased economy: rangorde van hoogwaardige en laagwaardige aanwending van biomassa (zie figuur hiernaast).

-     Warmtenet: net, gericht op het transporteren en het afleveren van warmte, geproduceerd uit duurzame energiebronnen of restwarmte.

Algemene bepalingen

Artikel 2

Gedeputeerde staten van Drenthe kunnen aangaande projecten die aantoonbaar zullen bijdragen aan de doelstellingen van het Energieprogramma 2012-2015 een Drentse Green Deal sluiten of via een Generieke Drentse Green Deal zelf een aanvraag naar bepaalde projecten uit de markt doen.

Artikel 3

1.    Het sluiten van een Drentse Green Deal is mogelijk als het project:

a.     zicht biedt op resultaten binnen een periode van maximaal 3 jaar en

b.     in de provincie Drenthe plaatsvindt of indien het gedeeltelijk in de provincie Drenthe plaatsvindt, een duidelijke meerwaarde voor de provincie zal opleveren en

c.     leidt tot (bestendiging van) een nieuwe of aanvullende economische activiteit in de provincie Drenthe en

d.     zich richt op ten minste een van de volgende categorieën:

1.     biomassaproductie

2.     groengasproductie

3.     groengas infrastructuur

4.     afzet bio-/groengas

5.     energietransitiepark

6.     warmtenetten

7.     duurzame energieproductie

8.     slimme energiesystemen

9.     onderzoek en onderwijs

2.    Bij de in het vorige lid genoemde categorieën d, onderdelen 1 en 2 (biomassa- en groengasproductie), houdt het project rekening met de waardepiramide van de biobased economy.

3.    Voor de, in het vorige lid genoemde categorie d, onderdeel 9 (onderzoek en onderwijs), gelden de volgende voorwaarden:

a.    het project biedt oplossing(en) voor knelpunten in kennis en capaciteit in de duurzame energiesector en

b.    het project bestaat uit een samenwerkingsverband tussen bedrijfsleven en onderwijs en

c.    nieuwe initiatieven sluiten aan op/zijn verbonden met het E-College of de Energy Academy Europe en

d.    de projectresultaten zijn direct bruikbaar in de praktijk.

4.    Per categorie dient aan de volgende minimumwaarden te worden voldaan:

a.    biomassaproductie: biomassaproductie: minimaal 25.000 ton per jaar;

b.    groengasproductie: een minimale productie van 2 miljoen m3 per jaar;

c.    groengas infrastructuur: een minimale doorzet van 4 miljoen bio-/ groengas m3 per jaar;

d.    afzet bio-/groengas in de mobiliteit: een minimale afname van 50.000 kg per jaar (plm 50 auto's  met 20.000km/jaar;

e.    ontwikkeling van  energietransitieparken dient plaats te vinden op de ETP's Emmen, Wijster, Coevorden of Gasselternijveen en dient in voldoende mate bij te dragen aan de ontwikkeling van het desbetreffende ETP;

f.     warmtenetten: een minimaal vermogen van 0,5 MW of een minimale warmtelevering dat gelijk staat aan 0,25 miljoen m3 aardgasequivalenten per jaar;

g.    duurzame energieproductie zijnde: zonne-energie met minimale omvang 0,1 MWp, aardwarmte met minimale omvang 0,2 MW, energie uit biomassa (pyrolyse/torrefractie/verbranding) met minimale omvang 0,5 MW;

h.    slimme energiesystemen: intelligente energiesystemen gericht op besparing en balancing, met een minimale omvang van een wijk of industrieterrein.

5.    Een project dat niet of niet geheel voldoet aan de voorwaarden genoemd in de leden 1 tot en met 4, kan door gedeputeerde staten als Pilot Drentse Green Deal worden aangemerkt indien het project voldoet aan de volgende voorwaarden:

a.     de mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen van het programma is hoog;

b.     de mate van relatieve kosteneffectiviteit (hoeveelheid duurzame energieproductie of CO2-reductie in relatie tot investeringen) van het project ten opzichte van de andere ingediende projecten;

c.     het project leidt tot werkgelegenheid in de provincie Drenthe;

d.     het project draagt bij aan een verdere vormgeving/ontwikkeling van de duurzame energie-economie;

e.     indien van toepassing: de manier waarop het project de beschikbaarheid van biomassa heeft gewaarborgd;

f.      het project verdringt niet (in)direct de voedselproductie;

g.     het project bevindt zich in een pioniersfase;

h.     het project is innovatief;

i.      de mate waarin het project inzicht biedt in nieuwe verdienmodellen ten aanzien van natuur(beheer) en agrarische bedrijfsvoering is hoog;

j.      de mate waarin het project het maatschappelijk belang dient en/of competitieve energieprijzen voor de toekomst gehanteerd worden, zodat het leidt tot kostenvoordelen voor burgers en/of bedrijven is hoog;

k.      de mate waarin het project houdt rekening met landschappelijke inpassing en ligt of komt te liggen op een locatie waar optimaal rekening is gehouden met mogelijke synergievoordelen is hoog.

Besluitvorming

Artikel 4

1.    Een initiatiefnemer van een project dient, om in aanmerking te komen voor het sluiten van een Drentse Green Deal, op eigen initiatief of daartoe uitgenodigd door gedeputeerde staten, een door gedeputeerde staten vastgesteld intakeformulier in en voert daarover een intakegesprek met medewerkers van de provincie.

2.    Gedeputeerde staten besluiten of sprake is van een kansrijke Drentse Green Deal of een kansrijke inschrijving op een Generieke Drentse Green Deal. Ingeval de af te sluiten deal ook financiële steun door de provincie omvat dient tevens een subsidieaanvraag, inclusief een activiteitenplan ingediend te worden bij gedeputeerde staten, conform een door gedeputeerde staten vastgesteld aanvraagformulier.

3.    In de subsidieaanvraag wordt melding gemaakt van subsidies of andere vormen van staatssteun die de subsidieontvanger, alsmede het eventuele moederconcern dan wel dochters van de onderneming of het eventuele moederconcern hebben ontvangen in de drie jaren voorafgaand aan de aanvraag voor subsidie. Tevens wordt melding gemaakt van eventuele andere aanvragen die in behandeling zijn op het moment van de aanvraag voor subsidie op grond van dit besluit.

4.    Gedeputeerde staten informeren de initiatiefnemer formeel over ieder besluit ten aanzien van het door hem ingediende project.

Financiële ondersteuning van de projecten

Artikel 5

1.    Gedeputeerde staten kunnen als onderdeel van een Drentse Green Deal een subsidieverleningsbeschikking nemen.

2.    Indien sprake is van subsidiëring aan ondernemingen, wordt in de deal de maximale provinciale steun bepaald en wordt deze uitsluitend ter beschikking gesteld binnen de wettelijke kaders en onder de voorwaarde dat een en ander strookt met de toepasselijke staatssteunregels.

3.    In afwijking van de ASV verstrekken gedeputeerde staten geen financiële steun lager € 10.000,--.

4.    De te verlenen subsidie moet voldoen aan de de-minimisverordening.

5.    De te verlenen subsidie, die de de-minimisverordening overschrijdt kan alleen worden verleend in bijzondere gevallen en onder de voorwaarde dat de steun voldoet aan andere geldende vrijstellingsverordeningen inzake staatssteun, maar bedraagt niet meer dan 40% van de in aanmerking komende kosten met een maximum van € 500.000,-- per project. 

6.    In bijzondere gevallen is cumulatie met andere provinciale subsidies toegestaan, mits het op grond van dit reglement te verlenen subsidiebedrag plus eventueel andere provinciale subsidies niet hoger is dan 50% van de in aanmerking komende kosten.

Aanvullende voorwaarden voor financiële ondersteuning in de vorm van een lening of garantie

Artikel 6

1.    Financiële ondersteuning verstrekt in de vorm van een lening of garantie wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening en binnen 8 weken na het verlenen van de subsidie een uitvoeringsovereenkomst is gesloten.

2.    In de subsidiebeschikking kunnen voorwaarden worden opgenomen ten aanzien van het aanhouden van liquide middelen ten behoeve van onderhoud, rente en aflossingsverplichtingen en onvoorziene omstandigheden.

3.    In geval van een garantie sluit de aanvrager uiterlijk 8 weken na het verlenen van de subsidie met een bank de bij de aanvraag overlegde door een bank geoffreerde kredietovereenkomst en definitieve garantverklaring.

4.    De subsidieontvanger betaalt gedeputeerde staten jaarlijks rente over de geldlening. In geval van een garantie betaalt de subsidieontvanger aan gedeputeerde staten een jaarlijkse premie voor de verstrekte garantie.

5.    In geval van een geldlening betaalt de subsidieontvanger in ieder geval halfjaarlijks het overeengekomen aflossingsbedrag, met ingang van 1 januari van het tweede jaar volgende op de datum van verlening van de subsidie, terug aan gedeputeerde staten.

6.    In geval van een door de bank ingeroepen garantie, betaalt de subsidieontvanger aan gedeputeerde staten het door de provincie aan de bank betaalde terug.

7.    In de uitvoeringsovereenkomst kunnen verplichtingen worden opgenomen ten aanzien van de kredietwaardigheid van de subsidieontvanger.

8.    In afwijking van de ASV wordt een aanvraag tot vaststelling van de subsidie ingediend uiterlijk 13 weken voor aflossing van de lening of het einde van de garantie.

9.    In geval van een garantie kan deze ambtshalve worden vastgesteld zodra:

a.     het krediet waarvoor de provincie een garantie heeft afgegeven is afgelost; of

b.     in geval de bank de garantie heeft ingeroepen; de vordering van de provincie op de ontvanger van de garantie is voldaan dan wel de provincie heeft besloten af te zien van verdere invordering.

10.  Indien het project niet wordt uitgevoerd zoals is vastgelegd in de Drentse Green Deal en de subsidiebeschikking en niet is voldaan aan het in artikel 7 bepaalde, kunnen gedeputeerde staten besluiten eenmalig een premie van maximaal 5% van de hoogte van de afgegeven garantie bij de ontvanger van de garantie terug te vorderen.

Uitvoering Drentse Green Deal

Artikel 7

1.    De initiatiefnemer dient belangrijke wijzigingen in het project, ten opzichte van de beschrijving in de Drentse Green Deal schriftelijk te melden aan gedeputeerde staten.

2.    Indien de looptijd van de Drentse Green Deal langer duurt dan 1 jaar wordt ten minste eenmaal per jaar  rekening en verantwoording afgelegd omtrent de verrichte activiteiten, en de daaraan verbonden inkomsten. In geval van een lening of garantie wordt daarbij in ieder geval de jaarrekening overgelegd.

Communicatie

Artikel 8

In een afgesloten Drentse Green Deal worden afspraken gemaakt over de communicatie ervan.

Subsidieplafond

Artikel 9

1.    Binnen de in de begroting vastgestelde middelen voor het Energieprogramma stelt het college van Gedeputeerde Staten vast hoeveel middelen voor financiële steun vanuit Drentse Green Deals beschikbaar zijn.

2.    Voor het bepalen van het bereiken van het plafond beslissen gedeputeerde staten op volgorde van binnenkomst van een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 4, tweede lid.

3.    Indien de aanvraag, als bedoeld in het vorige lid nog niet volledig is, wordt het tijdstip van binnenkomst bepaald door het moment waarop de aanvraag wel volledig is.

Toelichting

behorende bij het Subsidiereglement Drentse Green Deals

Algemeen

Bij besluit van gedeputeerde staten van 25 juni 2013 is dit reglement onder de volgende overwegingen aangepast:

-     Door vereenvoudiging wordt dit reglement procedureel eenvoudiger uitvoerbaar gemaakt.

-     Door verlaging van de ondergrenzen in dit reglement komen meer projecten in aanmerking voor een Drentse Green Deal.

-     Door verbreding van dit reglement wordt het mogelijk gemaakt dat ook met projecten in het kader van zonne-energie, aardwarmte en energie uit biomassa een Drentse Green Deal gesloten kan worden.

-     Door verhoging van het subsidieplafond in dit reglement wordt de bovengrens van de te verlenen subsidie gesteld op € 200.000,-- per project, waarbij gebruik is gemaakt van de vrijstellingsmogelijkheid betreffende de-minimissteun. In uitzonderingsgevallen kan daarnaast, middels de Algemene groepsvrijstellingsverordening, de bovengrens verhoogd worden tot € 500.000,--. Het reglement gaat uit van een maximaal steunpercentage van 40% (tenzij artikel 5, zesde lid, van het reglement van toepassing is; in dat geval is het maximale steunpercentage 50%) met een maximum van € 500.000,--.

-     Synchronisatie van het reglement met de nieuwe kaders rondom revolverende middelen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 4, derde lid, juncto artikel 5, vijfde en zesde lid

Gelet op het maximaal te verstrekken subsidiebedrag is er de mogelijkheid gebruik te maken van een vrijstellingsverordening van de EG nr. 1998/2006, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 EG op de-minimissteun. Dit betekent dat de subsidieontvanger (dus per onderneming, alsmede het eventuele gehele moederconcern waartoe de onderneming behoort) niet meer dan € 200.000,-- aan subsidie over een periode van drie belastingjaren (dus inclusief eerdere ontvangen subsidies van overheidsinstanties) aan steun mag ontvangen. De aanvrager moet daarom aangeven hoeveel de-minimussteun door de aanvrager in het lopende en de twee daar aan voorafgaande belastingjaren ontvangen is en verklaren dat de totale steun niet meer dan € 200.000,-- bedraagt in een zogenaamde de-minimis-verklaring.

Indien het maximaal te verstrekken subsidiebedrag (40% en 500.000,--) de de-minimussteun overschrijdt is het in gevallen die in het bijzonder bijdragen aan het behalen van de programmadoelstellingen of op andere onderdelen bijvoorbeeld zeer veelbelovend of uniek zijn, is het mogelijk om toch subsidie te verlenen mits de steun verleend kan worden onder een andere vrijstellingsverordening.

Steun dient altijd te voldoen aan de voorwaarden, maximum steunpercentages en plafond van de desbetreffende vrijstellingsverordening en daarnaast aan de maximum steunpercentages en plafond van dit reglement.   

Artikel 6

Artikel 4:36 van de Awb maakt het sluiten van een zogenaamde uitvoeringsovereenkomst mogelijk, met name met het oog op subsidies die worden verleend in de vorm van een garantie of een lening. In het eerste lid van dit artikel is in overeenstemming met artikel 4:33 sub a van de Awb het sluiten van de uitvoeringsovereenkomst als opschortende voorwaarde voor subsidieverlening opgenomen.

Leningen

De genoemde Europese regelgeving stelt een groot aantal eisen aan het verstrekken van subsidies door gedeputeerde staten in de vorm van leningen. Bij de verlening van de rentekorting verlenen gedeputeerde staten ook staatssteun. Bij de beoordeling van elke subsidieaanvraag zal worden getoetst of de subsidie in overeenstemming met de Europese eisen kan worden verstrekt.

Om te kunnen bepalen of het maximum steunpercentage en het steunplafond niet worden overschreden, dient per te verlenen subsidie te worden bepaald wat het steunbedrag is. Om te bepalen wat het steunbedrag is dat wordt verleend dient het verschil te worden vastgesteld tussen de rente die conform de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld (dit is in de "marktconforme rente") en de rente die daadwerkelijk wordt betaald door de aanvrager, waarbij van dit verschil de contante waarde moet worden berekend. Bij het vaststellen van de rente die op grond van de Mededeling-rentepercentages geldt, moet het rentepercentage worden vastgesteld dat van toepassing is op het moment van het verstrekken van de lening. Concreet wil dat zeggen dat steeds moet worden nagegaan welk basisrentepercentage van toepassing is op het moment van het verstrekken van de lening.

Garantie

In het geval de subsidie uit een garantie bestaat, dient het steunbedrag als volgt te worden bepaald. Om het steunbedrag te kunnen berekenen dat voortvloeit uit een garantie, dient het verschil te worden berekend tussen de marktconforme premie die wordt bepaald op grond van de Mededeling-garanties en de daadwerkelijk door de begunstigde te betalen premie, waarbij de netto contante waarde van het premievoordeel moet worden berekend. De hoogte van de marktconforme premie is afhankelijk van de rating van de aanvrager.

Artikel 7

Van een bijzonder geval kan bijvoorbeeld sprake zijn indien binnen het project, naast de beoogde programmadoelen, ook andere provinciale beleidsdoelen worden gerealiseerd. De maximale subsidie van 40% kan dan additioneel worden verhoogd tot 50% van de totale projectkosten.